B
nr. 2
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 24 december
2004 en het nader rapport d.d. 19 mei 2005, aangeboden aan de Koningin
door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State
is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 29 november 2004, no. 04004481, heeft
Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede
namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad
van State ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk
der Nederlanden en de Islamitische Republiek Pakistan inzake de export en
handhaving van socialezekerheidsuitkeringen; Den Haag, 27 september 2004,
met toelichtende nota.
De Raad van State onderschrijft de strekking van het verdrag, maar maakt
een opmerking naar aanleiding van het opzeggen van het ILO-verdrag 118.1 Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing
van de toelichtende nota wenselijk is.
Naar aanleiding van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 maart
20032 over de exporteerbaarheid van toeslagen
op grond van de Toeslagenwet zal het ILO-verdrag 118 worden opgezegd. Tevens
wordt de exportbeperking in de Wet beperking export uitkeringen voor wat betreft
uitkeringen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW), de Algemene nabestaandenwet
(Anw), de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering
zelfstandigen (WAZ) vanaf de dag van de uitspraak niet langer toegepast. Dit
is geregeld bij nota van wijziging bij het voorstel tot goedkeuring van het
voornemen tot opzegging van het ILO-verdrag 118.3
De opschorting van de exportbeperking eindigt op de datum waarop Nederland
door de opzegging niet langer partij is bij het ILO-verdrag 118. De Eerste
Kamer der Staten-Generaal heeft op 7 december 2004 met het voorstel tot
goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het ILO-verdrag 118 ingestemd.
Indien het verdrag deze maand nog wordt opgezegd, zal de opzegging op 1 januari
2006 van kracht worden. De Raad verwijst in dit verband naar artikel 16, eerste
lid, van het ILO-verdrag 118. Tot die datum zullen daarom naar Pakistan uitkeringen
op grond van de Anw, WAO en de WAZ geëxporteerd kunnen worden. Het verdrag
met Pakistan heeft hierop geen invloed. Immers is dit tot een nader op grond
van artikel 14, derde lid, te bepalen datum beperkt tot de Nederlandse wetgeving
inzake bijstand en het AOW-gehuwdenpensioen (zie artikel 2, eerste lid, juncto
artikel 14, derde lid).
De Raad adviseert de toelichtende nota dienovereenkomstig aan te vullen.
De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag
wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande
aandacht zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 29 november
2004, nr. 04.004481, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit
advies, gedateerd 24 december 2004, nr. W12.04.0569/IV, bied ik U hierbij
aan.
Naar aanleiding van het advies van de Raad van State is de toelichting
met betrekking tot artikel 4 van het verdrag terzake uitgebreid met een alinea.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in de toelichtende nota nog andere
wijzigingen aan te brengen. Zo is in de toelichting met betrekking tot artikel
3 de tweede zin geschrapt. Daarnaast is in de toelichting met betrekking tot
artikel 4 de laatste twee alinea's aangepast.
Deze wijzigingen hebben te maken met het feit dat bijvoorbeeld de Wet
op de arbeidsongeschiktheidsverzekering vooralsnog niet onder de materiële
werkingssfeer van het verdrag valt. Uitbreiding tot andere takken van de sociale
zekerheid kan conform artikel 14, derde lid, van het verdrag plaatsvinden
na de inwerkingtreding van het verdrag.
Ik moge U, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag
vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring
over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
B. R. Bot