nr. 61
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 9 november 2004
I. Algemeen
De ontvangst die het wetsvoorstel van de leden van de PvdA-fractie en
de VVD-fractie heeft gekregen, doet ons genoegen. Het gaat inderdaad om een
«herstelwetje». De vragen van de leden van de PvdA-fractie bij
onderdeel N beantwoord ik, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, hierna onder II. De leden van de VVD-fractie, die hopen
dat de Wet op de jeugdzorg (verder te noemen: de wet) zo spoedig mogelijk
in werking zal treden, wijs ik erop dat de (volledige) inwerkingtreding van
de wet is voorzien tegen 1 januari 2005.
Bij deze nota is een nota van wijziging gevoegd. Daarbij worden nog twee
onvolkomenheden hersteld. De eerste betreft onderdeel K van artikel 77 van
de wet, waarvan in het wetsvoorstel (zie artikel I, onderdeel M) reeds een
wijziging wordt voorgesteld. In artikel 265, tweede lid, van Boek 1 van het
Burgerlijk Wetboek was «hulpverleningsplan» ten onrechte nog niet
vervangen door «het plan bedoeld in artikel 13, derde lid, van de Wet
op de jeugdzorg». Dit geschiedt alsnog. In de tweede plaats wordt, door
een aanvulling in artikel 104, eerste lid, van de wet, er alsnog in voorzien
dat in de uitkering aan de provincies ten behoeve van de door de stichting
uit te voeren taken, door Onze Ministers ook kunnen worden verwerkt de kosten
van de door de provincie te verstrekken subsidie ten behoeve van de uitoefening
van jeugdreclasseringstaken. De bepaling van artikel 104, eerste lid, op grond
waarvan de inzet van personeel van instellingen met een landelijk bereik via
door de stichting verleend mandaat kan worden zeker gesteld, was ten onrechte
(immers niet in overeenstemming met de huidige situatie) beperkt tot de uitoefening
van de voogdij en de ondertoezichtstelling.
II. Artikelsgewijze toelichting
De cijfers die hierna genoemd worden behoeven een korte inleiding. Bij
kinderen die onbegeleid op Schiphol aankomen of alleen op Schiphol worden
achtergelaten, zijn er op dit moment twee mogelijkheden om in het gezagsvacuüm
te voorzien. Ten eerste kan de Koninklijke Marechaussee de Raad voor de kinderbescherming
inschakelen. Dit gebeurt op dit moment vooral in geval van meereizende kinderen
van volwassenen die aangehouden zijn vanwege drugsmokkel en die
in afwachting van een verder proces worden vastgezet. De Raad vraagt vervolgens
bij de rechter om voorlopige voogdij.
In 2002 zijn er door de Raad voor de kinderbescherming 22 voorlopige voogdijen
aangevraagd voor kinderen die onbegeleid op Schiphol zijn aangekomen. In 2003
ging het om een aantal van 58. Het aantal zaken in 2004 is flink gestegen.
In de eerste vier maanden van 2004 betrof het 34 zaken. In de eerste 9 maanden
van 2004 betrof het 116 zaken.
Ten tweede kan de Koninklijke Marechaussee kinderen ook direct aanmelden
bij Nidos. Het gaat dan nu met name om minderjarige vreemdelingen die zonder
ouders en in voorkomende gevallen met valse documenten op Schiphol aangehouden
worden; dit kunnen ook asielzoekers zijn. Het gaat hier om gemiddeld zo'n
70 gevallen per jaar.
De meeste voorlopige voogdijen die via de Raad zijn gevraagd lopen gemiddeld
zo'n tien dagen. De voorlopige voogdij vervalt automatisch als de ouder wordt
vrijgelaten. Het kind kan dan terug naar de ouder. Gaat het om een kind dat
in Nederland woont, dan is in deze gevallen sprake van voldoende signalen
voor zorgen over de opvoedingssituatie van het kind en kan de Raad de situatie
van het kind nader onderzoeken. Gaat het om een kind dat terugkeert naar het
land van herkomst dan kan de Raad een kinderbeschermingsautoriteit of andere
autoriteit in het land van herkomst inlichten opdat deze eventuele vervolgstappen
kan zetten.
Als het gaat om minderjarige vreemdelingen die onder (tijdelijke of voorlopige)
voogdij van Nidos worden gesteld zal in de meeste gevallen de asielprocedure
worden gevolgd of getracht worden het kind zo snel mogelijk te herenigen met
familie in het buitenland. De voorlopige voogdij duurt in deze gevallen zes
weken waarna bezien wordt of deze omgezet moet worden naar tijdelijke voogdij.
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner