30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

Nr. 364 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 oktober 2015

Energiebesparing is voor het kabinet een prioriteit. Energiebesparing draagt direct bij aan de Europese doelstellingen van 14% hernieuwbare energie in 2020, 1,5% energiebesparing per jaar in de periode 2014–2020 en 16% minder CO2-uitstoot van bedrijven die niet onder het CO2-emissiehandelssysteem (ETS) vallen in 2020. Ook leidt energiebesparing tot lagere productiekosten voor bedrijven, wat gunstig is voor hun concurrentiekracht.

Hierbij informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister voor Wonen en Rijksdienst en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, over de behaalde resultaten in 2014 van de convenanten Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE) en Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie 3 (MJA3). Daarbij merk ik op dat alleen de energiebesparing die wordt gerealiseerd als gevolg van de recente aanscherping van de MJA3- en MEE-convenanten bijdraagt aan het behalen van de doelstelling uit het Energieakkoord om in 2020 100 PJ extra te besparen op het finale energieverbruik. Reden hiervoor is dat de convenanten bestaand beleid betreffen. Uw Kamer wordt separaat via de NEV 2015 geïnformeerd over de voortgang van het realiseren van de doelstelling van 100 PJ energiebesparing in 2020.

Convenanten op hoofdlijnen

De MEE- en MJA3-convenanten zijn overeenkomsten tussen de rijksoverheid, bedrijven en brancheorganisaties. Bij het MJA3-convenant zijn daarnaast ook de provincies en gemeenten aangesloten. De overeenkomsten zijn gericht op efficiënter energiegebruik. In 2014 waren 1.082 bedrijven aangesloten bij de MEE- en de MJA3-convenanten, verdeeld over 7 sectoren in de MEE en 33 sectoren in de MJA3. Deelnemers aan het MEE-convenant zijn onder meer afkomstig uit de chemische en metallurgische industrie, de papier- en kartonindustrie, de glasindustrie, raffinaderijen en bierbrouwerijen. Het merendeel van de MEE-deelnemers betreft grote, industriële bedrijven en instellingen die verplicht deelnemen aan het Emissiehandelssysteem (ETS). Aan het MJA3-convenant neemt een diverse groep bedrijven deel, variërend van gieterijen, koffiebranderijen, ICT bedrijven tot aan ziekenhuizen. De MEE- en MJA3-convenanten vertegenwoordigen gezamenlijk ruim 80% van het industriële energiegebruik en een kwart van het totale energiegebruik in Nederland.

De resultaten tot nu toe

De convenanten hebben een looptijd tot 2020. De onderstaande tabel1 toont de jaarlijkse energiebesparing door energie-efficiëntieverbetering in PJ.

Convenant

 

Energiebesparing sinds de start van het huidig convenant (PJ)

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

 

MEE

7,6

12,2

9,2

10,0

8,6

47,7

MJA3

3,4

3,3

4,8

6,7

2,6

11,1

9,8

41,7

Totaal

3,4

3,3

12,4

18,9

11,7

21,1

18,4

89,2

Sinds de ondertekening van het MJA3-convenant (2008) en het MEE-convenant (2009) hebben deelnemende bedrijven energie-efficiëntieverbeteringen gerealiseerd die overeenkomen met een energiebesparing van 89,2 PJ. Dit staat gelijk aan het jaarlijks energieverbruik van circa 1,5 miljoen huishoudens.

De onderstaande figuur en de figuur op de volgende pagina2 laten de gerealiseerde efficiëntieverbeteringen gedurende de looptijd van het MJA3-convenant en het MEE-convenant zien.

De deelnemers aan het MJA3-convenant hebben de ambitie om in de periode van 2005 tot 2020 een efficiëntieverbetering van 30% te realiseren (gemiddeld 2% per jaar) waarvan twee derde in proces gebonden maatregelen. Tot op heden is een energie-efficiëntieverbetering behaald van 21,2% (gemiddeld 2,4% per jaar). In het proces alleen is dat 18,3% (gemiddeld 2,0% jaar). Sinds de start van het MEE-convenant in 2009 bedraagt de energie-efficiëntieverbetering van de deelnemers 7,8% (gemiddeld 1,6% per jaar). Voor het MEE-convenant is geen concrete doelstelling afgesproken.

De resultaten over 2014

De onderstaande tabel3 geeft voor de deelnemende bedrijven gezamenlijk het energieverbruik, de energiebesparing en de energie-efficiëntieverbetering voor het proces en de keten in Nederland in 2014 weer. Daarnaast toont de tabel de jaarlijkse besparing op de energiekosten als gevolg van de behaalde energie-efficiëntieverbeteringen.

Convenant

Aantal deelnemende bedrijven

Energie-verbruik in 2014

Energie-besparing 2014 t.o.v. 2013

Energie-efficiëntie-verbetering

t.o.v. 2013

Jaarlijkse besparing energiekosten in proces

MEE

110

583 PJ

8,6 PJ

1,5%

69 M€

MJA3

972

246 PJ

9,8 PJ

3,9%

73 M€

Totaal

1.082

829 PJ

18,4 PJ

2,2%

142 M€

De besparing in 2014 van het MJA3-convenant en het MEE-convenant gezamenlijk komt overeen met het jaarverbruik van circa 300.000 huishoudens. Voor zowel MJA3-deelnemers als de MEE-deelnemers is de besparing lager dan vorig jaar. De industrie geeft aan dat het uitvoeren van grotere maatregelen vaak is gedreven door natuurlijke momenten, zoals het stopzetten van een productiefaciliteit voor onderhoud en/of ombouwwerkzaamheden. Hierdoor varieert de efficiëntieverbetering van jaar op jaar. In 2014 zijn, in tegenstelling tot 2013, geen grote besparingen gerapporteerd die samenhangen met een geplande productiestop.

