30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

Nr. 612 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 november 2018

Het kabinet heeft zich in het regeerakkoord gecommitteerd aan een energie-/klimaattransitie en aan de overgang naar een circulaire economie, waarmee een significante bijdrage kan worden geleverd aan de klimaatopgave.

Deze transities vormen brede maatschappelijke opgaven. Iedereen zal daar een bijdrage aan moeten leveren. Zoals het regeerakkoord duidelijk maakt, kan de inkoopkracht van de overheid een belangrijke rol spelen bij het versnellen van deze transities. Immers, de overheid koopt jaarlijks voor circa 73 miljard euro in. Daarbinnen is Rijkswaterstaat met een inkoopvolume van circa 4 miljard euro per jaar een belangrijke opdrachtgever, die met zijn inkoopkracht gericht een impuls kan geven aan de genoemde transities.

Met deze brief en bijgevoegde brochure1 met negen innovatieve projecten informeer ik u over de wijze waarop de inkoopkracht van Rijkswaterstaat wordt ingezet om bij te dragen aan deze duurzame transities. En welke rol het Ministerie van I&W via Rijkswaterstaat kan hebben als launching customer (partij die als eerste een innovatie grootschalig gaat toepassen). Ik laat u ook zien dat innoveren niet zondermeer een recht pad is dat we aflopen. Innovatieprocessen vormen meestal een zoekproces, waarin obstakels moeten worden overwonnen. Met het risico op tegenvallers of niet gerealiseerde verwachtingen. Ik zal u daarom de komende jaren informeren over de voortgang die hierop wordt geboekt, maar ook over welke obstakels Rijkswaterstaat en de bedrijven ondervinden en hoe zij die vertalen naar leerervaringen.

Het is mijn ambitie tijdens deze kabinetsperiode zichtbare stappen te zetten bij het realiseren van de duurzaamheidsambities. Daarbij zijn drie punten van belang.

  • 1. Om te beginnen zijn de doelen uit het regeerakkoord vertaald naar concrete ambities voor het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat,

    te weten:

    • Het ministerie streeft ernaar om in 2030 klimaatneutraal te zijn;

    • In 2050 wil het ministerie volledig circulair zijn, waarbij Rijkswaterstaat als tussenmijlpaal al in 2030 voor 100 procent circulair inkoopt.

  • 2. Het ontwikkelen van transitiepaden. Dit is een traject dat Rijkswaterstaat met partners in de markt en de kenniswereld moet doorlopen. De transitie naar duurzaam asfalt is als eerste prioriteit gekozen;

  • 3. Het starten met concrete innovaties, waarvoor Rijkswaterstaat als launching customer gaat optreden en die helpen als eerste stap in de gewenste transities (bijvoorbeeld in de richting van duurzaam asfalt en duurzaam beton).

Voor de realisatiefase van projecten vragen de duurzaamheidstransities naast de reguliere opgaven om ontwikkeling van nieuwe technieken, andere materialen en werkwijzen. Dit kan leiden tot complexe afwegingen. Enerzijds moeten de netwerken en het watersysteem vlot en veilig blijven, anderzijds vragen energietransitie en circulaire economie om radicale veranderingen van materialen en productieprocessen. Oftewel: reductie van risico’s en op tijd leveren van «proven technology» tegenover de noodzaak te experimenteren met duurzame oplossingen, die zich nog lang niet altijd in de praktijk hebben bewezen. Er is Rijksbreed nog weinig ervaring met het gericht sturen op transities via inkoop. Rijkswaterstaat heeft de afgelopen jaren met generieke instrumenten zoals de CO2 prestatieladder en Dubocalc duurzaamheid gestimuleerd. Nu zal een verschuiving optreden naar het gericht uitdagen van marktpartijen om met energie zuinige en circulaire toepassingen te komen (o.a. duurzaam asfalt en beton) gericht op reductie van CO2 en het gebruik van duurzame materialen.

Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat kan in de uitvoering de inkoopkracht van Rijkswaterstaat op diverse manieren inzetten:

  • 1. Door in zijn uitvragen ruimte te bieden aan innovaties die waar ook ter wereld worden ontwikkeld. Duidelijkheid over het langere termijn beleid helpt om investering in innovaties te richten;

  • 2. Door het bedrijfsleven, waaronder het midden- en kleinbedrijf, uit te dagen de lat steeds een stukje hoger te leggen. Bijvoorbeeld door geleidelijk een lagere uitstoot van CO2 toe te staan bij de realisatie van werken;

  • 3. Door innovaties uit te vragen, waarbij bedrijven gebruik kunnen maken van de Small Business Innovation Research (SBIR). De SBIR is een subsidieregeling van EZK waarmee het kabinet het midden- en kleinbedrijf steunt bij het ontwikkelen van innovaties.

  • 4. Door samen met andere publieke opdrachtgevers op te trekken en de vraag te vergroten. Dit biedt bedrijven perspectief om investeringen in innovaties rendabel te maken. In de Green Deal Duurzaam GWW 2.0 en in het recent getekende Betonakkoord zijn afspraken gemaakt over acties om stappen in duurzaamheid te zetten.

  • 5. Door als launching customer op te treden, waardoor innovaties op commerciële schaal in de praktijk kunnen worden toegepast.

Waar het concrete innovaties betreft, kies ik voor innovaties met een significante bijdrage aan de concrete ambities van mijn ministerie, waarbij bovendien de kans groot is al tijdens deze kabinetsperiode effecten zichtbaar te maken zoals;

  • Ten aanzien van materiaalgebruik ga ik concreet aan de slag met de transitie naar duurzaam asfalt en duurzaam beton. In de Dutch Coastline Challenge gaat Rijkswaterstaat met het innovatie- partnerschap marktpartijen uitdagen om tot een duurzame kustlijnzorg te komen.

  • Om de ontwikkeling van circulaire producten en diensten te stimuleren, zet IenW/Rijkswaterstaat diverse projecten op. Op een proeflocatie wordt nu al samengewerkt met enkele marktpartijen aan een prototype van een circulair werkviaduct.

Rijkswaterstaat biedt in al deze innovatieprojecten als launching customer de kans aan bedrijven om innovaties daadwerkelijk op de markt te brengen. In de bijlage worden de overige projecten – waarvoor Rijkswaterstaat als launching customer wil optreden – nader toegelicht.

De invloed die het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft op innovaties door de markt, verschilt per product/sector. Maar ook de invloed van Rijkswaterstaat als opdrachtgever verschilt per marktsegment. Bijvoorbeeld op de asfaltmarkt is Rijkswaterstaat één van de grootste opdrachtgevers in Nederland. Daar staat de betonmarkt tegenover, waar Rijkswaterstaat een relatief kleine speler is. Op de wereldwijde markt van IT en data is Rijkswaterstaat slechts een kleine speler, terwijl de invloed van IT en data wel steeds groter wordt. Elk innovatieproject vraagt derhalve een verschillende benadering met een uniek traject.

Om innovaties een kans te geven, moeten ook belemmeringen worden overwonnen. Denk aan (Europese) regelgeving en normering (NEN), die nog niet geënt is op de nieuwe producten en eisen. Maar denk ook aan bestaande sectorbrede werkwijzen, contracten of aanbestedingsprocedures, waarin nog lang niet alle mogelijkheden worden benut door aanbieders om nieuwe, innovatieve oplossingen voor te stellen.

Misschien nog wel belangrijker is dat Rijkswaterstaat ruimte en steun krijgt om de risico’s te nemen die inherent zijn aan deze transitietrajecten. Met de transitiepaden betreden we nog onbekend gebied. Innovaties zullen niet altijd opleveren waarop vooraf werd gehoopt, langer duren dan verwacht of in de praktijk onvoldoende effect sorteren. Circulair handelen zal ook effect (kunnen) hebben op scope, tijd en geld van de infraprojecten waarin deze innovaties worden toegepast.

Ik wil vanuit mijn ministerie deze eerste stappen zetten om de reageerakkoord doelen in de GWW markt te laten landen. Een transitie die ondernemerschap leren en verbeteren omvat. Hierbij laat ik u de eerste stappen zien.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven