30 175 Besluit luchtkwaliteit 2005

Nr. 129 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 december 2011

Tijdens het notaoverleg MIRT van 12 december jl. heb ik toegezegd u te informeren over stikstofdepositie door wegverkeer.

Tussen 2012 en 2018 neemt de stikstofdepositie door verkeer als gevolg van maatregelen die opgenomen zijn in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit landelijk gemiddeld af met ca. 30%. Door de uitvoering van het MIRT en de landelijke uitrol van de snelheidsverhoging naar 130 km/h neemt in diezelfde periode de depositie landelijk toe met ruim 4% (ca. 3,5% door de 130 km/h en ca. 0,6% door het MIRT). De stikstofdepositie door verkeer neemt hierdoor landelijk uiteindelijk met 26% af. Lokaal kunnen variaties optreden.

Voorts heeft u mij tijdens het notaoverleg verzocht om het onderzoek naar verkeersveiligheideffecten van de snelheidsverhoging en alle bijbehorende stukken te doen toekomen, die dagblad De Pers met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur heeft opgevraagd. Uw vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu had mij hier eerder om verzocht. Met een brief van 6 december jl.1 heb ik aan dit verzoek voldaan. Kortheidshalve verwijs ik naar deze brief.

In een artikel van dagblad De Pers van maandag 12 december jl. wordt gesuggereerd dat ik eerdere studies die de afgelopen jaren zijn gedaan naar het positieve effect van de 80 km zones buiten beschouwing heb gelaten. En voorts dat het onderzoek van Grontmij «Milieuonderzoek uitrol 130 km/uur» het effect van een snelheidsverlaging veel minder gunstig ingeschat. Van deze gelegenheid maak ik graag gebruik om dit beeld bij te stellen.

Het effect van een maximumsnelheid van 80 km/h en van 100 km/h op de luchtkwaliteit is bekend. Voor deze maximumsnelheden bestaan emissiefactoren. Bij het onderzoek van Grontmij naar de mogelijkheden om de maximumsnelheid op de 80 km zones te verhogen naar 100 km/h is hiervan gebruik gemaakt. Ook is bij dit onderzoek gebruik gemaakt van de standaard rekenmethode 2 (SRM 2) die is vastgelegd in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.

De minister van Infrastructuur en Milieu,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


X Noot
1

Tweede Kamer, Kamerstukken vergaderjaar 2011–2012, 32 646, nr. 14.

Naar boven