Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | 29911 nr. 150 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | 29911 nr. 150 |
Vastgesteld 24 februari 2017
De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 2 februari 2017 overleg gevoerd met de heer Blok, Minister van Veiligheid en Justitie, over:
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 19 mei 2016 over de resultaten van de Aanpak high-impact crime (Kamerstuk 28 684, nr. 466);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 15 september 2016 inzake het onderzoek Focus op heling (Kamerstuk 28 684, nr. 475);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 17 november 2016 met het verslag van de Werkgroep Integraal Afpakken Crimineel Vermogen (Kamerstuk 29 911, nr. 134);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 15 december 2016 met de beleidsreactie op het WODC-onderzoek naar mobiel banditisme (Kamerstuk 29 911, nr. 137);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 28 november 2016 inzake informatie over toezending van het eindverslag van de Werkgroep Integraal Afpakken Crimineel Vermogen (Kamerstuk 29 911, nr. 135);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 16 december 2016 met de eindrapportage Voortgang rijksbrede aanpak fraude (Kamerstuk 17 050, nr. 533);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 17 januari 2017 met de reactie op het verzoek van de commissie om toezending «Discussienotitie opsporings- en vervolgingstekort» (Kamerstuk 29 279, nr. 368);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 24 januari 2017 met de reactie op het verzoek van het lid Bergkamp, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 20 december 2016, over het bericht dat de overheid de strijd tegen drugscriminelen verliest (Kamerstuk 29 911, nr. 138).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Ypma
De griffier van de commissie, Hessing-Puts
Voorzitter: Ypma
Griffier: Hessing-Puts
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Helder, Van Nispen, Recourt, Swinkels, Tellegen, Van Toorenburg en Ypma,
en de heer Blok, Minister van Veiligheid en Justitie.
Aanvang 10.01 uur.
De voorzitter:
Dames en heren, hartelijk welkom bij dit algemeen overleg. Ik heet de nieuwe Minister van Veiligheid en Justitie, de heer Blok, van harte welkom, evenals de ambtelijke ondersteuning, alle belangstellenden en alle collega's. Wij gaan de slag. Ik heb begrepen dat vier minuten spreektijd per fractie wat krap is, gelet op het aantal onderwerpen dat op de agenda staat. Ik zal daar dus een beetje flexibel mee omgaan. Ik vraag mijn collega's dan wel om het aantal interrupties te beperken. Het woord is als eerste aan mevrouw Helder.
Mevrouw Helder (PVV):
Voorzitter. Eerst heet ik de nieuwe Minister welkom in deze nog altijd mooie commissie met leuke collega's. Mijn spreektijd is echter niet zo ruim, dus ik richt mij vervolgens op de inhoud.
Het eerste agendapunt is de brief van de Minister inzake de voortgangsrapportage over de aanpak van high-impact crimes. De Minister schrijft dat het aantal door de politie geregistreerde overvallen, straatroven, woninginbraken en geweldsdelicten is gedaald naar het laagste niveau in de afgelopen tien jaar. Daar is het eeuwigdurende mantra weer waar volgens mij bijna niemand meer in gelooft. Er is immers een rapport waar duidelijk uit blijkt dat de aangiftebereidheid onverminderd laag blijft, namelijk gemiddeld slechts 19%. In de voortgangsrapportage staan alleen een aantal misdrijven. Cybercrime en georganiseerde of ondermijnende criminaliteit vallen daarbuiten, terwijl iedereen weet dat deze misdrijven een stijgende lijn vertonen. Tijdens het begrotingsdebat heb ik de vorige Minister dan ook gevraagd naar een nieuw of aanvullend meetinstrument met als doel betrouwbare cijfers te krijgen over de daadwerkelijke omvang van de criminaliteit. Dat wilde de Minister niet omdat de huidige instrumenten volgens hem voldoende waren. Hij zei wel «meten is weten». Daarover waren wij het met elkaar eens, maar verder beleed hij dat alleen met de mond en niet met maatregelen. Mij rest dus niets anders dan weer de onbetrouwbaarheid of de onvolledigheid van de cijfers te benadrukken, mijn hoop op de nieuwe Minister te vestigen en de voorzitter desondanks te vragen om alvast met potlood een verzoek voor een VAO te noteren. De motie over het meetinstrument, die werd gesteund door heel veel collega's – waarvoor dank – wil ik vrijwel zeker opnieuw gaan indienen.
Inmiddels is er immers wel iets veranderd op dit onderwerp. Sinds 17 januari beschikken we over de niet meer vertrouwelijke discussienotitie Opsporings- en Vervolgingstekort, die is opgesteld door de politie en het Openbaar Ministerie (OM). De inhoud liegt er niet om. Die laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Er is sprake van een opsporings- en vervolgingstekort, omschreven als het verschil tussen de totale gepleegde criminaliteit en het aandeel dat daadwerkelijk wordt opgespoord. Een van de oorzaken is de prioritering van de zaken. Die keuzes staan echter onder druk door een tekort aan capaciteit, zowel in de kwalitatieve als in de kwantitatieve zin. De gevolgen zijn ernstig. Veel criminaliteit speelt zich buiten het zicht van de politie af terwijl een deel van de criminaliteit die wel zichtbaar is, niet kan worden aangepakt. Ik citeer de notitie: «(...) is het aannemelijk dat binnen het aandeel» – het zichtbare deel – «niet in behandeling genomen zaken zich een potentieel aan opsporings- vervolgingswaardige zaken bevindt». Het geschatte aantal is 30.000 tot 40.000 zaken. De kloof tussen de door de burger ervaren misdaad en de geregistreerde criminaliteit wordt zelfs becijferd op 3,5 miljoen delicten. Dat kan dus echt niet. De Minister moet hier wat mijn fractie betreft per gisteren mee aan de slag, want op deze wijze wordt het vertrouwen in politie en justitie uitgehold, hebben criminelen het laatste woord en raken agenten gefrustreerd. Het is immers vreselijk om opsporingswaardige zaken voortijdig te zien stranden. Een analist zei het als volgt: het is water naar de zee dragen, dus ik meld het maar niet meer. Mijn vraag aan de Minister is dus wat hij hieraan gaat doen.
In de verkenning wordt ook geconcludeerd dat aard en omvang van een deel van de criminaliteitsproblemen lastig te bepalen zijn en dat daarnaar verder onderzoek nodig is. In zijn beleidsreactie zegt de vorige Minister dat hij het daarmee eens is. Mijn vraag is dus wederom: ziet deze Minister nu wel iets in een aanvullend of een nieuw meetinstrument? Mijn verzoek daartoe wordt gesteund door de politie en het OM, want in de genoemde notitie staat letterlijk op pagina 11: «Het is volgens OM en Politie zeer waardevol als een onafhankelijke wetenschappelijke studie de aard en omvang van deze (niet bekende of geregistreerde) criminaliteit in beeld brengt, en om dit aan de bestaande beelden te spiegelen.» Voor de volledigheid meld ik dat ik een eenmalig onderzoek door het WODC onvoldoende vind. Het is een goed startpunt, maar er moet jaarlijks gemeten worden om de ontwikkelingen te kunnen blijven volgen. Alleen dan kan tijdig worden bijgestuurd indien nodig.
Tot slot ga ik in op het onderzoek Focus op heling. De Minister schrijft dat 80% van de diefstallen wordt gepleegd om de gestolen goederen weer door te verkopen. Heling is daarmee een belangrijke aanjager voor inbraken, overvallen, straatroven en andere vormen van diefstal. Calculerende criminelen, zo schrijft de Minister, kunnen nog steeds uitwijken naar gemeenten en opkopers die niet met het digitale opkopersregister werken. Het onderliggende rapport vertelt echter iets anders. Ik citeer: «(...) is er in de optiek van diverse experts een te geringe aandacht voor heling bij politie en justitie. De helers die wij gesproken hebben zien heling ook als een tamelijk risicoloos delict.» Nog een citaat: «Afgaande op het aantal van bijna 554.000 door de politie geregistreerde diefstallen, verduisteringen en inbraken in 2015 is het jaargemiddelde van circa 12.000 registraties van heling in de afgelopen vijf jaar aan de lage kant. Dit lijkt erop te duiden dat veel van de gevallen van heling niet ter kennis van de politie komen.» Het gaat ook hier alleen om de geregistreerde criminaliteit. De aangiftebereidheid is aantoonbaar laag. Wat gaat de Minister hier dus aan doen? Hij schrijft immers zelf «zonder helers geen stelers». De pakkans moet dus in ieder geval omhoog.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. Ook wij heten de nieuwe Minister van Veiligheid van Justitie van harte welkom. Hij valt meteen met zijn neus in de boter, want het gaat vandaag over een groot en meeslepend onderwerp, namelijk dé criminaliteitsbestrijding. Ik kan mij voorstellen dat hij dacht: waar gaat dit allemaal over? Nou, het gaat over veel. Ik zal dus snel beginnen.
Wij hebben inderdaad in een vrij ontluisterend rapport moeten lezen hoe het echt staat met de criminaliteitsbestrijding. Laat mij allereerst zeggen dat dit niet ligt aan alle mensen die in het veld actief zijn. De politie, in samenwerkingsverbanden of in de wijken, het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht: iedereen doet er alles aan om de criminaliteit te beteugelen. Ik hecht eraan om dat al als allereerste te zeggen. Wij zien echter dat er veel te veel criminaliteit buiten het beleid en buiten het beeld van het Openbaar Ministerie en de politie blijft. Er zijn onvoldoende mensen om de zaken op te pakken en ze zijn onvoldoende gekwalificeerd. Er is een enorm gat tussen hetgeen wordt geregistreerd en het slachtofferschap. Tot onze schrik wordt ook van heel ernstige delicten geen aangifte meer gedaan omdat men denkt dat het helemaal geen zin meer heeft. Dat is een ondermijning van het gevoel dat de samenleving je niet in de steek laat als je het slachtoffer wordt. Hoe heeft deze nieuwe Minister deze dingen nou op zich in laten werken? Wat wil hij eraan doen? We hebben natuurlijk altijd de propagandamachine van de VVD gezien: we pakken de criminaliteit aan! Je ziet echter dat dat niet gebeurt. Je ziet dat er een enorme verschuiving is naar de wat onzichtbaarder criminaliteit, waar de politie helemaal geen vat op heeft. De politie ziet schrijnende dingen. Politieagenten waarschuwen mij en zeggen dat ze dingen niet kunnen oplossen. Ze zien het misgaan en voelen zich machteloos. De verantwoordelijkheid van deze Minister is om naast hen te gaan staan en het op te lossen.
Een pluspunt is dat het aantal delicten daalt. Gelukkig. Wat met name werkt, is de aansluiting bij de samenleving zelf en daar prijs ik het kabinet wel voor. Het is de aansluiting bij de ondernemers, bij de mensen: hoe maak je jezelf weerbaar? Dat is goed. Dat maakt dat de criminaliteit daalt, maar het kabinet zou zichzelf niet op de borst moeten kloppen, zo van «dat komt door ons», want het komt niet door dit kabinet. Misschien is de daling er soms zelfs ondanks dit kabinet, met zijn bezuinigingen op Veiligheid en Justitie. Graag hoor ik hierop een reactie.
Vandaag staat het onderwerp «heling» op de agenda. Hiernaar is een vrij omvangrijk onderzoek gedaan. Daaruit blijkt dat er een grote blinde vlek is, ook bij de internationale en meer georganiseerde vorm van heling. Gestolen goederen worden op Marktplaats en Speurders.nl aangeboden. Eigenlijk is iedereen blij: lekker een goedkope nieuwe telefoon. Feitelijk is men echter bezig met het ondersteunen van de criminaliteit. Op een aantal punten zouden de eigenaren van deze sites een stap extra kunnen zetten. Ik noem het bevorderen van het achterlaten van reviews, het blokkeren van accounts, het ondersteunen van het doen van aangifte en het doen van meldingen door bijvoorbeeld AutoTrack. Ik wil de Minister vragen om toch opnieuw met de branche in gesprek te gaan om deze punten onder de aandacht te brengen en hun te vragen welke extra stappen zij zouden kunnen zetten. Ik denk dat dit belangrijk is. Mensen worden beroofd omdat hun telefoon en andere spullen later gewoon op een heel makkelijke manier kunnen worden doorverkocht. Ook zou de Minister de wenselijkheid van een verbod op cash betalen eens uit kunnen zoeken. Daar zou ik ook graag een reactie van de Minister op horen. Misschien zou dat wel helpen, zeker in de branches van tweedehands goederen, juweliers en goudopkopers, metaalhandelaren en auto's.
De Minister zegt dat hij het digitaal opkoopregister landelijk verplicht wil stellen. Wat is daarbij de stand van zaken en door welke knelpunten kan dat niet heel voortvarend worden gerealiseerd?
Mijn volgende onderwerp is het afpakken van criminele winsten. Wij hebben hier al vaker met de Minister over gesproken en dat geldt zeker voor de situatie in Brabant. De Brabantse samenleving investeert veel om criminele winsten af te kunnen pakken. Wij hebben er al vaker voor gepleit om het geld dat wordt afgepakt, ook daadwerkelijk terug te laten vloeien naar de gemeenschap als een onderdeel van de war on drugs. Laat het geld terugvloeien naar de regio. Wij hebben het kabinet hierop een aantal keren aangesproken, maar de Minister van Financiën wil daar niet aan. Nu krijgen we rapporten waarin het gaat over het inzichtelijk maken van de businesscase.
Mevrouw Helder (PVV):
Dat is een interessant voorstel. De trend is ook dat veel via de bestuursrechtelijke weg wordt gedaan. De reden daarvan is dat er bij de strafrechtelijke keten te weinig capaciteit is of dat het anders te lang duurt. Die ontwikkeling snapt mijn fractie ook, maar dan zouden wij het traject van het afpakken waarschijnlijk afsnijden. Heeft mijn collega daar ook nog een idee over?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Daar heb ik met de RIEC's (Regionaal Informatie- en Expertise Centrum) over gesproken. Zij zeggen dat dit onderdeel altijd bij het strafrecht blijft. Een deel blijft natuurlijk bij de belasting, maar dan wordt het ook afgepakt. Je zou dan wel kunnen bekijken hoeveel dat is. De centrale boodschap is dat je ervoor moet zorgen – ik weet dat de PVV daarin eerder een steun is geweest – dat de grote winsten die worden afgepakt terugvloeien naar gemeenten en provincies als zij die extra stap zetten, zodat men door kan gaan met die aanpak. Dat is de war on drugs die wij volgens mij moeten willen. De vraag is of wij daar uiteindelijk doorheen kunnen komen opdat dit wél kan gebeuren. Nu de voorzitter toch al is gevraagd om met potlood te noteren dat een VAO zal volgen, kan ik vast vertellen dat het CDA een motie zal indienen om dit echt voor elkaar te krijgen. Je kunt je vraagtekens plaatsen, maar als er pilots komen, laten we dan deze pilot inzetten.
Mevrouw Helder (PVV):
Ik waardeer enthousiasme. Ik ben het voor een groot deel eens met het antwoord. Ik zie die motie graag komen. In dit kader heb ik nog even een vraag. In het strafrechtelijke circuit vindt dan een strafrechtelijk financieel onderzoek plaats. Ik wil niet zeggen dat dit dan wordt overgeslagen, maar het blijft wel achterwege als je kiest voor de bestuursrechtelijke weg. Ik stel deze vraag opdat wij de motie, als die wordt ingediend, goed kunnen beoordelen.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik heb een heel betrokken jurist die op dit moment bekijkt hoe je dat heel goed kunt uitpluizen. Ik zal proberen om dat erbij te betrekken, zodat we ervoor zorgen dat de winsten die worden afgepakt, echt terugvloeien naar de gemeenschappen die extra investeren. Dat is terecht; dat moeten we zorgvuldig doen.
De heer Recourt (PvdA):
Ik heb een vraag over het ten goede laten komen van afgenomen criminele winsten aan de lokale gemeenschappen. Ik ben een beetje aan het zoeken. Ik vind ook dat een gemeente die daarin investeert, daartoe gestimuleerd moet en kan worden, maar V en J heeft dit wel zelf naar Financiën gebracht en dat is niet voor niks gebeurd. Je wilt namelijk niet het verwijt krijgen dat je afpakt om je begroting op orde te krijgen. Ik wil hierover heel graag meedenken en ik vind het ook een goed idee, als je het via het Rijk laat verlopen. De opbrengsten gaan dan naar het Rijk en het Rijk geeft deze weer terug aan gemeenten die extra investeren. Is dat een route waar het CDA ook aan denkt of denkt het CDA dat dit direct terecht moet komen op de bankrekening van gemeenten?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Dat is een terecht punt. Volgens mij is het zo ook eerder in een motie opgenomen. Het geld dat uiteindelijk wordt vastgesteld, laat je terugvloeien naar de gemeenschappen voor de extra investeringen. Die moeten wel aantoonbaar zijn. We zijn geen Sinterklaas, ook niet in het voorjaar. Ik denk dat je er uiteindelijk voor moet zorgen dat juist de extra stap door de gemeenten ook kan worden betaald. Geld dat beschikbaar komt doordat boa's (buitengewoon opsporingsambtenaar) extra inspanningen leveren, mocht vroeger door de gemeenten worden gehouden, maar onder dit kabinet gaat het naar het Rijk. De gemeenten zeggen dat zij de extra investeringen in criminaliteitsbestrijding niet meer kunnen betalen. Zij zien dat de politie het niet meer aankan. Zij willen hun verantwoordelijkheid nemen, maar krijgen daardoor een probleem. Daarom zeg ik dat dit geld gewoon terug moet naar de gemeenschap.
De heer Recourt (PvdA):
We komen we een hele stap verder. Ik heb geen verdere vragen.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Dan kan ik nog een klein haakje maken naar de interessante gedachte die het Openbaar Ministerie vorige week heeft geventileerd. Het OM heeft gesproken over het oprichten van een fonds waaruit een vergoeding kan worden betaald aan slachtoffers van drugsdelicten. Het komt nu nog vaak voor dat bijvoorbeeld mensen op wier grond een grote hoeveelheid afval van een xtc-laboratorium is gestort, zelf heel veel kosten moeten maken om dat afval op te ruimen. Ik denk hierbij ook aan de mensen die op een andere manier slachtoffer zijn geworden van drugsdelicten. Daar is een beetje geld voor vrijgemaakt, maar we moeten ervoor zorgen dat deze slachtoffers echt een compensatie ontvangen. Het Openbaar Ministerie heeft een heel briljant plan voor het zetten van een extra stap. Ik wil graag van de Minister horen of hij dat ondersteunt.
De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. Laat ik mij aansluiten bij de woorden van welkom voor deze Minister. Ook wil ik mij aansluiten bij de terechte complimenten aan de mensen die zich dagelijks inzetten voor een veiliger Nederland.
Ik ben het eens met mijn collega's die zeggen dat de VVD zich de afgelopen jaren eigenlijk ten onrechte op de borst heeft geklopt omdat het veiliger zou zijn geworden. We weten echter allemaal dat de politie heel veel misdrijven niet ziet. Veel criminaliteit blijft buiten beeld. De politie en het Openbaar Ministerie hebben veel te weinig capaciteit, waardoor veel misdrijven op de plank blijven liggen. De notitie van burgemeesters, OM en politie geeft echt een ontluisterend beeld. Bij tienduizenden zaken per jaar wordt ervoor gekozen om de zaak niet verder te behandelen vanwege onvoldoende beschikbare capaciteit of vanwege een prioriteitsstelling. Rechercheurs stoppen zelfs met panklare analyses maken van criminaliteitsstructuren omdat ze weten dat er toch niets mee gebeurt. Criminelen krijgen vrij spel, aldus de waarschuwing. Duizenden criminelen worden dus niet opgepakt, ondanks indicaties, en slachtoffers blijven zitten met het onrecht. Wat doet dit nou met het vertrouwen van mensen in het opsporingsapparaat? Dat geldt echter ook voor de politiek als de VVD met een grote mond roept dat het veiliger wordt terwijl dat anders blijkt te liggen. Graag hoor ik hierop een reflectie van de Minister. Als de verantwoordelijke Minister de notitie goed leest, dan moet hij daar toch ook heel snel zelf werk van willen maken? Dan kun je dat toch niet over de verkiezingen heen tillen, zoals ik de Minister-President wel al heb horen zeggen?
De SP vindt het echt cruciaal dat fraude echt heel grondig wordt aangepakt, mede gelet op het vertrouwen van mensen in elkaar, in het bedrijfsleven en in de overheid. Elkaar belazeren en oplichten is immers niet normaal. Juist fraude is echter een van de criminaliteitsvormen die het minst worden aangepakt, ondanks alle beloftes en al het mooie papierwerk dat wij hebben gekregen. Hoe is dat nou toch mogelijk?
Misdaad mag niet lonen. Daarom stel ook ik enkele vragen over het afpakken van crimineel geld. Het Openbaar Ministerie wil hier veel meer aan doen, maar krijgt daarvoor niet de mogelijkheid. Iedere rechercheur die je spreekt, bevestigt dat het nog steeds niet de praktijk is dat in een zaak vanaf het eerste moment ook naar de financiën wordt gekeken. Maar dat moet dus wel, want misdaad mag niet lonen. Omdat vrijwel alle misdaad draait om geld, moet de bestrijding van misdaad ook veel meer om geld gaan draaien. Welke politieke druk wordt nu uitgeoefend op landen zoals Dubai en Turkije om te voorkomen dat crimineel geld daarheen wordt geschoven, waarna wij het nooit meer terugzien? Waarom wordt nauwelijks iets gedaan met de aanbevelingen van de Werkgroep Integraal Afpakken Crimineel Vermogen? Waarom geven we rechercheurs niet de ruimte om te rechercheren naar witwasprocessen en -structuren? Hoe kan het dat de samenwerking met de Belastingdienst nog steeds geen staande praktijk is? Er wordt onvoldoende samengewerkt, nog steeds, ondanks al die vragen, al die druk, al die tijd. Hoe kan dat nou en hoe wordt dit verbeterd?
Ik heb verder enkele vragen over ontnemingsschikkingen. Tot welk gedoe een ontnemingsschikking kan leiden, laat de deal met drugscrimineel Cees H. tot op de dag van vandaag zien. Dat moeten we dus goed zien te regelen. Over de manier waarop dat nu gaat, ben ik nog onvoldoende tevreden. Hoe transparant zijn we over ontnemingsschikkingen? Wanneer schikken we nou wel en wanneer niet? Waarom wordt het uitgangspunt dat niet geschikt wordt in bijvoorbeeld grote fraudezaken geregeld losgelaten? Waarom wordt het persbericht met de ontnemingsschikking pas gepubliceerd als meer dan een half miljoen is ontnomen? Volgens mij is er ook alle reden tot publicatie als het om enkele tonnen gaat. Waarom zou je dat niet doen? Waarom nemen we die schikkingen niet op in een register? Wordt er nu wel of geen werk gemaakt van het invoeren van een rechterlijke toets vooraf? Dat zou de SP graag zien. De betrokkenheid van een rechter dient gewaarborgd te worden.
Eergisteren hebben wij een bijzonder interessant gesprek gehad over mediation in het strafrecht. De burgemeester van Utrecht, de politie, het Openbaar Ministerie en de mediators, met één mond spraken zij uit: wat wij doen werkt. De-escalatie en het oplossen van onderliggende problematiek helpen lang niet altijd, maar wel geregeld. Het gaat hierbij om een specifieke categorie van strafbare feiten en conflicten, maar het helpt wel geregeld beter dan het inzetten van het strafrecht. Mijn dringende oproep aan de Minister is dan ook om hier werk van te maken. Zorg ervoor dat het ook op andere plekken kan worden gedaan. Kijk naar de koploper Utrecht en laat andere gemeenten daarvan leren. Geef hun een meerjarige zekerheid; dat is ook vandaag mijn oproep aan de Minister. Als politie of OM doorverwijst naar de mediator, dan moet die ook betaald worden. Preventie en bestrijding van recidive zijn wat de SP betreft heel erg veel waard. Het kost niet veel, maar het levert wel heel erg veel op. Het kan ook capaciteit schelen bij de politie en het OM. Zo zijn we eigenlijk weer een beetje terug bij het opsporingstekort, waarmee ik begon. Dit helpt een heel klein beetje bij het verkleinen daarvan. Dan zijn we er nog lang niet, maar ook vanuit dat perspectief verwacht ik enthousiasme van de Minister. Graag hoor ik een toezegging op dit gebied.
Tot slot sluit ik mij aan bij de vragen van mijn collega's over heling. Er gebeurt wel veel, zo lijkt het, maar de pakkans blijft echt extreem laag. Op één voorstel in de stukken die ik heb gezien, werd niet gereageerd en dat is de suggestie om te verbieden dat juweliers, goudopkopers en metaalhandelaren cash uitbetalen. Kan daar alsnog een reactie op komen van de Minister?
De heer Recourt (PvdA):
Voorzitter. De misdaad daalt. Dat blijkt uit cijfers en uit enquêtes onder slachtoffers. Dat is meteen het einde van het goede nieuws, maar het moet wel als eerste opgemerkt worden.
Mevrouw Helder (PVV):
Collega Recourt wijst mogelijk op de slachtofferenquêtes die tot uitdrukking komen in de Veiligheidsmonitor. Ik wil dan toch op een paar punten wijzen. De Veiligheidsmonitor gaat alleen maar over bepaalde vormen van misdrijf. Cybercrime valt daar bijvoorbeeld buiten, evenals de drugsgerelateerde criminaliteit en de zogenoemde slachtofferloze delicten. Verder worden mensen die jonger zijn dan 15 jaar niet bevraagd en vallen bedrijven ook buiten de enquête. Hoe kan de heer Recourt dan op basis daarvan zeggen dat de criminaliteit daalt?
De heer Recourt (PvdA):
Dat zeg ik op basis van de overige cijfers. Het kabinet heeft met name ingezet op het terugdringen van de high-impact crimes, delicten die burgers ernstig raken in hun persoonlijk leven. Dat is succesvol. Aan de punten die mevrouw Helder noemt, kom ik nu toe. Wat zij zegt, blijkt heel stellig uit de uitgelekte notitie en daar word ik niet vrolijk van.
Mevrouw Helder (PVV):
Dan kan ik wel meteen concluderen dat onder de high-impact crimes waartoe collega Recourt zich beperkt, maar vier vormen van misdrijf vallen, waaronder overvallen, straatroven en woninginbraken. Die zijn ernstig hoor, begrijp me niet verkeerd, maar je kunt op basis daarvan niet zeggen dat dé criminaliteit daalt. Ik wacht de rest van zijn betoog met spanning af.
De voorzitter:
Mijnheer Recourt, gaat u daar gerust mee verder.
De heer Recourt (PvdA):
Voordat mijn spreektijd doorloopt, geef ik hierop nog even antwoord. Niet alleen in Nederland dalen de criminaliteitscijfers. Daar zijn allerlei verklaringen voor. Een van de verklaringen die wij al vaker hebben genoemd, is dat Nederland en Europa vergrijzen, maar zo zijn er meer redenen. Nogmaals, het gaat lang niet op alle terreinen goed en daar ga ik nu op in.
Wat ik nog het schrijnendst vind aan de uitgelekte notitie, is dat daaruit blijkt dat er niet veel nieuws onder de zon is. Daar staan eigenlijk alleen maar onderwerpen in die hier eindeloos aan de orde zijn geweest. Hier is eindeloos aan de orde geweest hoe schandalig laag de pakkans bij fraude is. Ik heb zelf moties ingediend en bijvoorbeeld gehamerd op de opkomst van de «ndrangheta, de Italiaanse maffia. Daar zou speciaal naar gekeken worden, maar ik lees in de notitie dat daarop geen zicht is. Daar is gewoon geen zicht op. Waar heb ik de afgelopen jaren dan eigenlijk op zitten hameren? Van de digitale achterstand heb ik bij twee begrotingsbehandelingen achter elkaar mijn hoofdonderwerp gemaakt. Wij weten het allemaal. We hebben gewoon geen goed zicht op de criminaliteit van vandaag en vooral niet op die van morgen.
In het uitgelekte rapport staat meer van wat we al wisten, maar ik kan ook niet zeggen dat het kabinet stil heeft gezeten. Dat is de andere kant. Er is een taskforce in Brabant, er is extra geïnvesteerd om de keten op orde te krijgen en fraudebestrijding is als speerpunt genomen, maar het is niet voldoende. Ik noem een mooi voorbeeld. Justitie heeft extra geld geïnvesteerd in de Caraïbische eilanden. We zien dat het afgelopen jaar op die eilanden meer ontnomen is dan in heel Nederland. Een extra investering kan dus wel degelijk vruchten afwerpen. Ik noem een ander mooi voorbeeld. Collega Van Nispen haalde het al aan: mediation in strafrecht. Als je de preventie van delicten die daar geschikt voor zijn, goed organiseert, speel je capaciteit vrij bij de politie, de recherche en het OM die zij kunnen inzetten voor de bestrijding van ondermijnende criminaliteit.
Dan kom ik op het punt dat ik centraal wilde stellen en dat ik het meest zorglijk vind: de ondermijnende criminaliteit. Naar mijn mening is «ondermijnend» nog een veel te lief en zacht woord. Het gaat hierbij gewoon over puur maffia-achtige praktijken, over de onderwereld die de bovenwereld in komt. Brabant wordt genoemd als voorbeeld, maar het is niet alleen in Brabant waar het gebeurt dat de voorzitter van de voetbalvereniging gewoon de lokale drugsbaron is, waar dat allemaal kan, waar wethouders en burgemeesters onder druk worden gezet en waar mensen in de samenleving bang moeten zijn om zich hierover uit te spreken. Het kabinet heeft een taskforce in het leven geroepen; ik vrees alleen dat die taskforce dweilt terwijl de kraan nog niet dicht is.
Ik ga daarom een aantal punten noemen waarop meer kan gebeuren dan nu het geval is. Bedreigde bestuurders en ambtenaren moeten te allen tijde worden beschermd. Dat lijkt mij evident. Burgemeesters moeten de bevoegdheid krijgen om vaker dan nu het geval is vrijplaatsen te sluiten. Opbrengsten van de pluk-ze-wet moeten, weliswaar via het Rijk, extra ten goede komen aan de gemeenten die hierin succesvol investeren. Het CDA heeft dat inderdaad al eerder gezegd. Over criminele motorbendes, nog zo'n onderwerp, hebben we het ook al heel vaak gehad. Ik verwacht nu echt dat snel duidelijk wordt of de huidige wet volstaat en als die niet volstaat, moeten we de wet aanpassen. Legaliseer verder de wietteelt. Het zal de handel naar het buitenland niet opdrogen, maar in het binnenland hebben wij daar in ieder geval wel een probleem mee opgelost.
Het allerbelangrijkste bevindt zich wellicht aan de immateriële kant, want de overheid kan het niet alleen. Hoe zorg je er nu voor dat alle mensen die de zware criminelen ondersteunen – dat kan een autoverhuurbedrijf zijn, iemand die een pand ter beschikking stelt, een notaris, een makelaar, whatever – zich realiseren dat zij zich buiten de eerlijke, goede samenleving stellen? Hoe realiseer je een soort cordon sanitaire, opdat duidelijk wordt dat je je aanzien en je maatschappelijke positie in de waagschaal stelt als je meedoet met de onderwereld? Het mag niet makkelijk zijn. Alle zware criminelen hebben financiële hulpverleners en dienstverleners nodig en die moeten we daar vooral weghouden, opdat de onderwereld en de bovenwereld ook echt gescheiden blijven. Ik denk dat op dat vlak nog een hele wereld te winnen is.
Ik zie de voorzitter knikken. Ik heb nog een paar punten, maar dan laat ik het hierbij.
De voorzitter:
Mevrouw Van Toorenburg wil u interrumperen. Wellicht helpt dat u.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik heb inderdaad uit de media mogen vernemen dat de Partij van de Arbeid vandaag zou komen met een deltaplan voor de criminaliteitsbestrijding. Gisteravond reageerde ik daar wellicht wat zuur op, want ik dacht: jeetje, nou zit je viereneenhalf jaar aan de knoppen en dan kom je een paar weken voor de verkiezingen met een deltaplan om de criminaliteit aan te pakken. Maar goed, als je er een nachtje over slaapt, zie je het weer wat zonniger in als je weer wakker bent. Dan denk je: laat ik nou gewoon accepteren dat de Partij van de Arbeid ons gaat steunen. Wij hebben drie weken geleden zo'n plan ingediend in Brabant. Als de Partij van de Arbeid hierop terugkijkt, ziet zij dan niet zelf dat zij veel heeft laten liggen en uiteindelijk niet heeft doorgepakt? Hoe gaan we dat concreet doen anders dan nu roepen dat er een plan moet komen? De PvdA heeft wel viereneenhalf jaar de verantwoordelijkheid gehad om dit aan te pakken.
De heer Recourt (PvdA):
Ik heb al gezegd a dat ik hier al viereneenhalf jaar een heel aantal punten aan de orde stel, en b dat het kabinet, onder medeverantwoordelijkheid van de Partij van de Arbeid, niet op zijn handen heeft gezeten. Er is al een taskforce Brabant. Ik constateer alleen dat het niet voldoende is en dat het op een aantal punten tekortschiet. Ik heb het plan van het CDA gezien. Op een aantal punten is er overeenstemming, maar op een aantal andere punten is de aanpak van het CDA vooral hard, harder, hardst. De PvdA kiest daarbij voor een andere insteek. We denken er dus niet helemaal hetzelfde over.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Laten we dan inderdaad met elkaar bekijken welke punten we wellicht nog voor de verkiezingen aan de vork kunnen prikken opdat er echt wat gaat gebeuren. Ik ben blij met de steun van de Partij van de Arbeid om de gemeenten op een aantal punten extra te ondersteunen. We kunnen daarnaar kijken, maar ik moest het even kwijt. Ik dacht echt: wat krijgen we nou weer; viereneenhalf jaar hier roepen dat moet worden bezuinigd op de veiligheidsketen. We hebben echt met man en macht moeten voorkomen dat de taskforce überhaupt geen geld meer kreeg. «Het leek al even over», zei de oud-minister van Veiligheid en Justitie Ard van der Steur. Laten wij nu echt bekijken wat we nog waar kunnen maken, want we kunnen niet nog een keer blijven kijken.
De heer Recourt (PvdA):
Dat is ook de lijn van mijn betoog. Wat er gebeurt, is goed, maar het is niet genoeg. Het probleem van ondermijning, de onderwereld die in de bovenwereld komt, is bij lange na niet opgelost.
De heer Van Nispen (SP):
Ik las in de krant dat de fractievoorzitter van mijn buurman deze ochtend tijdens een commissieoverleg zou voorstellen dat er extra geïnvesteerd wordt in het afpakken van crimineel geld. Of er moet ergens anders nog een overleg zijn, maar ik zou blij zijn als het dit overleg is. Ik kan het gemist hebben, maar mijn concrete vraag is: wat stelt de heer Recourt nu concreet voor, behalve dan dat het geld mogelijk ten goede moet komen aan de regio's, zoals mijn collega van het CDA voorstelde? Hoeveel moet er nu precies geïnvesteerd worden in het afpakken en hoe gaan we dat geld inzetten? Dat heb ik nog niet gehoord in het betoog van de heer Recourt.
De heer Recourt (PvdA):
Hij heeft het gedelegeerd aan zijn woordvoerder, laat ik het zo maar zeggen.
Misschien is het het handigst om de bode te vragen om het plan te kopiëren en uit te delen aan de collega's. Het zijn elf punten, waarvan ik er nu een stuk of vijf heb genoemd.
De voorzitter:
Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.
(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)
De heer Van Nispen (SP):
Ik zie dat stuk heel graag tegemoet, want ik ben benieuwd naar wat er nu precies in staat.
Laat ik het iets positiever proberen: herkent hij zich ook in de punten die ik aan de orde heb gesteld? Ik bedoel dan de afspraken met landen waarnaar geld wordt weggesluisd en waar het bankgeheim zo strikt is dat we er nooit meer aan kunnen komen. Wat vindt hij ervan dat er samengewerkt zou worden met de Belastingdienst om te bekijken wie het meest effectief geld kan afpakken? Soms is dat de Belastingdienst, soms is dat het bestuur, soms is dat het strafrecht. Herkent hij zich in die punten en wat vindt hij er nou van dat dat de afgelopen jaren eigenlijk nauwelijks tot enig resultaat heeft geleid, ondanks incidentele uitschieters als die heel grote schikkingen die het totaalbedrag toch wel hebben opgeleukt? Dat is hartstikke mooi, maar niet representatief, want iedere financieel rechercheur die je spreekt, zegt: wij kunnen gewoon niet uit de voeten met de middelen die we nu hebben.
De heer Recourt (PvdA):
Het heel korte antwoord is ja. Ik maak het ietsje langer door te zeggen dat ik ook hier een déjà vu heb. Al jaren en jaren hebben de heer Van Nispen, ik en anderen hierop gehamerd, omdat er aan iedere cocaïnedeal en iedere hasjdeal een financiële kant zit. Ik lees ook al jaren en jaren rapporten van de politie waarin staat dat de politie en het OM zich dat ook terdege realiseren. Het is een feit dat het nog onvoldoende rendeert. Ik vind ook dat de opbrengst erg wordt gekleurd door de enorme klappers die af en toe worden gemaakt. Dat er nog steeds niet in iedere zaak standaard een financiële component zit en dat die financiële component in ieder geval nog niet op orde is, vind ik heel zorgelijk. Ik steun de heer Van Nispen daarin.
Mevrouw Swinkels (D66):
Voorzitter. We leven in een tijd van alternative facts en factchecks. Die lezen we dagelijks in de krant. Wat we de afgelopen jaren ook in de krant lezen zijn de persberichten van V en J die de indruk wekken dat de criminaliteit daalde en dat Nederland veiliger werd. Maar dat die werkelijkheid er anders uitziet, bleek uit het rapport van politie en OM samen, dat hier al eerder aan de orde is geweest. Daaruit komt een veel minder rooskleurig beeld naar voren over de veiligheid in Nederland na zes jaar VVD op V en J. Er zit een enorm gat tussen de daadwerkelijk gepleegde misdaden, zoals slachtoffers die melden, en de geregistreerde criminaliteit op papier. De conclusie van dat interne rapport is – ik citeer – dan ook glashelder: gegeven de verhouding tussen beleefd slachtofferschap en de geregistreerde criminaliteit kan de stelling dat het veiliger wordt in Nederland onvoldoende worden onderschreven. In zijn reactie schreef de voormalige Minister van Justitie dat hij dit rapport zag als een startpunt voor verdere discussie. Wat mijn fractie betreft zijn we dat startpunt allang voorbij, want dit rapport – ik kan het niet vaak genoeg zeggen – bevestigt nog weer eens wat de hele oppositie – we hoorden het net ook al – de afgelopen jaren altijd heeft gezegd. Zelfs de coalitiepartner heeft dat hier zojuist erkend. Er is sprake van een fors opsporings- en vervolgingstekort. Kan deze Minister, nu we op dit punt zijn aangekomen, anders dan zijn voorgangers erkennen dat er geen grond is voor die boude stelling dat Nederland veiliger is geworden in de afgelopen jaren? Graag een reactie.
De voormalige Minister schreef in zijn brief ook dat verder onderzoek nodig is. Maar we weten uit eerder WODC-onderzoek toch al dat de aangiftebereidheid blijft hangen op 26%? We weten dat er capaciteitsgebrek is bij de politie en we weten dat cybercriminaliteit nog onvoldoende in beeld is. Hoeveel meer aanwijzingen en onderzoek heb je nog nodig? Wat gaat deze Minister doen met de aanbevelingen uit dit rapport?
Ik ga verder met de oproep die gisteren is uitgegaan van de regioburgemeesters en het Openbaar Ministerie. Er is niet alleen het deltaplan van collega Recourt, nee: mensen uit het veld geven in de investeringsagenda veiligheid heel duidelijk aan wat er zou moeten gebeuren. Dat stuk sluit ook nauw aan bij de interne notitie die eerder uitlekte. Ik zou de Minister willen vragen om te reageren op de oproep om meer te investeren in de veiligheid. Zou hij daarbij kunnen aansluiten op vijf concrete voorstellen in die investeringsagenda? Ik noem ze voor hem op: de politiesterkte moet uitgebreid worden tot 50.000 volledig opgeleide operationele politiemensen in 2025. Ze willen dus niet dat er aspiranten worden meegeteld. Het gaat om volledig opgeleide operationele politieagenten. Ze willen dus ook geen krimp met nog een keer 1.000 fte, waardoor de druk op de agenten alleen maar zou toenemen.
Het tweede concrete voorstel is dat er 700 extra wijkagenten bij komen, zodat de norm hiervoor gehaald kan worden en er in de probleemwijken misschien eentje meer kan zijn.
Het derde voorstel: meer specialisten in de opsporing. Ik heb het dan vooral over gebieden als cybercrime en financieel-economische delicten. Er moeten meer specialisten komen, onder wie data-analisten, met financieel-economische expertise, zodat ontneming ook mogelijk wordt. Ten slotte zullen er ook meer forensische experts en meer tactische rechercheurs bij moeten komen.
Het vierde voorstel: investeringen in het opleidingsniveau. Dat hangt daar allemaal mee samen. Dat zou opgekrikt moeten worden tot hbo-niveau.
Het vijfde voorstel: de oproep om te komen tot meer flexibilisering van de capaciteit. Dat is een meer algemene oproep, maar is de Minister bereid ruimte te scheppen voor bijvoorbeeld tijdelijke inhuur van specifieke kennis? Is hij verder bereid om de regels die flexibele inzet beperken nog eens onder de loep te nemen? We hebben daar namelijk te maken met een strak keurslijf in de regelgeving
Tot slot zou ik me willen aansluiten bij wat collega Van Nispen zei over de strafrechtelijke mediation. Die kan natuurlijk een bijdrage leveren aan het terugbrengen van het opsporings- en vervolgingstekort. Als je het in de kiem kunt smoren – bijvoorbeeld direct na de aangifte – voorkom je verdere inzet van politie en justitie en voorkom je ook op een heel groot vlak recidive. Het Utrechtse mediationmodel, waarover wij een prachtige inleiding hebben gehad, stemt hoopvol en ik zou van de Minister graag horen dat zij met dit goede werk door kunnen gaan.
Voorzitter, ik zal het hierbij laten. Ik ben benieuwd naar de reactie van de Minister.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Voorzitter. We spreken vandaag over de criminaliteitsbestrijding in Nederland. Gisteren hebben al onze fractievoorzitters de investeringsagenda van politie, burgemeesters en OM in ontvangst genomen. Die agenda biedt een blik op de stand van de criminaliteit in Nederland, maar is toch vooral bedoeld als een inzet voor een nieuw kabinet met een blik op de misdaad van de toekomst.
Ik heb ter voorbereiding op dit algemeen overleg de Veiligheidsagenda 2015 er nog eens bij gepakt. Toen hebben kabinet, politie, OM en burgemeesters in samenspraak met de Kamer een hele reeks afspraken gemaakt over criminaliteitsbestrijding. Op die Veiligheidsagenda, die loopt tot 2018, staan zes thema's: het versterken van de aanpak van ondermijnende criminaliteit, het bestrijden van cybercrime, het versterken van de aanpak van zogenoemde horizontale fraude, het bestrijden van kinderporno, het terugdringen van de high-impact crimes en het afpakken van crimineel vermogen. Mijn fractie constateert dat de politie, het OM en de burgemeesters een heel eind op stoom zijn om de ambities uit deze agenda te realiseren. Dat is een compliment waard. Ik hoor graag van de Minister hoever we nu precies zijn met het uitrollen en realiseren van die Veiligheidsagenda uit 2015 en vooral welke zaken nog niet gerealiseerd zijn, omdat er een aantal zaken in die agenda staan waar nog meer moet gebeuren. We bespreken ze vandaag: cybercrime en fraude.
Mevrouw Swinkels (D66):
Ik ben blij dat mevrouw Tellegen de agenda voor 2015, die voor dit kabinet gold, er nog eens bij heeft genomen. Voor de interne notitie waarover ik het had, heeft men dat ook gedaan en daarin staat dus juist dat op de punten die tot prioriteit zijn verheven, mensenhandel, kinderporno en cybercrime, juist veel te weinig is gedaan. Daar kon te weinig aan gedaan worden door het capaciteitstekort, zowel mensen als middelen. Mag ik daar een reactie op?
Mevrouw Tellegen (VVD):
Heel graag. Dat is precies de reden waarom ik het erbij heb gepakt. We hebben op dit moment een investeringsagenda, die als inzet geldt voor het komende kabinet, en een Veiligheidsagenda die we in 2015 met elkaar hebben afgesproken. Daarin staan zes prioriteiten en precies om die reden wil ik van de Minister weten waar het goed gaat en waar het beter kan. Mevrouw Helder van de PVV heeft geen enkel debat laten lopen om de Minister te vragen wat we meten en hoe we meten. Dat is ook een discussie die elke keer weer terugkeert. Hoe zit het nou echt met de aangiftebereidheid en met de ophelderingspercentages? Ik moet eerlijk zeggen dat het ingewikkeld blijft hoe we meten en met welke cijfers we deze discussie moeten voeren. In dat opzicht vind ik het alleen maar goed – ik kom er verderop in mijn bijdrage op terug – dat er nu een investeringsagenda ligt van de mensen uit het veld, de mensen die het dag in dag uit moeten doen. Deze mensen zeggen: zo hangt de vlag erbij; hier gaat het goed maar daar liggen er nieuwe uitdagingen.
Mevrouw Swinkels (D66):
Maar je hoeft toch niet meer te meten wat je al weet? De conclusie in die interne notitie is juist heel duidelijk: de VVD heeft de afgelopen zes jaar haar beloftes en voornemens niet waargemaakt.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Dat is niet de conclusie in de investeringsagenda. Daarin staat dat er een heleboel goed is gegaan maar dat het niet voldoende is omdat de wereld in de tussentijd is veranderd en er heel stevige nieuwe uitdagingen op ons bordje liggen. En ook dat nieuws is niet nieuw, want dat hebben we in de Kamer al vaak genoeg geconstateerd. Bovendien hebben we op een aantal van de punten die terecht in de investeringsagenda stevig zijn opgeschreven, al een andere weg ingeslagen om daaraan meer te kunnen doen.
Mevrouw Swinkels (D66):
Ik moet toch even inbreken, want mevrouw Tellegen heeft het over de investeringsagenda terwijl ik haar wees op de discussienotitie. Ik vroeg om een reactie op wat er in die discussienotitie staat en dat is niet hetzelfde.
Mevrouw Tellegen (VVD):
We hebben een investeringsagenda en we hebben een uitgelekt rapport dat als inzet moet dienen bij de volgende kabinetsformatie. Die twee leveren boven op elkaar gelegd hetzelfde beeld op. Daarnaast hebben we de Veiligheidsagenda, die we hier met z'n allen hebben afgesproken. Die loopt van 2015 tot 2018 en daarover heb ik een vraag aan de Minister. We hebben de realiteit van de inzet voor een nieuw kabinet van het OM, de politie en de burgemeesters, en we hebben een Veiligheidsagenda die loopt tot 2018. Ik wil graag weten waar we staan en in welk deel van de Veiligheidsagenda het niet goed gaat en het beter moet.
Minister Blok:
De voorzitter heeft last van een hoestbui. Misschien kan het oudste aanwezige Kamerlid even het voorzitterschap overnemen?
Voorzitter: Helder
De voorzitter:
Er wordt van alle kanten meegedacht! Ik wilde tegen mevrouw Tellegen zeggen dat ze haar betoog kon vervolgen, maar ik zie nu dat de heer Van Nispen wil interrumperen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik houd heel erg van optimistische vrolijke mensen die zeggen waar het goed gaat en waar het nog beter kan. Op dit punt moet ik mevrouw Tellegen toch een beetje terechtwijzen. «Terechtwijzen» klinkt heel zwaar en misschien moet ik dat woord dan maar vervangen door teleurstellen. Die investeringsagenda ligt er niet omdat het zo interessant is om vooruit te kijken naar wat we de komende tijd allemaal kunnen gaan doen. Nee, die investeringsagenda ligt er omdat er 1 miljard euro nodig is. Dat miljard is echt nodig, omdat er zo gruwelijk hard is bezuinigd de afgelopen jaren! Het gaat niet om de vraag: waar gaat het goed, waar kan het beter en waar gaan we een stapje extra zetten? Die 1 miljard euro is eigenlijk een gigantische tik op de vingers. Kan mevrouw Tellegen daarop reageren?
Mevrouw Tellegen (VVD):
Ik begrijp die verontwaardiging voor een deel. Ik ben inderdaad positief van aard, maar ik ben ook realistisch. Als ik dat rapport lees, denk ik: dit is dus de stand van zaken; een heleboel dingen gaan nog niet goed. We moeten ook constateren dat we in 2015 met z'n allen afspraken hebben gemaakt over een aantal prioriteiten. Op een aantal van die prioriteiten is er wel degelijk heel veel voortgang geboekt en op een aantal van die prioriteiten is er kennelijk niet voldoende voortgang geboekt. Dat is precies de reden waarom ik eigenlijk wil dat de Minister die zes punten naloopt en aangeeft waar het niet goed gaat en waar het wel goed gaat. Komt dit beeld inderdaad overeen met het uitgelekte rapport van het OM, de politie en de burgemeesters? Ik vraag dat, omdat ik het helemaal eens ben met de heer Van Nispen dat het beeld niet vrolijk stemt. Ik zeg er alleen wel bij dat we in 2015 afspraken hebben gemaakt en dat de wereld er nu, twee jaar later, heel anders uitziet.
Voorzitter: Ypma
Mevrouw Tellegen (VVD):
Daardoor zijn er zaken niet in beeld die wel beter moeten worden bestreden. Dus wil ik van de Minister weten hoe we dat vanaf nu gaan doen.
De heer Van Nispen (SP):
Het blijft natuurlijk eufemistisch, want het gaat niet alleen om wat we met elkaar zouden hebben afgesproken in 2015. Ik begrijp wel waarom mevrouw Tellegen vraagt hoe we ervoor staan en om het nu eens naast elkaar te leggen. Dat is haar goed recht, maar dat laat onverlet dat we ook hebben afgesproken om te investeren in fraudebestrijding. We hebben ook afgesproken om te investeren in financieel rechercheren. Ik kan een hele trits voorbeelden opnoemen, maar welke politieagent of rechercheur je ook spreekt: de mensen op straat hebben niet de mogelijkheden die ze nodig hebben. Hetzelfde geldt voor het OM en het NFI (Nederlands Forensisch Instituut) en noem het verder allemaal maar op. Ik moet dan toch concluderen dat het iets is waar de VVD voor verantwoordelijk is en dat we er jarenlang met z'n allen op hebben gewezen. De stand van zaken is dit: er is gewoon een tekort van een miljard. Er is een opsporingstekort. Er is een handhavingstekort. We kunnen hier gewoon geen rooskleurig beeld schetsen en daarom moeten we voor deze kabinetsperiode een negatief rapportcijfer geven aan de VVD en de VVD-minister. Dat moet dan toch zeker de conclusie zijn?
Mevrouw Tellegen (VVD):
Als de heer Van Nispen naar mij had geluisterd, had hij gehoord dat ik een positief mens ben en dat ik hier geen rooskleurig beeld heb geschetst. Hij heeft mij niet horen zeggen dat ik ongelooflijk tevreden ben met de analyse die OM, burgemeesters en politie hebben gemaakt. Natuurlijk niet! Er ligt een heleboel werk op ons te wachten, want de klus is nog niet geklaard. De criminaliteit verandert van aard en snel ook. Daarom hebben wij een aantal andere wegen ingeslagen bij de criminaliteitsbestrijding in vergelijking met 2015. Kennelijk is er dus een stevige inhaalslag nodig om die nieuwe vormen van criminaliteit ook de baas te worden. Dus nee, het is geen rooskleurig beeld. Ik ben het dan ook eens met de heer Van Nispen dat er werk aan de winkel is. Ik ga alleen niet zover dat ik zeg dat het allemaal kommer en kwel is, want dat is het niet. Los van alle discussies die wij keer op keer voeren in de Kamer over welke cijfers, statistieken en rapporten wel of niet kloppen, is het een gegeven dat de criminaliteit daalt. Op basis waarvan we dat kunnen zeggen, staat elke keer ter discussie, maar ik ga dus niet zover dat ik zeg dat het allemaal kommer en kwel is. We zijn gewend dat de SP dat wel doet, maar daarin ga ik niet mee omdat ik echt vind dat je daarmee onrecht doet aan wat OM, politie en burgemeesters iedere dag opnieuw aan werk verstouwen om dit land veiliger te maken.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
We hebben een organisatorisch probleem, namelijk dat mevrouw Helder geen interrupties meer heeft. Ik ga het daarom nu voor haar doen.
Mevrouw Helder heeft met onze steun een motie (34 550-VI, nr. 59) ingediend die ervoor moet zorgen dat we nu eindelijk eens wat duidelijkheid krijgen over dat meetinstrument. Maar ik hoor de VVD nu de hele tijd zeggen: we moeten het beter weten. Waarom heeft de VVD die motie dan niet gesteund?
Mevrouw Tellegen (VVD):
Het is niet flauw bedoeld, maar ik heb niet helder voor ogen om welke motie het gaat. Er zal ongetwijfeld een goede reden voor zijn geweest. Het zal ook te maken hebben gehad met het advies van het kabinet over de motie. Ik zou er graag antwoord op geven, maar ik kan dat nu niet even uit mijn hoofd doen.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Het was heel duidelijk. Daarin stond namelijk: «(...) van mening dat zo veel mogelijk duidelijkheid dient te worden gekregen over het feitelijk aantal gepleegde misdrijven, mede omdat dit grondslag is voor het al dan niet aanpassen van beleid en/of wetgeving». De motie ging dus over een meetinstrument om duidelijkheid te krijgen over het aantal gepleegde misdrijven. Ik weet wel waarom het zo is gegaan: de voormalige Minister van Veiligheid en Justitie heeft toen geprobeerd om de Kamer met een soort Minervaanse retoriek te verpletteren omdat hij niet wilde dat in beeld kwam dat de misdaadcijfers veel hoger zijn dan hij ons wilde doen geloven. Ik denk dat de VVD daar gewoon braaf achteraan is gaan lopen. Als de PVV die motie met steun van ons opnieuw indient, gaat de VVD dan eindelijk om?
Mevrouw Tellegen (VVD):
We zijn van mevrouw Van Toorenburg gewend dat ze heel stevige woorden gebruikt en mensen woorden in de mond legt. Ik moet eerlijk bekennen dat ik die motie graag opnieuw zou beoordelen omdat ik me die niet meer uit het debat kan herinneren. Sterker nog, ik weet niet of ik daar zat of de heer Van Oosten. Wat de Minister destijds heeft geadviseerd over de motie, weet ik ook niet. Maar nogmaals, een fractie maakt een eigenstandige afweging en loopt niet klakkeloos achter de eigen Minister aan. Ik ben het altijd eens geweest met de discussie tussen collega Helder en het kabinet over de vraag naar de daadwerkelijke cijfers. Er moet iets aan de hand zijn geweest met deze motie waardoor we haar niet konden steunen. Ik zeg tegen mevrouw Van Toorenburg en mevrouw Helder dat dat ook precies de reden is waarom ik van de Minister wil weten of het beeld juist is dat het OM, de politie en de burgemeesters in hun inzet voor het volgende kabinet op het punt van de ophelderingspercentages en de aangiftebereidheid schetsen. Met andere woorden: met welke cijfers moeten we vanaf nu rekenen? Ik wil dat graag weten, want dan hebben we een vertrekpunt.
Voorzitter. De Veiligheidsagenda is opgesteld in 2015, dus in een periode dat de criminaliteit en de veiligheid er in ons land anders uitzagen dan nu. Vandaag de dag zien politie, OM en burgemeesters zich geconfronteerd met extra taken als gevolg van de asielproblematiek, zij het minder dan vorig jaar rond deze tijd. Ook de bestrijding van het terrorisme legt beslag op de capaciteit. Daarnaast hebben allerlei nieuwe vormen van criminaliteit de afgelopen jaren een hoge vlucht genomen en die vormen zijn nog niet voldoende in beeld. Dat heeft gevolgen voor het totale zicht op criminaliteit en de mate waarin we erin slagen de daders te achterhalen.
Over al deze zaken hebben we in de Kamer al vaak gesproken en de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er veel discussies zijn geweest over de vraag welke cijfers, rapporten en statistieken wel of niet kloppen, recent nog tijdens het laatste algemeen overleg over politie. We hebben het er in een interruptiedebatje al over gehad, maar nu komt het dan eindelijk: ik herinner me dat collega Helder toen een uitvoerige discussie had met de Minister over de ophelderingspercentages en de aangiftebereidheid. Ik vind het dan ook een goede zaak dat er nu vanuit het veld, de professionals die het werk moeten doen, een analyse is gekomen met een bijbehorende investeringsagenda waarin wordt aangegeven wat er in de toekomst nodig is voor de criminaliteitsbestrijding in Nederland. Ik hoor graag van de Minister of hij die analyse deelt en of hij zich herkent in die agenda.
Terug naar de ambities uit 2015. Uit de stukken die vandaag op de agenda staan, blijkt dat het kabinet niet stilzit en dagelijks werkt aan de realisatie van die ambities. Zo moet het aantal high-impact crimes nog verder omlaag, wordt de ingeslagen weg om heling tegen te gaan voortgezet en wordt er voortdurend een inzet gepleegd op de aanpak van motorbendes. Een week geleden ondernam de politie een grootscheepse actie tegen de Hells Angels, en met resultaat! Dat is een compliment waard.
Een aantal collega's heeft al iets gezegd over het afpakken van crimineel vermogen. Het is een prioriteit in de Veiligheidsagenda 2015. Ook de VVD vraagt hier al langere tijd aandacht voor. Het is goed dat het kabinet 20 miljoen vrijmaakt om witwassen tegen te gaan.
De aanpak van de ondermijnende criminaliteit. Er wordt 3 miljoen geïnvesteerd in de aanpak van ondermijning in Rotterdam/Zuid-Holland. Een aantal weken geleden werd ook de noodklok geluid over de georganiseerde criminaliteit in Noord-Nederland. Wat kan het kabinet voor deze regio betekenen? In welke mate worden de best practices uit Noord-Brabant gedeeld met de regio's die ook met een toename van ondermijnende criminaliteit te maken hebben?
Het recente interview in het AD met de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid. Hij waarschuwde voor de steeds nauwere banden tussen de onderwereld en terroristen. Wordt er aan dit fenomeen binnen de aanpak van georganiseerde criminaliteit specifieke aandacht besteed?
Ik constateer dat de Minister een hoop heeft gedaan voor de criminaliteitsbestrijding in Nederland in een tijd dat de budgetten als gevolg van de crisis krap waren. Ik constateer ook dat andere vormen van criminaliteit zich in Nederland in een rap tempo ontwikkelen. En dus is er werk aan de winkel. Hiertoe vormt de investeringsagenda een terechte stevige en realistische inzet voor het nieuwe kabinet.
Ik sluit af met een citaat van burgemeester Van Aartsen in de NRC van deze week: «Het is de verdienste van de net afgetreden Minister van Justitie dat hij de gaten die we alsmaar met ons meesleepten, heeft gedicht. Maar hij heeft geen investeringen kunnen doen om deze extra slag te slaan.» We willen dat het volgende kabinet dat wel doet!
De voorzitter:
Ik schors de vergadering voor een kwartier. We gaan om 11.10 uur weer verder.
De vergadering wordt van 10.55 uur tot 11.10 uur geschorst.
De voorzitter:
Dames en heren, we gaan verder met de eerste termijn van de zijde van het kabinet. Daartoe geef ik het woord aan Onze Minister van Veiligheid en Justitie. Ik meld verder dat mevrouw Swinkels om 12.15 uur vanwege verplichtingen elders deze vergadering moet verlaten.
Minister Blok:
Voorzitter. Ik begin natuurlijk met een bedankje voor de vriendelijke welkomstwoorden. Eerlijk gezegd heb ik de afgelopen twee dagen bijna permanent doorgebracht in de Eerste en Tweede Kamer, maar ik vind het fijn dat ik iedere keer weer zo hartelijk welkom word geheten. Houd u die vriendelijke woorden vooral vast!
Dit overleg biedt mij de kans voor een kleine reflectie. Ik zal daarna natuurlijk ingaan op de vele vragen. In mijn vorige rol had ik het toch wel regelmatig over het extra geld voor Veiligheid en Justitie. Per saldo heeft het kabinet extra geld uitgetrokken voor Veiligheid en Justitie. In mijn vorige rol was ik een betalende Minister! Ik heb zowel in de Kamer als in zaaltjes in het land echt weleens kritiek gehad: waarom haalt u toch geld weg bij de woningcorporaties? Waarom sluit u toch rijkskantoren op allerlei plaatsen in het land? Ik zei dan heel vaak: ik vind dat heel vervelende beslissingen, maar we moeten ook afwegen wat in Nederland nu het meest dringend is. Ik vind het dan logisch dat ik geld weghaal bij de woningcorporaties, die ook nuttig werk doen maar nogal ruim in de slappe was zitten, en dat we efficiënter gaan werken bij de rijksdienst, ook als dat betekent dat we kantoren moeten samenvoegen.
Dat zijn pijnlijke beslissingen, maar op die manier maak ik wel geld beschikbaar. Mijn twee voorbeelden van zaken waaraan ik graag geld beschikbaar stel, hoe vervelend de maatregelen ook zijn, waren altijd veiligheid en onderwijs. Onderwijs wil ik hier niet onvermeld laten, hoewel het hier geen onderwerp is. Zelfs in die rol voelde ik de urgentie, die ik vandaag ook van alle sprekers hoor en die van het onderwerp afdruipt, om te zorgen voor voldoende mensen en middelen voor dit belangrijke werk. Ik sluit me dan ook zeer aan bij de woorden van mevrouw Van Toorenburg en de heer Van Nispen – maar alle anderen hadden het ook zo kunnen zeggen – dat zij heel veel respect hebben voor al die agenten, de mensen van het Openbaar Ministerie, de mensen in de rechterlijke macht en iedereen die zich verder ook dag in, dag uit vol inzet voor de criminaliteitsbestrijding.
Er is vandaag een grote stapel rapporten aan de orde. Die rapporten worden bovendien aangevuld door uitspraken in de publiciteit, waarop een heel aantal mensen is ingegaan. Gisteren waren er nog publicaties, onder meer in de NRC, waarin de wens werd uitgesproken om op veel terreinen de opvolging en de opsporing te intensiveren. Het is niet helemaal verrassend dat dit soort rapporten op dit moment naar buiten komt, want die zijn voor een belangrijk deel ook al aangekondigd door mijn ambtsvoorganger, ook in de Kamer. Hij heeft de Kamer onder meer op 17 januari een verkenning toegestuurd waarin staat dat de regioburgemeesters en het Openbaar Ministerie de verkenning zouden gaan gebruiken voor een bredere analyse. Ook al lopen de afspraken die gemaakt zijn voor de periode 2015–2018 nog wel een tijdje, het einde van die afspraken is wel in zicht. Het is dan ook logisch dat we dat traject in gang zetten. Daarnaast is het ook mensen buiten de Kamer wel opgevallen dat er over niet al te lange tijd een formatie aankomt. Begrijpelijkerwijs wordt daarom de wens op tafel gelegd om extra geld voor criminaliteitsbestrijding vrij te maken.
De onderzoeken die nu gedaan worden en de uitspraken in de media neem ik zeer, zeer, zeer serieus, want ze gaan in op het veranderende karakter van de criminaliteit. Het feit dat we gelukkig goede resultaten kunnen laten zien op een heel aantal terreinen en dat de afspraken voor de periode 2015–2018 goed op koers liggen, betekent natuurlijk absoluut niet dat de wereld stilstaat en dat we niet heel alert zijn op nieuwe ontwikkelingen. We bekijken bijvoorbeeld of het vraagt om een verschuiving van mensen en middelen of zelfs om extra mensen en middelen. Het zijn wel twee feiten die naast elkaar staan. Er worden goede resultaten bereikt op de gebieden waarover we afspraken hebben gemaakt. Ik zal zo ingaan op de uitkomsten van de verschillende onderzoeken. Tegelijkertijd – een beetje helaas maar eerlijk gezegd is het ook wel een constante in de geschiedenis – weten kwaadwillenden en criminelen steeds weer nieuwe methodes te vinden om zich te verrijken ten koste van goedwillende burgers.
De cijfers zoals die al jarenlang gepresenteerd worden, laten op belangrijke onderwerpen een duidelijk dalende trend zien. De politieregistratie van delicten in de strafrechtketen laat een daling zien van 1,2 miljoen misdrijven in 2010 naar 962.000 misdrijven in 2015. Een andere bron is het zelf geregistreerde slachtofferschap, dat al heel lang wordt geregistreerd. Ik las dat dat al sinds de jaren zeventig gebeurt, en toen zaten wij nog allemaal op de basisschool. Of zelfs dat nog niet, hoor ik naast mij zeggen. Het belang van zo'n analyse schuilt er natuurlijk in dat je volgens dezelfde methodiek heel lang gegevens opvraagt. Het nadeel is tegelijkertijd wel dat nieuwere types van criminaliteit die naar boven komen, misschien niet duidelijk naar voren komen.
De vraag naar slachtofferschap is toch echt verhelderend, want daarvoor wordt echt aan mensen zelf gevraagd of zij slachtoffer zijn geweest, en er is geen enkele reden om te denken dat mensen daar niet naar waarheid op zouden antwoorden. Op die vraag antwoordde in 2010 nog ruim 25% van de mensen ja en in 2015 ruim 17%. 17% is nog steeds heel veel! Er is dan ook geen enkele reden om niet de ambitie te hebben om dat cijfer verder omlaag te brengen. Het doet tegelijkertijd niet af aan het feit dat op die vraag, die al jarenlang aan mensen wordt gesteld, gelukkig een kleiner aantal mensen met ja antwoordt dan een aantal jaren geleden.
Verder meten we ook heel specifiek de high-impact crimes. We doen dat specifiek, omdat de burgemeesters hierover natuurlijk voortdurend in contact staan met de inwoners van hun gemeenten. We doen dat ook op grond van de signalen die de Tweede Kamer heeft afgegeven. Die high-impact crimes hebben logischerwijs de afgelopen jaren een enorme inzet gevergd, want het is enorm bedreigend om geconfronteerd te worden met straatroof. Mensen bij wie weleens is ingebroken, voelen zich daarna vaak in hun eigen huis onveilig. Het is dan ook niet raar dat daar de afgelopen jaren enorm op is ingezet. Het is goed om te kunnen constateren dat het aantal overvallen fors is gedaald, dat het aantal straatroven fors is gedaald, dat het aantal wooninbraken fors is gedaald en dat het aantal geweldsmisdrijven fors is gedaald.
De overblijvende aantallen zijn nog hoog, maar dat laat onverlet dat er echt sprake is van een forse daling. Ook uit andere bronnen, bijvoorbeeld de gegevens van de verzekeringsmaatschappijen over het aantal inbraken, komt dat bericht. Ik neem echt afstand van de suggestie dat er met deze cijfers een schijnwereld gecreëerd zou worden of dat er sprake zou zijn van een soort nepnieuws, om maar eens een modewoord te gebruiken. Dat doet niet af aan die andere constatering dat er helaas nieuwe vormen van criminaliteit in opkomst zijn.
Ik wacht de kabinetsformatie niet af en het is dan ook niet zo dat ik tot die tijd helemaal niets op mij zou nemen. De agenda, die de Kamer ook heeft bereikt, wordt de komende tijd uitgewerkt met het Openbaar Ministerie en de politie. De komende week spreek ik hierover met de burgemeesters. Dat is logisch en dat moet zeker ook gebeuren. De achterliggende geldvraag heb ik gehoord. Gelukkig was er brede steun voor de extra 450 miljoen bij de laatste begroting. Volgens mij is er ook geen amendement ingediend om daar nog meer van te maken. Verder wacht ik ook zelf vol spanning af wat iedereen in zijn verkiezingsprogramma gaat schrijven. Volgens mij hebben we die cijfers over twee weken.
Na deze inleiding ga ik per onderwerp in op de gestelde vragen. Meestal som ik eventjes de hoofdstukjes op, maar het zijn zo veel onderwerpen dat ik gewoon maar begin met het eerste hoofdstuk, de registratie van de cijfers.
Mevrouw Van Toorenburg stelde daarover een vraag naar aanleiding van het rapport van de politie en het Openbaar Ministerie. Volgens haar blijkt daaruit dat de criminaliteit niet daalt en dat er heel veel niet wordt gezien. Stellen we de feiten niet te rooskleurige voor? Ik hoop in mijn inleiding te hebben aangegeven dat je niet kunt zeggen dat de criminaliteit niet daalt, maar wel dat uit de onderzoeken, die we heel consistent doen, gelukkig blijkt dat heel veel criminaliteit wel daalt. Daarnaast is er waar het Openbaar Ministerie en de politie op wijzen, namelijk dat er ook nieuwe vormen van criminaliteit in opkomst zijn en dat die om een reactie vragen. Die vormen zijn hier overigens vaker besproken.
Mevrouw Helder wees op het aantal van 40.000 opsporingswaardige zaken dat in het rapport genoemd wordt. Die zaken zouden volgens haar niet aangepakt worden. Volgens mij zegt het rapport daarover dat dit aantal om nader onderzoek vraagt. Ik ben het verder wel met mevrouw Helder eens dat het een heel groot aantal is. Het aantal is wel een extrapolatie en het Openbaar Ministerie en de politie doen daarom nu een nadere analyse.
Mevrouw Swinkels stelde als eerste deze vraag, maar anderen hebben die ook gesteld: kun je nu zeggen dat Nederland veiliger wordt? Ik vind dat je zulke vragen altijd op basis van onderzoek moet beantwoorden, anders is het speculeren. Ik gaf al aan dat de beschikbare onderzoeken laten zien dat Nederland bij die heel belangrijke vormen van criminaliteit gelukkig veiliger wordt. Het werk is niet af, want iedere inbraak en overval is er natuurlijk één te veel. Maar het antwoord op de vraag of het veiliger wordt, is: ja, het wordt veiliger. Daarnaast komen er helaas andere vormen op en die bevinden zich deels op een voor ons nu nog onbekend terrein. Daarom breiden we de inzet dan ook fors uit.
Mevrouw Helder heeft al eerder gevraagd of er een aanvullend meetinstrument nodig is voor die nieuwe vormen van criminaliteit. Vandaag stelde zij die vraag ook. In die vraag ligt een beetje besloten dat er nu geen onderzoek gedaan zou worden naar die vormen van criminaliteit. Er komt echter eind dit jaar een WODC-onderzoek naar onzichtbare criminaliteit. De georganiseerde criminaliteit is een van de andere vormen die in opkomst zijn. Daarover komt voor de zomer het Nationaal Dreigingsbeeld (NDB) over georganiseerde criminaliteit naar de Kamer. Verder komt iedere vier jaar het WODC met een monitor van de georganiseerde criminaliteit. De reden waarom mijn voorganger – ik zeg het hem na – zei dat er niet nog een instrument nodig is, is dat al deze metingen al gedaan worden en ook naar de Kamer komen. Verder ben ik het helemaal eens met mevrouw Helder en anderen dat je ook deze vormen van criminaliteit in beeld moet zien te krijgen en moet meten. Alleen zijn volgens mij de instrumenten daarvoor al in stelling gebracht.
Mevrouw Helder (PVV):
De vorige Minister kon heel veel praten en deze Minister kan dat ook, maar eerlijk gezegd komt er eigenlijk maar weinig inhoudelijks uit. Dit is eigenlijk een herhaling van wat de vorige Minister ook heeft gezegd. Alleen concludeerde hij wel dat het beter was om al die kleine monitors overbodig te maken, omdat we de Veiligheidsmonitor hebben. Dat vind ik enigszins tegenstrijdig aan wat ik nu hoor. Ik heb bij de begroting gezegd – ik herhaalde het zojuist in een interruptie bij collega Recourt – dat die Veiligheidsmonitor volstrekt onvoldoende is.
Ik som de redenen waarom ik dat zeg, toch nog maar een keer op. De Veiligheidsmonitor is om te beginnen gebaseerd op slachtofferenquêtes. Dat zijn steekproeven en veel misdrijven staan niet in die enquête. Ik heb net de voorbeelden genoemd en ik zal die niet herhalen om me niet zelf ook schuldig te maken aan veel praten. Het betekent dat veel misdrijven buiten beeld blijven, lees: we weten lang niet alles. Deskundigen hebben daarom gezegd dat er een aanvullend of nieuw meetinstrument moet komen. De vorige Minister zei daarover: die noodzaak zie ik niet. Die noodzaak is er duidelijk wel, want politie en Openbaar Ministerie schrijven dat ook! Ze doen dat nota bene in de notie die ik en vele collega's hebben aangehaald. Kan de Minister daar inhoudelijk op ingaan, zonder te vertellen wat we al weten?
Minister Blok:
Mevrouw Helder verwijt mij dat ik zo veel zeg, maar in mijn antwoord aan haar heb ik het woord «Veiligheidsmonitor» niet gebruikt en zij begint nu wel een heel betoog over de Veiligheidsmonitor. Die komt er ook, want ik heb erop gewezen dat er speciale onderzoeken komen, waaronder een WODC-onderzoek naar onzichtbare criminaliteit. Dat is dus echt niet hetzelfde als de Veiligheidsmonitor. Er komt verder nog voor de zomer een Nationaal Dreigingsbeeld georganiseerde criminaliteit. Ten slotte is er iedere vier jaar een WODC-monitor naar georganiseerde criminaliteit. Dat komt dus allemaal boven op de Veiligheidsmonitor.
Mevrouw Helder (PVV):
Dat heb ik ook net in mijn vorige vraag gezegd. De vorige Minister heeft daarover in de schriftelijke beantwoording van de vragen bij de begrotingsbehandeling gezegd: met de Veiligheidsmonitor wordt beoogd om allerlei kleinere monitors overbodig te maken. De Minister kan dan wel een heleboel van die kleine monitors aandragen, maar ook dat geeft ons niet het grote beeld. Dat zei de vorige Minister nota bene zelf!
Minister Blok:
Ik probeer nu te vinden waar de tegenstelling zit tussen mevrouw Helder en mij. Mevrouw Helder en ik willen allebei die onzichtbare criminaliteit en die nieuwe vormen van criminaliteit in beeld krijgen. De onderzoeken daarnaar lopen en die wil ik ook heel graag. Het WODC doet die onderzoeken en volgens mij is dat een zeer gerespecteerde instelling. Die cijfers komen er ook dit jaar. Dan heeft mevrouw Helder toch een antwoord op haar vraag? Net als ik overigens en ik ben daar blij mee, want je hebt die informatie nodig.
Voorzitter. Mevrouw Swinkels vroeg hoe ik het aantal van 4,5 miljoen delicten per jaar beoordeel, afgezet tegen de daling van de criminaliteitscijfers in al die metingen waarmee ik net begon. Ik gaf al aan dat ik de aantallen nog steeds heel hoog vind, maar dat dit een feit is dat staat naast de dalende lijn. 4,5 miljoen delicten zijn er nog steeds 4,5 miljoen te veel, maar daaronder vallen ook zaken als vernielingen, die helaas in Nederland veel voorkomen. Dat aantal ligt ver boven het miljoen. Verder valt er helaas ook onze nationale folklore van de fietsendiefstal onder en dat zijn er ook 800.000. Nogmaals, het is allemaal onwenselijk maar het leidt wel tot dat enorme aantal.
Mevrouw Swinkels (D66):
Ik hoor de Minister met veel meer nuance spreken, want wat hij doet is alternative facts zetten naast de feiten die blijken uit de stukken waar we het vandaag over hebben en waar die toch wel teleurstellende werkelijkheid van de criminaliteit uit naar voren komt. Ik herhaal daarom toch mijn vraag: is de Minister het met mij eens dat je, omdat er die andere werkelijkheid naast staat en rekening houdend met die alternative facts die hij presenteert en die op zichzelf juist zijn, niet onomwonden kunt zeggen dat Nederland veiliger wordt?
Minister Blok:
Nee, daar ben ik het niet mee eens, want dat zou heel onzorgvuldig zijn nadat je er jarenlang onderzoek naar hebt gedaan. Iedereen die weleens onderzoek heeft gedaan weet dat de waarde ervan vaak in het feit zit dat je jarenlang volgens dezelfde methodiek een onderwerp onderzoekt. Die onderzoeken naar verschillende onderzoeksvragen laten zien dat er overal sprake is van een daling. Het gaat daarbij overigens echt om het type criminaliteit waarover mevrouw Swinkels en ik het onmiddellijk eens zijn dat het heel gruwelijke criminaliteit is, namelijk high-impact crime. Dat is criminaliteit die burgers in hun dagelijks leven ongelooflijk raakt en die het leven van mensen soms jarenlang vergalt. Dan is inderdaad iedere overval of woninginbraak er nog steeds een te veel, maar kunnen we er dan niet tegelijkertijd met elkaar verheugd over zijn dat het er in ieder geval veel minder zijn dan een aantal jaren geleden? Je zou de werkelijkheid toch juist geweld aandoen als we die gegevens opeens niet meer zouden publiceren, terwijl we sommige van die gegevens al 40 jaar bijhouden?
Mevrouw Swinkels (D66):
Maar dan zou het toch veel beter in deze genuanceerdere benadering van de Minister passen dat hij zegt dat er bij de klassieke criminaliteit, de high-impact crime, misschien sprake is van een daling maar dat er tegelijkertijd de laatste jaren zo veel meer bij is gekomen dat het beeld verre van rooskleurig is? Daar zou je toch eerlijk en genuanceerd over moeten zijn en dan zou je mensen toch niet moeten voorspiegelen dat dé criminaliteit daalt? Ik denk dat ik het daar wel bij kan laten.
Minister Blok:
Volgens mij heb ik echt in mijn eerste zinnen beide feiten naast elkaar gezet. Ik wil de opmerking van mevrouw Swinkels nog wel nuanceren, want we weten niet precies of die andere vormen stijgen of dalen. Dat de cybercriminaliteit hoger is dan in de jaren zeventig, is een waarheid als een koe, maar omdat er zo weinig onderzoek beschikbaar is naar bijvoorbeeld georganiseerde criminaliteit, kennen we de ontwikkeling niet. Het is wel zorgelijk genoeg om er onderzoek naar te doen. Vandaar dat ik mevrouw Helder ook een hele lijst onderzoeken kon noemen.
Mevrouw Swinkels vroeg naar de punten die worden genoemd in de discussienotitie over het opsporings- en vervolgingsbeleid. Ik loop de actiepunten maar even langs.
Allereerst wordt er gevraagd om een onderzoek naar de aard en de omvang van de niet-geregistreerde criminaliteit. Dat onderzoek komt eind 2017. Vervolgens wordt er gevraagd om een gezamenlijke kwalitatieve en kwantitatieve capaciteitsinschatting van politie en OM, zowel regionaal als landelijk. Daar is het initiatief toe genomen en in de loop van het jaar worden die gesprekken gevoerd. Het derde aandachtspunt was een gezamenlijke casescreening van Openbaar Ministerie en politie. Dat wordt inderdaad opgestart door beide partijen. Het vierde punt was aandacht voor cybercriminaliteit en het vergroten van de aangiftebereidheid. Daarvoor heeft mijn voorganger op 15 september in een brief maatregelen aangekondigd, zowel richting het publiek als richting de medewerkers van de politie, die op dit gebied natuurlijk ook vaak te maken hebben met helemaal nieuwe vormen van criminaliteit. Het vijfde punt is het onderzoek naar het potentieel van de zaken die nu te vroeg of om onterechte redenen uitvallen. Politie en Openbaar Ministerie onderzoeken hoe zij dit in beeld kunnen krijgen. De laatste aanbeveling was een kwantitatieve analyse van het vervolgingstekort. Ook deze analyse, waarnaar mevrouw Helder eveneens vroeg, wordt nu voorbereid. Er wordt dus opvolging aan deze actiepunten gegeven.
Mevrouw Swinkels (D66):
Ik bedank de Minister voor zijn antwoorden, maar over die punten heb ik geen vragen gesteld. De Minister antwoordde op de punten die aan de orde zijn gesteld in de discussienota, maar mijn punten gingen over de investeringsagenda die daarna is verschenen. Dat is de agenda die is opgesteld door de politie en de regioburgemeesters. Misschien komt u daar nog op.
Minister Blok:
Onmiddellijk.
Mevrouw Swinkels verwijst daarmee naar het interview dat gisteren gepubliceerd is. Dat bevat allereerst een aantal wensen voor de omvang van de politie, bijvoorbeeld extra financieel rechercheurs, meer mensen op hbo-niveau en meer flexibiliteit. Beide geïnterviewden geven aan dat hun wensen optellen tot 1 miljard. Nu weten we allebei dat de Kamer en de regering het in de begroting 2017 eens zijn geworden over 450 miljoen. De wens van 1 miljard wordt door beide heren dan ook bij de kabinetsformatie neergelegd. We weten over twee weken of er partijen zijn die inderdaad die 1 miljard invullen. Daarna kunnen we een eerste inschatting maken van de vraag of het bij de kabinetsformatie ook zal gebeuren.
Mevrouw Helder vroeg naar de aangiftebereidheid bij de politie. Ik zeg dat wel, maar misschien was het meer een stelling dan een vraag. Ook daar heeft het onvolprezen WODC een onderzoek naar gedaan. Dat is vorig jaar naar de Kamer gegaan. Daarin wordt aangegeven dat de aangiftebereid heel erg afhankelijk is van het type misdrijf. Fietsendiefstal accepteren mensen helaas vaak als een fact of life, maar als er bij mensen thuis wordt ingebroken, wordt er gelukkig wel heel veel aangifte gedaan. Het is niet zo dat het WODC een dalende tendens constateert. Het constateert dat er grote verschillen zijn en dat er geen reden is om aan te nemen dat het afneemt. Ik heb wel reden om te willen dat het toeneemt en daarvoor zijn ook een aantal acties in gang gezet.
Er is door de heer Van Nispen gevraagd naar de capaciteit voor het financieel rechercheren. Het belang daarvan onderkent het kabinet. Er zijn op dit moment ongeveer 1.000 financieel rechercheurs en het is de ambitie om er de komende tijd nog zo'n 150 aan te nemen.
De heer Van Nispen vroeg ook naar het afpakken van crimineel geld. Wordt er voldoende samengewerkt tussen bijvoorbeeld Belastingdienst, politie en Openbaar Ministerie? Daar worden grote stappen vooruit gezet, want de ambitie van de heer Van Nispen deel ik volledig. Ook de partijen die hiermee actief aan het werk zijn, geven aan dat het nu echt beter loopt tussen Belastingdienst, FIOD, het Functioneel Parket en, op lokaal niveau, de RIEC's. Er is voor dit doel in 2015 ook een speciaal protocol gesloten tussen Openbaar Ministerie en Belastingdienst, waarin de samenwerking rondom ontnemingskwesties is vastgelegd. Voor de problematiek in Brabant is, met een financiële bijdrage tot en met 2016 van mijn ministerie, het Integraal Afpakteam Brabant Zeeland ingericht.
De heer Van Nispen vroeg net als mevrouw Swinkels of er meer ingezet kan worden op mediation, specifiek in de strafrechtketen. Ik ben het ook daarmee eens. Het is ook niets nieuws dat wij voorstander zijn van het inzetten van mediation bij lichtere strafrechtzaken. Het strafrecht is naar zijn aard meestal nogal gruwelijk, maar bij lichtere strafrechtzaken zou het waar mogelijk ingezet moeten worden. Daarom zijn we in het bestuurlijk ketenberaad gestart met een onderzoek naar de vraag hoe mediation beter kan worden ingezet in de strafrechtketen.
De heer Recourt (PvdA):
Dat is op zichzelf positief, maar de heer Van Nispen, mevrouw Swinkels en ik hebben dit punt niet voor niets aangehaald. Een paar dagen geleden hebben we namelijk dat Utrechtse voorbeeld gezien. Zowel de politie als het OM en de burgemeesters, iedereen, is laaiend enthousiast. De aanpak daar gaat best ver, maar het speelt daardoor wel capaciteit vrij bij de politie die op andere criminaliteit kan worden gezet. En de politie is er daarom ook zo blij mee. De Minister is positief over mediation, maar is hij ook bereid om heel nadrukkelijk te bekijken of dat Utrechtse model veel breder kan worden uitgerold?
Minister Blok:
De heer Recourt vergeeft mij ongetwijfeld dat hij veel meer weet van het Utrechtse model dan ik. Maar nu het al drie keer ter sprake is gekomen, raak ik ook nieuwsgierig. Ik beloof dat ik erin zal duiken en dat ik schriftelijk bij de Kamer terugkom op de manier waarop wij omgaan met het Utrechtse model.
De voorzitter:
Wanneer kunt u de Kamer daarover informeren?
Minister Blok:
Dat laat ik in de tweede termijn even weten. Het betekent dat andere mensen dan ik hiervoor een hoop werk moeten gaan doen. Die mensen zitten naast mij en zij moeten nu eerst even nadenken over de vraag hoe snel dat kan.
De heer Recourt (PvdA):
Gedrieën hadden wij gedacht om hierop een motie in te dienen. Het zou dus mooi uitkomen als het snel kan.
Minister Blok:
Oké. U krijgt in de tweede termijn antwoord.
Voorzitter. De heer Recourt heeft een uitgebreid plan gepresenteerd en ik zou hem tekortdoen als ik zou proberen om er helemaal op te reageren. Ik denk ook dat de heer Recourt dit heeft ingebracht als inzet van de PvdA voor de verkiezingen en een regeerakkoord. Ik weet niet of het aan mij is om er nu volledig op te reageren, anders dan dat ik zeg dat ik het waardeer. Ik vind dat we serieus naar deze voorstellen moeten kijken, omdat ze met de goede intentie zijn geschreven, namelijk om de criminaliteitsbestrijding nog beter aan te pakken.
De heer Recourt (PvdA):
Dat snap ik. Als ik nu een inhoudelijke reactie had willen krijgen, had ik het eerder moeten indienen. Het zou wel mooi zijn als er een reactie kwam! Ik vraag de Minister daarom om dat wel te doen.
Minister Blok:
Daar ben ik graag toe bereid.
De voorzitter:
En wanneer kunt u die reactie naar de Kamer sturen?
Minister Blok:
Ook daarover moet ik even overleggen. Ik heb inmiddels wel meegekregen dat ik nog voor de verkiezingen een reactie op het Utrechtse model kan leveren. Dat zijn de verkiezingen van 15 maart!
De voorzitter:
Dat begrijp ik. Voor de verkiezingen: dat betekent dus nog voor het verkiezingsreces? Anders is de Kamer natuurlijk ...
Minister Blok:
U legt de lat steeds hoger.
De voorzitter:
We zitten hier niet zomaar.
Minister Blok:
Nee, zo mooi kunnen we het niet maken.
De voorzitter:
Dus voor 15 maart.
Minister Blok:
Voor 15 maart, ja. De heer Recourt vroeg wat er gebeurt om de Italiaanse maffia in Nederland aan te pakken. Er is een meerjarig project van de politie, het Openbaar Ministerie en de FIOD dat daarop is gericht. Daarbij wordt samengewerkt met de Italiaanse autoriteiten. Er zijn in dit kader ook wel Italianen in Nederland opgepakt, maar die aanhoudingen waren waarschijnlijk de aanleiding voor de vraag van de heer Recourt.
Mevrouw Van Toorenburg ging net als de heer Recourt in op de ondermijning in Brabant. Doen wij daar voldoende aan? Er zit in de 450 miljoen van de begroting 2017 een belangrijke extra financiële bijdrage voor de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Verder hebben we het organisatorisch vertaald in samenwerking tussen politie, Belastingdienst, Openbaar Ministerie en het LIEC (Landelijk Informatie en Expertisecentrum). Zij gaan samen met mijn ministerie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een toekomstagenda maken voor de aanpak van die ondermijnende criminaliteit in de komende jaren. Ik gaf verder net ook al aan dat wij specifiek een team voor de regio Brabant/Zeeland ondersteunen.
Mevrouw Van Toorenburg vroeg ook of uit de opbrengsten van het afpakken een slachtofferfonds voor de slachtoffers van drugsopruiming gemaakt kan worden. Ik kan daarover op dit moment eigenlijk alleen maar zeggen dat ik het wel sympathiek vind maar dat ik er niet zomaar met ja of nee op kan antwoorden. Daarop zal ik moeten terugkomen, ook omdat het financiële en begrotingstechnische consequenties heeft. Daar vraag ik dus enige tijd voor.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Het is eigenlijk tweeërlei. We zijn al anderhalf jaar aan het praten over de mogelijkheid om het geld dat wordt afgepakt, in een pilotvorm terug te laten vloeien naar Brabant. Dat is het eerste punt waarop ik graag een scherpere reactie krijg. Het tweede punt is het verzoek van het Openbaar Ministerie zelf. Het OM heeft zelf ideeën ontwikkeld over hoe men slachtoffers beter kan bedienen. Ik zou graag een brief ontvangen van het kabinet over de manier waarop aan die behoefte van het Openbaar Ministerie tegemoet kan worden gekomen.
Minister Blok:
Ik wil dus de gelegenheid krijgen om naar het voorstel van het Openbaar Ministerie te kijken. Het raakt aan mijn bredere punt van de manier waarop je in de begroting omgaat met inkomsten uit boetes en terugvorderingen, en met de algemene pot. Op beide wil ik graag terug kunnen komen, nadat ik er wat dieper in heb kunnen duiken.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Prima. Dan wil ik wel graag dat de Minister nog voor het al aangekondigde VAO daarop wat zicht heeft, want ik heb voldoende signalen gekregen, ook van de vorige Minister, dat er ook al in het kabinet druk over is gesproken en dat de Minister van Financiën van de Partij van de Arbeid dwarsligt. Als de Minister daar als breekijzer kan functioneren, is mij dat een lief ding waard. Ik wil daarover graag een brief voor het VAO.
Minister Blok:
Ik zal mijn best doen om snel een brief te sturen, want de Kamer agendeert zelf de VAO's.
Mevrouw Tellegen vroeg mij aan te geven waar we staan met de Veiligheidsagenda 2015–2018. Eigenlijk verloopt dat voorspoedig. We halen vrijwel alle doelstellingen. We zien bij de beide categorieën waarover we het vandaag uitgebreid hebben gehad, cybercriminaliteit en fraude, dat we vanwege de nieuwe ontwikkelingen echt aan de bak moeten. Ik denk dat het het verstandigst is – mevrouw Tellegen vroeg daar ook naar – dat ik een cijfermatig overzicht lever van hoe het nu staat met de Veiligheidsagenda. Het overallbeeld is wel positief.
De heer Van Nispen vroeg specifiek of wij samenwerken met Dubai om crimineel vermogen af te pakken. Het antwoord daarop is kortweg ja. Wij werken met veel landen samen bij de aanpak van criminaliteit en het afpakken van vermogen. Bij Dubai doen we dat middels rechtshulpverzoeken.
De heer Van Nispen (SP):
Toch even heel kort. «Ja, we doen dat. We werken samen.» Niet om flauw te zijn, maar ik hoor uit de praktijk dat het totaal niet werkt en dat het ontzettend ingewikkeld is om met landen als Dubai – ik heb ook Turkije als voorbeeld genoemd – samen te werken. De mogelijkheden voor criminelen om geld weg te sluizen zijn gigantisch, maar de mogelijkheden om er daar ook maar iets van terug te halen, zijn nihil. Ik geef de Minister daar niet alle schuld van, maar ik wil wel graag een realistisch antwoord op mijn vraag en niet alleen: ja, we werken samen.
Minister Blok:
Ik gaf antwoord op de gestelde vraag, maar ik begrijp nu dat de heer Van Nispen zorgen heeft dat die samenwerking in de praktijd niet goed loopt. Ook daarvoor vraag ik dan maar even om vergeving aan de heer Van Nispen voor het feit dat ik er ook hier eerst dieper in moet duiken. Daarna kom ik er schriftelijk op terug.
De heer Van Nispen (SP):
Dat begrijp ik. Ik beweer ook niet dat het morgen opgelost kan worden, maar ik denk wel dat het heel hard nodig is om politieke druk te zetten. We zullen echt inspanningen moeten leveren om in ieder geval iets en het liefst zo veel mogelijk van dat geld terug te zien. Ik vraag dus om de mogelijkheden te onderzoeken hoe beter om te gaan met landen waarbij dit ingewikkeld ligt door het bankgeheim en andersoortige justitiële systemen. Dit is echt waar men in de praktijk tegen aanloopt: het wegsluizen van geld naar allerlei andere landen via structuren als offshorevennootschappen. Dat zit de mensen in de praktijk heel erg dwars. Ik wil daarom inderdaad dat de Minister daarvan werk gaat maken.
Minister Blok:
Over de ambitie van het afpakken bestaat tussen ons geen verschil van mening. In tweede termijn zal ik aangeven wanneer ik daarover een brief kan leveren.
De heer Van Nispen vroeg naar de publiciteit rond ontnemingsschikkingen. Zo vroeg hij waarom er geen register beschikbaar is. Ook in het geval van ontnemingsschikkingen is de overheid logischerwijs gebonden aan privacyregels. Zo'n register zal dan ook niet meer kunnen bevatten dan uitsluitend een overeengekomen bedrag. Vandaar dat het huidige persbeleid in feite meer informatie geeft dan zo'n droog register.
De heer Van Nispen vroeg waarom er alleen persberichten uitgaan over schikkingen groter dan € 500.000. Het is niet het beleid om het alleen te doen bij beschikkingen groter dan € 500.000, want het wordt ook gedaan bij kleinere schikkingen die op een grote maatschappelijke of politieke belangstelling kunnen rekenen.
De heer Van Nispen vroeg of er een rechterlijke toetsing voor ontnemingsschikkingen gaat komen. Hij deed dat naar aanleiding van de aanbeveling van de commissie-Oosting om dat te bezien. Dat wordt nu onderzocht. Eind 2017 krijgt de Kamer daarop een reactie.
De heer Van Nispen vroeg hoe het staat met de aanpak van fraude, ook een van de doelstellingen in de Veiligheidsagenda. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen fraude tussen burgers en bedrijven onderling en fraude met overheidsgeld. Er zijn over 2016 alleen nog maar voorlopige cijfers beschikbaar en daarom moet ik een slagje om de arm houden. De cijfers geven aan dat in 2016 2.600 fraudezaken van burgers en bedrijven onderling zijn ingestroomd bij het Openbaar Ministerie en dat is een forse toename ten opzichte van 2015, toen het er nog ruim 2.000 waren. Daarmee zouden de doelstellingen van de Veiligheidsagenda op dit gebied gehaald zijn. Over de fraude met overheidsgelden is in de fraudemonitor die vorig jaar naar de Kamer is gekomen, aangegeven hoeveel zaken strafrechtelijk zijn opgepakt. Ook de komende jaren zullen we de verticale fraude intensief blijven aanpakken. We zullen daarover ook blijven rapporteren.
De heer Van Nispen (SP):
Ik heb het investeringsprogramma van burgemeesters, OM en politie voor me. Eigenlijk staat daar harde kritiek in, ook op dit punt. Zo is het aantal geregistreerde fraudedelicten de afgelopen vier jaar toegenomen van 31.000 naar 72.000. Dat is een toename naar 230%. Wat gebeurt er vervolgens met die gigantische toename? 70% van die fraudezaken wordt direct afgewezen. Bij online oplichting en online fraude gaat het zelfs om 96%. Met 96% van die gevallen gebeurt dus helemaal niks! Iedereen heeft online een bankrekeningnummer en een IP-adres, maar omdat het kennelijk geen prioriteit heeft en omdat er geen capaciteit is, gebeurt er helemaal niets als er fraude wordt gepleegd met die gegevens. Dat zijn wel allemaal zwaar teleurgestelde mensen, want die zijn opgelicht en zien dat daarmee vervolgens niks wordt gedaan omdat er geen capaciteit is en het geen prioriteit heeft. Dus ja, misschien staat er wel een of ander cijfer over in de Veiligheidsagenda van 2015 – dat kan best – maar dan staat dit er wel tegenover. Wat er in die investeringsagenda staat, vind ik echt schokkend.
Minister Blok:
Ik bestrijd niet dat dat het een schokkend gegeven is. Ik gaf wel aan dat cyber een van de terreinen is die opgekomen zijn. Dat weten we ook allemaal. De aanpak daarvan is logischerwijs nog in ontwikkeling. Een deel van die aanpak zal zich, met alle respect, moeten richten op het gedrag van burgers en bedrijven zelf. Maar ook de overheid en de vervolging spelen hierbij een grote rol. Het is dan ook logisch dat het in de investeringsagenda staat, maar we voeren nu eerst de afspraken uit voor de periode 2015–2018. We zien ook dat het aantal fraudezaken dat wordt aangepakt, toeneemt. Het is logisch dat er voor de komende periode weer een agenda wordt uitgewerkt en dat er dan meer energie wordt gestoken in die vormen van criminaliteit die een steeds groter beslag op de capaciteit zullen leggen. Natuurlijk wordt er dan gevraagd om er meer energie in te steken. Vervolgens zullen we altijd moeten afwegen hoe we de beschikbare mensen en middelen verdelen. Ook als die 1 miljard er zou komen – ik ga over twee weken geïnteresseerd lezen – heb je een verdelingsvraagstuk en wel van die 1 miljard. Ook 1 miljard laat een heleboel vragen open. Maar het is wel terecht dat het onderwerp op de agenda wordt gezet.
De heer Van Nispen (SP):
Het is heel fijn dat de Minister over twee weken geïnteresseerd gaat lezen. Dat zou ik zeker doen en dan zeker het SP-deel, want dat is echt heel erg goed.
We moeten niet net doen alsof deze vorm van oplichting, onlinefraude, gisteren is ontstaan en alsof we pas in de volgende periode kunnen bekijken hoe we niet zo ontzettend veel mensen als nu gaan teleurstellen. Dat is gewoon wat er gebeurt. Mensen zijn opgelicht op internet, willen aangifte doen, maar weten gewoon dat met 96% van de zaken helemaal niets wordt gedaan. Ik wil dus eigenlijk niet wachten op wat er na 15 maart gebeurt in de formatie en noem het allemaal maar op. Natuurlijk gaat iedereen investeren in veiligheid. Dat mag ik althans hopen, maar ik wil de Minister nu eigenlijk al de opdracht geven om er nu al wat mee te gaan doen. We weten hoeveel fraude onbestraft blijft en daarmee is het eigenlijk ontmoedigingsbeleid om aangifte te doen, want er gebeurt toch niks mee. Dat gaan we toch zeker niet accepteren, Minister?
Minister Blok:
Die opdracht was al gegeven, want het onderwerp fraude staat al in de huidige agenda. Ik wil ook echt benadrukken dat het een cruciaal onderdeel is naast bestrijding en preventie. Ik vind dat de overheid hier een belangrijke taak heeft, maar ik vind daarnaast ook echt dat burgers en bedrijven zelf in deze nieuwe realiteit heel alert moeten zijn. De heer Van Nispen weet dat daar veel campagnes op zijn gericht. Het is vergelijkbaar met de afname van het aantal woninginbraken: die heeft te maken met de geweldige inzet van de politie maar zeker ook met beter hang- en sluitwerk. De bestrijding van cybercriminaliteit zal net zo goed een combinatie moeten zijn van beter digitaal hang- en sluitwerk en de inzet van politie en justitie. Die inzet plegen we nu, want het is een onderdeel van de agenda. Het is dus niet zo dat het alleen maar naar de toekomst wordt doorgeschoven. Het is wel logisch dat het in de toekomst een zwaar accent zal krijgen.
Mevrouw Helder heeft vragen gesteld over de brief over heling. Ook in dit geval ging ze in op de cijfers. Ze gaf aan dat er ongeveer 12.000 helingzaken per jaar behandeld worden, terwijl er meer dan 500.000 diefstallen geregistreerd zijn door de politie. Een belangrijke verklaring is dat de behoefte om aangifte te doen – daar is-ie weer – bij heling veel lager is, omdat we bij heling helaas vaak te maken hebben met een tevreden verkoper en een tevreden koper. Die gaan geen van beiden aangifte doen. Vandaar dat het instrumentarium zich heel erg richt op de websites waarop de opkooptransacties worden gemeld. Daarvoor komt wetgeving. Verder werken we ook hier weer met voorlichting, kleine advertenties op websites. Bij het wetsvoorstel zal ik serieus kijken naar het voorstel van mevrouw Helder en mevrouw Van Toorenburg om contante betaling in de handel in tweedehandsgoederen onmogelijk te maken. Het wetsvoorstel waar het om gaat, zal in de tweede helft van dit jaar naar de Kamer komen.
Mevrouw Van Toorenburg vroeg of we ook overleggen met de verkoopsites. In ieder geval met Marktplaats zijn goede afspraken gemaakt om opsporingsonderzoeken samen uit te kunnen voeren.
Voorzitter: Helder
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van de zijde van collega Van Toorenburg.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik had een aantal andere suggesties gedaan, die aanbevelingen waren uit het onderzoek. Pakt de Minister die ook mee? Neemt hij alle punten uit die aanbevelingen mee, dus breder dan alleen maar dat ene punt?
Minister Blok:
Een deel hebben we al uitgevoerd, maar ik zal in de toelichting van het wetsvoorstel dat naar de Kamer komt, het hele pakket aanbevelingen meenemen, evenals de manier waarop we daarmee omgaan.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Prima. Op bladzijde 67 staat dat lijstje over het achterlaten van een preview community die onregelmatigheden meldt, het blokkeren van accounts, het ondersteunen van aangiften en andere punten. Als die kunnen worden meegenomen, leggen we de verantwoordelijkheid echt bij de aanbieders neer. We moeten samen de strijd aangaan.
Minister Blok:
Zoals gezegd, zal ik daarop reageren bij de aanbieding van het wetsvoorstel.
De vraag van mevrouw Tellegen over de stand van zaken met betrekking tot de Veiligheidsagenda heb ik al beantwoord. Ik zal de cijfermatige stand van zaken nog naar de Kamer sturen.
Mevrouw Helder vroeg of de cijfers van de high-impact crimes wel betrouwbaar zijn. Er zijn goede redenen om aan te nemen dat daar de aangiftecijfers wel betrouwbaar zijn, omdat, zoals de term al zegt, de impact ervan op mensen heel groot is en de aangiftebereidheid dus ook. De Inspectie Veiligheid en Justitie heeft onlangs nog eens gekeken naar de betrouwbaarheid van politiecijfers. De onderzoekers Fijnaut en Rovers hebben specifiek naar de overvalcijfers gekeken. Ook deze beide onderzoekers constateren dat er geen opmerking gemaakt hoeft te worden over de juistheid van de gebruikte cijfers.
Mevrouw Helder vroeg ook naar de ophelderingspercentages. Over 2016 hebben we alleen nog maar voorlopige cijfers. Deze laten bij belangrijke categorieën zoals woninginbraken en straatroof een lichte stijging zien. Zodra ik de definitieve cijfers heb, krijgt de Kamer die ook.
Voorzitter: Van Toorenburg
Mevrouw Helder (PVV):
Ik hoor de Minister zeggen dat de aangiftebereidheid bij high-impact crimes wel groot is, en dat dus de cijfers daar wél betrouwbaar zijn. Maar die conclusie kun je toch zo niet trekken?
Minister Blok:
Ik heb niet gezegd dat ze daar wél betrouwbaar zijn, want ik deel niet de analyse van mevrouw Helder dat dé cijfers niet betrouwbaar zouden zijn. Ik heb aangegeven dat vanwege de enorme impact van dit soort misdrijven, de aangiftebereidheid heel hoog zal zijn en dat dus langs die route het redelijk is om te veronderstellen dat de aangiftecijfers op dat punt ook heel sterk de werkelijkheid weergeven. Daarnaast heb ik twee onderzoeksbronnen genoemd die niet tot andere conclusies komen.
Mevrouw Helder (PVV):
Ik meen toch echt dat de Minister het zo wel gezegd heeft, maar goed, ik vrees dat wij op dit punt niet nader tot elkaar komen. Ik verwijs weer naar het rapport waaruit blijkt dat de aangiftebereidheid onverminderd laag blijft, hoewel weliswaar misschien iets hoger op dit punt. Diverse Ministers zeggen altijd dat dé criminaliteit daalt. Met heel veel moeite is daarvan gemaakt dat de geregistreerde criminaliteit daalt. Gelukkig hebben we nu een notitie van politie en Openbaar Ministerie, die zeggen dat zij heel veel niet zien en dat er dus een enorm gat blijft zitten. Tot die trieste conclusie moet ik toch helaas weer komen.
Minister Blok:
Ik heb al aangegeven dat er twee cijfers naast elkaar staan, dus ik verval in herhalingen. Het betekent echter niet dat de beschikbare cijfers daarmee opeens onbetrouwbaar of onjuist zijn.
Mevrouw Helder (PVV):
Mag ik heel even corrigeren? Ik heb steeds gezegd «onvolledig». Ik heb nooit gezegd dat ze onbetrouwbaar zijn, ik heb gezegd dat ze onvolledig zijn, zodat je op basis ervan niet kunt zeggen dat dé criminaliteit daalt, omdat dat rapport maar vier misdrijfvormen behandelt.
Voorzitter: Ypma
Minister Blok:
Over die heel belangrijke misdaadcategorieën wordt toch echt al jarenlang aangegeven dat het cijfer daalt.
Mevrouw Tellegen vroeg nog om een reactie op het bericht dat ook in Noord-Nederland zorgen zijn geuit over de toenemende vermenging van boven- en onderwereld. Dat signaal wordt natuurlijk opgepakt in het regionaal overleg over de inzet van politie en Openbaar Ministerie. Omdat landelijk extra middelen beschikbaar zijn gemaakt voor ondermijning – de 15,5 miljoen die ik al eerder noemde – kunnen regio's die in ernstige mate met die problematiek te maken hebben natuurlijk mede een beroep doen op die middelen.
Mevrouw Tellegen vroeg ook om een reactie op het interview van de NCTV over de verwevenheid van criminaliteit en terrorisme. Het feit dat de NCTV in dat interview daarop wees, betekent dus ook dat de NCTV en alle diensten waar hij een beroep op kan doen, heel alert zijn op deze problematiek. Het is zeer zorgwekkend, maar het betekent wel dat het de aandacht heeft van zowel de diensten die in openbaarheid werken als de diensten die niet in openbaarheid werken.
Voorzitter. Ik hoop hiermee de vele vragen uit de eerste termijn beantwoord te hebben.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan gaan we naar de tweede termijn. De spreektijd bedraagt maximaal twee minuten per fractie en er kan maximaal één interruptie worden gepleegd.
Het woord is aan mevrouw Helder.
Mevrouw Helder (PVV):
Voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording van inderdaad veel vragen. Hij begon met een inleiding, dus ik geef ook even een inleiding van mijn kant. De taakstelling van Rutte II was 9% bij alle onderdelen van alle ministeries. Voor de politie kwam dat neer op 500 miljoen taakstelling, gewoon gezegd: bezuiniging. Voor de politie staat in de begroting altijd een bedrag van 5,2 miljard. Daarvan staat 4 miljard vast, want dat is voor het personeel. Dat betekent dat die 500 miljoen, dat halve miljard, in mindering moet worden gebracht in deze periode op de 1,2 miljard die resteert voor de middelen. Iedereen die logisch kan nadenken, weet dan al dat dat natuurlijk onbegonnen werk is.
De Minister zei dat hij geen amendement heeft gezien. Maar er is van mijn fractie bij de Voorjaarsnota wel degelijk een amendement gekomen, met als bedoeling om 200 miljoen naar de politie terug te laten vloeien. Dat bedrag hadden we gebaseerd op het zogenoemde P&M-rapport, waaruit blijkt dat voor de huidige, bestaande taak al 180 miljoen tekort is. Uiteindelijk is er inderdaad 250 miljoen teruggedraaid door de vorige Minister. Dat is echter niet het dichten van de gaten, want zoals ik zojuist al zei, zit er nog steeds een flink gat tussen 500 miljoen en 250 miljoen. Ik hoop dat dat gat gedicht gaat worden, maar ik vrees dat ik daarvoor naar ons verkiezingsprogramma moet verwijzen, waarin al 1 miljard extra staat voor de politie. Daar zullen we het richting 15 maart nog wel over hebben; ik laat het er dus verder bij.
Dan kom ik bij het meetinstrument. We grossieren inderdaad in het herhalen van vragen en antwoorden. Zoals ik al zei, komen we er helaas niet uit. Ik wil toch maar weer verwijzen naar het citaat van de politie en het Openbaar Ministerie in de inmiddels veel aangehaalde notitie: het is volgens OM en politie zeer waardevol als een onafhankelijke, wetenschappelijke studie de aard en omvang van deze niet-bekende criminaliteit in beeld brengt en dit aan de bestaande beelden spiegelt. Mijn fractie steunt dit en ik wil daarom een VAO aanvragen. De vorige Minister en ook de huidige Minister zeggen dat er geen noodzaak voor zo'n onderzoek is, maar mijn fractie ziet die wel. De Minister heeft toegezegd nog een brief te zullen sturen in antwoord op een verzoek van collega Van Toorenburg over het noodfonds. Mijn fractie staat zeer sympathiek tegenover dit fonds. Wij zien die brief graag tegemoet. Het VAO hoeft dus niet volgende week al gehouden te worden, het mag ook best iets later. Maar natuurlijk wel graag voor het verkiezingsreces.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording. Ik zie wel wat licht tussen de vorige Minister en de huidige. Gelukkig. Deze Minister zegt namelijk wat duidelijker dat we eigenlijk niet kunnen zeggen dat dé criminaliteit daalt, maar dat je wel van sommige delicten kunt zeggen dat er enige daling is. Dat vind ik alweer bijna verfrissend. Alleen de conclusie dat Nederland dan vervolgens helemaal veiliger wordt, herken ik niet, zeker niet wanneer ik slachtoffers zie en spreek die via internet op een gruwelijke manier zijn opgelicht en afgeperst. Er zijn veel slachtoffers die op die manier in het hemd staan. Voor hen is het bepaald niet veilig, maar ik begrijp dat deze Minister aangeeft dat de nieuwe cijfers eraan komen. Ze komen echter pas na de verkiezingen, dus de erfenis van de VVD zal dus ook helaas pas na de verkiezingen bekend worden. Maar goed, het beeld is in ieder geval wel heel duidelijk.
Ik ben blij met de toezegging dat de Minister aan de slag gaat met het onderwerp heling en met de toezegging dat hij gaat spreken met het Openbaar Ministerie om te bezien hoe criminele winsten goed terug kunnen vloeien naar de samenleving en naar slachtoffers.
Mag ik daar nog een klein punt aan toevoegen? Er staat ook een brief op de agenda over mobiel banditisme – mooi woord! – of, met andere woorden, rondtrekkende bendes. Die zitten ook in recreatieparken. In de brief staat dat politie en justitie geen informatie willen uitwisselen met gemeenten over misstanden op die parken die tijdens opsporingsonderzoeken in beeld kwamen, omdat de politie vindt dat de parkeigenaren hun partners zijn. Dat laatste bestrijd ik niet, maar het moet volgens mij niet of-of zijn. Kan de Minister daarom bekijken of er toch niet beter kan worden samengewerkt met gemeenten wanneer er op parken grote misstanden zijn? Wij horen daar zorgwekkende geluiden over. Het is jammer wanneer gemeenten niet weten wat de politie allemaal aantreft daar waar er wordt gerecreëerd.
De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. In het eerste debat dat ik met deze Minister heb, ging het eigenlijk in de eerste alinea al een beetje mis, toen de Minister zei: per saldo hebben we extra geld uitgetrokken voor Veiligheid en Justitie. Nee, Minister, het was een verzachting van de bezuiniging, dus per saldo is er geen extra geld uitgetrokken.
Daarna zei de Minister ook naar mijn mening iets te stellig dat het veiliger wordt. Volgens mij kun je die conclusie niet trekken. Je kunt die gewoon onmogelijk trekken als je bijvoorbeeld leest in de investeringsagenda van de mensen die er verstand van hebben, burgemeesters, politie en OM, dat een groot aantal delicten niet bij de politie bekend is, omdat burgers en bedrijven geen melding of aangifte doen. Een deel van de haalcriminaliteit blijft al helemaal buiten het beeld van de politie en het OM. Het is eigenlijk nóg erger, want van de delicten waarvan wel aangifte wordt gedaan of melding gemaakt, wordt een groot deel niet opgepakt, wegens tekorten in de capaciteit. Ik heb bijvoorbeeld gewezen op fraude, oplichting met onlinehandel. Met 96% van deze zaken gebeurt helemaal niets, ook al is het een prioriteit in de Veiligheidsagenda. Dat is het gekke: dit is een van de prioriteiten in de Veiligheidsagenda en nog zien we dat er eigenlijk niets mee gebeurt.
Op mijn vraag of de Minister de huidige situatie accepteert, zei hij: nee, want ik ga ermee aan de slag. Hij had het over preventie, hang- en sluitwerk op internet, maar ook opsporing. Ik zou heel graag van de Minister ook op dit punt een brief willen waarin hij uitlegt hoe hij dit concreet gaat maken. Welk plan komt er om dat absurde percentage van 96% waarmee niets gebeurt in ieder geval naar beneden te brengen?
Ik blijf een beetje doorzeuren over het afpakken van crimineel geld. Ik doe dat omdat ik het zó ontzettend belangrijk vind dat misdaad niet mag lonen, op geen enkele manier. Er zijn financieel rechercheurs en de Minister zegt dat er extra bij komen. Maar wij horen dat deze mensen nog steeds zelf ervaren dat zij onvoldoende mogelijkheden hebben om vanaf het begin van iedere zaak die draait om geld – en dat zijn er heel veel, bijna allemaal in de criminaliteit – te bekijken hoe er beslag kan worden gelegd en vervolgens effectief kan worden afgepakt.
Over de samenwerking met de Belastingdienst zei de Minister in één zin: die verloopt eigenlijk steeds beter. Dat blijkt echter niet uit het rapport dat vandaag op de agenda staat. Daarin staat letterlijk: het is in ieder geval nog geen staande praktijk. Wij horen dat ook van de mensen die in de praktijk dit werk doen. De samenwerking met de Belastingdienst gaat gewoon nog niet goed. Ik denk dat ik op dit punt een motie zal indienen in het al aangekondigde VAO.
De heer Recourt (PvdA):
Voorzitter. Ook ik start met een dankwoord aan de Minister. Hij veegt de problemen niet onder tafel – dat waardeer ik – en hij geeft zorgvuldig antwoord. Die antwoorden bestaan eigenlijk uit twee delen. Een deel is verdergaan met trajecten die al zijn ingezet maar die nog niet voldoende effectief zijn. Het andere deel is bekijken wat er nieuw nodig is. Daar hebben we ietsje minder antwoord op gekregen, in de zin dat het wordt uitgezocht en dat we in een aantal brieven nader geïnformeerd zullen worden.
Mijn conclusie is dat de trechter die ons justitiële apparaat nu eenmaal is – er zijn heel veel misdrijven, er worden minder aangiften gedaan, er wordt minder opgepakt en vervolgd en uiteindelijk wordt er minder veroordeeld – op dit moment druppelt. Er moet weer een straaltje uit deze trechter gaan komen.
Ik ben blij dat de Minister nader terugkomt op het Utrechts model van mediation. Ik denk dat ik wel met een motie zal komen op dit punt, als steuntje in de rug maar dan ietsje breder.
Ik wil afsluiten met danken voor het feit dat er ook een reactie komt op het Deltaplan aanpak ondermijnende criminaliteit dat ik heb uitgedeeld. Daar staan onder meer de al genoemde misstanden in recreatieparken in, dus ook hier trekken CDA en PvdA samen op. Gemeentes en justitie kunnen samen te weinig; ook wij hebben die signalen gehoord.
Mevrouw Swinkels (D66):
Voorzitter. Ook D66 is er blij mee dat de Minister heeft gezegd dat hij de investeringsagenda van de regioburgemeesters voor de politie serieus neemt. Voor een concrete reactie op de voorstellen die daarin zijn geformuleerd, verwees de Minister naar de kabinetsformatie. Dat begrijp ik wel. Maar hij erkent ook dat er nog veel moet gebeuren op het terrein van wat hij de «nieuwe criminaliteit» noemt. Ik hoop dus dat die woorden worden omgezet in daden. En ik hoop dat er bij de kabinetsformatie ook door de VVD met deze investeringsagenda rekening zal worden gehouden.
Ik kijk ook uit naar de reactie van de Minister op dat Utrechtse mediationmodel. Ik sluit me op dat punt helemaal aan bij de woorden van de heer Recourt. Er komt hierover mogelijk nog een motie, want volgens mij is het heel belangrijk dat er duidelijkheid wordt gegeven. Duidelijk moet zijn dat ze verder kunnen met dit succesvolle model. Dat dat moet gebeuren, staat voor mij vast.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Voorzitter. Ook ik dank de Minister voor de heldere en realistische antwoorden. Het is goed om te horen dat er resultaten van wetenschappelijke onderzoeken in aantocht zijn waarmee wij meer inzicht zullen krijgen in alle vormen van nieuwe criminaliteit. We willen niet alleen de high-impact crimes in beeld krijgen, maar juist ook die nieuwe vormen van criminaliteit, om ook daar beter grip op te krijgen. Dat is dus goed nieuws.
Het is ook goed om te constateren dat de Minister heel helder stelt dat er twee feiten of realiteiten zijn. De klassieke criminaliteit daalt, maar de nieuwe criminaliteit is niet voldoende in beeld. Men veronderstelt dat die alleen maar toeneemt. Die nieuwe criminaliteit moeten we ook kunnen aanpakken. Ik wacht dus in spanning de resultaten af van dat WODC-onderzoek.
Het is goed dat we nu op de hoogte zijn van de stand van zaken rond de Veiligheidsmonitor. De Minister zegt dat veel doelstellingen worden gehaald. Hij zegt ook: op fraude en op cyber moeten we aan de bak. Volgens mij zijn al mijn collega's hier het met mij eens als ik zeg dat dat duidelijk is. Ik wacht het overzicht dus af, maar ik wil nog iets vragen in aanvulling op wat de heer Van Nispen over fraude heeft gezegd. Is het misschien mogelijk om in een reactie op die Veiligheidsmonitor en waar we met veiligheid staan, ook die investeringsagenda die nu voorligt mee te nemen? In die agenda klinken namelijk andere geluiden door. Als we die investeringsagenda daarin meenemen, krijgen we dat beter bij elkaar. Dat lijkt me zinvol.
Tot slot heb ik nog een korte vraag over de georganiseerde criminaliteit en de teams in Noord-Nederland. De Minister zegt dat daarvoor 15,5 miljoen beschikbaar wordt gesteld. Regio's die gebukt gaan onder en geteisterd worden door georganiseerde criminaliteit, kunnen hier een beroep op doen. Gebeurt dat nu ook in Noord-Nederland? En in welke mate wordt hierbij vanuit het Rijk gestuurd op teams voor alle regio's? Georganiseerde criminaliteit zit immers natuurlijk door het hele land. Wordt hiervoor dus ook een landelijke aanpak ontwikkeld?
De voorzitter:
Heeft de Minister wat tijd nodig voor het voorbereiden van de antwoorden? Ik zie dat dat niet het geval is. Het woord is aan de Minister.
Minister Blok:
Voorzitter. Mevrouw Helder en de heer Van Nispen zeggen dat er onder het huidige kabinet per saldo bezuinigd is op Veiligheid en Justitie. Dat is echter niet zo. Er zijn inderdaad efficiencytaakstellingen geweest op onderdelen van Veiligheid en Justitie, maar er zijn ook grote intensiveringen geweest. Dus het saldo is positief.
Mevrouw Helder (PVV):
De Minister had het in zijn eerste termijn over «het onvolprezen WODC». Laat ik dan een keer de onvolprezen Algemene Rekenkamer noemen. Die heeft inmiddels al een hele boekenkast vol rapporten naar de Kamer gestuurd waaruit blijkt dat dit standpunt van de Minister gewoon niet houdbaar is. Er is wel degelijk bezuinigd. En de reden was die 20 miljard die Brussel aan ons oplegde en waar Rutte II gewoon voor boog. Wat de Minister zegt, is dus gewoon echt niet waar. Ik verwijs even naar verschillende rapporten van de Algemene Rekenkamer, waarin per onderdeel staat dat er wel degelijk bezuinigd is.
Minister Blok:
Ik zal het rapport van de Algemene Rekenkamer nog eens lezen. Maar geldt wat mevrouw Helder zegt inclusief de begroting voor 2017? Dat zou mij verrassen, want de Algemene Rekenkamer kijkt over het algemeen terug.
Mevrouw Helder (PVV):
Ter aanvulling zeg ik dat we een rapport hebben gehad over de huisvesting van de politie. Al die ingeboekte taakstellingen gaan het dus niet worden, plat gezegd. Ook verscheen er onlangs nog een rapport over de ICT bij de politie. Ik kan niet met zekerheid zeggen dat dat over 2017 gaat, maar volgens mij is dat wel het geval. Dat zijn alvast twee heel duidelijke rapporten.
Minister Blok:
Dan blijft het een openstaande vraag, maar dit kunnen we allebei nog gemakkelijk controleren. Ik begrijp dat er nog een motie komt van mevrouw Helder. Die zal ik van een reactie voorzien als zij wordt ingediend.
Mevrouw Van Toorenburg krijgt inderdaad aanvullende informatie met betrekking tot heling. Zij had nog een vraag specifiek naar aanleiding van het rapport over mobiel banditisme: ze vroeg of niet beter samengewerkt kan worden tussen politie, justitie en gemeenten. Er is natuurlijk het regionaal overleg tussen deze drie partijen, onder leiding van de korpsbeheerder. Dat lijkt me ook de logische plaats om dit te doen. Dit is nou typisch een reden waarom die regionale overleggen er zijn. Op zich deel ik immers het gevoel van mevrouw Van Toorenburg.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Misschien is het dan toch goed als de Minister vóór het VAO hier even naar kijkt. Want een van de aanbevelingen is nou juist dat er echt moet worden samengewerkt. En dat is op dit moment dus een knelpunt.
Minister Blok:
Ja, dat begrijp ik. Ik zal er nog een keer naar kijken. Maar als er slecht wordt samengewerkt, helpt het niet altijd als je dan vanuit Den Haag roept: gaat u eens even samenwerken daar in Brabant. Dat standpunt ken ik ook van het CDA. Je moet ervoor zorgen dat daar bestaande structuren voor zijn. Volgens mij bestaan die op dit gebied. Ik zal echter nog even kritisch naar dit onderdeel kijken.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
De gemeentes klagen juist dat ze de informatie van de politie niet krijgen. Soms kan de politie niets doen. Soms staat ze zelfs bij een recreatiepark, maar mag ze er niet op en weet niemand waarom. Er is dus écht een knelpunt. Ik wil dus graag dat de Minister dit nog eens bekijkt.
Minister Blok:
Ja, ik ga er nog naar kijken.
De heer Van Nispen ging in op de kwestie van de financieel rechercheurs. Ik meen dat hij wel blij was met de toename van het aantal rechercheurs, maar hij zei dat er ook behoefte is aan meer bevoegdheden. Nou is het een beetje moeilijk om in een AO even in te gaan op de vraag welke extra bevoegdheden er dan moeten komen. Als ik iets gemerkt heb op het gebied van Veiligheid en Justitie, dan is het wel dat iedere bevoegdheid onmiddellijk afgegrendeld moet worden in een wet – zo hoort het ook in een rechtsstaat – en dat dat meestal nog wel een klusje is. De Kamer is dan niet per se nog steeds enthousiast. Misschien heeft de heer Van Nispen echter een verdere invulling.
De heer Van Nispen (SP):
Ik heb het bewust niet gehad over extra bevoegdheden. Ik heb het erover gehad dat je de mensen die daarvoor zijn opgeleid, in staat moet stellen om hun werk te doen. Je moet hen dus niet belasten met andere taken. Daarnaast moet je het financiële bewustzijn in de hele organisatie laten toenemen. De regering kan namelijk wel steeds zeggen dat het uitgangspunt is dat we ook afpakken bij iedere zaak die om geld draait, maar dat is de praktijk gewoon nog lang niet. Daar gaat mijn vraag over. Stel dus die mensen in staat om dat werk te doen. Dat is een algemeen punt, maar aanvullend heb ik een concreter punt over bijvoorbeeld die samenwerking met de Belastingdienst. Er staat in het rapport dat die samenwerking met de Belastingdienst gewoon echt nog niet goed gaat. Dat staat niet alleen in het rapport, maar blijkt ook uit de praktijk.
Minister Blok:
Zo kan ik inderdaad beter uit de voeten met de oproep van de heer Van Nispen, die ik dan kennelijk niet goed begrepen had. Die samenwerking gaat duidelijk beter, maar de heer Van Nispen constateert terecht dat dit voortdurende aandacht vraagt. Ik realiseer me dat het niet alleen met aantallen mensen te maken heeft, maar dat is toch wel een cruciaal onderdeel. Uit de forse uitbreiding blijkt ook dat we die grote aandacht voor deze kwestie hebben en dat we daar dus ook echt mensen en middelen voor inzetten. Volgens mij hebben we daar dus geen verschil van mening over.
De heer Recourt krijgt inderdaad van mij zowel een reactie op de Utrechtse ervaring met mediation in strafrecht, als een reactie op zijn notitie. Die zal ik dan ook vóór de verkiezingen naar de Kamer sturen.
Ook mevrouw Swinkels vroeg om die reactie op mediation. Ze wees er ook met mij op dat een deel van de opgaven gewoon aan het huidige kabinet is – en dat pak ik ook vol energie op – maar dat een deel ook aan de formatietafel besproken moet worden.
Mevrouw Tellegen vroeg in welke mate er nu een beroep wordt gedaan op de 15,5 miljoen en of we daar regionaal inzicht in hebben. Daar was ik net even over aan het overleggen. Die informatie hebben we hier aan deze tafel niet zo beschikbaar, dus ik kom daar graag op terug. Mevrouw Tellegen vroeg verder om een gecombineerde reactie op de investeringsagenda. Die zeg ik graag toe.
Ik hoop hiermee ook de vragen in de tweede termijn te hebben beantwoord.
De voorzitter:
Ik zie dat dat het geval is. Ik zal nog even de toezeggingen opnoemen.
– De Kamer ontvangt eind dit jaar de resultaten van het WODC-onderzoek over onzichtbare criminaliteit.
– De Kamer ontvangt voor de zomer het Nationaal dreigingsbeeld georganiseerde criminaliteit (NDB).
– De Kamer wordt vóór de verkiezingen nader geïnformeerd over de reactie van de Minister op het Utrechtse model inzake mediation in het strafrecht.
– De Kamer wordt geïnformeerd over de reactie van de Minister op het Deltaplan aanpak ondermijnende criminaliteit, dus het plan van de heer Recourt.
Daar heb ik geen tijdstip bij staan. Wanneer mag de Kamer dat verwachten?
Minister Blok:
Dat gebeurt voor 15 maart.
De voorzitter:
Akkoord.
– De Kamer wordt vóór het VAO nader geïnformeerd over de mogelijkheden voor een fonds voor slachtoffers van drugsdelicten.
– De Kamer wordt nader geïnformeerd over het afpakken van crimineel vermogen in het buitenland.
Ook daar heb ik geen tijdstip bij.
Minister Blok:
Dat kost waarschijnlijk meer tijd. Dat kan ik niet voor de verkiezingen doen, maar wel voor de zomer.
De voorzitter:
Akkoord.
– De Kamer wordt eind 2017 geïnformeerd over een eventuele rechterlijke toets voor ontnemingsschikkingen.
– Het wetsvoorstel inzake het tegengaan van heling komt in de tweede helft van dit jaar naar de Kamer.
Dat was het, maar ik zie aan mevrouw Tellegen dat zij nog een toezegging mist.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Er ontbreekt een toezegging over de Veiligheidsmonitor. Waar staan we nu op weg naar 2018? Kan er specifiek aandacht worden gegeven aan die twee prioriteiten, namelijk cyber en fraude? Op die terreinen zijn echt slagen te maken; de Minister heeft dat ook gezegd. Ik zou dat graag gecombineerd willen zien met wat er nu in de investeringsagenda staat, zodat we dat een beetje dichter bij elkaar kunnen krijgen.
De voorzitter:
Wanneer lukt het om daar een schriftelijke reactie op te geven?
Minister Blok:
Dat lukt niet voor de verkiezingen, vrees ik. Dat wordt dus vóór de zomer.
De voorzitter:
Akkoord. Mevrouw Van Toorenburg wil ook nog iets zeggen.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Op het mobiel banditisme en hoe een betere samenwerking vormgegeven kan worden, komt de Minister terug bij het VAO, begrijp ik.
De voorzitter:
Oké. Dan hebben we zo alle toezeggingen genoteerd, geloof ik. Mij rest nog om aan te kondigen dat er een VAO zal worden gehouden voor het verkiezingsreces. De eerste spreker daar zal zijn mevrouw Helder. De Minister wordt gevraagd om zo snel mogelijk de toegezegde brieven toe te sturen, zodat we dat VAO ook daadwerkelijk kunnen gaan inplannen.
Mevrouw Helder (PVV):
Dat klopt helemaal. Ik hecht er natuurlijk aan dat de brief die mevrouw Van Toorenburg is toegezegd, er voor het VAO is. Ik wil echter voor de duidelijkheid wel opmerken dat ik het VAO daar niet afhankelijk van wil maken, in die zin dat ik het VAO wel graag voor het verkiezingsreces wil houden.
De voorzitter:
Goed, op die manier gaan we het doorgeven aan de Griffie plenair.
Ik dank de leden voor hun betoog en voor de vragen. Ik dank de Minister voor zijn antwoorden. Ik dank alle ondersteuners voor hun bijdrage.
Sluiting 12.26 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29911-150.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.