De MJA3-deelnemers spannen zich conform convenantafspraken ook in voor de productie en inkoop van hernieuwbare energie. De gehele inzet in 2014 betrof voor de MJA3-deelnemers samen 45 PJ (18% van het totale energieverbruik van de MJA3-deelnemers in 2014). Hiervan werd 9% zelf opgewekt.

Ambitie en uitvoering van de plannen

In 2012 hebben alle deelnemende bedrijven een nieuw Energie Efficiëntie Plan (EEP) opgesteld voor de periode 2013–2016. In een EEP verwoordt het bedrijf welke maatregelen het in de komende vier jaar wil nemen om de energie-efficiëntie te verbeteren. De besparing als gevolg van de zogenaamde «zekere» en «voorwaardelijke» maatregelen samen betreft de «maximale voorgenomen» besparing. De uitvoering van een voorwaardelijke maatregel is afhankelijk van bijvoorbeeld vergunningverlening of een investeringsbeslissing.

De bedrijven in het MJA3-convenant zijn van plan in de EEP-periode (2013–2016) een efficiëntieverbetering van gemiddeld 15,7% te realiseren. Voor de bedrijven uit het MEE-convenant is dit 5,7%. Dit percentage is lager dan voor het MJA3-convenant, onder andere door de financiële en economische kaders die de MEE-deelnemers hanteren. De deelnemers aan het MEE-convenant betreffen veelal grotere, internationaal opererende bedrijven. De MJA3-deelnemers hebben na 2 jaar twee derde van de voorgenomen besparing behaald. De MEE-deelnemers hebben vier vijfde gerealiseerd. Hierbij moet worden aangetekend dat in de eerste jaren van de planperiode meer projecten zijn gepland dan in de latere jaren. Verder zijn er in 2014 ook projecten uitgevoerd die niet in het EEP zijn opgenomen.

De ambities, mogelijkheden en behaalde besparingen variëren sterk tussen de sectoren. Zo behaalde de metallurgische industrie in 2014 de hoogste besparing voor het MEE-convenant en is het resultaat van het MJA3-convenant voor een groot deel te danken aan maatregelen in de olie- en gasproducerende industrie. Voor meer informatie hierover en een benchmark van de sectoren verwijs ik naar de resultatenbrochure Convenanten Meerjarenafspraken energie-efficiëntie 2014 (zie bijlage4). De brochure licht de resultaten over het afgelopen jaar en de langere termijn nader toe en gaat specifiek in op de afzonderlijke resultaten van de convenanten en de sectoren. Ook is een overzichtelijke grafische weergave van de hoofdpunten van de resultatenbrochure beschikbaar5.

De resultaten laten zien dat de convenanten in principe goed functioneren. Toch zie ik dat er als gevolg van de financiële kaders van bedrijven maatregelen blijven liggen die maatschappelijk relatief goedkoop te realiseren zijn. Daarom heb ik onder andere met de industrie afgesproken om de naleving van de afspraken voor beide convenanten beter te borgen en de kwaliteit van de EEPs te verbeteren. Hierover heb ik uw Kamer op 13 november 2014 geïnformeerd6. Hieronder schets ik hoe deze afspraken zijn weerslag hebben op de uitvoering van de convenanten.

Naleving van de afspraken

Aan het niet naleven van de afspraken in het EEP zijn consequenties verbonden. Een bedrijf ontvangt een voortgangsverklaring wanneer de geplande maatregelen in het EEP in voldoende mate zijn uitgevoerd. Alleen als een bedrijf beschikt over een goedkeurende voortgangsverklaring heeft het bedrijf recht op teruggaaf van de energiebelasting (totaal € 6 mln. per jaar) en compensatie van indirecte emissiekosten (budget 2014: € 50 mln.). Over 2014 hebben 1057 convenant bedrijven (98%) een voortgangsverklaring ontvangen. 25 bedrijven is een verklaring onthouden.

Nieuwe plannen voor energiebesparing

In 2016 stellen deelnemende bedrijven een nieuw EEP op voor de periode 2017–2020. Met het bedrijfsleven is afgesproken om de eisen aan het EEP voor de MEE-bedrijven uit te breiden. Bedrijven zijn verplicht om tenminste inzicht te geven in de belangrijkste besparingsmogelijkheden, uitgaande van de best beschikbare technologieën en een terugverdientijd kleiner of gelijk aan vijf jaar. Alleen met een gegronde reden kan een bedrijf afzien van het nemen van een besparingsmaatregel. Bij het beoordelen van de te nemen maatregelen betrekt RVO.nl de individuele omstandigheden van het bedrijf.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

RVO.nl. NB: door afrondingsverschillen is de energiebesparing door energie-efficiëntieverbeteringen niet gelijk aan de som van de jaarlijkse energiebesparingen.

X Noot
2

Bron: Resultatenbrochure convenanten Meerjarenafspraken Energie-efficiëntie 2014.

X Noot
3

Bron: Resultatenbrochure convenanten Meerjarenafspraken Energie-efficiëntie 2014.

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
5

Een digitale versie van de resultatenbrochure Convenanten Meerjarenafspraken energie-efficiëntie en beknopte grafische weergave is online beschikbaar via: http://www.rvo.nl/subsidies-regelingen/meerjarenafspraken-energie-efficiency/publicaties/resultatenbrochures.

X Noot
6

Kamerstuk 30 196, nr. 258

Naar boven