30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

Nr. 568 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 december 2017

Hierbij informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, over de behaalde resultaten in 2016 van de convenanten Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE) en Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie 3 (MJA3), de ambities van de MJA3 en de MEE bedrijven voor de periode 2017–2020 en de voortgang van het Addendum op het MEE-convenant waarin afspraken zijn gemaakt over 9 PJ additionele energiebesparing ten opzichte van de bestaande inzet conform het MEE-convenant. In de infographic Convenanten Meerjarenafspraken Energie-efficiëntie 20161 zijn de resultaten over het afgelopen jaar en de langere termijn samengevat. Daaruit valt te concluderen dat ondanks de relatief lage besparingsresultaten over het jaar 2016, de bedrijven over de totale periode van 2013–2016 hun oorspronkelijke besparingsplannen ruim hebben behaald.

Toelichting convenanten

De MEE- en MJA3-convenanten zijn overeenkomsten tussen de rijksoverheid, bedrijven en brancheorganisaties gericht op efficiënter energiegebruik. De convenanten lopen tot en met 2020 en vertegenwoordigen gezamenlijk ruim 80% van het industriële energieverbruik en een kwart van het totale energieverbruik in Nederland. In 2016 waren 1073 bedrijven aangesloten bij deze convenanten, verdeeld over 7 sectoren in de MEE en 33 sectoren in de MJA3. Het merendeel van de MEE-deelnemers betreft grote industriële bedrijven en instellingen die verplicht deelnemen aan het Europese Emissiehandelssysteem ETS. Deze bedrijven zijn afkomstig uit de chemische en metallurgische industrie, de papier- en kartonindustrie, de glasindustrie, raffinaderijen, bierbrouwerijen en overige industrie. Deelnemers aan het MJA3-convenant variëren van de voedings- en genotsmiddelenindustrie, textiel- en tapijtindustrie, tot ICT en onderwijsinstellingen.

In 2012 hebben alle deelnemende bedrijven een Energie-Efficiëntie Plan (EEP) opgesteld voor de periode 2013–2016. In een EEP verwoordt het bedrijf welke energiebesparingsmaatregelen men voornemens is te gaan uitvoeren in de komende vier jaar. Deze vierjarige EEP-periode biedt de mogelijkheid om meerjarige energiebesparingsprojecten voor te bereiden en uit te voeren. In het EEP voert een bedrijf onder andere «zekere» maatregelen op, welke gezamenlijk de «minimale voorgenomen besparing» vormen. Daarnaast kan een bedrijf ook «voorwaardelijke» maatregelen opnemen, waarbij sprake is van een technische, economische en/of organisatorische belemmering om deze uit te voeren. Samen met de zekere maatregelen vormen deze de «maximale voorgenomen besparing».

Wanneer de geplande zekere maatregelen in het EEP voor dat jaar in voldoende mate zijn uitgevoerd ontvangen bedrijven jaarlijks een voortgangsverklaring. Als een maatregel niet is uitgevoerd, kan een bedrijf alleen een voortgangsverklaring ontvangen indien het een deugdelijke argumentatie heeft voor het niet uitvoeren van de maatregelen, of een efficiëntieverbetering van dezelfde omvang heeft gerealiseerd middels een andere maatregel. Aan het niet naleven van de afspraken uit het EEP zijn consequenties verbonden. Zo heeft een bedrijf, indien van toepassing, alleen het recht op teruggaaf van de energiebelasting (totaal € 6 miljoen per jaar) en compensatie van indirecte emissiekosten (budget 2016: € 50 miljoen), wanneer het bedrijf een voortgangsverklaring heeft gekregen. Over 2016 hebben 1052 van de 1073 convenantbedrijven (98%) een voortgangsverklaring ontvangen.

Resultaten 2016

Onderstaande tabel geeft voor de deelnemende bedrijven gezamenlijk het energieverbruik, de energiebesparing en de procentuele verbetering weer voor de proces- en de keten-efficiëntie in Nederland. Daarnaast toont de tabel de jaarlijkse besparing op de energiekosten als gevolg van de behaalde energie-efficiëntieverbeteringen.

Convenant

Aantal bedrijven in 2016

Energie-verbruik in 2016

Energie-besparing 2016 t.o.v. 2015

Energie-efficiëntie-verbetering t.o.v. 2015

Jaarlijkse besparing energie-kosten

MEE

107

592 PJ

6,3 PJ

1,0%

40 M€

MJA3

966

247 PJ

2,7 PJ

1,1%

27 M€

Totaal

1.073

839 PJ

9 PJ

1,1%

67 M€

Onderstaande tabel toont de jaarlijkse gerealiseerde energiebesparing2 van de convenanten sinds 2008. Voor het MEE-convenant zijn de resultaten sinds 2010 opgenomen omdat het convenant dat jaar in werking is getreden.

Convenant

 

Energiebesparing in PJ in convenantperiode 2009–2012

Energiebesparing in PJ in convenantperiode 2013–2016

Energie-besparing sinds de start van het huidige convenant

 

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

 

MEE

7,6

12,2

9,2

10,0

8,6

5,6

6,3

59,5 PJ

MJA3

3,4

3,3

4,8

6,7

2,6

11,1

10,5

4,1

2,7

52,5 PJ

Totaal

3,4

3,3

12,4

18,9

11,7

21,1

19,1

9,71

9,0

112 PJ

Energie-efficiëntie

verbetering in %

1,8%

1,8%

1,4%

1,9%

1,4%

2,7%

2,2%

1,2%

1,1%

 
X Noot
1

Gewijzigd ten opzichte van vorig jaar vanwege correcties in ketenbesparingen.

Het totale energiebesparingsresultaat over 2016 laat een terugloop zien ten opzichte van de gemiddelde energie-efficiëntie verbetering over de gehele EEP-periode 2013–2016. Met name de gerealiseerde energiebesparingsresultaten van het MJA3-convenant zijn in 2016 verminderd ten opzichte van 2015 en de jaren daarvoor. Ook het behaalde besparingsresultaat van het MEE-convenant is relatief laag in 2016.

Hoewel het totale besparingsresultaat over 2016 tegenvalt, doet het niet af aan het gemiddelde resultaat over de gehele EEP-periode. Over de EEP-periode 2013–2016 hebben de deelnemers aan de energiebesparingsconvenanten in totaal 58,9 PJ aan besparing gerealiseerd. Daarmee hebben de bedrijven 9,5 PJ meer weten te besparen dan zij zich in hun oorspronkelijke besparingsplannen voor de afgelopen 4 jaar hadden voorgenomen. Het overgrote merendeel van deze energiebesparing is in de eerste 2 jaar van de periode gerealiseerd. De laatste 2 jaar, inclusief 2016, waren de resultaten aanzienlijk lager. Het bedrijfsleven verklaart dit deels door de 4-jaarlijkse cyclus van de energiebesparingsplannen. Daarnaast is het effect wellicht versterkt door de lager geworden energieprijs.

Afspraken nieuwe EEP’s 2017–2020

In het najaar van 2016 hebben de deelnemende bedrijven aan de MJA3- en MEE-convenanten hun EEP’s voor de laatste convenantperiode (2017–2020) opgesteld. Voor deze periode is samen met het bedrijfsleven afgesproken om de eisen aan het EEP uit te breiden om zo tot kwalitatief betere en ambitieuzere plannen te komen. Zo zullen bedrijven in deze periode inzicht geven in de belangrijkste besparingsmogelijkheden, uitgaande van de best beschikbare technologieën en een terugverdientijd van vijf jaar of korter. Voor het MEE-convenant geldt dat alleen met een gegronde reden een bedrijf af kan zien van het nemen van een mogelijke besparingsmaatregel met een terugverdientijd van korter dan vijf jaar. Bij het beoordelen van de te nemen maatregelen betrekt de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland de individuele omstandigheden van het bedrijf.

Deze gezamenlijke afspraken hebben ertoe geleid dat het bedrijfsleven voor de periode 2017–2020 plannen voor procesefficiëntieverbeteringen heeft ingediend die gezamenlijk optellen tot een hogere maximale voorgenomen besparing dan 4 jaar geleden, namelijk 1,77% gemiddeld per jaar voor de periode 2017–2020 ten opzichte van 1,41% voor de periode 2013–2016. Hierbij streeft de industrie ernaar om belemmeringen die er zijn voor voorwaardelijke en onzekere maatregelen weg te nemen en ook deze maatregelen te realiseren, waarmee de lijn van jaarlijkse energiebesparing kan worden voortgezet en mogelijk naar een hoger niveau kan worden gebracht. Het is de gezamenlijke ambitie om de terugloop in resultaten die in de laatste jaren van de periode 2013–2016 plaats heeft gevonden de komende periode om te buigen.

Onderstaande tabel toont de geplande finale energiebesparing uit procesefficiëntie maatregelen voor de periode 2017–2020 voor het MJA3- en het MEE-convenant.

Convenant

Zekere maatregelen in PJ

Voorwaardelijke maatregelen in PJ

Maximale voorgenomen besparing in PJ

Onzekere maatregelen in PJ

Totaal (incl. onzekere maatregelen) in PJ

MEE

16,2

9,4

25,6

4,5

30,1

MJA3

12,2

8,4

20,6

2,3

22,9

Totaal

28,4

17,8

46,2

6,8

53,0

Het verwachtingspatroon dat wordt geschetst op basis van de ingediende EEP’s voldoet aan mijn wens om het energiebesparingstempo van de convenanten op te voeren tot en met 2020. Afgelopen EEP-periodes is gebleken dat de gerealiseerde energiebesparing hoger uitviel dan de voorgenomen besparing. Doordat voor deze laatste convenantperiode de eisen aan het EEP zijn aangescherpt, is de verwachting dat de discrepantie tussen de voorgenomen en gerealiseerde energiebesparing kleiner zal zijn. Het hogere ambitie niveau van de huidige EEP’s is hiervan een eerste indicatie. Omdat in de afgelopen EEP-periodes de energiebesparingsresultaten telkens geconcentreerd waren in de eerste twee jaar, zal er deze periode op gestuurd worden dat bedrijven ook in de laatste twee jaar van deze periode hun best doen om zoveel mogelijk (voorwaardelijke en onzekere) energiebesparingsmaatregelen te realiseren.

Addendum op het MEE-convenant

In april dit jaar is er concrete invulling gegeven aan de afspraak uit het Energieakkoord om bovenop het reguliere MEE-convenant 9 PJ additionele finale energiebesparing te realiseren. Hiertoe zijn de deelnemende bedrijven aan het MEE-convenant in overeenstemming met de brancheverenigingen en VNO-NCW aanvullende individuele besparingsafspraken aangegaan in het Addendum op het MEE-convenant (Kamerstuk 30 196, nr. 544). Over deze ontwikkelingen heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd met de kamerbrief over de uitvoeringsagenda energieakkoord 2017 van 24 april jl. Dit Addendum is in mei van dit jaar door het kabinet afgesloten met vertegenwoordigers van VNO-NCW en de betrokken brancheverenigingen. In het Addendum zijn twee aparte afspraken gemaakt.

Ten eerste hebben de MEE-bedrijven ieder een individuele besparingsopgave opgelegd gekregen naar rato van energieverbruik, die gezamenlijk moeten leiden tot 9 PJ additionele energiebesparing in 2020. In een aanvulling op het EEP nemen de MEE-bedrijven energiebesparingsmaatregelen op, om aan deze individuele opgaven te voldoen. Indien deze besparingsmaatregelen niet optellen tot 9 PJ, moet er een compensatiebedrag per gemiste GJ betaald worden. Op 1 november jl. hebben alle deelnemers tijdig voldoende maatregelen ingediend bij RVO.nl, die de plannen voor 1 april 2018 beoordeelt.

Ten tweede is in het Addendum een resultaatsafspraak gemaakt over de hoeveelheid energiebesparing die de reguliere EEP’s voor de periode 2017–2020 op moeten leveren. Deze afspraak is gemaakt om ervoor te zorgen dat de afspraken voor de 9 PJ niet leiden tot een lagere uitvoering van de besparingsprojecten die bedrijven hebben opgenomen in hun reguliere EEP’s.

De procesefficiëntie maatregelen uit de EEP’s moeten in 2020 gezamenlijk 22 PJ finale energiebesparing opleveren.

Met de ingediende besparingsplannen voor de EEP-periode 2017–2020 en de aanvullende plannen voor de 9 PJ, heeft het bedrijfsleven invulling gegeven aan de afspraken uit het Energieakkoord. Ik verwacht dan ook dat de bedrijven deze plannen en ambities de komende vier jaar waar zullen maken.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes


X Noot
2

Voor deze energiebesparing tellen alleen besparingen in de categorieën procesefficiëntie en productieketen-efficiëntie in Nederland mee. Niet meegeteld zijn duurzame energie, besparingen in de productketen en productieketen in het buitenland.

Naar boven