Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 29817 nr. 102 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 29817 nr. 102 |
Vastgesteld 29 januari 2013
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar aanleiding van de brief van 21 december 2012 inzake Contouren Participatiewet (Kamerstuk 29 817, nr. 98).
De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 28 januari 2013.
Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Van der Burg
Adjunct-griffier van de commissie, Lips
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de hoofdlijnenbrief over de Participatiewet. De leden van de VVD-fractie spreken nadrukkelijk uit dat iedereen met een uitkering, die kan werken, ook aan het werk dient te gaan. Mensen dienen primair zelf die verantwoordelijkheid te nemen. Personen, die echt hulp nodig hebben, krijgen in de visie van deze leden die hulp. Voor personen, die echt niet kunnen, zal er altijd een sociaal vangnet aanwezig zijn. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat door de voorgenomen Participatiewet arbeidsgehandicapten meer kansen krijgen op een reguliere baan.
1.
De regering licht toe dat personen, die nu nog aan de kant staan, meer kansen moeten krijgen. Die visie delen de leden van de VVD-fractie. Vindt de regering daarnaast dat iedereen, die in een uitkering zit en die kan werken, ook daadwerkelijk aan het werk dient te gaan?
2.
Is de regering van mening dat er ook een grote rol is voor de betrokkenen zelf om te bewerkstelligen om aan het werk te komen?
3.
De regering licht toe dat de prikkels niet altijd de goede kant op staan en dat regelgeving niet uitnodigt tot participatie. Op welke regels doelt de regering?
4.
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar de inspanningen van de regering om een mentaliteitsverandering in de branches te bewerkstelligen als het gaat over de inzet in het kader van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en de Wet Wajong. Welke activiteiten gaat de regering daarvoor ondernemen?
5.
Kan de regering toelichten wat de stand van zaken is omtrent de eerste gespreken, die de regering voert met belanghebbenden als de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), Cedris, Divsosa en de sociale partners?
6.
Kan de regering toelichten hoeveel procent van de arbeidsgehandicapten nu werkt in een (reguliere) baan?
7.
Wat is het percentage arbeidsgehandicapten dat dat nu werkt in het bedrijfsleven en hoe ver staat de regering op dit moment met betrekking tot het aandeel van personen met een arbeidshandicap?
8.
Hoeveel procent van de mensen in de oude Wajong (voor 2010) is aan de slag in een reguliere baan?
9.
Hoe hoog is het percentage bedoeld in vraag 8 in de nieuwe Wajong (na 2010)?
10.
In hoeverre schept de Participatiewet voldoende ruimte om door samenwerking tussen overheid en werkgevers te komen tot innovatieve oplossingen (zoals het fenomeen van «social firms» en het aangaan van privaat-publieke samenwerkingen), waardoor het voor bedrijven mogelijk is om hun aandeel te nemen in het vergroten van het aantal banen voor personen met een arbeidsbeperking, maar dit niet het primaire werkprocessen (core business) van bedrijven in gevaar brengt? De leden van de VVD-fractie denken bijvoorbeeld aan bedrijven met zeer complexe en eventuele risicovolle werkprocessen, zoals een energiecentrale.
11.
Wat wordt precies bedoeld met ondernemingen?
12.
Hoe werkt het quotum op bijvoorbeeld franchise-ondernemers?
13.
Kan de regering uitleggen op welke rekenmethode het uitgangspunt om 100.000 arbeidsgehandicapten aan het werk te krijgen is gebaseerd? Vallen binnen deze groep ook de bestaande doelgroep Wsw-ers en Wajongers met een reguliere arbeidsovereenkomst?
14.
De regering licht toe geen onnodige bureaucratie te willen bij de nieuwe Participatiewet. In hoeverre is de regering voornemens om een enkele entreetoets voor de loonwaardebepaling te hanteren aan de hand van een landelijk vastgestelde systematiek en op basis van uniforme toetsingscriteria (bijvoorbeeld samen te ontwikkelen met VNG, Divosa en Cedris)?
15.
In hoeverre is de regering van mening dat de uitvoering van het instrument loondispensatie door de gemeenten, sociale diensten en/of SW-bedrijven in overleg met het bedrijfsleven zelf kan worden uitgevoerd en dat de eindregie bij de gemeenten ligt?
16.
Is de regering van mening dat er binnen het instrument van loondispensatie geen (medische) toets moet plaatsvinden over de mogelijke beperkingen van betrokkene, maar een arbeidstoets ten aanzien wat betrokken wél kan en wil?
17.
Kan de regering meer duidelijkheid geven over instrument van loonaanvulling? Wat wordt daarmee precies bedoeld en hoe wordt dat instrument ingezet? Is hiervan al een cijfermatige onderbouwing beschikbaar?
18.
De leden van de VVD-fractie constateren verheugd dat de regering de diverse decentralisaties in samenhang wil bezien. Kan de regering toelichten in hoeverre ermee rekening wordt gehouden om bijvoorbeeld een zogenaamd «integraal keukentafelgesprek» te voeren zodat er sprake kan zijn van een integrale aanpak op decentraal niveau?
19.
In hoeverre is het mogelijk om bijvoorbeeld het compensatiebeginsel uit de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) ook voor de Participatiewet te hanteren?
20.
Overweegt de regering ook een gebundeld re-integratiebudget breder dan de Participatiewet?
21.
De Wsw sluit per 1 januari 2014 voor nieuwe instroom. Gemeenten krijgen de ruimte om beschut werk te organiseren. Wat betekent deze ruimte precies?
22.
Hebben gemeenten vrijheid om te kiezen in welke regeling betrokkenen kunnen komen?
23.
Wat bedoelt de regering met «beschut werk»? Welke mensen komen daarvoor in aanmerking?
24.
Hoe verhoudt deze doelgroep zich tot de doelgroep van de Wajong, die in de toekomst enkel nog open is voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten?
25.
De leden van de VVD-fractie constateren dat één van de manieren om te proberen om arbeidsgehandicapten aan het werk te krijgen een quotum bij werkgevers is. Wat gaat de regering doen om te voorkomen dat de quotumregeling leidt tot stigmatisering en negatieve beeldvorming van personen met een arbeidsbeperking?
26.
Wat is de exacte definitie van een «arbeidsbeperking» en welke doelgroepen vallen daar straks onder?
27.
In hoeverre wordt er bij de invulling van het quotum gekeken naar de bestaande prestaties van het bedrijf, bijvoorbeeld over zaken als social return of CAO-afspraken over arbeidsgehandicapten?
28.
In hoeverre worden quota in het buitenland afgekocht?
29.
Hoe gaat de regering waarborgen dat werkgevers voldoende worden ontzorgd?
30.
Wat zijn de mogelijkheden om begeleiding van de arbeidsgehandicapten op de werkvloer te bieden?
31.
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van een regionale arbeidsmarkt door middel van arbeidsmarktregio’s. Wel willen deze leden vragen of er aandacht komt voor werkgevers, die landelijk opereren en veel belang hebben bij een centraal landelijk aanspreekpunt. Is de regering voornemens om dit te organiseren?
32.
In hoeverre heeft het UWV inzicht in de eigen «kaartenbakken» voor wat betreft de huidige arbeidsgehandicapten?
33.
Kan de regering de subsidie per beschutte werkplek nader toelichten? Hoe is dit bedrag opgebouwd?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de brief over de contouren van de Participatiewet. Deze leden hebben hierbij nog een aantal eerste vragen.
34.
Kan de regering met betrekking tot de quotumregeling uiteenzetten welke mensen hieronder zouden kunnen gaan vallen?
35.
Hoe wordt de begeleiding en werkplekaanpassing gefinancierd?
36.
Welke mogelijke gevolgen heeft de afsluiting per 1 januari 2014 voor nieuwe instroom in de Wsw voor de huidige Wsw en diens werknemers?
37.
Wat betekent de afsluiting van de nieuwe instroom in de Wsw voor personen, die op 1 januari 2014 op de wachtlijst staan?
38.
Welke verplichtingen wordt de gemeentes opgelegd om beschut werk te organiseren?
39.
Op welke wijze wordt een onafhankelijke indicatiestelling gewaarborgd?
40.
Welke aanspraken krijgen personen met arbeidsbeperkingen op re-integratie en re-integratievoorzieningen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
41.
De leden van de SP-fractie stellen vast dat de regering zoveel mogelijk mensen wil laten participeren. Wat verstaat de regering onder «laten participeren»?
42.
Wat is de doelstelling ten aanzien van het «laten participeren» en hoe wil de regering dit bereiken?
43.
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat de regering stelt dat de regels versnipperd zijn en deze niet altijd uitnodigen tot participatie. Welke regels betreft dit en in welke gevallen belemmeren deze regels de participatie?
44.
Kan de regering in een overzicht de verschillen tussen de voormalige Wet werken naar vermogen en de huidige Participatiewet op een rij zetten?
45.
Welke onderdelen neemt de regering over uit de Wet werken naar vermogen?
46.
Welke onderdelen van de Wet werken naar vermogen heeft de regering niet overgenomen?
47.
Welke nieuwe bouwstenen heeft de regering toegevoegd?
48.
Wat zijn de slechte onderdelen van de Wet werken naar vermogen?
49.
In het algemeen overleg over de WSW/Wajong noemde de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een verschil tussen de Wet werken naar vermogen en de Participatiewet. De staatssecretaris zei: «Ten tweede de manier waarop met de mensen wordt omgegaan, die nu afhankelijk zijn van beschut werken en daaruit worden weggeholpen. In dat opzicht ben ik echt wel een ander type dan de voorgaande staatssecretaris; ik vind die bejegening heel wezenlijk.» Kan de regering toelichten wat de staatssecretaris bedoelde met deze «andere bejegening»?
50.
Wat is de kwantitatieve en kwalitatieve doelstelling van de regering ten aanzien van de arbeidsparticipatie van personen met een beperking?
51.
Wat heeft het overleg met betrokken partijen tot nu toe opgeleverd?
52.
Kunnen de verschillende partijen zich vinden in de plannen van de regering? Zo nee, waarom niet?
53.
Wat zijn de oorzaken van de lagere arbeidsparticipatie van personen met een beperking of grote afstand tot de arbeidsmarkt?
54.
Wat bedoelt de regering met een «stok achter de deur» voor werkgevers?
55.
Kan de regering uiteenzetten waarom in de visie van de regering de werkgevers – door een stok achter de deur – bereid zijn om personen met een beperking aan te nemen? Is dit niet gewoon wensdenken om de bezuinigingen, die gepaard gaan met het wetsvoorstel te realiseren?
56.
Is de regering bereid om twintig of dertig procent inkomen in te leveren omdat zij dan harder gaat werken? Zo nee, waarom gaat de regering daar wel vanuit voor personen met een beperking en lage inkomens?
57.
Wat kost armoede, ziekte en criminaliteit als gevolg van werkloosheid en oneerlijke verdeling de samenleving?
58.
Is het eigenlijke doel van de regering om het wettelijke minimumloon (WML) in Nederland af te schaffen? Zo nee, waarom laat de regering het WML dan wel los voor een heel aantal jaren voor personen met een arbeidsbeperking?
59.
Deelt de regering de mening dat sprake is van discriminatie? Zo nee, wat rechtvaardigt de regering om deze discriminatie van personen met een beperking of grote afstand tot de arbeidsmarkt te introduceren?
60.
Waarom kiest de regering niet voor inclusie en gelijkwaardigheid in plaats van exclusie, ongelijkwaardigheid en het creëren van tweederangs werknemers zonder fatsoenlijke rechten en salaris?
61.
De regering licht toe een nieuw fundament te hebben gelegd voor de Participatiewet, waarin signalen en kanttekeningen uit de samenleving en de Kamer worden verwerkt. Waarom mist de regering dan de belangrijkste signalen namelijk dat deze plannen financieel onhaalbaar zijn en Nederlanders ook in de toekomst eerlijk werk voor een eerlijk loon verlangen voor personen met een beperking?
62.
Hoeveel personen, die kunnen werken, ontvangen een uitkering? Wat zal de Participatiewet hieraan veranderen?
63.
Waarop baseert de regering de veronderstelling dat het draagvlak voor sociale voorzieningen zonder draconische bezuinigingen in de toekomst zou verdwijnen?
64.
Is het juist niet de regering, die de solidariteit in de samenleving ondergraaft door onder andere plannen om de sociale werkplaatsen af te breken en werkzoekenden onder het WML te laten werken?
65.
Zouden de leden van de regering door het ijs zakken wanneer zij langdurig van het sociaal minimum of zelfs van minder zouden moet rondkomen, terwijl het leven steeds duurder wordt en de werkloosheid groeit?
66.
Op welke manier worden personen met een beperking en uitkeringsgerechtigden betrokken bij de plannen van de regering?
67.
Wat verstaat de regering onder de «efficiencyverbetering van de SW-sector» en wat moeten gemeenten hiermee in zes jaar bereiken?
68.
Kan de regering toelichten wat precies wordt bedoeld met «per 1 januari 2015 gaat de nieuwe wet ook voor bestaande gevallen in de WSW gelden»? Betekent dit dat per 1 januari 2015 de huidige werknemers onder het regime van de Participatiewet komen te vallen?
69.
Kan de regering garanderen dat de huidige werknemers van de sociale werkplaatsen oude rechten (en het huidige salaris) behouden?
70.
Kan de regering een overzicht geven waarin de afbouw van de sociale werkplaats in aantallen werknemers (arbeidsplekken) tot en met 2025 wordt weergegeven?
71.
Kan de regering een opbouw geven van de reguliere arbeidsplekken, die het quotum moet opleveren tot en met 2025?
72.
Kan de regering toelichten op welke wijze gemeenten beschut werk als voorziening moeten organiseren en welke wettelijke kaders daarbij van kracht zijn?
73.
Welke criteria gelden om in aanmerking te komen voor deze voorziening van beschut werk?
74.
Is het waar dat met de afbouw van de sociale werkplaatsen ook de collectieve arbeidsovereenkomst voor werknemers in de sociale werkplaatsen wordt geschrapt?
75.
Wat betekent de invoering van de Participatiewet precies voor werknemers, die op 1 januari 2014 op de wachtlijst voor de sociale werkplaatsen staan?
76.
Als personen op 1 januari 2014 op de wachtlijst voor de sociale werkplaats staan, vallen zij dan onder nieuwe instroom?
77.
Is het waar dat nieuwe instroom geen recht meer heeft op een beschutte of beschermde werkplaats?
78.
Wat betekent de nieuwe Participatiewet voor iemand, die op dit moment «begeleid werkt» of is gedetacheerd bij een reguliere werkgever en een terugkeergarantie heeft naar de sociale werkplaats?
79.
Als iemand werkloos wordt, komt hij of zij dan in de nieuwe gemeentelijke voorziening of kan hij of zij terugkeren naar de sociale werkplaats?
80.
Krijgen gemeenten de plicht om een voorziening beschut werk te organiseren of is dit een vrijblijvende aangelegenheid? Mocht dit een vrijblijvende aangelegenheid zijn, wat betekent dit dan voor personen, die zijn aangewezen op beschut werk?
81.
Hebben werknemers met een beperking recht op de gemeentelijke voorziening voor beschut werk?
82.
Is de gemeentelijke voorziening voor beschut werk straks onderdeel van de taak van gemeenten of kan dit door gemeenten of afstand worden gezet of worden uitbesteed aan partners?
83.
Worden de zorgplicht en het wachtlijstbeheer voor gemeenten als het gaat om personen met een indicatie voor de sociale werkplaats geschrapt?
84.
Welke eventuele consequenties hebben het mogelijk schrappen van de zorgplicht en het wachtlijstbeheer voor gemeenten voor personen met een indicatie voor de sociale werkplaats?
85.
Blijft de periodieke herindicatie voor personen met een indicatie voor de sociale werkplaats bestaan?
86.
Erkent de regering dat een baan in de sociale werkplaats voor personen met een indicatie aan hen economische zelfstandigheid geeft?
87.
Welk type dienstverbanden heeft de regering voor personen met een beperking in petto na invoering van de Participatiewet?
88.
Acht de regering economische zelfstandigheid van belang voor personen met een beperking en/of grote afstand tot de arbeidsmarkt? Wat is de doelstelling van de regering hierbij?
89.
Gemeenten zijn straks niet meer verplicht om de beschutte werkplek van één van de drie werknemers, die de sociale werkplaats verlaten, op te vullen. Mogen gemeenten ook geen plekken beschikbaar stellen en bijvoorbeeld nul van de drie vrijgekomen werkplekken opnieuw invullen?
90.
Zijn gemeenten vrij te kiezen voor een sterfhuisconstructie van een SW-bedrijf?
91.
Kan iedereen, die op de wachtlijst staat, aanspraak maken op vrijkomende werkplekken?
92.
De leden van de SP-fractie constateren dat in totaal 30.000 werkplekken beschikbaar blijven in heel Nederland. Is het mogelijk dat in de praktijk bepaalde gemeenten zich meer gaan toeleggen op beschut werk, dan andere gemeenten?
93.
Op welke wijze is wettelijk verankerd dat in elke gemeente beschutte werkplekken beschikbaar blijven voor personen met een beperking?
94.
Behouden de werknemers, die in het verleden uit de sociale werkplaats met een terugkeergarantie zijn gedetacheerd of naar een begeleid werken plek zijn gegaan, de terugkeergarantie naar de werkplek, die zij hadden voordat zij werden «uitgeplaatst»? Of worden deze werknemers op de wachtlijst geplaatst voor een gemeentelijke beschutte werkplek?
95.
Is het waar dat de gemeenten verantwoordelijk blijven voor de arbeidsvoorwaarden van personen, die met een indicatie werken in de sociale werkplaats? Zo ja, hoe verhoudt dat zich met de stelling dat het salaris van de werknemers op 100% van het WML wordt vastgezet?
96.
Is de regering van mening dat werknemers met een beperking, die naar vermogen werken, niet meer dan 100% van het WML verdienen?
97.
Wat zijn de rechten op inkomensondersteunende toeslagen en voorzieningen bij salarissen tussen de 100% van het WML en 120% van het WML?
98.
Bij welk inkomensniveau bestaat geen enkel recht meer op toeslagen en andere inkomensondersteunende voorzieningen? Kan de regering hierover een uitgebreide toelichting geven?
99.
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat gemeenten binnen de huidige wetgeving de financiering voor personen met een ernstige beperking met een factor van 1,25 krijgen gefinancierd. De nieuwe instroom voor beschut werk wordt sterk verminderd en zal vooral voor personen met een ernstige beperking nog toegankelijk zijn. Krijgen gemeenten in dat geval een vergoeding per werkplek van € 22.050 vermenigvuldigd met een factor 1,25? Zo nee, waarom niet?
100.
Wat betekent concreet het behoud van huidige rechten en plichten?
101.
Wat betekent het behoud van huidige rechten en plichten voor werknemers van een sociale werkplaats, die de deuren gaat sluiten, bijvoorbeeld TopCraft? Betekent dit dat werknemers met een tijdelijk contract, die worden ontslagen onder de zorgplicht van gemeenten blijven vallen?
