29 842 Beleidsnota Biologische Landbouw

33 043 Groene economische groei in Nederland (Green Deal)

Nr. 39 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juni 2016

Naar aanleiding van het plenair debat over de situatie in de melkveehouderij op 14 april jongstleden (Handelingen II 2015/16, nr. 77, items 6 en 9) is op 19 april Kamerstuk 33 979, nr. 127 van de leden Koşer Kaya en Thieme aangenomen (Handelingen II 2015/16, nr. 78, item 25). In deze motie vraagt de Kamer aan de regering om mogelijkheden te verkennen om de omschakeling van gangbare naar biologische landbouw economisch aantrekkelijker te maken en onnodige hindernissen daarvoor weg te nemen, en de Tweede Kamer hierover voor de zomer te informeren.

Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitvoering van de motie.

Het kabinet ziet biologische landbouw als een vorm van duurzame landbouw die een goed voorbeeld is van «groene groei», dus landbouw die in balans is met de omgeving en een eigen verdienmodel met meerwaarde voor de ondernemer realiseert. De markt voor biologische landbouwproducten groeit, met name in de EU en de VS, door verkoop via supermarkt en foodservice. De biologische productie in Nederland groeit minder snel, waardoor het relatieve marktaandeel van de Nederlandse biologische land- en tuinbouw afneemt, terwijl er juist (export-)kansen liggen (bron: Trendrapporten export 2015 van Bionext in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken). De groei van de biologische landbouw is één van de sporen waarlangs de Nederlandse landbouwsector zich duurzaam(er) en concurrerend(er) kan ontwikkelen en daarmee tevens bijdraagt aan de thema’s genoemd in de kabinetsreactie op het WRR-rapport Naar een voedselbeleid (Kamerstuk 31 532, nr. 156).

Biologische productie en etikettering van biologische producten is wettelijk vastgelegd in EU-verordeningen. Tijdens de omschakelperiode moeten de regels voor biologische productie worden toegepast, maar kunnen de producten nog niet als biologisch worden verkocht. Deze periode kan tot 3 jaar duren; dit is afhankelijk van de soort productie.

Dit betekent dat het omschakelende land- of tuinbouwbedrijf al wel extra kosten heeft (bijvoorbeeld extra arbeidskosten, kosten voor biologische mest, voor biologisch plantmateriaal, voor opleiding en advies) maar nog niet de inkomsten omdat de producten nog niet als biologisch afgezet mogen worden; de kosten gaan voor de baten uit. Deze tijdelijke onbalans is voor de omschakelende ondernemer onvermijdbaar. Er is dan ook een werkkapitaal-financiering nodig om liquiditeitstekort tijdens de omschakeljaren te voorkomen.

Indien de ondernemer geen aanvullende financiële zekerheden kan bieden, zal de bank geen aanvullende financiering van werkkapitaal beschikbaar stellen. Gebleken is dat dit in de praktijk vaak voorkomt en dat de markt dit niet zelf oplost. Het is daarmee een financieringsproblematiek voor een investering, waarvoor het Rijk het instrument van borgstelling in kan zetten.

Gezien bovenstaande analyse en ter uitvoering van de motie Koşer Kaya – Thieme (Kamerstuk 33 979, nr. 127), wil ik de omschakeling van gangbare naar biologische landbouw faciliteren door de introductie van de mogelijkheid van borgstelling voor het werkkapitaal dat hiervoor nodig is, als onderdeel van het investeringsplan voor de omschakeling. Deze nieuwe faciliteit is in samenwerking met de banken voorbereid. Op deze wijze kan kredietverstrekking door banken voor werkkapitaal tijdens de omschakelperiode gaan plaatsvinden. De nieuwe borgstellingsregeling verlaagt daarmee een van de belangrijkste door de sector aangegeven drempels voor gangbaar producerende boeren en tuinders om hun bedrijf om te schakelen naar biologische productie. Hiermee hoop ik een stimulans te geven aan de verdere groei van de biologische sector in Nederland.

Deze voorziening wordt opgenomen in de binnenkort te publiceren nieuwe regeling Borgstelling MKB-landbouwkredieten, opvolger van de Garantstelling Landbouw, die per 1 januari 2017 opengesteld wordt. In de tussenliggende tijd bereiden de banken zich voor op de nieuwe borgstellingsregeling.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven