30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

Nr. 750 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 maart 2021

Hierbij ontvangt u, mede namens de Ministers van Economische Zaken en Klimaat, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, de kabinetsreactie op het briefadvies «Groen uit de crisis»1 van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli).

In dit briefadvies constateert de Rli dat het economisch herstelbeleid waar mogelijk moet helpen bij het verwezenlijken of versnellen van de duurzaamheidsdoelen waar ons land zich al voor de coronacrisis aan heeft verbonden. Daartoe stelt de Rli zich de vraag: met welke investeringen of andere beleidsmaatregelen in de fysieke leefomgeving kan de overheid het economisch herstel op gang brengen en tegelijkertijd de transformatie naar een duurzame en vitale economie op de langere termijn structureel ondersteunen?

De Rli ziet met het oog op economisch herstel en duurzame ontwikkeling drie handelingsperspectieven voor de overheid: i) bestaand overheidsbeleid dat geen aanpassing behoeft of geen relatie heeft met groen herstel ongemoeid laten; ii) geplande maatregelen pauzeren omdat door de coronacrisis onzeker is geworden of ze nog zinvol zijn; iii) bestaand overheidsbeleid waar nodig voor groen herstel intensiveren, versnellen of aanpassen.

De Rli presenteert met het advies een beoordelingskader wat kan helpen bij het aanpassen van bestaand beleid of het ontwerpen van groen herstelbeleid voor de kortere termijn. Op basis van dit beoordelingskader identificeert de Rli een aantal mogelijkheden voor een «groen herstelbeleid», dat maximale synergie garandeert tussen het realiseren van economisch herstel op korte termijn en duurzame ontwikkeling op langere termijn. De raad geeft suggesties voor een aantal beleidsterreinen: verduurzaming gebouwde omgeving, versnelling woningbouw, toekomstbestendige energie-infrastructuur, verduurzaming landelijk gebied, emissieloze mobiliteit, emissieloze lucht- en zeevaart en klimaatadaptatie. De Rli sluit zich aan bij belangrijke uitgangspunten die verschillende planbureaus, collega-adviesraden en de Denktank Coronacrisis in adviezen aan het kabinet uitgebracht hebben. De Rli noemt in het bijzonder de realisatie van brede welvaart voor de huidige en toekomstige generaties, de noodzaak van Europese samenwerking en de waarde van initiatieven uit de samenleving.

Volgens de raad bieden de staande beleidsdoelen voor het tot stand brengen van de duurzaamheidstransities houvast voor het maken van keuzes om te komen tot groen herstel. De raad stelt wel dat het herstelbeleid niet zonder een inspirerende visie van de overheid op de toekomst kan, waarin economische, ecologische en maatschappelijke doelen met elkaar worden verbonden op een manier die mensen en ondernemers uitnodigt en uitdaagt om samen de schouders eronder te zetten.

De raad benadrukt dat het advies gelezen moet worden als eerste denkoefening voor het toepassen van de door de raad aangereikte beoordelingscriteria voor groen herstel op concrete beleidsmaatregelen. Deze kabinetsreactie gaat specifiek in op het tweede en derde door de Rli geschetste handelingsperspectief.

De rijksoverheid kan volgens de raad overwegen om geplande maatregelen te pauzeren. Onder «pauzeren» verstaat de raad het aanhouden van maatregelen met onherroepelijke consequenties (zoals investeringen, aanbestedingen), om de tijd te nemen voor reflectie. Een pauze is aan de orde wanneer er sprake is van gedragsveranderingen of veranderingen in maatschappelijke normen die aanleiding geven om eens kritisch te kijken of het niet beter anders kan. Departementen die betrokken zijn bij het leefomgevingsbeleid zouden hun beleid in een quick scan tegen het licht kunnen houden en beoordelen voor welke facetten van dat beleid een pas op de plaats noodzakelijk is. Het kabinet neemt deze suggestie ter harte en neemt waar mogelijk de tijd voor reflectie, om keuzes uit het verleden te heroverwegen en daarover de dialoog te voeren.

Het advies van de Rli reikt een beoordelingskader aan waarmee de duurzaamheidsopgaven in de fysieke leefomgeving onderdeel kunnen worden van de afwegingen voor een herstelbeleid. Het beoordelingskader formuleert drie uitgangspunten voor beleidsoverweging: uitvoerbaarheid op korte termijn (in de komende kabinetsperiode), bijdrage aan economisch herstel op korte termijn (bijdragend aan behoud van of creëren van nieuwe werkgelegenheid en verdienvermogen) en bijdrage aan brede welvaart (maatregelen die bijdragen aan economische structuurversterking, aan de transitie naar een duurzame leefomgeving en aan sociale rechtvaardigheid).

De crisis- en herstelmaatregelen van het kabinet op korte termijn zijn grotendeels generiek van aard, gericht op het beschermen van werkgelegenheid en bedrijvigheid, het reduceren van de onzekerheid en het bieden van ruimte voor aanpassing door mensen en bedrijven.2 Extra investeringen bieden wel perspectief voor na de crisis, gericht op het verbeteren van het toekomstig verdienvermogen door te investeren in digitalisering, infrastructuur, woningbouw en verduurzaming.3

Het kabinet onderschrijft, bijvoorbeeld, het voorstel van de Rli om door middel van digitalisering de vergroening van de landbouwsector te stimuleren. Digitalisering en datagebruik kan bijdragen aan gerichtere inputs (minder gebruik van gewasbeschermingsmiddelen), meer transparantie in de keten omtrent duurzame productiewijzen, betere monitoring (bijvoorbeeld van emissies of ontwikkeling van de biodiversiteit) en betere handhaving op verduurzamingsaspecten.

Specifiek voor het klimaatbeleid houdt het kabinet vast aan de in het Klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813, nr. 193) vastgestelde ambities en het daaruit volgende transitiepad naar 2030.4 Daarnaast is voor de middellange termijn reeds aangekondigd om in het kader van het steun- en herstelpakket in de komende jaren investeringen ter waarde van circa 2 miljard euro naar voren te halen, waarvan ongeveer 1,5 miljard euro op het terrein van bouw en leefomgeving.5 Om exporteurs te stimuleren groener uit de crisis te komen wordt een groene exportontwikkelingsgarantie ontwikkeld, en wordt de dekking van de exportkredietverzekering en van de investeringsverzekering voor groene investeringen in het buitenland uitgebreid.6 Deze versnellingen en intensiveringen ondersteunen de economie op korte termijn en dragen bij aan duurzaamheidsdoelen voor de lange termijn.

Nederland onderschrijft bovendien de ambitie van de Europese Commissie om tot versnelde verduurzaming van de economie te komen. De Europese Recovery and Resilience Facility (RFF) stelt als voorwaarde om ten minste 37% van de middelen in te zetten op de groene transitie. Voor Nederland komt dit neer op circa 2 miljard euro. Beleidsmatig worden ambities aangescherpt in het kader van de Europese Green Deal. Een ambtelijke studiegroep, onder onafhankelijk voorzitterschap van AFM-voorzitter Laura van Geest, heeft geadviseerd over de nationale invulling van deze aanscherpingen. Het advies van deze studiegroep is inmiddels aan uw Kamer toegezonden7.

Gezamenlijk vormen deze maatregelen een solide basis voor een groen herstel.

Volgens de Rli kan op de langere termijn het beoordelingskader beleidsmakers en politieke partijen helpen bij het ontwerpen van herstelbeleid, en bij het opstellen van verkiezingsprogramma’s c.q. een volgend regeerakkoord. Daarmee is dit advies ook gericht aan het volgend kabinet. De raad merkt daarbij op dat het woord «herstel» de suggestie in zich draagt dat moet worden gerepareerd wat we hadden. Dat is niet de richting die de raad voorstelt. Het kabinet beaamt de insteek van de raad om niet alleen te focussen op herstel, maar ook mogelijkheden te zien in het vernieuwen van bestaand overheidsbeleid naar aanleiding van de coronacrisis.

Het kabinet onderschrijft dat we niet moeten herstellen wat in perspectief van de gewenste transities juist afgebouwd moet worden, en dat soms beleid moet worden aangepast als bestaande doelen of de nieuwe werkelijkheid daar om vragen. De rijksoverheid werkt samen met planbureaus en gemeenten, provincies en regio’s aan een perspectief voor hoe Nederland kan herstellen en vernieuwen naar aanleiding van de coronacrisis. Om tot de juiste prioriteiten te komen, gaat het kabinet vanaf februari tot en met medio 2021 de dialoog aan met burgers, bedrijven, het middenveld, wetenschappers en (dwars)denkers. Welke uitdagingen en kansen kunnen we gezamenlijk onderscheiden? Welke dilemma’s ontstaan bij overkoepelende thema’s, zoals de Rli die ook benoemt?

De uitkomsten van de dialogen zijn nog niet bekend. Dit advies en de kabinetsreactie zullen hierbij betrokken worden. Gedacht kan worden aan (Europees) groen herstelbeleid, leefomgeving, veranderingen in vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, economie en mobiliteit, de energietransitie, circulaire economie en gedragsverandering naar aanleiding van COVID-19. Daar waar goede ideeën voorhanden zijn, wordt direct actie ondernomen. Tegelijkertijd richt de overheid zich samen met maatschappelijke partners in dit traject op Nederland na de crisis, voor zover deze fase af te bakenen is. De afwegingen, kansen en risico’s die de Rli benoemt, worden meegenomen in dit traject. Tevens doet het kabinet de oproep aan de Rli om verder mee te denken over dit perspectief op herstel en vernieuwing naar aanleiding van de coronacrisis. Ook op Europees niveau ontstaan perspectieven op herstel en vernieuwing. Het kabinet heeft met belangstelling kennisgenomen van het Europese Bauhaus-initiatief 8 van de Europese Commissie waarin Europeanen opgeroepen worden om met ideeën te komen voor een duurzame en inclusieve toekomst.

Ten slotte wil dit kabinet met de Rli het belang onderstrepen dat alle dimensies van brede welvaart relevant zijn bij beleidsoverwegingen in de huidige coronacrisis. De gezamenlijke planbureaus hebben aangekondigd met een afgestemd plan van aanpak te komen voor het ontwikkelen van inzicht in de relaties tussen verschillende indicatoren van brede welvaart.9

Het kabinet is de Rli zeer erkentelijk voor dit briefadvies, dat in de veelheid aan beleidsadviezen over (post-)corona meerwaarde vindt in de doordachte redeneerlijn en de constructieve advisering. Dit antwoord van het Kabinet heeft lang op zich doen wachten. U kunt ervan verzekerd zijn dat het advies reeds heeft doorgewerkt in de huidige beleidsoverwegingen en dat dit een belangrijk advies is voor het volgende kabinet.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven