30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

Nr. 401 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 februari 2016

Op 2 februari jl. heeft uw Kamer een nader gewijzigde motie van de leden Jan Vos en Van Tongeren (Kamerstuk 30 196, nr. 388) aangenomen waarmee de regering wordt verzocht om de optie bij- en meestook van duurzame biomassa in kolencentrales in de SDE+-regeling pas open te stellen nadat er overeenstemming is over de wijze waarop tegemoetgekomen zal worden aan de uitspraak van de rechter om meer CO2-reductie te realiseren en er helderheid is over de uitfasering van de kolencentrales. Hierbij informeer ik uw Kamer over de wijze waarop het kabinet omgaat met deze motie.

In het Energieakkoord is door de 47 ondertekenende partijen afgesproken dat vijf van de tien kolencentrales worden gesloten en voor het behalen van de doelstellingen van 14% hernieuwbare energie in 2020 en 16% in 2023 voor maximaal 25 PJ hernieuwbare energie zal worden geproduceerd met bij- en meestook van duurzame biomassa in kolencentrales. Vanuit de overheid wordt dit mogelijk gemaakt door bij- en meestook op te nemen als subsidiabele categorie in de SDE+. In het Energieakkoord is tevens afgesproken dat de biomassa die gebruikt wordt moet voldoen aan strenge duurzaamheidscriteria. Deze afspraken zijn onderdeel van het gehele pakket aan maatregelen in het Energieakkoord. Met de 25 PJ hernieuwbare energie via bij- en meestook van duurzame biomassa in kolencentrales wordt volgens de Nationale Energieverkenning (NEV) 2015 ongeveer 1,2 procentpunt van de hernieuwbare energiedoelstelling in 2020 ingevuld.

De motie verbindt uitstel van de openstelling van de SDE+ voor bij- en meestook van duurzame biomassa in kolencentrales met het moment dat er duidelijkheid is over de uitvoering van het Urgenda-vonnis en de op te stellen scenario’s voor de kolencentrales (uitvoering motie Van Weyenberg en Van Veldhoven, Kamerstuk 34 302, nr. 60). Wanneer ik dit tijdpad zou volgen, zou dit betekenen dat bij- en meestook van duurzame biomassa in kolencentrales op z’n vroegst in de eerste ronde van de SDE+ 2017 voor subsidie in aanmerking kan komen. Zoals ik in mijn brief van 18 december jl. (Kamerstuk 30 196, nr. 196) heb aangegeven, streef ik ernaar om het project aangaande het opstellen van scenario’s voor de kolencentrales in het najaar af te ronden. Dit komt te laat voor openstelling van bij- en meestook van duurzame biomassa in de tweede SDE+-ronde van dit jaar. Uitstel van openstelling van de SDE+ voor bij- en meestook van duurzame biomassa met een jaar zou betekenen dat een reëel risico ontstaat dat in 2020 niet de volledige 25 PJ aan hernieuwbare energie (uit bij- en meestook van duurzame biomassa) gehaald wordt. Daarmee zou Nederland, naast het niet behalen van de doelen uit het Energieakkoord, ook de Europese verplichting niet nakomen om in 2020 14% hernieuwbare energie te realiseren.

Er is op dit moment geen realistisch alternatief om de 25 PJ hernieuwbare energie die door middel van bij- en meestook van duurzame biomassa in kolencentrales zal worden geproduceerd voor 2020 op een andere wijze te realiseren. Grootschalige mogelijkheden zoals windenergie op land en windenergie op zee bieden hiervoor geen tijdig alternatief. Substantieel meer capaciteit wind op land bovenop de 6.000 MW die reeds is afgesproken is zowel qua tijdpad als qua draagvlak niet realistisch. Extra capaciteit wind op zee is evenmin realistisch gezien de zeer ambitieuze opgave die er de eerstkomende jaren al ligt. Met grootschalige additionele windenergieprojecten zal het wegvallen van bij- en meestook dus niet opgevangen kunnen worden. Ook een combinatie van verschillende, meer kleinschalige technologieën biedt geen realistisch alternatief voor het wegvallen van 25 PJ bij- en meestook van duurzame biomassa in kolencentrales. Het gaat hierbij om technologieën zoals de inzet van biomassa bij bedrijven, biomassavergassing, geothermie, kleine hernieuwbare warmteopties, klein- en grootschalige zon-PV projecten en monomestvergisting. De realisatie van projecten met deze technologieën levert al een substantiële bijdrage aan het behalen van de doelstellingen en ik verwacht niet dat de inzet op deze technologieën voor 2020 zodanig kan worden geïntensiveerd dat hiermee 25 PJ extra hernieuwbare energie wordt gerealiseerd.

In de motie spreekt de Kamer als haar mening uit dat het afgeven van SDE+-beschikkingen voor bij- en meestook van duurzame biomassa in kolencentrales de toekomstige besluitvorming over kolencentrales niet in de weg mag staan. Deze mening deel ik. Ik zal dan ook maatregelen nemen om te voorkomen dat het nu openstellen van de SDE+ voor bij- en meestook ertoe leidt dat de kolencentrales gedurende de looptijd van de SDE+-beschikkingen niet of moeilijker gesloten kunnen worden. Zo zal ik de voorwaarden van de SDE+ zodanig aanpassen dat de energiebedrijven niet gedwongen worden op korte termijn definitieve investeringsbesluiten te nemen over hun bij- en meestook project. Ook zal ik deze bedrijven bilateraal per brief wijzen op het feit dat het kabinet nog zal besluiten over scenario’s over kolencentrales en dat dit ook invloed kan hebben op de SDE+-beschikking. Het openstellen van de SDE+ voor bij- en meestook betekent dan ook niet dat vooruit gelopen wordt op besluitvorming over de toekomstige inzet van kolencentrales op basis van het project dat ik ben gestart voor de uitvoering van de moties Van Weyenberg en Van Veldhoven (Kamerstuk 34 302, nr. 60) en Jan Vos c.s. (Kamerstuk 32 813, nr. 115).

Met de bovengenoemde maatregelen is het kabinet van mening dat tegemoet gekomen wordt aan de zorgen die in de motie Jan Vos en Van Tongeren (Kamerstuk 30 196, nr. 388) worden verwoord, te weten dat openstelling van de SDE+ voor bij- en meestook van duurzame biomassa een belemmering zou vormen voor toekomstige besluitvorming over eventuele uitfasering van kolencentrales gedurende de looptijd van de SDE+-beschikkingen. Ik zal de SDE+-regeling voor 2016 daarom publiceren en de eerste ronde ook openstellen voor bij- en meestook van duurzame biomassa in kolencentrales. Om partijen voldoende voorbereidingstijd te geven om projectaanvragen voor de SDE+ te doen, stel ik de twee rondes van de SDE+ in 2016 elk met een ongeveer maand uit ten opzichte van de eerder aangekondigde data (1 maart en 30 augustus). De eerste ronde zal opengesteld worden op 22 maart a.s. De tweede ronde zal plaatsvinden in oktober.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven