30 196
Duurzame ontwikkeling en beleid

22 343
Handhaving milieuwetgeving

nr. 10
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 3 november 2006

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken2 hebben op 4 oktober 2006 overleg gevoerd met minister Van Ardenne-van der Hoeven voor Ontwikkelingssamenwerking en staatssecretaris Van Geel van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over:

– de brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de staatssecretaris van VROM d.d. 22 december 2005 met de voortgangsrapportage Duurzame Daadkracht (30 196, nr. 3);

– de brief van de minister-president, minister van AZ d.d. 22 december 2005 over verankering duurzaamheid in kabinetsbeleid door de vorming van de Raad voor Ruimtelijke Ontwikkeling, Duurzaamheid en Milieu (30 196, nr. 2);

– de brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de staatssecretaris van VROM d.d. 3 juli 2006 inzake de resultaten van de 14de vergadering van de VN Commissie voor Duurzame Ontwikkeling (CSD-14), 1 tot en met 12 mei in New York (30 196, nr. 8);

– de brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking d.d. 17 juli 2006 houdende informatie over duurzame palmolie in Kalimantan en de koppeling tussen duurzame energie en de MDG’s (30 196, nr. 9);

– de brief van de staatssecretaris van VROM d.d. 14 juli 2006 over de interpretatie van de motie «100% duurzaam inkopen in 2010» (30 300-XI, nr. 134);

– de brief van de staatssecretaris van VROM d.d. 15 augustus 2006 over het evaluatieprogramma «Met preventie naar Duurzaam ondernemen, een programma door en voor overheden 2001–2005» (PreDo) (22 343, nr. 134).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

Mevrouw Spies (CDA) merkt op dat de voortgangsrapportage een indrukwekkende lijst bevat van activiteiten om wereldwijd te werken aan duurzame ontwikkeling en aan het realiseren van de millennium development goals. De cijfers leiden echter tot een gevoel van onmacht: 42% van de bevolking in grote delen van Afrika heeft geen toegang tot veilig drinkwater en ruim 2,5 miljard mensen wachten nog steeds tevergeefs op sanitatie. De Nederlandse problemen staan in schril contrast met het gevecht dat in grote delen van de wereld wordt geleverd voor de eerste levensbehoeften. Hoe kunnen mensen praten over duurzaamheid als zij niet weten of zij morgen te eten hebben en voldoende hout om te kunnen koken? Dat legt een grote verantwoordelijkheid bij de meer ontwikkelde landen. Het is goed dat Nederland deze verantwoordelijkheid al jaren neemt en in internationaal verband een voortrekkersrol vervult om duurzame ontwikkeling wereldwijd een impuls te geven met geld, internationale diplomatie en concrete projecten ter plaatse. Wil de minister nader aangeven op welke wijze moderne energie de sleutel tot ontwikkeling kan zijn?

De CDA-fractie is warm voorstander van projecten op locatie en dan zoveel mogelijk in samenwerking met maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven. Goed voorbeeld doet goed volgen. Klopt het dat alle Nederlandse ambassades duurzaamheid als richtsnoer moeten hanteren? Via concrete projecten moet voorkomen worden dat de lokale bevolking zwicht voor de verleiding van winst op korte termijn die tot gevolg kan hebben dat de eigen voedselproductie onmogelijk wordt gemaakt en wordt bijgedragen aan een onherstelbaar verlies van biodiversiteit. De nog steeds voortwoekerende houtkap baart heel veel zorgen.

Mevrouw Spies heeft kennisgenomen van de waardering van beide bewindslieden voor de resultaten van de SCD (Commission on Sustainable Development) van mei van dit jaar, maar er wordt nog steeds te veel gepraat in plaats van gehandeld. Waarom zijn de bewindslieden zo optimistisch over het vervolg?

Eigenaren, handelaren en gebruikers stellen samen met ngo’s criteria op voor de duurzame productie van palmolie. De implementatie vindt de eerste twee jaar plaats op de bedrijven zelf. Wat houdt dat in? Hoe gaan overheden hiermee om? Is er voorzien in handhaving? Wordt in Europa alleen palmolie geïmporteerd die aan de duurzaamheidscriteria voldoet? Hoe staat de regering tegenover het idee om voor soja uit Latijns-Amerika een vergelijkbare aanpak te volgen?

Deze week gaat de premier naar de première van de film An Inconvenient Truth, waarin het klimaatvraagstuk zeer indringend aan de orde wordt gesteld. Vorig jaar heeft de premier toegezegd, het thema «duurzaamheid» beter te verankeren in het kabinetsbeleid. De eerste contouren daarvan zijn geschetst in de brief van 22 december jongstleden. De Kamer wacht al bijna een jaar op de uitwerking daarvan die haar «binnen afzienbare termijn» zou bereiken. Mevrouw Spies neemt aan dat die termijn vandaag is afgelopen en is benieuwd wat beide bewindslieden hierover te melden hebben.

De brief over duurzaam inkopen door de rijksoverheid is nogal vaag. Het gevaar is groot dat er een enorme bureaucratie voor wordt opgetuigd, terwijl het in de motie-Koopmans/De Krom om concrete resultaten ging. De overheid gebruikt nog steeds niet in alle gevallen duurzame producten. Opdrachtgeverschap biedt goede mogelijkheden voor duurzaam aanbesteden, maar hoe wordt dit vormgegeven? Mevrouw Spies hecht zeer aan resultaatsverplichtingen op dit terrein waarop de regering afgerekend kan worden, zeker na lezing van de evaluatie van het project PreDo (met preventie naar duurzaam ondernemen). Dit project heeft te weinig opgeleverd in relatie tot de 20 mln. die het Rijk erin heeft gestopt. Hoe wordt hier vervolg aan gegeven? Wordt hier nog geld voor beschikbaar gesteld?

De heer Krähe (PvdA) vindt de voortgangsrapportage veel te vaag. Het is onduidelijk welke resultaten bereikt worden. Uit de evaluatienota’s blijkt dat sommige activiteiten in tegenspraak zijn met de doelstellingen van het beleid. Zo blijken de resultaten van het Innovatieplatform ronduit tegen te vallen, terwijl Nederland op dit punt een voorbeeldfunctie zou moeten hebben.

In de Natuurbalans van september 2006 wordt de trieste conclusie getrokken dat het steeds slechter gaat met de biodiversiteit in Nederland. In het evaluatierapport wordt verwezen naar een aantal proefprojecten, maar dat is onvoldoende. Bovendien is de samenwerking op het terrein van het bosbeheer mislukt. Illegaal hout zou van de Europese markt geweerd worden, maar dit blijkt niet eens van nieuwbouw van ministeries geweerd te kunnen worden. In het evaluatierapport worden er veel meer vragen over biodiversiteit gesteld dan beantwoord kunnen worden.

In 2002 is het EU-waterinitiatief in Johannesburg gepresenteerd. Het is echter totaal onduidelijk welke plannen in dit kader zijn ontwikkeld en waar die toe geleid hebben. Zelfs de doelstellingen staan niet in het rapport. Er staat wel dat de werkgroepen bijeenkomen, maar niet welke resultaten worden beoogd.

In het rapport staat dat energie grote politieke aandacht heeft. Betekent dit dat er nog niets aan is gedaan? De indruk bestaat dat de stekker al uit een aantal projecten is getrokken voordat duidelijk is wat ermee bereikt kan worden. Een aantal projecten verloopt goed, vooral als de overheid zich er zo min mogelijk mee bemoeit. Het convenant Glastuinbouw en Milieu (GlaMi) is zeer succesvol. Bij energie moet er aandacht zijn voor best practises, ook in van andere landen. In de vooruitblik voor 2006 staat dat er nagedacht zal worden over de oplossing van de problemen, zonder dat er enige invulling aan wordt gegeven.

In het verleden heeft de PvdA-fractie er al op gewezen dat er prioriteiten moeten worden gesteld voor de ontwikkeling van duurzame energie, voedselvoorziening en ondernemerschap. In dat kader is ook gesproken over normen en waarden. In het evaluatierapport is daar echter niets van terug te vinden. Wordt daar nog aan gewerkt? Het rapport voegt weinig toe aan de tot op heden gevoerde discussies over de verschillende onderwerpen. Het gaat alleen over procedures en overleggen, maar de concrete resultaten ontbreken.

De heer Van der Ham (D66) is benieuwd naar de criteria voor duurzame bedrijfsvoering bij de overheid die zullen geworden gehanteerd bij de aankoop van producten en diensten. Kan de staatssecretaris een overzicht hiervan geven? Wanneer er geen duurzame producten voorhanden zijn of als een duurzaam product substantieel duurder is dan een niet-duurzaam product, kan van de aankoop worden afgezien. Hoe groot mag het prijsverschil zijn? Hoe probeert de staatssecretaris zijn collega’s te stimuleren om duurzaam te handelen? Welke problemen ondervindt hij daarbij? Aangezien er geen btw op vliegtickets zit, zou het rechtvaardig zijn om ook geen btw te heffen bij compenserende programma’s, zoals Trees for Travel. Waarom doet Sociale Zaken en Werkgelegenheid als enige ministerie hier niet aan mee?

In het eindrapport PreDo staat dat stimulerende maatregelen slechts in beperkte mate gerealiseerd zijn. Het rapport is kritisch over de behaalde resultaten, terwijl de staatssecretaris alleen de nadruk legt op de successen. Wat is de achtergrond daarvan? Juist van de zaken die niet goed zijn gegaan, kan men leren.

Hoe staat het met het ontwikkelen van criteria voor de duurzame productie van soja en andere gewassen? De helft van de Nederlandse klimaatdoelstellingen wordt gerealiseerd via joint implementation en CDM (Clean Development Mechanism). Hierop is echter veel kritiek vanwege het gevaar dat op de lange termijn gerichte effectieve projecten uit de markt worden gedrukt. Geldt deze kritiek ook voor de Nederlandse projecten en, zo ja, wat wordt hieraan gedaan? Welke controle-instrumenten worden hiervoor gebruikt?

Mevrouw Van Velzen (SP) heeft er al vaker op gewezen dat de staatssecretaris niet alleen minister voor Milieu, maar ook voor Duurzaamheid had moeten zijn. Zo’n minister heeft het recht om zich te bemoeien met alle terreinen van het overheidsbeleid met het oog op het bevorderen van de duurzaamheid. De minister-president heeft bij veel gelegenheden aangegeven, dit een zeer belangrijk onderwerp te vinden. In samenspraak met andere bewindslieden is de Raad voor Ruimtelijke Ordening, Duurzaamheid en Milieu ingesteld. Op welke terreinen heeft deze raad inmiddels advies uitgebracht? Is hij betrokken bij het afschaffen van de MEP-regeling, de keuze voor het aanleggen van meer asfalt of de nieuwe dienstregeling van de NS? In het kader van de integraliteit van het overheidsbeleid kan deze raad op veel terreinen een functie hebben, bijvoorbeeld via impactstudies. Ook de wapenhandel met ontwikkelingslanden valt onder het begrip «duurzaamheid».

Jaarlijks moet kunnen worden vastgesteld of er wel winst wordt geboekt met het duurzaamheidsbeleid. Hoe wordt gemeten wat de gevolgen zijn van de economische groei op het milieu, zowel in Europa als in de ontwikkelingslanden? Er is een systeem van parameters waaruit heldere resultaten op het gebied van duurzaamheid zijn af te leiden. Is de staatssecretaris bereid, zich hiervoor in te zetten? De proefversies van de alternatieve meta-economische verkenningen bieden hiervoor voldoende aanknopingspunten.

De overheid verleent subsidies die schadelijk uitwerken op het milieu, maar de regering ontkent dat er milieuschadelijke subsidies zijn. Om een welles-nietesdiscussie te vermijden, stelt mevrouw Van Velzen voor om VROM een kader te laten opstellen voor het meten van de milieueffecten van de verschillende subsidies. Aan de hand daarvan kan worden afgewogen of dergelijke subsidies acceptabel, dan wel ongewenst zijn.

De minister is door haar positie in staat om in verschillende gremia – de VN, het IMF en bij banken – aandacht te vragen voor de noodzaak van duurzaamheid bij de economische ontwikkeling, bijvoorbeeld bij het opzetten en uitbreiden van energienetwerken. Waarom spreekt de minister echter van «moderne» in plaats van «duurzame energie»? Nederland moet bij alle instanties die investeren in ontwikkelingslanden pleiten voor het invoeren van duurzame energie. Vaak gaat het daarbij om kleinschalige, goedkope installaties.

Volgens de staatssecretaris zijn er mogelijkheden om de Nederlandse banken een goed klimaatbeleid te laten voeren. Blijft het echter niet bij mooie woorden? Zijn er beleidsverklaringen op dit punt? Op welke wijze wil de staatssecretaris de Engelse HSBC-bank betrekken bij het klimaatbeleid? Wil hij het maatschappelijk veld onder druk zetten met het oog op een efficiënt klimaatbeleid?

Veel van de in Nederland geïmporteerde soja wordt niet duurzaam geproduceerd. Minister Veerman is niet bereid om eisen te stellen aan de soja die voor de Nederlandse bio-industrie wordt geproduceerd, maar misschien denken deze bewindslieden daar anders over. Bij de productie van deze soja wordt het milieu grote schade toegebracht, terwijl ook de mensenrechten worden geschonden. Willen de bewindslieden onderzoeken of het mogelijk is om voor soja gelijksoortige criteria op te stellen als voor palmolie?

Het programma Profetas (Protein Foods, Environment and Society) richt zich op de effecten van de vleesconsumptie op duurzaamheid. Hieruit blijkt dat alle regeringen zouden moeten streven naar een omslag van de productie van dierlijke eiwitten naar die van plantaardige eiwitten. Na vijf maanden heeft minister Veerman nog altijd geen reactie op dit rapport gegeven. Wellicht is het te bedreigend voor de bio-industrie om hierover na te denken. Willen deze bewindslieden minister Veerman vragen om zo spoedig mogelijk een inhoudelijke reactie op dit rapport te geven?

De heer De Krom (VVD) heeft de indruk dat er zeer veel kleinschalige initiatieven, overleggen en projecten worden geïnitieerd, zowel door de Nederlandse regering als door internationale instanties, zonder dat duidelijk is wat het resultaat daarvan is. Kunnen de bewindslieden op dit punt meer duidelijkheid bieden? Wat heeft bijvoorbeeld de investering van 10 mln. voor energie in Afrika opgeleverd? Kan het resultaat worden weergegeven in de kosten per kilowattuur? Als de successen van het beleid in onvoldoende mate naar buiten worden gebracht, verdwijnt het draagvlak voor het beleid. Tijdens de VBTB-procedure moet jaarlijks verantwoording worden afgelegd over alle projecten en initiatieven. De Kamer heeft dan gelegenheid om te toetsen of de doelstellingen gehaald zijn en, zo ja, tegen welke prijs. Het is onnodig om daarvoor een apart beoordelingssysteem op te tuigen.

Volgens de regering moet UNEP (United Nations Environment Programme) worden omgezet in UNEO (United Nations Environmental Organization) om de versnippering te kunnen tegengaan. Welke bevoegdheden krijgt UNEO?

In de stukken wordt nauwelijks ingegaan op de relatie tussen economie en duurzaamheid. Een duurzame samenleving kan alleen opgebouwd worden als er ook geld voor is. Het is zeer te betreuren dat hier in het kader van de WTO niets aan wordt gedaan. De kern van de zaak is: trade not aid. Met een zekere economische ontwikkeling komt er geld beschikbaar voor andere doelen dan de eerste levensbehoeften. Nemen bijvoorbeeld waterbedrijven of energiebedrijven wel eens deel aan handelsmissies?

De emissiehandel kan voor beide betrokken partijen voordelig zijn. Daarvoor moeten de landen natuurlijk wel het Kyotoprotocol ondertekenen. Ook de biotechnologie biedt kansen op een duurzamer samenleving. Dat punt krijgt nog steeds te weinig aandacht.

De overheid koopt jaarlijks voor 30 mld. in. Dat was reden voor de motie-Koopmans/De Krom waarin de overheid wordt opgeroepen, op het punt van duurzaamheid het goede voorbeeld te geven. In veel gevallen lijken bedrijven echter op dit terrein verder te zijn dan de overheid, getuige het interview met de heer Wijers van Akzo. Duurzaamheid en milieu moeten onderdeel uitmaken van de bedrijfscultuur. Het gedrag van de mensen aan de top is bepalend voor wat de rest doet. Er is vooral behoefte aan inspirerend leiderschap. Uiteindelijk kan duurzaam beleid geld opleveren, ook voor de overheid.

De staatssecretaris heeft gezegd dat duurzaam inkopen een kwestie is van comply or complain. Het is toch niet de bedoeling dat een directie duurzaam inkopen van VROM de andere departementen gaat controleren? Dat leidt tot veel bureaucratie. Naast het zwaarwegende criterium «duurzaamheid» spelen ook kwaliteit, beschikbaarheid en prijs een rol. Als hieraan in de VBTB-procedure aandacht kan worden geschonken, maakt dat de tweejaarlijkse rapportage veel simpeler omdat de gegevens dan al beschikbaar zijn. Er is behoefte aan een verantwoording op hoofdlijnen en niet aan een gedetailleerde rapportage.

Antwoord van de bewindslieden

De minister is blij dat de Kamer grote betrokkenheid bij dit onderwerp toont. Het moeizame traject van duurzame ontwikkeling is vier jaar geleden begonnen op de conferentie in Johannesburg. Er is een ambassadeur aangesteld en er is ook een taskforce opgericht. Er is een kabinetsbrede aanpak ontwikkeld voor zowel het nationale als het internationale beleid. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat er steeds meer onderwerpen bijkomen. Duurzaamheid heeft te maken met onderwijs, armoedebestrijding, handel en economische ontwikkeling. Het belangrijkste is echter de samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Dat is ook de reden dat er zo veel overleggen zijn. Het is begrijpelijk dat de Kamer vooral in de resultaten geïnteresseerd is. Zij moet beoordelen of de inspanningen tot resultaten leiden. De jaarlijkse verantwoording in mei kan een leidraad zijn, maar daarnaast kan er wellicht jaarlijks een aantal belangrijke thema’s worden belicht. De voortgangsrapportage is nu vooral een stapeling van ambitieuze initiatieven.

Het is duidelijk dat er heel veel in gang is gezet, maar dat gaat niet vanzelf. Bedrijven besteden niet uit eigener beweging aandacht aan het aspect duurzaamheid en ministeries kopen niet vanzelf duurzaam in. Dat is het gevolg van debatten, contacten en dialogen. Dat de Wereldbank haar inspanningen voor duurzame energie verdubbelt, is het gevolg van een langdurig proces. De Kamer heeft er recht op dat uit de rapportage duidelijk wordt op welke punten voortgang wordt geboekt en op welke punten juist niet. Binnenkort is er een dag van de publiekprivate partnerschappen (PPP’s) op basis van duurzame ontwikkeling. Er wordt vooruitgang geboekt bij duurzame productie in Kenia, Tanzania en Uganda. Energie- en waterbedrijven nemen deel aan handelsmissies. Het lukt om Nederlandse bedrijven zo ver te krijgen dat zij duurzaam investeren, bijvoorbeeld in biomassa in Vietnam. Met deze wijze van rapporteren wordt onvoldoende relevante informatie verstrekt. In plaats van de nadruk te leggen op de procesmatige effecten, kan er meer aandacht worden besteed aan de resultaten.

De film van Al Gore, maar ook eerdere rapporten en signalen maken duidelijk dat het klimaat zo snel verandert dat er wereldwijs sprake is van een alarmerende situatie. De gevolgen zijn grote droogte tegenover grote overstromingen en een stijging van de zeespiegel. Hierdoor raken vooral arme landen in grote problemen. Het is verheugend dat ook de VVD-fractie zo sterk de nadruk legt op armoedebestrijding. Daaraan moeten worden gekoppeld economische ondersteuning en het vrijmaken van de handel.

De komende tijd wordt vooral ingezet op capaciteitsversterking om ontwikkelingslanden in staat te stellen om duurzaamheid en bescherming van milieu en biodiversiteit in hun beleid op te nemen. Ook controle ter voorkoming van illegale houtkap en ter bestrijding van corruptie zijn in dit kader belangrijk. Daartoe moet geïnvesteerd worden in mensen en in instituties.

De PPP’s blijven nodig, want de overheid zal het nooit alleen kunnen. Het moet vanzelfsprekend zijn dat men zich bij alles wat men doet, realiseert wat de effecten daarvan zijn op het voortbestaan van de aarde. Dat kan niet van de ene dag op de andere, want dat is een langdurig proces. Er valt nog heel veel te doen.

Op het ministerie van Buitenlandse Zaken is afgesproken dat er in 2010 voor 100% duurzaam ingekocht zal worden. Voor het eind van dit jaar zullen 9 ministeries en de Tweede Kamer papier met een FSC-keurmerk gebruiken. De overige ministeries en ook de Eerste Kamer moeten op dit punt nog overtuigd worden. Het is echter een eerste stap op weg naar duurzame bedrijfsvoering. Het is tamelijk ingewikkeld om het gehele ministerie en alle ambassades van de noodzaak van duurzaam inkopen te overtuigen. Het ziet ernaar uit dat niet alle ambassades aan de doelstelling voor 2010 kunnen voldoen, maar er wordt alles aan gedaan om zo ver mogelijk te komen.

In het kader van de RSPO zijn inmiddels richtlijnen voor de productie van palmolie aangenomen. De aanleg van plantages mag niet ten koste gaan van het regenwoud. Deze harde eis zal in de nationale wet- en regelgeving van de desbetreffende landen worden opgenomen. Vervolgens moet er controle plaatsvinden op de naleving ervan. Via het Partnerschap Palmolie wordt samen met Indonesië en Maleisië geïnvesteerd in het implementeren van deze richtlijnen.

Bij soja is het ingewikkelder, maar er wordt wel geprobeerd om hetzelfde patroon te volgen. Via rondetafelconferenties worden de betrokken partijen – overheden, maatschappelijke organisaties en bedrijven – bijeengebracht. De eerste conferentie heeft in 2004 in Brazilië plaatsgevonden. Ook de grote bedrijven moeten erbij betrokken worden. De tweede conferentie over soja is in augustus in Paraguay gehouden. Naast Braziliaanse ngo’s hebben ook Cargill, ABN AMRO en Unilever aangegeven, een rol te willen spelen in het verdere traject. Ook de nationale soja-alliantie zal erbij betrokken worden. Op dit moment wordt gewerkt aan het opstellen van criteria voor duurzame productie van soja en voor de export. Nederland financiert het organiserend comité. Dit zal worden versterkt en verder geïnstitutionaliseerd. Er zal een aantal pilots worden opgezet. De bedoeling is om in februari 2007 de volgende bijeenkomst te houden. Ook Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk hebben hier belangstelling voor.

De Raad voor Ruimtelijke Ordening, Duurzaamheid en Milieu is een onderraad van het kabinet. Het kabinet heeft de ambitie om de duurzaamheid ministeriebreed in het beleid op te nemen. De raad heeft vooral tot taak om meer systematisch aandacht aan duurzaamheid te besteden. Daarbij moet gedacht worden aan bewustwordingscampagnes en cultuurveranderingstrajecten. De raad heeft een omvangrijke agenda, namelijk het nationale en het internationale beleid met betrekking tot duurzaamheid. De minister-president zal de Kamer hier rechtstreeks over informeren. Naar verwachting zal de desbetreffende brief de Kamer binnen enkele weken bereiken. De RRODM is nog geen jaar bezig. De eerste duurzaamheidsspecial kon helaas geen doorgang vinden wegens politieke verwikkelingen in Den Haag.

