nr. 8
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 juni 2005
Tijdens het Verantwoordingsdebat van 19 mei 2005 heeft uw Kamer een
aantal vragen gesteld, waarover de Minister-President heeft toegezegd dat
deze door de verantwoordelijke vakminister schriftelijk worden beantwoord.
Hierbij zend ik u de antwoorden op vragen die behoren tot het terrein van
het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. J. A. van der Hoeven
CDA
• Hoe ver is het voornemen gevorderd om meer verantwoordelijkheid
bij individuele scholen te leggen? Is sprake van een feitelijke afname van
regels en procedures voor leraren en schoolhoofden en wordt dit door hen ook
zo ervaren? Hoe denkt de minister van OCW een vermindering van de administratieve
lastendruk met 25% in het onderwijs van 2007 te halen?
Antwoord:
Voor het verantwoordingdebat ontvangt u hierover een brief.
• Bestaat het risico van een lerarentekort de komende jaren als de
economie aantrekt?
Antwoord:
De conjunctuur vormt één van de risico's, waarmee de onderwijsarbeidsmarkt
wordt geconfronteerd. Daarnaast heeft de vergrijzing een grote impact op het
onderwijs. Maatregelen gericht op beheersing van een lerarentekort zijn opgenomen
in het «Beleidsplan onderwijspersoneel». Medio 2005 wordt u geïnformeerd
over de voortgang van de maatregelen.
VVD
• Welke maatregelen neemt het kabinet om de doelstelling te halen
dat er 50% minder schoolverlaters komen, mede in het licht van de mededelingen
in de stukken dat de doelstelling mogelijk wordt gehaald?
Antwoord:
In het AO van 24 februari jl. over voortijdig schoolverlaters is
gewisseld dat het beleid gericht op tegengaan van voortijdig schoolverlaters
sterk afhankelijk is van de conjunctuur.
Langs verschillende lijnen wordt gewerkt aan het verminderen van voortijdig
schoolverlaters:
preventie met nadruk op leerplichthandhaving en doorlopende leerwegen;
versterking van de Regionale Meld- en Coördinatie (RMC) functie;
aanpak van risicojongeren in de grote steden, waar sprake is van een cumulatie
van problemen.
Naar aanleiding van de motie Verhagen over leer-werkplicht tot 23 jaar
(TK 29 454, nr 8) worden diverse uitvoeringsmodaliteiten verder onderzocht.
Ten slotte heeft een aantal voortijdig schoolverlaters een baan. Daarvan
wil een aantal via het werk alsnog het niveau van een startkwalificatie halen.
Dat zal met het EVC-instrument erkend kunnen gaan worden.
D66
• Wanneer komt het kabinet met cijfers over voortijdig schoolverlater?
Waarom zijn de cijfers over 2004 nog niet beschikbaar?
Antwoord:
Eerder heb ik de Tweede Kamer toegezegd eind deze zomer de Voortgangsrapportage
voortijdig schoolverlaten 2004, voorzien van mijn beleidsreactie aan te bieden.
De daarvoor benodigde gegevens zijn december 2004 beschikbaar gekomen.
Analyse van deze gegevens en het opstellen van de beleidsreactie vraagt een
aantal maanden.
GroenLinks
• Uit de verantwoordingsstukken valt niet op te maken welke doelen
worden gehaald, waarom sommige doelen tussentijds zijn gewijzigd en welke
beleidsconclusies worden getrokken. Het betreft onder meer voortijdig schoolverlaten,
arbeidsparticipatie van vrouwen, ontwikkeling van inkomens, het innovatieplatform.
Antwoord:
Hiervoor bij de beantwoording van de vragen van de VVD ben ik ingegaan
op de problematiek van het voortijdig schoolverlaten.
De arbeidsparticipatie van vrouwen maakt onderdeel uit van het onder-
wijsarbeidsmarktbeleid.
De inkomens in het onderwijs volgen het algemene kabinetsbeleid ter zake.
Zo zijn de afspraken bij de verlenging van de Onderwijs-CAO (PO en VO) 2003
geheel in lijn met het Najaarsakkoord 2003, waarin de sociale partners een
dringend beroep op alle CAO-partijen hebben gedaan om voor 2004 de lonen te
matigen.
Ten slotte heeft de voorzitter van het Innovatieplatform u naar aanleiding
van zijn brief TK 27 406, nr 37 onlangs geïnformeerd over de voortgang
met betrekking tot de door het Innovatieplatform gedane voorstellen.