102.
Behouden ontslagen werknemers met een tijdelijk contract hun indicatie?
103.
Is het waar dat voor ontslagen werknemers het wachtlijstbeheer niet vervalt en zij recht blijven behouden op de plek op de wachtlijst waarop zij worden teruggeplaatst?
104.
Hoeveel werknemers met een tijdelijk contract zijn sinds het aantreden van de vorige regering ontslagen of hun baan kwijtgeraakt?
105.
Kan de regering de Kamer een overzicht per gemeente toesturen van het aantal werknemers met een tijdelijk contract dat sinds het aantreden van de vorige regering hun baan is kwijt geraakt?
106.
Krijgen ontslagen werknemers – na beëindiging van de WW-rechten – te maken met de huishouduitkeringstoets, zoals deze voor bijstandsgerechtigden gaat gelden?
107.
Is het mogelijk dat werknemers na ontslag gaan vallen onder de Participatiewet en met een salaris onder het WML (loondispensatie) aan het werk worden gezet bij reguliere werkgevers?
108.
Hoe beoordeelt de regering het onderzoek (Nautus, februari 2012) waaruit blijkt dat huidige werknemers van de sociale werkplaats kunnen worden ontslagen om «bedrijfseconomische redenen», om hen vervolgens onder het wettelijk minimumloon aan het werk te zetten? Is dat wat de regering verstaat onder «behoud van rechten en plichten» en juiste uitvoering daarvan?
109.
Op welke wijze moeten de sociale werkplaatsen het verlies van 60.000 arbeidskrachten opvangen?
110.
Welke invloed heeft het verlies van 60.000 arbeidskrachten in de sociale werkplaatsen op de productie en de toekomstbestendigheid van de sociale werkplaatsen?
111.
Acht de regering het wenselijk dat meer sociale werkplaatsen de deuren moeten sluiten vanwege de bezuinigingen?
112.
Is de regering voornemens in te grijpen wanneer sociale werkplaatsen in Nederland failliet dreigen te gaan?
113.
Laat de regering met invoering van de Participatiewet de visie dat de sociale werkplaatsen een leerwerkbedrijf moeten zijn varen?
114.
Kan de regering toelichten waarom wordt gekozen voor een sterfhuisconstructie voor de sociale werkplaatsen?
115.
Blijven op grond van de Participatiewet detachering en groepsdetachering mogelijk?
116.
Worden, in het geval dat detachering op grond van de Participatiewet mogelijk blijft, werknemers vanuit de gemeente gedetacheerd of blijft de sociale werkplaats een schakel in de constructie om mensen bij reguliere werkgevers aan de slag te krijgen? Als de sociale werkplaats een schakel in de constructie blijft: wat is dan de reden om de Wsw zo drastisch te wijzigen, terwijl er in de praktijk niets wijzigt?
117.
Moeten werkgevers een persoon met een beperking in dienst nemen of is detachering ook voldoende om aan het quotum te voldoen?
118.
Wat is de bestemming van middelen, die worden opgebracht door de boetes, die worden opgelegd bij het quotum?
119.
Komen de middelen, die worden opgebracht uit boetes, weer ten goede aan de doelgroep? Zo ja, op welke wijze?
120.
Op welke wijze wordt de begeleiding en werkplekaanpassing bij reguliere werkgevers binnen het quotum geregeld?
121.
Is het werkgevers bij de invulling van het quotum verboden om additionele werkzaamheden aan te bieden? Zo nee, waarom niet?
122.
Hoe zijn de 100.000 banen, die het quotum oplevert, precies zijn berekend?
123.
Kan de regering de «voorlopige rekenveronderstellingen? aan de Kamer toezenden?
124.
Welke garantie geeft de regering voor het aantal banen dat de regering gaat creëren voor personen met een beperking?
125.
Welk deel van het aantal banen zal de komende vijf jaar worden gerealiseerd?
126.
Hoeveel personen met een beperking werken bij de rijksoverheid en zijn in vaste dienst (uitgesplitst naar voormalige uitkering)? Voldoet het Rijk hiermee aan de 1%-norm?
127.
Welke doelstelling heeft de regering voor de aantallen van in dienst te nemen personen met een arbeidsbeperking?
128.
Welke bestaande instrumenten ter ondersteuning van werkgevers voor het in dienst nemen van personen met een arbeidsbeperking zijn er?
129.
Tot welke resultaten hebben de instrumenten ter ondersteuning van werkgevers voor het in dienst nemen van personen met een arbeidsbeperking geleid?
130.
Waarom wordt de premiekorting voor arbeidsgehandicapten omgevormd tot mobiliteitsbonus?
131.
Wat is het verschil tussen de premiekorting voor arbeidsgehandicapten en de mobiliteitsbonus?
132.
Krijgen personen met een arbeidsbeperking en werkgevers ook recht op ondersteuning bij introductie van het quotum?
133.
Tegen welke administratieve lasten lopen werkgevers op om personen met een beperking in dienst te nemen?
134.
Welke onderzoeken met resultaten zijn de regering bekend over de oorzaken en mogelijke oplossingen voor het al dan niet in dienst nemen van personen met een beperking door werkgevers?
135.
Op welke aannames stoelt de regering de veronderstelling dat financiële prikkels bij werkgevers hen ertoe zal bewegen banen te creëren voor personen met een beperking?
136.
Is de regering van mening dat bij introductie van een quotumregeling de behoefte aan ondersteuning en begeleiding op de reguliere werkplek komt te vervallen zoals de regering suggereert door te stellen dat introductie van een quotumregeling en de mobiliteitsbonus een lager re-integratiebudget voor gemeenten rechtvaardigen?
137.
Hoe moet het, gelet op de hoge werkloosheid, in de visie met de regering worden omgegaan met de rest van de werkzoekenden, die ook niet 100% op eigen kracht aan de bak komen?
138.
Kan de regering toelichten wat de Participatiewet betekent voor de groei van het aantal werkende armen?
139.
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat uit de laatste rapportage loondispensatie blijkt dat er slechts 96 dienstverbanden zijn geregistreerd, waarvan er alweer 14 dienstverbanden zijn beëindigd. Slechts 82 mensen van de meer dan 1000 aangemelde personen zijn via loondispensatie aan het werk geholpen. Acht de regering het realistisch om honderdduizenden mensen aan het werk te helpen, in ieder geval tienduizenden per jaar met loondispensatie, terwijl in 1,5 jaar tijd slechts 82 mensen aan het werk zijn geholpen met dit instrument?
140.
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat uit de rapportage pilot loondispensatie blijkt dat mensen er wel € 100 op achteruit kunnen gaan als zij via loondispensatie aan het werk worden geholpen. Welke maatregelen gaat de regering nemen om ervoor te zorgen dat werken ook voor deze mensen loont?
141.
Wat is de reden dat de regering opnieuw kiest voor loondispensatie, terwijl de pilots in het land totaal mislukt zijn?
142.
Is de regering bereid om de resultaten van de pilot «loondispensatie» voor het algemeen overleg van 30 januari a.s. over de Contouren van de Participatiewet naar de Kamer te zenden?
143.
Wat bedoelt de regering met «voor zover werknemers voor een loon onder het wettelijk minimumloon werken, is dat altijd tijdelijk en groeit het totaal van loon en aanvullende uitkering toe naar het wettelijk minimumloon»? Wat betekent «tijdelijk» in dit verband?
144.
De inzet van loondispensatie leidt in de visie van de leden van de SP-fractie tot grotendeels tijdelijke contracten. Welke garanties heeft de regering (wettelijk) ingebouwd om ervoor te zorgen dat werknemers na een tijdelijk contract ook vast worden aangesteld ondanks dat werkgevers dan meer moeten bijdragen in de loonkosten?
145.
Kan de regering toelichten of voor werknemers, die met loondispensatie aan het werk zijn, ook geldt dat zij na drie tijdelijke contracten in vaste dienst moeten worden genomen?
146.
Kan de regering toelichten of iemand, die wisselt van werkgever gedurende de loondispensatieperiode, opnieuw aan de termijn van zeven jaar moet beginnen of dat de uitgediende termijn wordt overgenomen door de nieuwe werkgever?
147.
Erkent de regering dat het instrument loondispensatie door werkgevers en gemeenten als «veel te moeilijk en ingewikkeld» wordt benoemd?
148.
De leden van de SP-fractie stellen vast dat juist het onderdeel loondispensatie blijft staan in de plannen. Waarom laat de regering gemeenten op dit punt niet vrij kiezen?
149.
Erkent de regering dat werkgevers vooral baat hebben bij praktische ondersteuning en detacheringsconstructies via sociale werkplaatsen en gemeenten? Zo ja, wat is de reden dat de Participatiewet niet voorziet in praktische hulp op de werkvloer, zoals jobcoaches en begeleiding en heeft de regering gekozen voor een sterfhuisconstructie voor de sociale werkplaatsen?
150.
Erkent de regering dat door het voorgenomen wetsvoorstel te weinig geld beschikbaar is voor goede begeleiding en ondersteuning, waardoor werkgevers niet over de streep worden getrokken om personen met een beperking in dienst te nemen?
151.
Kunnen gemeenten ook loonkostensubsidie blijven inzetten?
152.
Vallen alle huidige jonggehandicapten (met Wajong-uitkering) straks onder de Participatiewet?
153.
Kan de regering toelichten op wie een vermogens- en/of partnertoets van toepassing is op grond van de nieuwe Participatiewet?
154.
Kan de regering toelichten welk systeem van loondispensatie nu precies binnen de Wajong bestaat?
155.
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat de nieuwe jonggehandicapten straks onder de gezinsbijstand vallen. Kan de regering toelichten of deze jongeren wel een indicatie krijgen als jonggehandicapte, zodat zij wel aanspraak kunnen maken op speciale re-integratievoorzieningen van gemeenten?
156.
Hoe gaat de regering voorkomen dat jonggehandicapten, die vanwege de gezinsbijstand geen uitkering krijgen, zich wel melden bij de gemeente voor hulp bij het zoeken naar regulier werk?
157.
Op welke wijze gaat de regering ervoor zorgen dat de niet-melders in beeld blijven?
158.
Welke garantie biedt de regering dat de groep jonggehandicapten, die nog thuis wonen, in de nieuwe situatie niet wordt uitgesloten van ondersteuning bij de arbeidsparticipatie?
159.
Ziet de regering mogelijkheden voor een aparte regeling om de in vraag 157 bedoelde garantie te bieden?
160.
Kiest de regering ervoor om jonggehandicapten in de toekomst geen studiefaciliteiten meer aan te bieden? Zo ja, op welke wijze denkt de regering dat dit zal bijdragen aan de participatie, emancipatie en integratie van jongeren met een handicap?
161.
Waarom kiest de regering er niet voor de uitvoering van de voorzieningen voor mensen met een beperking in het algemeen en de jongeren in het bijzonder, te laten bij het UWV?
162.
Op welke wijze wil de regering voorkomen dat jongeren met een beperking, die straks helemaal nergens meer recht op hebben toch de nodige begeleiding en ondersteuning krijgen, die noodzakelijk is?
163.
Op welke wijze is geregeld dat de stap van onderwijs naar arbeidsmarkt naadloos op elkaar aansluit?
164.
Is het mogelijk om via het onderwijs, de begeleiding te regelen voor een stage met uitzicht op werk? Zo ja, is de regering voornemens dit recht op te nemen in het wetsvoorstel? Zo nee, hoe wil de regering dit dan regelen nu veel begeleiders en jobcoaches door de Wet op het passend onderwijs en de bezuinigingen worden ontslagen?
165.
Erkent de regering dat voor een groot deel van de personen met een beperking structurele en langdurige begeleiding en ondersteuning nodig is om zich op de arbeidsmarkt en de samenleving te handhaven? Zo ja, op welke wijze is deze structurele en langdurige begeleiding geregeld?
166.
Welke rechten krijgen werkzoekenden ten aanzien van begeleiding, ondersteuning en werkplekaanpassing?
167.
Hoeveel van de beschikbare middelen zet de regering in om langdurige begeleiding en ondersteuning te geven aan personen met een beperking?
168.
Is de regering voornemens om de besparing op de uitkering – gegenereerd door de inzet van loondispensatie – in te zetten voor de continuering van de langdurige begeleiding?
169.
Kan de regering een schematisch overzicht geven van alle voorzieningen, die onder de Participatiewet vallen, inclusief bijvoorbeeld premiekortingen?
170.
Kan de regering per voorziening bedoeld in vraag 169 de criteria, die gelden om hiervoor in aanmerking te komen, omschrijven?
171.
Kan de regering toelichten hoe lang iemand aanspraak kan maken op een voorziening evenals het gebruik en de effectiviteit van de voorzieningen?
172.
Blijft het recht van doven en slechthorenden op een tolk in de werkvoorziening en de coördinerende en toetsende rol van het UWV in dezen onder de Participatiewet bestaan? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, waarom niet?
173.
Kan de regering toelichten wat de totale bezuinigingen/ombuigingen, per jaar en structureel, zijn op het re-integratiebudget van 2008 t/m 2017 met daarin specifiek overzicht voor de middelen, die beschikbaar zijn voor personen met een beperking?
174.
Kan de regering een overzicht geven van de middelen, die tot en met 2017 beschikbaar zijn voor voorzieningen voor personen met een beperking, zoals een jobcoach of een tolk?
175.
Kan de regering toelichten in hoeverre bij de aannames van de bezuinigingen op het re-integratiebudget rekening is gehouden met het feit dat meer mensen dan voorheen onder de doelgroep van re-integratie zullen vallen?
176.
Kan de regering een overzicht geven van de kortingen op het macrobudget WSW van 2008 t/m 2017?
177.
Is het waar dat door invoering van de Participatiewet gemeenten straks 80% van het re-integratiebudget kwijt zijn aan de sociale werkplaatsen?
178.
Is het waar dat de re-integratievoorzieningen voor jongeren met een arbeidsbeperking uit het speciaal- en het praktijkonderwijs komen te vervallen met de Participatiewet? Zo ja, wat betekent dit voor de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt van deze kwetsbare groep jongeren?
179.
Welke polisvoorwaarden gaan gelden voor de Participatiewet?
180.
Is het waar dat de wijzigingen van de WWB, die straks geïntegreerd gaan worden in de Participatiewet, pas later door de regering aangeleverd gaan worden? Welke wijzigingen zijn dit en is het mogelijk deze wijzigingen tegelijk met de Participatiewet te behandelen aangezien het één wet gaat worden?
181.
Kan de regering toelichten op welke wijze de huishouduitkeringstoets in de Participatiewet wordt geïntegreerd?
182.
Wat verstaat de regering precies onder een huishouduitkeringstoets?
183.
Kan de regering toelichten welke personen precies onder deze huishouduitkeringstoets gaan vallen?
184.
Kan de regering toelichten of er uitzonderingen zijn op de huishouduitkeringstoets, bijvoorbeeld personen, die zorg verlenen?
185.
Kan de regering in de volgende concrete situatie toelichten wat de huishouduitkeringstoets precies gaat betekenen voor:
• een paar in de bijstand met een werkend meerderjarig kind;
• een paar in de bijstand met een minderjarig werkend kind;
• een paar in de bijstand met een meerderjarig studerend kind;
• een paar met een AOW-uitkering met een meerderjarig werkend kind;
• een paar met een AOW-uitkering met een meerderjarig kind in de bijstand;
• werkende ouders met een inwonend kind met een Wajong-uitkering;
• werkende ouders met een inwonend kind met een bijstandsuitkering;
• twee meerderjarige samenwonende broers met ieder een bijstandsuitkering; en
• twee meerderjarige samenwonende broers met ieder een wajong-uitkering?
186.
Wat is de arbeidsdeelname van personen met een beperking de afgelopen tien jaar?
187.
Hoe verhoudt de arbeidsdeelname van personen met een beperking zich tot de arbeidsdeelname van personen zonder beperking?
188.
Wat is doelstelling van de regering met betrekking tot de netto arbeidsdeelname van personen met een beperking?
189.
Hoeveel jonggehandicapten hebben op dit moment een vast arbeidscontract bij een reguliere werkgever?
190.
Hoeveel jonggehandicapten hebben op dit moment een tijdelijk arbeidscontract bij een reguliere werkgever?
191.
Hoeveel jonggehandicapten zijn het afgelopen jaar via een tijdelijk contract doorgestroomd naar een vaste aanstelling?
192.
Hoeveel bijstandsgerechtigden met een beperking zijn het afgelopen jaar in vaste dienst genomen bij een reguliere werkgever?
193.
Hoeveel bijstandsgerechtigden met een beperking zijn het afgelopen jaar in tijdelijke dienst genomen bij reguliere werkgevers?
194.
Hoeveel bijstandsgerechtigden zijn het afgelopen jaar via een tijdelijk contract doorgestroomd naar een vaste aanstelling?
195.
Hoeveel bijstandsgerechtigden zijn gedurende welke periode aan het werk geweest met behoud van uitkering?
196.
De leden van de SP-fractie stellen vast dat één van de doelstellingen van de Participatiewet is om meer mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk helpen. Kan de regering dit concretiseren?
197.
Welke doelstellingen heeft de regering voor de komende vijf jaar om personen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk te helpen?
198.
Hoeveel meer mensen zijn na invoering van de Participatiewet geplaatst?
199.
Hoeveel vaste arbeidscontracten bij reguliere werkgevers levert de Participatiewet op voor personen met een beperking?
200.
Kan de regering toelichten waar in de analyse van het Centraal Planbureau (CPB) van de economische effecten van het financieel kader van het coalitieakkoord staat dat er naar verwachting meer mensen vanuit een uitkering bij een reguliere werkgever aan het werk gaan?
201.
Kan de regering de stelling onderbouwen dat werkgevers er belang bij hebben om personen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan te nemen?
202.
Hoe beoordeelt de regering het feit dat de pilot «meer plekken bij werkgevers» ondanks forse inspanningen nauwelijks werkplekken voor personen met een beperking heeft opgeleverd of werkplekken met een duurzaam karakter heeft gecreëerd?
203.
Op welke wijze wil de regering de aansluiting tussen praktijkonderwijs, speciaal onderwijs en arbeidsmarkt verbeteren?
204.
Welke kansen biedt het af te sluiten techniekpact voor jongeren met een beperking?
205.
Hoeveel stages en hoeveel banen levert het af te sluiten techniekpact voor jongeren met een beperking op?
206.
Wat is de doelstelling van de regering ten aanzien van het terugdringen van de jeugdwerkloosheid?
207.
Hoeveel banen komen vrij met invoering van de Participatiewet?
208.
Wanneer kan de Kamer de concrete afspraken tegemoet zien voor doelmatig, effectief en innovatief werken, die de regering voornemens is te maken met Divosa en Cedris?
209.
Wat is het doel van de Participatiewet: een uniforme regeling of meer personen met een beperking aan het werk krijgen?
210.
Kan de regering toelichten welke specifieke aandacht de regering gaat besteden aan de financieringsproblematiek voor het Pensioenfonds voor Werk en Reintegratie (PWRI), die het gevolg zijn van onderliggend wetsvoorstel?
211.
Hoe ziet de regering haar eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het PWRI, het pensioenfonds voor personen in de sociale werkvoorziening?
212.
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat de rijksoverheid arbeidsvoorwaardelijk tot 1998 betrokken was bij het PWRI. Als gevolg van de Participatiewet en verminderde instroom, ziet dit fonds zich geconfronteerd met een financieringsvraagstuk. Wat is de reactie van de regering hierop?
213.
Is de regering bereid om met het PWRI en de gemeenten oplossingen te zoeken voor het in vraag 212 geschetste probleem en te onderzoeken op welke wijze het pensioenfonds voor personen met een arbeidsbeperking ook in de toekomst kan blijven bestaan? De leden van de SP-fractie achten dit des temeer van belang, omdat deelnemers aan het PWRI gemiddeld drieënhalf tot vier jaar korter leven dan deelnemers bij een gemiddeld pensioenfonds. Waarbij jonggehandicapten zelfs tien jaar korter leven dan deelnemers bij een gemiddeld pensioenfonds.
214.
Wat is de samenhang van de Participatiewet met de wetsvoorstellen ten aanzien van de decentralisatie van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), de decentralisatie van de jeugdzorg en van het passend onderwijs?
215.
Welke raakvlakken heeft de Participatiewet met andere decentralisaties, zoals de jeugdzorg en begeleiding?
216.
Wat is het totaalbedrag aan bezuinigingen dat de regering wil doorvoeren?
217.
Wat is de planning van het totale pakket aan bezuinigingen dat de regering op dit vlak wil doorvoeren?
218.
De leden van de SP-fractie constateren dat de regering een gezin, een plan en een regisseur wenst. Wanneer kan de Kamer dit gerealiseerd zien? Moet dit ene plan alles dekken van werk tot inkomen en van zorg tot preventie en onderwijs?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
219.
De leden van de CDA-fractie stellen vast dat de contouren van de Participatiewet niet veel afwijken van het wetsvoorstel Werken naar Vermogen. Wat zijn naar het oordeel van de regering de belangrijkste verschillen met de Wet werken naar vermogen? Kan de regering dit uitgebreid toelichten?
220.
In hoeverre worden de zorgplicht en het compensatiebeginsel in de participatiewet geborgd?
221.
De leden van de CDA-fractie constateren dat ten aanzien van de plannen rond de sociale werkvoorziening wordt toegelicht dat het aan gemeenten is om zelf beschut werk te organiseren. Betekent dit dat gemeenten er ook voor kunnen kiezen dit niet te organiseren? Ontvangen gemeenten dan wel de financiering als het budget ongedeeld is?
222.
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat detachering een belangrijk instrument is om mensen aan een reguliere baan te helpen. Blijft het met de Participatiewet ook mogelijk om in ruime mate van dit instrument gebruik te maken?
223.
Wat betekenen de plannen precies voor de huidige Wsw en de huidige werknemers in de Wsw?
224.
Kan de regering een garantie geven dat de huidige werknemers in de Wsw hun werk behouden?
225.
Wat vindt de regering van de resultaten van de pilot loondispensatie?
226.
Voor welke doelgroep wil de regering mogelijkheid tot loondispensatie van toepassing verklaren?
227.
Hoe wordt bureaucratie bij de vaststelling van de loonwaarde tegengegaan?
228.
De leden van de CDA-fractie stellen vast dat de Participatiewet ervan uit zal gaan dat meer personen aan de slag gaan bij gewone werkgevers. Dat gaat alleen lukken als mensen voldoende worden begeleid. Hoeveel geld is hiervoor beschikbaar, uitgesplitst naar personen, die nu nog in de sociale werkvoorziening werken en personen, die niet via de sociale werkvoorziening werken?
229.
Voor welke doelgroep wil de regering quota invoeren? Welke definitie wordt hierbij gehanteerd?
Vragen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de contourenbrief over de Participatiewet. Ter voorbereiding op het algemeen overleg hebben zij na lezing van de brief nog een aantal vragen.
230.
De regering licht toe dat de Participatiewet meer vrijheid aan gemeenten geeft, dan in het wetsvoorstel Werken naar Vermogen het geval was. De enige concrete verplichting, die vervalt, is de verplichting om minimaal één op de drie vrijgevallen plaatsen in de sociale werkvoorziening op te vullen. Kan de regering toelichten welke verplichtingen zij nog meer wil laten vervallen?
231.
De leden van de D66-fractie constateren dat in de Participatiewet de herbeoordeling van Wajongers, zoals die was voorgenomen in de Wet werken naar vermogen, komt te vervallen. Kan de regering toelichten wat het effect is van herbeoordeling op de participatie van huidige Wajongers?
232.
Kan de regering een overzicht geven van de (incidentele) budgettaire opbrengst, indien deze herbeoordeling wel wordt ingevoerd in de Participatiewet?
233.
Kan de regering informatie verstrekken over de participatie-effecten en de budgettaire opbrengst van herkeuring en herbeoordeling van het huidige bestand van mensen met een Wsw-indicatie?
234.
Bij de leden van de D66-fractie bestaat onduidelijkheid over de regeringsplannen voor personen, die nu een Wsw-indicatie hebben. Op grond van het Regeerakkoord gaat de Participatiewet vanaf 2015 ook voor bestaande gevallen in de Wsw gelden. In de brief laat de regering weten dat er voor personen, die op 1 januari 2014 een Wsw-indicatie hebben en werkzaam zijn in de sociale werkvoorzieningssector, niets verandert: zij houden hun rechten en plichten. Kan de regering uiteenzetten wat hier precies haar bedoeling is?
235.
Op welke manier gaat de regering ervoor zorgen dat ook huidige Wsw-ers worden gestimuleerd om een baan te vinden bij reguliere werkgevers en uitstromen bij de Sw-bedrijven?
236.
De leden van de D66-fractie hebben nog veel vragen voor de verdere uitwerking van het quotum voor personen met een arbeidsbeperking. Het is naar de mening van deze leden nog onduidelijk welke personen wel en niet onder dit quotum zullen vallen. Kan de regering dit nader toelichten?
237.
Kan de regering de voorlopige rekenveronderstellingen die zij hanteert, nader toelichten en aan Kamer doen toekomen?.
238.
Kan de regering informatie verstrekken over:
• de doelgroep van het quotum;
• het aantal personen met een arbeidshandicap dat onder de doelgroep van het quotum valt;
• het aantal personen uit die doelgroep dat nu al een baan heeft die onder het quotum zal vallen; en
• het aantal arbeidsplaatsen dat minimaal gerealiseerd moet worden onder het quotum?
239.
Kan de regering de besparing, die met de invoering van het quotum gaat gepaard, nader toelichten?
240.
De leden van de D66-fractie constateren dat op grond van de contourenbrief een structurele besparing van 340 miljoen wordt gerealiseerd, waarvan 250 miljoen door extra boete-opbrengsten. Kan de regering de geraamde besparing op de uitkeringslasten en de geraamde boete-opbrengsten nader onderbouwen?
241.
De leden van de D66-fractie constateren dat gemeenten budget krijgen om 30.000 beschutte werkplekken te realiseren, afgestemd op 100 procent wettelijk minimumloon. Kan de regering de garantie geven dat er 30.000 werkplekken gerealiseerd gaan worden? Neemt de regering ook genoegen met 20.000 plekken tegen 150 procent wettelijk minimumloon?
242.
Kan de regering nader toelichten voor welke doelgroep deze 30.000 beschutte werkplekken zijn bedoeld?
243.
Is iedereen, die niet in aanmerking komt voor een beschutte werkplek, in staat om bij een reguliere onderneming op termijn 100 procent van het wettelijk minimumloon te verdienen?
244.
Waarop baseert de regering, indien het zo is dat iedereen, die niet in aanmerking komt voor een beschutte werkplek, op termijn 100 procent van het wettelijk minimumloon kan verdienen, de aanname dat er maximaal 30.000 beschutte werkplekken nodig zijn?
245.
De leden van de D66-fractie wijzen erop dat uit de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Werken naar Vermogen en uit informatie van Cedris blijkt dat er een grotere groep is, die beschut werk nodig heeft en niet zelfstandig bij een reguliere werkgever aan de slag kan.
Kan de regering, indien er buiten de 30.000 personen, die in aanmerking komen voor een beschutte werkplek, personen zijn, die niet bij een reguliere werkgever op termijn 100 procent van het wettelijk minimumloon kunnen verdienen, uiteen zetten welke mogelijkheden en welke middelen gemeenten krijgen om deze groep structureel van passend werk te voorzien?
246.
Op welke manier worden gemeenten gestimuleerd om zich in te zetten voor deze moeilijk te bemiddelen groep? Het is in de visie van de leden van de D66-fractie immers deze groep, die gemeenten in financiële zin het meest kost en het minst oplevert.
247.
Kan de regering toelichten hoe gemeenten meer personen aan de slag moeten helpen bij reguliere werkgevers, terwijl er op het budget voor participatie en re-integratie wordt bezuinigd?
248.
De leden van de D66-fractie wijzen erop dat in de Wsw-sector gebruik wordt gemaakt van de «werkladder». Kan de regering uiteenzetten hoe deze werkladder er met de nieuwe Participatiewet uit zal zien? Hoe is de doelgroep verdeeld over deze treden? Hoeveel arbeidsplaatsen moeten en kunnen er per trede worden gerealiseerd?
249.
De bijlage van de contourenbrief gaat in op de financiële gevolgen van de Participatiewet. Waarom is de budgettaire opbrengst van de maatregel «Wajong: beperking toegang tot volledig en duurzaam» structureel op 1180 miljoen begroot, terwijl dezelfde maatregelen in het wetsvoorstel Werken naar Vermogen een structurele opbrengst van 900 miljoen kende?
250.
Kan de regering een uitgebreide onderbouwing geven van de financiële gevolgen van de maatregelen met betrekking tot de Wsw en het participatiebudget?
251.
Kan de regering een nadere toelichting geven, inclusief een tabel, waarin inzichtelijk wordt gemaakt via welke mutaties de standen van het Wsw-budget en het participatiebudget in de ontwerpbegroting 2013 aansluiten op de standen in tabel 2 van de contourenbrief?
252.
Kan de regering in de in vraag 251 bedoelde tabel de bruto-effecten van de maatregelen inzichtelijk maken en eventuele weglekeffecten toelichten?
253.
Kan de regering inzichtelijk maken welk deel van de besparing op het Wsw-budget wordt gerealiseerd via de beperking van de instroom?
254.
Welk deel van de besparing wordt gerealiseerd door de verlaging van de subsidie per plek?
255.
Kan de regering een nadere onderbouwing geven van de haalbaarheid van het voornemen dat er meer personen met begeleiding of ondersteuning aan de slag moeten bij een reguliere werkgever, terwijl er op het budget dat hiervoor beschikbaar is, fors wordt bezuinigd?
Vragen van de leden van de VVD-fractie
1.
De regering licht toe dat personen, die nu nog aan de kant staan, meer kansen moeten krijgen. Die visie delen de leden van de VVD-fractie. Vindt de regering daarnaast dat iedereen, die in een uitkering zit en die kan werken, ook daadwerkelijk aan het werk dient te gaan?
Antwoord
Het kabinet vindt dat iedereen die kan werken, niet van een uitkering afhankelijk hoort te zijn. Dit uitgangspunt heeft het kabinet in de regeringsverklaring opgenomen. Het kabinet onderschrijft het uitgangspunt dat de VVD-fractie in haar vraag verwoordt. Iedereen die in een uitkering zit en die kan werken, dient ook daadwerkelijk aan het werk te gaan, bij voorkeur bij een reguliere werkgever. Aan de andere kant kunnen mensen die buiten hun schuld (nog) niet kunnen werken en niet in hun bestaan kunnen voorzien, gebruikmaken van ons sociale vangnet.
2.
Is de regering van mening dat er ook een grote rol is voor de betrokkenen zelf om te bewerkstelligen om aan het werk te komen?
Antwoord
Mensen zijn primair zelf verantwoordelijk om te voorzien in hun eigen bestaan, dus zijn ze ook verantwoordelijk om een baan te zoeken. Een baan blijft de snelste route naar een eigen inkomen en economische zelfstandigheid. Mensen met een uitkering moeten elke gelegenheid aangrijpen om via werk in de eigen inkomsten te voorzien. Voor mensen met een arbeidsbeperking kan het moeilijker zijn om een werkend bestaan op te bouwen dan voor mensen die geen beperking hebben. Het kabinet spreekt daarom niet alleen mensen met een uitkering aan om via werk aan de slag te komen, maar het kabinet verwacht ook van werkgevers en de uitvoerende organisaties dat zij mensen met een arbeidshandicap in de gelegenheid stellen ook daadwerkelijk aan de slag te kunnen gaan.
3.
De regering licht toe dat de prikkels niet altijd de goede kant op staan en dat regelgeving niet uitnodigt tot participatie. Op welke regels doelt de regering?
Antwoord
Ons sociale zekerheidsstelsel is historisch gegroeid en bestaat uit diverse regelingen en voorzieningen voor mensen die, soms tijdelijk, op ondersteuning zijn aangewezen. De regelingen hebben verschillende polisvoorwaarden, verschillende rechten en plichten en verschillende ondersteuningsmogelijkheden. Ook verschillen de uitkeringsniveaus van de regelingen. Daardoor is de ene regeling (financieel) aantrekkelijker dan de andere, waardoor mensen niet de stap naar regulier betaald werk maken. Dit speelt bijvoorbeeld bij mensen die werken in de beschutte omgeving van de sociale werkvoorziening, terwijl ze ook in een reguliere baan aan de slag zouden kunnen. Ook in de Wet arbeidsongeschiktheidsuitkering jonggehandicapten (Wajong) zitten, blijkt uit de cijfers, veel, vaak jonge mensen, die al dan niet met ondersteuning zouden kunnen werken. Van de huidige mensen in de Wajong werkt een kwart, terwijl ongeveer de helft dat zou kunnen. De huidige regelingen stimuleren nog onvoldoende dat mensen via een reguliere baan aan de slag gaan. Met de Participatiewet, met één uitkeringssysteem en een uitgebreid ondersteuningsinstrumentarium, én met de quotumregeling wil het kabinet ervoor zorgen dat de kansen en prikkels, zowel voor mensen met een uitkering, als voor werkgevers, maximaal zijn om aan de slag te gaan.
4.
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar de inspanningen van de regering om een mentaliteitsverandering in de branches te bewerkstelligen als het gaat over de inzet in het kader van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en de Wet Wajong. Welke activiteiten gaat de regering daarvoor ondernemen?
Antwoord
Er zijn in dit kader al eerder verschillende activiteiten gestart. Met het oog op de herstructurering van de sw-sector wordt Cedris door SZW ondersteund in het onderzoek naar de kennisontwikkeling van de verdienmodellen van sw-bedrijven. Dit onderzoek is in december 2012 gestart en zal informatie opleveren die behulpzaam is bij de herstructurering en implementatie van de Participatiewet. Over het implementatieprogramma wordt overlegd met VNG, Divosa en Cedris.
Daarnaast richt de Impuls Vakmanschap zich op het bewerkstelligen van een mentaliteitsverandering in de re-integratiesector. Waar mensen nu nog vaak op basis van eigen intuïtie en ervaring werken, probeert de Impuls een verschuiving naar methodisch werken te realiseren. Dit houdt in dat men werkt op basis van bewezen effectieve aanpakken. De juiste houding ten aanzien van mensen met afstand tot de arbeidsmarkt en de inzet van de juiste methodieken en instrumenten voor deze groep, is hier onderdeel van.
Op dit moment loopt er een landelijke initiatief «Locus», dat coördinerende en faciliterende activiteiten verricht, die het voor werkgevers mogelijk maken om met meerdere gemeenten en sw-bedrijven uit verschillende regio’s tot een aanpak te komen om beter samen te werken. SZW ondersteunt deze activiteiten van Locus.
In het Kennisplatform Werk & Inkomen (KWI) werkt SZW samen met UWV, Divosa en een aantal gemeenten aan een bundel met de stand van zaken van de kennis op voor gemeente relevante terreinen. Onderwerpen die hierin aan bod komen zijn o.a. hervormingen in de sw-sector, Wajongers aan het werk, de begeleiding van mensen met een slechte gezondheidsbeleving en werkgeversbenadering. De bundel zal in april worden gepubliceerd.
De mate waarin en de manier waarop gemeenten en uitvoerders worden ondersteund bij de implementatie is onderdeel van de nadere uitwerking van de Participatiewet, waaraan thans wordt gewerkt en waarover ik nog met de bij die uitwerking betrokken partijen gesprekken voer.
5.
Kan de regering toelichten wat de stand van zaken is omtrent de eerste gespreken, die de regering voert met belanghebbenden als de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), Cedris, Divsosa en de sociale partners?
Antwoord
Met betrokkenen bij de Participatiewet ben ik volop in gesprek. Zo vindt er intensief contact plaats, zowel op ambtelijk als bestuurlijk niveau, met vertegenwoordigers van de gemeenten, UWV, en cliëntenorganisaties. De onderwerpen Participatiewet en quotum staan ook op de agenda voor de gesprekken met de sociale partners, zie daarover de brief van 19 december aan de TK.
In de gesprekken met de VNG, Divosa en Cedris is gesproken over de financiële kant van de Participatiewet en over de beleidsruimte die gemeenten nodig hebben om tot een goede uitvoering van de Participatiewet te komen. Er is gesproken over bureaucratie en administratieve lasten. Ook een goede ondersteuning van gemeenten bij de implementatie van de wet is een belangrijk gespreksonderwerp.
Er is sprake van een constructief overleg, dat de komende periode wordt voortgezet.
Op 24 januari heb ik met de Sociale Alliantie gesproken. Daarin zitten o.a. vertegenwoordigers van de vakbonden en van cliëntenorganisaties (o.a. de CG-raad). In dit overleg is o.a. gesproken over de gewenste cultuuromslag om mensen met een arbeidsbeperking meer kansen te geven, over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen rijk en gemeenten en over de rol van cliëntenraden, ook bij de implementatie van de nieuwe wet. Ook met de cliëntenorganisaties vinden er gesprekken plaats. Op 5 februari is een bestuurlijk overleg met de Landelijke cliëntenraad (LCR) en de CG-raad. Vooruitlopend daarop is gesproken met de voorzitter van de LCR op 23 januari, onder andere over het belang van een goede cliëntenparticipatie op het terrein van de Participatiewet en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Op 7 februari overleg ik met vertegenwoordigers van Wajongers Centraal. Deze gesprekken vormen allemaal input voor de vormgeving van de Participatiewet, net als de werkbezoeken die ik afleg in het land. De komende periode worden de gesprekken voortgezet.
6.
Kan de regering toelichten hoeveel procent van de arbeidsgehandicapten nu werkt in een (reguliere) baan?
