nr. 18
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN
MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 januari 2008
Bij de bespreking van de Regeling der werkzaamheden d.d. 22 januari
2008 (43ste vergadering) heeft het lid Jansen (SP) verzocht om een brief van
de minister-president en de minister van VROM. Hij wilde vernemen welke dienstauto’s
zoals bedoeld in de berichtgeving van de NOS van jongstleden 19 januari
zijn aangeschaft in de huidige kabinetsperiode, waarom is afgeweken van de
Normering Rijkspersonenauto’s en wat de minister-president onderneemt
tegen bewindspersonen die zich niet storen aan het rijksbeleid.
Ik kan u het volgende melden.
Er is een Normering Rijkspersonenauto’s. Dit is een overzicht van
rijksinterne regels dat jaarlijks opnieuw wordt vastgesteld en geldt voor
de auto’s die in dat jaar worden ingekocht.
Er zijn contracten tussen autoleveranciers en het ministerie van Verkeer
en Waterstaat namens alle departementen. In deze mantelovereenkomst, met looptijd
2006–2009, zijn de auto’s opgenomen die vervolgens door individuele
departementen kunnen worden besteld.
Er is een Voorzieningenbesluit Ministers en Staatssecretarissen. Hierin
zijn de voor bewindslieden geldende faciliteiten opgenomen, waaronder die
rondom dienstauto’s.
Voor dienstauto’s voor bewindspersonen en hoge ambtenaren die op
dit moment zouden worden aangeschaft, geldt op basis van het bovengenoemde
onder andere dat zij minimaal energielabel D moeten hebben. Er zijn uitzonderingen
mogelijk.
De NOS heeft, met een beroep op de Wet Openbaarheid van Bestuur, een overzicht
gevraagd van onder andere de auto’s van de bewindslieden en het milieulabel.
In dit overzicht, gepubliceerd 21 januari 2008 op de website van het
ministerie van Verkeer en Waterstaat, is te lezen dat een aantal auto’s
van bewindslieden en hoge ambtenaren een onzuiniger label heeft dan D. Behoudens
de mogelijke uitzonderingen, geldt dat deze auto’s in alle
gevallen zijn besteld onder een eerder regime van de Normering Rijkspersonenauto’s,
voorafgaand aan de huidige kabinetsperiode en voorafgaand aan de startdatum
van de mantelovereenkomst (1-1-2006). Wel staat bij sommige auto’s een
latere datum van ingebruikneming dan 1 januari 2006, hetgeen te maken
heeft met de soms lange levertijd. Bovendien kan ik u melden dat al deze bewindslieden
op korte termijn de huidige auto zullen vervangen door een nieuwe auto, die
uiteraard aan de vigerende normen zal voldoen.
Er kan zich ook een uitzonderingssituatie voordoen dat een auto om redenen
van staatsveiligheid moet zijn voorzien van bepaalde veiligheidsvoorzieningen.
Deze kunnen ertoe leiden dat niet kan worden voldaan aan de reguliere normen
zoals genoemd in het Voorzieningenbesluit en de Normering. Daarom is in beide
documenten een uitzonderingsgrond opgenomen. De toepassing van deze uitzonderingsgrond
in concrete gevallen is niet openbaar.
Er kan zich ook een uitzonderingssituatie voordoen dat het om redenen
van arbeidsomstandigheden onmogelijk is binnen de mantelovereenkomst een geschikte
auto te vinden. Om voor bewindspersonen aan deze omstandigheden tegemoet te
kunnen komen, is een clausule hierover opgenomen in een wijziging van het
eerdergenoemde Voorzieningenbesluit. Deze wijziging wordt binnenkort gepubliceerd
in het Staatsblad en gaat in met terugwerkende kracht vanaf 1 oktober
2007.
Dit kabinet heeft duurzaamheid hoog in het vaandel. Het wil daarbij bovendien
zelf een voorbeeldfunctie vervullen. Om als Rijk in het kader van de dienstauto’s
een voorlopersrol te kunnen spelen, is er een aparte aanbesteding voor innovatieve
duurzame auto’s in voorbereiding. Gepland is dat hierdoor vanaf april
binnen de genoemde mantelovereenkomst ook auto’s met een alternatieve
brandstof of een alternatieve aandrijving kunnen worden besteld. Ik heb mijn
collega’s dit onlangs van harte in de aandacht aanbevolen. Daarnaast
zal de nieuwe mantelovereenkomst vanaf 1 januari 2010 uiteraard
ambitieuzer dan de huidige zijn. Dit is een voorbeeld van het kabinetsbeleid
om middels duurzaam inkopen de markt te sturen in de richting van duurzame
producten en innovaties.
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. M. Cramer