In het armoedebestrijdingsbeleid staan de millenniumdoelen centraal. In veel landen is optimale duurzame energie te kostbaar. Daarop gelet, is het uitgangspunt: duurzaam waar het kan en modern waar het moet. De grens daartussen is lastig te bepalen. In grote delen van Afrika worden in samenwerking met NUON installaties voor zonne-energie geplaatst. In sommige Afrikaanse landen wil men graag met windenergie werken. Dat zijn prima vormen van duurzame energie. Met waterkrachtcentrales ligt het wat genuanceerder, omdat er geen alternatieven zijn in perioden van droogte. Er moeten betaalbare alternatieve vormen van duurzame energie beschikbaar zijn. Op de plaatsen waar elektriciteit is, is Afrika groen, maar als die er niet is, treedt verdroging op. Daarom moet heel snel voor een goede energievoorziening en voor kooktoestellen gezorgd worden, waar de minister bij de Wereldbank dan ook voor heeft gepleit. Er wordt nu een actieplan voor Afrika ontwikkeld. Hoe sneller er voor elektriciteit wordt gezorgd, hoe meer kans dat de economie op gang komt. Als dat gebeurt, komt er ook geld vrij voor duurzaamheid. Een slecht functionerende economie is een aanslag op het milieu en op de biodiversiteit. De komende tijd moet men zich wereldwijd richten op duurzaam gebruik van land, water en energie.

De minister is niet enthousiast over de CSD. Er worden te veel zaken vooruitgeschoven. Toch is er wel iets gedaan aan het wegwerken van de barrières voor een plan voor toegang tot energie voor de armen in Afrika. Wat op de CSD is afgesproken, is geaccordeerd op de jaarvergadering van de Wereldbank. Er komt een raamwerk voor investeringen in energie in Afrika. Dit soort processen is heel ingewikkeld en er is veel geduld en uithoudingsvermogen voor nodig.

Met de investering van 10 mln. kunnen 4,5 miljoen mensen op een duurzame wijze koken en krijgen 1,5 miljoen mensen elektriciteit. Dat is echter nog niet voldoende. Er is (nog) niet te zeggen hoeveel deze investering heeft opgeleverd in kilowattuur, dus het financieel rendement. Er zal worden onderzocht of het mogelijk is om dergelijke informatie te verstrekken. Een probleem daarbij is dat veel trajecten niet in geld zijn uit te drukken, zoals opleiding en begeleiding. In het kader van de VBTB krijgt de Kamer de informatie die nodig is om te kunnen beoordelen of het geld zo goed mogelijk is besteed, zowel ten aanzien van de 10 mln. voor energie als de 50 mln. voor water.

De certificering van tropisch hout wordt ondersteund. Ook in Nederland moeten op dit punt campagnes worden gevoerd. Niet alleen de leverancier, maar ook de bouwer en de consumenten moeten zich afvragen of er wel duurzaam hout wordt gebruikt. In Maleisië biedt de Universiteit van Wageningen technische assistentie bij duurzaam bosbeheer.

Nederland voert een zeer consistent beleid ten aanzien van wapenhandel. Naar landen waar conflicten zijn, worden geen wapens geëxporteerd. Ook de doorvoer van wapens wordt gecontroleerd.

De minister neemt aan dat de minister van LNV nog een reactie op het rapport Profetas zal geven. Nederland en de EU hebben zich actief ingezet voor het oprichten van één milieuorganisatie van de VN. Dat is helaas niet haalbaar gebleken. Nu wordt de energie gericht op het stroomlijnen van de VN-activiteiten op het terrein van het milieu. UNEP is het platform voor standaarden en normeringen.

De staatssecretaris wijst erop dat duurzaamheid op zich een nogal abstract begrip is. Het is moeilijk om de taakstellingen tot in detail te formuleren. Kern van het streven naar duurzaamheid is om procesmatig in het denken van mensen te verankeren dat zij bij hun besluiten rekening houden met de effecten voor toekomstige generaties en dat zij niet de gevolgen van hun beslissingen kunnen afwentelen op andere delen van de wereld. Daarvoor zijn op vele fronten activiteiten vereist, waarvan de resultaten niet in alle gevallen meetbaar zijn. Het is niet terecht om een dergelijk omvangrijk nationaal en internationaal proces hetzelfde te beoordelen als een beleidsproces gericht op het realiseren van concrete doelstellingen. Dat neemt niet weg dat er regelmatig over de voortgang moet worden gerapporteerd. Daarbij is getracht om de stand van zaken kort en krachtig te verwoorden.

De CSD kent een tweejaarlijkse cyclus. Dit jaar is een evaluatiejaar en 2007 is een beleidsjaar. De regering zou ook graag meer vaart maken, maar dat is helaas niet mogelijk.

Het was niet altijd even gemakkelijk om een breed draagvlak te krijgen voor duurzaam inkopen, maar er is intussen veel bereikt, mede dankzij de druk van de Kamer. In Europa is Nederland nu een voorbeeld. Het vastleggen van zo’n doelstelling is één, maar de praktische uitvoering ervan is twee. Er dient een nulmeting te worden verricht. De 32 inkooppakketten moeten geactualiseerd worden. Dat proces zal volgend jaar afgerond zijn. Er moet ook een conceptprotocol voor andere overheden worden opgesteld. Als de protocollen voor de besluitvorming gereed zijn, zal de Kamer daar inzicht in krijgen. Overigens moeten ook bedrijven en ngo’s hun zegje hierover kunnen doen.

Aanvankelijk was het de bedoeling, vast te leggen dat het prijsverschil tussen een duurzaam en een niet-duurzaam product niet meer dan 20% mocht zijn. Om prijsopdrijving te vermijden, is besloten om geen percentage te noemen. Achteraf moet in het kader van de VBTB worden verantwoord hoe de duurzaamheidscriteria zijn toegepast.

Nationaal is er minder reden tot zorg over de biodiversiteit dan internationaal. De realisatie van onder andere de EHS (ecologische hoofdstructuur) levert een grote bijdrage aan behoud van de biodiversiteit. Internationaal wordt weinig voortgang geboekt bij het streven naar de doelstelling dat in 2010 het verlies aan biodiversiteit moet zijn gestopt. Op de komende conferentie in Duitsland komt de relatie tussen ontbossing en verlies aan biodiversiteit aan de orde. Hopelijk kan er dan wel een stap voorwaarts worden gezet.

Het kabinet is de afgelopen jaren voor in totaal 8 mld. aan verplichtingen aangegaan in het kader van duurzame energie. Daarnaast is er 250 mln. uitgetrokken voor extra duurzame energie. Met de Borsseleconvenanten is daar nog eens 250 mln. bovenop gezet. Verder is er overgegaan tot BPM-differentiatie voor zuinige auto’s en is de EPC (energie prestatie coëfficiënt) aangescherpt. Het beeld dat er niets aan de bevordering van duurzame energie is gedaan, klopt dus niet.

De projecten in het kader van PreDo zijn op zich zinvol, maar zij hebben slechts een beperkt effect gehad. Een bijkomend voordeel van deze projecten is dat er veel kennis is opgebouwd bij provincies en gemeenten. De staatssecretaris is bereid om in een brief nog eens duidelijk op een rij te zetten welke positieve en negatieve effecten dit programma heeft gehad, maar het lijkt niet zinvol om daarmee door te gaan.

Het CDM heeft een lange aanlooptijd gekend. Om de projecten te kunnen beoordelen, moest een ingewikkelde procedure worden gevolgd. Het ontbrak het bureau aan kennis en geld. Onder andere Nederland heeft daar de nodige middelen in geïnvesteerd. Het bleek ook dat het akkoord in Marrakech niet goed was uitgediscussieerd. De politieke problemen kwamen vermomd als ambtelijke onduidelijkheden terug bij het bureau. Gelukkig zijn al deze problemen inmiddels opgelost. Na een lange leerperiode functioneert het CDM goed. In de toekomst zal dit soort instrumenten alleen maar belangrijker worden bij de energievoorziening. UNEP wil extra capaciteit inzetten om ontwikkelingslanden te leren, goed met CDM te kunnen omgaan.

Er zijn eigenlijk geen specifieke indexen voor het meten van integrale duurzaamheid. April volgend jaar verschijnt de tweede duurzaamheidsverkenning. Daarin wordt ook aandacht besteed aan alternatieve indexen.

De kwestie van de milieuschadelijke subsidies is ingewikkelder dan op het eerste gezicht lijkt. Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid bevat bijvoorbeeld ook elementen die de duurzaamheid bevorderen. In OESO-verband wordt het nodige gedaan om hier grip op te krijgen. Daarnaast neemt een aantal departementen deel aan een internationale stichting die een en ander in kaart moet brengen. Vaak spelen niet alleen milieuoverwegingen, maar ook sociale aspecten een rol. Dergelijke subsidies moeten van geval tot geval beoordeeld worden. Het is niet mogelijk om daar een algemene lijn voor vast te stellen.

De op de Toekomstagenda Milieu aangekondigde vergelijking van de richtlijnen van publieke en private banken op klimaatgebied gaat binnenkort van start. De komende weken is er de conferentie «Make markets work» in Amsterdam, die samen met de Wereldbank en ABN AMRO wordt georganiseerd. Er is een zeer brede belangstelling voor het ontwikkelen van marktinstrumenten om een klimaatbeleid te voeren.

In het kader van het maatschappelijk ondernemen overlegt het ministerie met alle grote banken. Daarbij zal het voorbeeld van de HSBC-bank worden ingebracht.

Er wordt geprobeerd om de sectoren energie, water en afvalverwerking bij handelsmissies te betrekken, maar het is niet altijd eenvoudig om bedrijven van voldoende omvang daarbij in te schakelen.

Voor een duurzame benadering bij bedrijven zoals Akzo is eerst draagvlak nodig, zoals de heer Wijers ook heeft toegegeven. Er worden ook bij de overheid flinke stappen gezet op dit terrein, maar het is altijd te weinig gezien het ambitieniveau.

