Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 oktober 2013
Inleiding
In het algemeen overleg (AO) MIVD van 3 juli jl. (Kamerstuk 29 924, nr. 100) heb ik de vaste commissie voor Defensie toegezegd terug te komen op het verstrekken
van de verklaring van geen bezwaar (VGB) in relatie tot verblijf in het buitenland.
Met deze brief doe ik deze toezegging gestand.
Bij een veiligheidsonderzoek wordt een periode van acht tot tien jaar, direct voorafgaande
aan de aanmelding, door de MIVD onderzocht. Deze periode is afhankelijk van het veiligheidsmachtigingsniveau1 en is voor de AIVD en MIVD gelijk. Voor partners wordt een periode van ten minste
vijf jaar onderzocht. Als over een verblijf door betrokkene (of diens partner) van
meer dan drie maanden in het buitenland geen informatie kan worden ingewonnen, kan
een nieuwe VGB niet worden verstrekt of een bestaande VGB worden ingetrokken. Er is
dan sprake van een zogeheten «ontbrekende periode».
In het AO is gevraagd wat dit voor gevolgen heeft voor mensen die voor werk, studie
of toerisme voor langere tijd naar het buitenland gaan. Dit soort verblijf in het
buitenland wordt immers steeds populairder. Daarnaast komt het voor dat mensen als
inwonend gezinslid van bijvoorbeeld een diplomaat langere tijd in het buitenland zijn
geweest.
Na heroverweging is, waar mogelijk, een meer genuanceerd onderscheid per situatie
gemaakt met inachtneming van de bescherming tegen veiligheidsrisico’s die de Wet veiligheidsonderzoeken
beoogt. Deze brief geeft de wijzigingen weer.
Veiligheidsonderzoek bij langdurig verblijf in het buitenland
Indien een defensieambtenaar, aspirant-defensieambtenaar of diens partner in de controleperiode
als rijks- of defensieambtenaar in het buitenland geplaatst is geweest, vormt de ontbrekende
periode geen belemmering meer voor een VGB. Ook de ontbrekende periode van de naar
het buitenland meegereisde partner wordt de defensie- of rijksambtenaar in het veiligheidsonderzoek
niet meer tegengeworpen, mits deze reeds voor het vertrek bekend was bij de MIVD of
AIVD. Daarbij geldt wel dat aan een (ex-)rijksambtenaar die niet op een vertrouwensfunctie
geplaatst is geweest niet het hoogste veiligheidsmachtigingsniveau zal worden toegekend.
Een uitzondering was al van toepassing op personen die wegens studie, stage, als toerist
of als werknemer (van bijvoorbeeld internationale organisaties, Nederlandse multinationals
of bedrijven die voldoen aan de Algemene Beveiligingseisen voor Defensieopdrachten)
in het buitenland hebben verbleven. De maximale periode die een persoon hiervoor in
het buitenland mag hebben doorgebracht, wordt nu verlengd van negen naar twaalf maanden.
Hierbij zal geen VGB op het hoogste veiligheidsmachtigingsniveau worden toegekend.
Ten slotte wordt ook de regeling voor inwonende gezinsleden aangepast. Voor aspirant-defensiemedewerkers
vormt langdurig verblijf in het buitenland als gezinslid van een defensie- of rijksambtenaar
of van een werknemer in eerdergenoemde zin geen belemmering meer voor een VGB. Voor
hen gelden voortaan dezelfde uitzondering en voorwaarden. Ook hen zal geen VGB op
het hoogste veiligheidsmachtigingsniveau worden toegekend.
Beleidsregel veiligheidsonderzoeken
Het beleid met betrekking tot veiligheidsonderzoeken is nu nog vastgelegd in twee beleidsregelingen. Deze beleidsregelingen zijn inmiddels geïntegreerd
in een nieuwe beleidsregel veiligheidsonderzoeken Defensie. Daarmee wordt ook uitvoering
gegeven aan het advies van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen en
Veiligheidsdiensten om het beleid en de uitvoering ten aanzien van veiligheidsonderzoeken
tussen de MIVD en AIVD te harmoniseren.
De in deze brief beschreven heroverweging rond langdurig buitenlands verblijf heeft
ertoe geleid dat de beleidsregel later wordt vastgesteld dan in eerste instantie aan
de Kamer is meegedeeld. In plaats van op 1 oktober zal de nieuwe beleidsregel op 1 november
2013 in werking treden. Voor die tijd wordt de beleidsregel gepubliceerd in de Staatscourant
en op internet en uitgebreid gecommuniceerd met het personeel en het georganiseerd
overleg.
De Minister van Defensie,
J.A. Hennis-Plasschaert