Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29845 nr. 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29845 nr. 6 |
Vastgesteld 10 december 2004
De vaste commissie voor Justitie1 belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De leden van de CDA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Aangezien zij de noodzaak zien van verdere maatregelen op het gebied van (internationale)criminaliteits- en terrorismebestrijding, zijn zij ook een voorstander van dit wetsvoorstel. Het past in het traject van adequate opsporing, vervolging en berechting. Zeker gezien de urgentie van een gedegen terrorismebestrijding is het noodzakelijk dat dit kaderbesluit snel wordt geïmplementeerd. Deze leden hebben nog wel enkele opmerkingen en vragen.
De leden van de fractie van de PvdA hebben met instemming kennisgenomen van de inhoud van dit wetsvoorstel. Alvorens in te kunnen stemmen met het geheel zien ze nog graag een paar vragen beantwoord.
De leden van de VVD-fractie verzetten zich – anders dan de Nederlandse Orde van Advocaten structureel lijkt te doen – niet tegen het beginsel van wederzijdse erkenning zoals dat in het voorstel ook wordt toegepast op onder andere uitlevering van bewijsstukken. De VVD heeft evengoed kennisgenomen van de kritiek van de NOvA op de implementatie. Mede met het oog hierop hebben de leden van de VVD-fractie nog enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben met kritische belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben naar aanleiding van dit wetsvoorstel enkele vragen.
Inleiding memorie van toelichting, advies Raad van State, nader rapport
De leden van de CDA-fractie stellen vast dat de regering in de memorie van toelichting aangeeft dat na de aanslagen in Madrid op 11 maart 2004 door de Europese Raad een verklaring is aangenomen waarin de lidstaten worden opgeroepen het onderhavige kaderbesluit voor december 2004 te implementeren. Na de aanslagen moet toch wel de ernst van de situatie doorgedrongen zijn. Deze leden vinden het onbegrijpelijk dat het onderhavige kaderbesluit niet sneller wordt geïmplementeerd. Zij vragen de regering om hier een verklaring voor te geven. Zij zijn verder verbaasd dat instanties als Eurojust of Europol niet genoemd worden in het wetsvoorstel. Zij hebben toch een centrale, coördinerende rol in de Europese criminaliteitsbestrijding. Waarom spelen deze organisaties geen rol met betrekking tot de inbeslagneming van voorwerpen of bewijsstukken?
De leden van de PvdA-fractie signaleren dat de Raad van State heeft geadviseerd om de Nederlandse Antillen en Aruba ook te betrekken bij de implementatie van dit voorstel. De regering vindt dat echter niet wenselijk. Deze leden vinden de suggestie van de Raad van State echter zeer het overnemen waard. Waarom laat de regering het bij een «niet wenselijk»? Gezien de open grenzen tussen Nederland en de rest van Europa en de open grenzen tussen Nederland en de Nederlandse Antillen en Aruba kan de suggestie van de Raad van State wellicht zeer van nut zijn bij bijvoorbeeld een effectievere aanpak van criminaliteit. Deze leden vragen de regering dan ook met klem om alsnog positiever te reageren op het advies. Zou de regering in ieder geval ook deze suggestie willen bespreken met de regeringen op de Nederlandse Antillen en Aruba? Zo neen, waarom niet en, zo ja, zou zij de Kamer de reacties willen meedelen?
De leden van de VVD-fractie vragen de regering of er vanuit de Nederlandse opsporingsinstellingen een grote behoefte bestaat aan het voorgestelde instrument. Zijn er aanwijzingen dat het door Nederland veel zal worden gebruikt?
De procedure voor erkenning en tenuitvoerlegging van bevelen tot inbeslagneming
De leden van de VVD-fractie vragen de regering wat zij vindt van de opmerkingen van de Nederlandse Orde van Advocaten (verder NOvA) in haar advies aangaande de in het voorstel opgegeven weigeringsgronden?
Verder vragen zij of er een mogelijkheid bestaat om als verzoekende staat een procedure te starten tegen een staat die weigert aan het bevel uitvoering te geven. Kan het in algemene zin (financiële) consequenties hebben indien niet of niet tijdig tot uitvoering wordt overgegaan?
De leden van de SP-fractie vragen hoe de regering de kritiek van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) beoordeelt dat de verwijzing naar het EVRM in de passage over de eerbiediging van fundamentele rechten «naïef» zou zijn, aangezien volgens onderzoek van de Europese Commissie de procedurele garanties voor verdachten in de EU niet overal even sterk zijn? Deelt de regering de mening van de NOvA dat het Nederlandse recht bij eventuele schendingen in het kader van de verleende rechtshulp geen «effective remedy» biedt?
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering ten aanzien van vermogensbestanddelen niet een bijzondere positie ziet weggelegd ten aanzien van schorsende werking. Zou het niet wenselijk zijn om voordat tot uitlevering van zeer waardevolle spullen wordt overgegaan wel een eventuele rechterlijke procedure af te wachten? De mogelijkheid om dit terug te draaien is wellicht in de praktijk veel moeilijker en de belangen veel groter.
De leden van de VVD-fractie vragen waarom een cassatiemogelijkheid bij uitlevering praktisch onmogelijk zou zijn. Zij hebben begrepen dat in België cassatie in soortgelijke situaties (uitlevering personen) wel mogelijk is gemaakt en dus niet jaren duurt?
De leden van de SP-fractie ontvangen graag een meer gedetailleerde uitleg van de keuze om geen cassatieberoep tegen de beschikking op het klaagschrift mogelijk te maken. Weegt het willen vermijden van onwenselijk geachte vertragingen door het cassatieberoep onmogelijk te maken, op tegen wegvallen van de gebruikelijke rechtsbeschermende functie van de Hoge Raad?
Aansprakelijkheid uitvaardigende lidstaat
De leden van de CDA-fractie vragen wat er gebeurt als de inbeslagneming onrechtmatig blijkt te zijn. Vervalt de inbeslagneming van de goederen dan meteen? Kan de gedupeerde een schadevergoeding eisen? Zo ja, bij welke instantie(s) kan deze persoon dat doen?
De leden van de CDA-fractie merken op dat de regering aangeeft dat bij ontvangst van een buitenlands bevel tot inbeslagneming de Internationale Rechtshulpcentra (verder: IRC) nagaan of aan de vereiste formaliteiten is voldaan. Daarna wordt het bevel doorgezonden aan de officier van justitie in het arrondissement waarbinnen de tenuitvoerlegging van het bevel moet plaatsvinden. Het is echter ook mogelijk dat de bij het IRC werkende officier van justitie zelf de verdere behandeling op zich neemt. Het is voor de leden van de CDA-fractie niet duidelijk wanneer welke officier het bevel behandelt. Zijn hier bijvoorbeeld richtlijnen voor? Kan de regering hier uitleg over geven? Overigens begrijpen deze leden uit de memorie van toelichting dat de IRC's geen wettelijke basis hebben waardoor zij niet expliciet genoemd worden in het wetsvoorstel. De IRC's spelen echter een belangrijke rol in de beschreven procedure in Nederland. Is de regering daarom niet van mening dat de IRC's zelfstandig een wettelijke basis behoren te hebben. Zo neen, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie vragen of het bestaande IRC wel opgewassen is tegen de te verwachten stroom verzoeken. Zal het mogelijk zijn om ook in de toekomst op capacitaire gronden (tijdelijk) af te zien van het uitvoeren van een bevel?
Is het zo dat nu politieambtenaren op basis van een uitleveringsbevel elke plaats kunnen betreden ter inbeslagname? Meent de regering dat dit in ieder geval in overeenstemming is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens? Kan zij dat toelichten?
Opbouw van het wetsvoorstel en financiële gevolgen
De leden van de CDA-fractie merken op dat de regering niet verwacht dat de implementatie van het kaderbesluit leidt tot een structurele verhoging van de kosten, maar eerder van een verschuiving van de kosten. Volgens deze leden is het de verwachting en ook de bedoeling van het kaderbesluit dat door de wederzijdse erkenning en de snellere en eenvoudigere procedure de lidstaten sneller een beroep zullen doen om voorwerpen in andere lidstaten in beslag te nemen. Dit zal een groot beroep doen op de officieren van justitie die al een zware werkdruk hebben. Is het dan ook niet de verwachting dat door het waarschijnlijk stijgende aantal bevelen, ook de kosten zullen oplopen? Hetzelfde geldt voor de inbeslagneming van goederen. Meer in beslag genomen goederen zullen ook leiden tot hogere opslagkosten. Waar baseert de regering zich op als zij stelt dat de kosten niet structureel hoger zullen liggen? In het licht van het voorgaande, vragen de aan het woord zijnde leden of de implementatie van het kaderbesluit wordt geëvalueerd. Buiten de restrictief geformuleerde weigerings- en opschortingsgronden, zijn geen andere remmende voorwaarden opgenomen die gebruik van deze procedure zullen tegengaan. De leden van de CDA-fractie vrezen dat daarom veel gebruik gemaakt zal worden van de inbeslagnemingsprocedure. Gezien de mogelijke kostenstijging en de belasting van het personeel, vragen zij de regering om de situatie na bijvoorbeeld één jaar te evalueren.
De leden van de SP-fractie merken op dat de NOvA ten aanzien van dit wetsvoorstel de kritiek heeft geuit dat waar het kaderbesluit nog enige ruimte liet voor nationale inbreng bij de voorgeschreven implementatie, gekozen is voor minder vormen van rechtsbescherming dan in de huidige rechtshulpregeling worden geboden. Deze leden vragen een toelichting op deze kritiek. Als de voorgeschreven implementatie het doel van versnelling en versoepeling van de justitiële samenwerking tussen de lidstaten bevordert, waarom dan niet bij de nationale inbreng gekozen voor zoveel mogelijk rechtsbescherming, zodat de versnelling niet tot minder rechtsbescherming leidt?
De leden van de SP-fractie ontvangen verder graag een nadere toelichting op de redenen waarom het advies van de NOvA om niet de officier van justitie, maar de rechter-commissaris te laten beslissen over de erkenning en tenuitvoerlegging van een buitenlands bevel tot inbeslagneming, niet heeft geleid tot wijziging van het wetsvoorstel. Wegen de veronderstelde praktische voordelen van de keuze voor de officier van justitie op tegen het wegvallen van de rechtsbeschermende functie van een rechterlijke autoriteit? Hoe beoordeelt de regering het feit dat door de keuze voor de officier van justitie de bijstand van een raadsman vervalt, zoals de NOvA in haar advies schrijft? Hoe beoordeelt de regering ten slotte de conclusie van de NOvA dat met dit wetsvoorstel de zoveelste kans is gemist om het toekomstige Europese strafrecht ook kwalitatief aantrekkelijk te doen zijn?
Samenstelling:
Leden: Van de Camp (CDA), De Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Vos (GL), Rouvoet (CU), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Voorzitter, Çörüz (CDA), Verbeet (PvdA), Ondervoorzitter, Wolfsen (PvdA), De Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Griffith (VVD), Van der Laan (D66), Visser (VVD), Azough (GL), Vacature (algemeen) en Vacature (algemeen).
Plv. leden: Jonker (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Halsema (GL), Van der Staaij (SGP), Kalsbeek (PvdA), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Arib (PvdA), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Varela (LPF), Joldersma (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Örgü (VVD), Lambrechts (D66), Rijpstra (VVD), Karimi (GL), Hermans (LPF) en Vergeer (SP).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29845-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.