Het is niet mogelijk om de compensatieprogramma’s zoals Trees for Travel vrij te stellen van btw. Dat neemt niet weg dat dit zeer goede initiatieven zijn.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Spies (CDA) wil in vervolg graag bondig en meer resultaatgericht geïnformeerd worden over de voortgang op dit dossier. Zij is blij met de toezegging dat bezien zal worden of de aanpak voor palmolie ook op soja van toepassing kan zijn.

Het is goed dat Nederland vooroploopt in Europa met duurzaam inkopen. De CDA-fractie zal het kabinet blijven aanmoedigen om verdere stappen op dit terrein te zetten.

De heer Krähe (PvdA) wijst erop dat alle fractieleden van de PvdA per 1 januari van dit jaar meedoen aan Trees for Travel. Ook de verkiezingscampagne wordt klimaatneutraal gevoerd. Ter compensatie zullen er in totaal 4700 bomen geplant worden.

De heer Van der Ham (D66) is eveneens verheugd met de toezegging dat zal worden nagegaan of er ten aanzien de productie van soja afspraken over duurzaamheid gemaakt kunnen worden. Nederland heeft helaas een krachtige bio-industrie, maar dit kan een voordeel zijn bij het nemen van initiatieven op dit vlak.

De overheid moet op het terrein van duurzaam inkopen iets meer doen dan het bedrijfsleven om het goede voorbeeld te geven.

Mevrouw Van Velzen (SP) onderstreept dat milieuschadelijke subsidies van geval tot geval beoordeeld moeten worden. Wil de staatssecretaris bevorderen dat de Nederlandse overheid samen met de betrokken bedrijven het initiatief neemt bij het verduurzamen van de productie van soja, bijvoorbeeld door het stellen van criteria voor import?

De minister constateert dat de Kamer in het vervolg kort en resultaatgericht gerapporteerd wil worden over duurzame daadkracht. Zij waardeert de initiatieven van de PvdA ter zake van compenserende maatregelen. Goed voorbeeld doet wellicht goed volgen.

De staatssecretaris sluit zich aan bij de woorden van de minister over het bevorderen van de duurzame productie van soja. In een actie uit de Toekomstagenda Milieu worden de ketens beschreven die in dit verband essentieel zijn. Het is in principe denkbaar om de duurzaamheidscriteria die door prof. Cramer zijn opgesteld voor biobrandstoffen worden verbreed tot andere producten. De staatssecretaris zal dit nader bestuderen en zal de Kamer daarover schriftelijk informeren.

Toezeggingen

– de Kamer wordt binnen enkele weken schriftelijk geïnformeerd door de minister-president over de onderraad voor Ruimtelijke Ordening, Duurzaamheid en Milieu;

– de Kamer wordt in het kader van de VBTB geïnformeerd over het rendementseffect van de 10 mln.-doelstelling voor energie en de 50 mln.-doelstelling voor water;

– de Kamer wordt nader geïnformeerd over het vervolgtraject van PreDo;

– de Kamer wordt nader geïnformeerd over de criteria met betrekking tot soja;

– de minister zal minister Veerman vragen naar de toezeggingen over het Profetas-rapport.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Buijs

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Van Aartsen

De griffier van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Van der Leeden


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Hofstra (VVD), Buijs (CDA), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GroenLinks), Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van den Brink (LPF), Van Bochove (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Spies (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Fierens (PvdA), ondervoorzitter, Timmer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA), Samsom (PvdA), Hermans (LPF), Veenendaal (VVD), Lenards (VVD) en Krähe (PvdA).

Plv. leden: Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ormel (CDA), Halsema (GroenLinks), Örgü (VVD), Dubbelboer (PvdA), Hessels (CDA), Knops (CDA), Vendrik (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Vietsch (CDA), Vergeer (SP), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Koşer Kaya (D66), Boelhouwer (PvdA), Verbeet (PvdA), Balemans (VVD), Waalkens (PvdA), Van Heteren (PvdA), Roefs (PvdA), Varela (LPF), Oplaat (VVD), Van der Sande (VVD) en Crone (PvdA).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: De Haan (CDA), Koenders (PvdA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), ondervoorzitter, Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Wilders (Groep Wilders), Van Baalen (VVD), Van Aartsen (VVD), voorzitter, Van den Brink (LPF), Herben (LPF), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Dijk (CDA), Nawijn (groep Nawijn), Fierens (PvdA), Tjon-A-Ten (PvdA), Eijsink (PvdA), Samsom (PvdA), Brinkel (CDA), Szabó (VVD), Jonker (CDA), Koşer Kaya (D66), Nijs (VVD) en Van Schijndel (Groep Eerdmans/Van Schijndel).

Plv. leden: Dijksma (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Arib (PvdA), De Wit (SP), Leerdam (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Griffith (VVD), Varela (LPF), Haverkamp (CDA), Rambocus (CDA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Kant (SP), Eski (CDA), Çörüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Waalkens (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Van Winsen (CDA), Veenendaal (VVD), Kortenhorst (CDA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Van Fessem (CDA) en Dittrich (D66).

Naar boven