Antwoord
In dit verband zijn verschillende cijfers relevant. Van belang is daarbij steeds nadrukkelijk in het oog te hebben welke definitie wordt gebruikt voor «arbeidsgehandicapte». Volgens cijfers van het Centaal Bureau voor Statistiek (CBS) bedroeg de (netto) arbeidsdeelname van arbeidsgehandicapten in 2011 gemiddeld 37%. Tot de «arbeidsgehandicapten» worden in dit verband personen gerekend die zelf hebben aangegeven dat zij door een langdurige aandoening, ziekte of handicap, worden belemmerd bij het uitvoeren of verkrijgen van werk. Deze cijfers van het CBS zijn gebaseerd op zelfrapportage, ongeacht of men een uitkering ontvangt. Voor het beleid is relevant de arbeidsdeelname van mensen met een uitkering. De monitor arbeidsparticipatie 2012 UWV die ik op 10 januari naar de Kamer heb gestuurd bevat hierover specifieke informatie. Hieruit blijkt onder meer dat het aandeel werkende Wajongers 25% bedraagt.
7.
Wat is het percentage arbeidsgehandicapten dat nu werkt in het bedrijfsleven en hoe ver staat de regering op dit moment met betrekking tot het aandeel van personen met een arbeidshandicap?
Antwoord
Zie antwoord op vraag 6. Bij het Rijk werkten in 2011 994 mensen met een Wsw, Wajong of WIA-indicatie. Hiermee voldeed het Rijk nog niet aan de 1% norm (op 110.006 FTE in 2011), zoals bij brief van 28 april 2011 met de Tweede Kamer is afgesproken (TK, 2010–2011, 32 501, nr.13). De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft hierover in de aanbiedingsbrief van het Jaarverslag Bedrijfsvoering 2011 gerapporteerd (TK, 2011–2012, 31 490, nr. 88).
Er wordt bij de telling geen onderscheid gemaakt naar dienstverband.
De telling voor 2012 loopt op dit moment. De resultaten worden gemeld in het Jaarverslag Bedrijfsvoering Rijk 2012.
8.
Hoeveel procent van de mensen in de oude Wajong (voor 2010) is aan de slag in een reguliere baan?
9.
Hoe hoog is het percentage bedoeld in vraag 8 in de nieuwe Wajong (na 2010)?
Antwoord op vraag 8 en 9
Blijkens de monitor arbeidsparticipatie 2012 UWV die ik op 10 januari naar de Kamer heb gestuurd is het aandeel werkende Wajongers eind 2011 25%. 13,2% van alle Wajongers werkt bij een reguliere werkgever, 11,7% in of via de sociale werkvoorziening. De monitor geeft bij deze cijfers geen uitsplitsing tussen mensen uit de oude Wajong en mensen uit de nieuwe Wajong. Bekend is dat de meeste Wajongers die werken uit de oude Wajong komen. Dit is ook verklaarbaar: de oude Wajong omvat veel meer Wajongers, terwijl de nieuwe Wajong pas sinds 2010 bestaat.
10.
In hoeverre schept de Participatiewet voldoende ruimte om door samenwerking tussen overheid en werkgevers te komen tot innovatieve oplossingen (zoals het fenomeen van «social firms» en het aangaan van privaat-publieke samenwerkingen), waardoor het voor bedrijven mogelijk is om hun aandeel te nemen in het vergroten van het aantal banen voor personen met een arbeidsbeperking, maar dit niet het primaire werkprocessen (core business) van bedrijven in gevaar brengt? De leden van de VVD-fractie denken bijvoorbeeld aan bedrijven met zeer complexe en eventuele risicovolle werkprocessen, zoals een energiecentrale.
Antwoord
Het kabinet wil dat meer mensen met een arbeidsbeperking aan de slag gaan bij reguliere werkgevers. Daarom komt het kabinet met een quotum voor werkgevers met meer dan 25 werknemers voor het in dienst nemen van arbeidgehandicapten in hun bedrijf. Het kabinet werkt de quotumregeling uit in samenspraak met werkgevers en werknemers. Het streven is te komen met een quotumregeling die eenvoudig, werkbaar en effectief is. Onnodige complexiteit moet zoveel als mogelijk voorkomen worden. De vormgeving van het quotum wordt thans nader uitgewerkt door het kabinet.
11.
Wat wordt precies bedoeld met ondernemingen?
Antwoord
Met ondernemingen worden werkgevers bedoeld. In het regeerakkoord is daarover opgenomen dat er per 1-1-2015 een verplicht quotum komt voor middelgrote en grote werkgevers in de markt-, premiegesubsidieerde en collectieve sectoren voor het in dienst hebben van arbeidsgehandicapten.
12.
Hoe werkt het quotum op bijvoorbeeld franchise-ondernemers?
Antwoord
Zie antwoord op vraag 11.
13.
Kan de regering uitleggen op welke rekenmethode het uitgangspunt om 100.000 arbeidsgehandicapten aan het werk te krijgen is gebaseerd? Vallen binnen deze groep ook de bestaande doelgroep Wsw-ers en Wajongers met een reguliere arbeidsovereenkomst?
Antwoord
Ten tijde van het opstellen van het regeerakkoord is de rekenveronderstelling gemaakt dat het quotum volledig wordt benut als op den duur minimaal 100.000 mensen met een arbeidsbeperking extra aan het werk komen.
Bij de nadere uitwerking is naar voren gekomen dat het aantal werkplekken dat gemoeid is met een quotum van 5% bij grote werkgevers groter is dan in de rekenveronderstellingen die bij het regeerakkoord zijn gebruikt. Daarbij is rekening gehouden met het aantal arbeidsgehandicapten dat reeds werkzaam is bij werkgevers met meer dan 25 medewerkers, waaronder Wsw’ers en Wajongers met reguliere arbeidsovereenkomsten.
Doorrekening van een door UWV aangeleverde database met gegevens van alle werkgevers met meer dan 25 medewerkers toont aan dat een quotum van 5% ongeveer 170.000 extra voltijds werkplekken beslaat. Overigens komt een aantal van circa 40.000 daarvan voor rekening van overheidswerkgevers in brede zin.
14.
De regering licht toe geen onnodige bureaucratie te willen bij de nieuwe Participatiewet. In hoeverre is de regering voornemens om een enkele entreetoets voor de loonwaardebepaling te hanteren aan de hand van een landelijk vastgestelde systematiek en op basis van uniforme toetsingscriteria (bijvoorbeeld samen te ontwikkelen met VNG, Divosa en Cedris)?
15.
In hoeverre is de regering van mening dat de uitvoering van het instrument loondispensatie door de gemeenten, sociale diensten en/of SW-bedrijven in overleg met het bedrijfsleven zelf kan worden uitgevoerd en dat de eindregie bij de gemeenten ligt?
16.
Is de regering van mening dat er binnen het instrument van loondispensatie geen (medische) toets moet plaatsvinden over de mogelijke beperkingen van betrokkene, maar een arbeidstoets ten aanzien wat betrokken wél kan en wil?
Antwoord op vraag 14, 15 en 16
Op basis van de resultaten van de pilot loondispensatie neemt het kabinet een beslissing over de maatvoering en invulling hiervan, waarbij het verminderen van bureaucratie uitgangspunt is. Dit betreft ook de loonwaardebepaling. Het kabinet voert overleg met alle betrokken organisaties, onder anderen VNG, Divosa en Cedris.
17.
Kan de regering meer duidelijkheid geven over instrument van loonaanvulling? Wat wordt daarmee precies bedoeld en hoe wordt dat instrument ingezet? Is hiervan al een cijfermatige onderbouwing beschikbaar?
Antwoord
Loondispensatie betekent dat een werkgever toestemming krijgt om een werknemer met minder dan het rechtens geldende loon te belonen. De werknemer kan daarnaast dan in aanmerking komen voor een loonaanvulling, als hij/zij voldoet aan de criteria daarvoor. Het totaal van loon en loonaanvulling groeit in deze systematiek toe naar het wettelijk minimumloon.
18.
De leden van de VVD-fractie constateren verheugd dat de regering de diverse decentralisaties in samenhang wil bezien. Kan de regering toelichten in hoeverre ermee rekening wordt gehouden om bijvoorbeeld een zogenaamd «integraal keukentafelgesprek» te voeren zodat er sprake kan zijn van een integrale aanpak op decentraal niveau?
Antwoord
De decentralisaties in de zorg en de arbeidsmarkt bieden de ruimte voor een integrale aanpak door meer taken en verantwoordelijkheden op het niveau van de gemeente te beleggen. Ook wordt meer beleidsvrijheid geboden, zodat gemeenten de taken in samenhang kunnen inrichten. Daarmee wordt het voeren van een integraal keukentafelgesprek beter mogelijk gemaakt.
19.
In hoeverre is het mogelijk om bijvoorbeeld het compensatiebeginsel uit de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) ook voor de Participatiewet te hanteren?
Antwoord
Net als in de Wmo staan in de Participatiewet de kansen en mogelijkheden van mensen en hun omgeving centraal. Mensen zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk om werk te kunnen vinden en te behouden. Degenen die niet zelfstandig de arbeidsmarkt kunnen betreden, kunnen een beroep doen op ondersteuning van de gemeente. De gemeente beslist over de noodzaak, vorm en inhoud hiervan. Een verschil tussen de Wmo en de Participatiewet is dat de Wmo nu een aanspraak kent op een resultaat en de Participatiewet een aanspraak op ondersteuning en/of een voorziening. Gemeenten moeten op grond van de Participatiewet de arbeidsinschakeling faciliteren. De wet definieert niet het uiteindelijke resultaat – arbeidsinschakeling – van de inzet van de voorziening. Dit zou volgens het kabinet ook te ver gaan: gemeenten kunnen niet verantwoordelijk worden gehouden voor de arbeidsinschakeling. Dan zouden gemeenten ook onvoldoende werkaanbod of de afwezigheid van een startkwalificatie moeten compenseren. Dat is niet reëel. Uiteindelijk zijn mensen primair zelf verantwoordelijk om een baan te verkrijgen of een startkwalificatie te behalen. De resultaten die de gemeente onder de Wmo moet behalen, liggen meer binnen het bereik van de gemeente. Opname van de compensatieplicht in de Participatiewet, zoals geformuleerd in de Wmo, ligt daarmee niet in de rede. Dat neemt niet weg, dat de re-integratievoorzieningen in algemene zin er toe bijdragen een belemmering die personen ondervinden om ingeschakeld te zijn in de arbeid weg te nemen. En dat dit de taak van het college van burgemeester en wethouders is.
20.
Overweegt de regering ook een gebundeld re-integratiebudget breder dan de Participatiewet?
Antwoord
Het kabinet vindt het van belang dat gemeenten de ruimte krijgen om goede integrale dienstverlening voor de burger te organiseren. Daartoe verkent het kabinet de mogelijkheden van het samenvoegen van budgetten en de mate waarin dit bijdraagt aan betere dienstverlening van gemeenten aan alle burgers. Belangrijk aandachtspunt daarbij is dat de financiering niet belemmerend werkt voor de ondersteuning van kwetsbare groepen en dat er een balans is tussen beleidsvrijheid en financiële verantwoordelijkheid.
21.
De Wsw sluit per 1 januari 2014 voor nieuwe instroom. Gemeenten krijgen de ruimte om beschut werk te organiseren. Wat betekent deze ruimte precies?
Antwoord
De ruimte die gemeenten krijgen voor het organiseren van beschut werk is onderdeel van de nadere uitwerking van de Participatiewet, waaraan thans wordt gewerkt en waarover ik nog met de bij die uitwerking betrokken partijen gesprekken voer. In ieder geval vervalt de verplichting uit de WWNV voor gemeenten om één op de drie vrijgevallen plaatsen in de sociale werkvoorziening op te vullen.
22.
Hebben gemeenten vrijheid om te kiezen in welke regeling betrokkenen kunnen komen?
Antwoord
Gemeenten krijgen de vrijheid om te bepalen welke ondersteuning mensen die tot de doelgroep van de Participatiewet behoren nodig hebben. Dit kan om allerlei vormen van ondersteuning gaan, zoals scholing, een no-riskpolis, werkplekaanpassingen en het aanbieden van een beschutte werkplek. De Wet sociale werkvoorziening (Wsw) wordt vanaf de invoering van de Participatiewet afgesloten voor nieuwe instroom. De beoordeling of iemand in een regeling als Werkloosheidswet (WW), Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) of Wajong hoort, is niet aan de gemeente. Dat bepaalt UWV.
23.
Wat bedoelt de regering met «beschut werk»? Welke mensen komen daarvoor in aanmerking?
Antwoord
De vormgeving van «beschut werk» en het bepalen van welke mensen daarvoor in aanmerking komen, is onderdeel van de nadere uitwerking van de Participatiewet, waaraan thans wordt gewerkt en waarover ik nog met de bij die uitwerking betrokken partijen gesprekken voer.
24.
Hoe verhoudt deze doelgroep zich tot de doelgroep van de Wajong, die in de toekomst enkel nog open is voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten?
Antwoord
De Wajong is vanaf 2014 alleen toegankelijk voor mensen zonder arbeidsvermogen. Deze groep mensen valt buiten de gemeentelijke doelgroep. De voorziening beschut werk is juist bedoeld voor mensen die arbeidsvermogen hebben. De voorziening beschut werk is dus niet bedoeld voor personen die vanaf 2014 in de Wajong instromen.
25.
De leden van de VVD-fractie constateren dat één van de manieren om te proberen om arbeidsgehandicapten aan het werk te krijgen een quotum bij werkgevers is. Wat gaat de regering doen om te voorkomen dat de quotumregeling leidt tot stigmatisering en negatieve beeldvorming van personen met een arbeidsbeperking?
Antwoord
Arbeidsgehandicapten worden nu juist al gestigmatiseerd. Uit onderzoek blijkt dat werkgevers die bijvoorbeeld met Wajongers werken, een positiever beeld van hen hebben, dan werkgevers die hen geen kans hebben gegeven. Het kabinet wil dat meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk gaan binnen het reguliere bedrijf. Het is normaal dat iemand met een beperking je collega is. Met het quotum wil het kabinet bijdragen aan deze cultuuromslag: niet om stigma’s te creëren maar om door «bekend maakt bemind» deze juist weg te nemen.
26.
Wat is de exacte definitie van een «arbeidsbeperking» en welke doelgroepen vallen daar straks onder?
Antwoord
De precieze invulling van het begrip «arbeidsbeperkten» ten behoeve van het quotum is onderdeel van de nadere uitwerking waaraan het kabinet werkt.
27.
In hoeverre wordt er bij de invulling van het quotum gekeken naar de bestaande prestaties van het bedrijf, bijvoorbeeld over zaken als social return of CAO-afspraken over arbeidsgehandicapten?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 10.
28.
In hoeverre worden quota in het buitenland afgekocht?
Antwoord
Uit studies1 blijkt dat landen die een quotumregeling hebben, deze verschillend toepassen. De verschillende toepassingen hebben vooral betrekking op de vraag of het quotum alleen voor de publieke sector geldt, of ook voor de private sector. Daarnaast is er een onderscheid in de mate waarin landen de naleving van de quotumregeling controleren. Cijfers over de mate waarin bedrijven een heffing betalen in plaats van werkplekken te bieden, zijn mij niet bekend.
29.
Hoe gaat de regering waarborgen dat werkgevers voldoende worden ontzorgd?
Antwoord
In de gewijzigde Wet structuur uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen (Wet SUWI) die van kracht is sinds 1 juli 2012, is geregeld dat UWV en gemeenten op regionaal niveau samenwerken bij de dienstverlening aan werkgevers. Zij zorgen in ieder geval voor een aanspreekpunt voor werkgevers. Bij samenwerken hoort ook dat gemeenten en UWV en gemeenten onderling kijken hoe arbeidsmarktinstrumenten zoveel mogelijk geharmoniseerd of in ieder geval gestroomlijnd kunnen worden, opdat het eenvoudiger wordt om voorzieningen en instrumenten aan te vragen.
30.
Wat zijn de mogelijkheden om begeleiding van de arbeidsgehandicapten op de werkvloer te bieden?
Antwoord
Zo nodig kan de uitvoerder (UWV of gemeente) begeleiding op de werkvloer inzetten in de vorm van een jobcoach. Daarnaast kunnen ook andere instrumenten worden ingezet om te bevorderen dat iemand met arbeidsbeperkingen zijn functie optimaal kan vervullen, zoals de aanpassing van de werkplek, werktijden of werktempo etc.
31.
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van een regionale arbeidsmarkt door middel van arbeidsmarktregio’s. Wel willen deze leden vragen of er aandacht komt voor werkgevers, die landelijk opereren en veel belang hebben bij een centraal landelijk aanspreekpunt. Is de regering voornemens om dit te organiseren?
Antwoord
Op landelijk, regionaal en sectoraal niveau maken gemeenten en UWV afspraken met werkgevers, sectoren of branches over de inschakeling van werkzoekenden. In de Wet SUWI is geregeld dat UWV en gemeenten op regionaal niveau samenwerken bij de dienstverlening aan werkgevers en daarbij gezamenlijk vorm geven aan een regionaal aanspreekpunt. Er is voorzien in een landelijk aanspreekpunt voor werkgevers. De Programmaraad (samenwerkingsverband van VNG, UWV, Divosa en Cedris) werkt aan de betrokkenheid van gemeenten daarbij.
Op dit moment loopt er een landelijke initiatief «Locus». Dit is een publiekprivate netwerkorganisatie van gemeenten, sw-bedrijven en landelijke bedrijven die in eerste instantie tussen 2011 en 2013 twintig partnerschappen tussen gemeenten, sw-bedrijven en landelijke en bovenregionale bedrijven wil realiseren. Locus verricht hierbij coördinerende en faciliterende activiteiten die het voor deze werkgevers mogelijk maken om met meerdere gemeenten en sw-bedrijven uit verschillende regio’s tot een afspraak/aanpak te komen. Locus werkt bij de werkzaamheden samen met UWV.
32.
In hoeverre heeft het UWV inzicht in de eigen «kaartenbakken» voor wat betreft de huidige arbeidsgehandicapten?
Antwoord
Een goed inzicht in de «kaartenbakken» is een voortdurend aandachtspunt voor de uitvoering. Blijkens het rapport «Tussen Wajong en werk» dat op 9 oktober 2012 naar de Kamer is gestuurd ziet de Inspectie SZW een aantal verbeterpunten bij het bij elkaar brengen van de vraag naar en het aanbod van Wajongers. Een belangrijk verbeterpunt betreft het verhogen van de kennis van de Wajongpopulatie. Het UWV werkt hier ook hard aan, onder meer door het inrichten van regionale werkgeversservicepunten, het opstellen van profielen voor Wajongers, en het houden van leveranciersoverleggen.
33.
Kan de regering de subsidie per beschutte werkplek nader toelichten? Hoe is dit bedrag opgebouwd?
Antwoord
De grafiek op bladzijde 10 van de Contourenbrief laat zien dat de (fictieve) subsidie per plek voor het zittend bestand Wsw bij de Participatiewet daalt met ongeveer 500 euro per jaar tot circa 22.700 euro structureel vanaf 2019. In 2015 is er nog bijna 25.000 euro per werkplek beschikbaar ten opzichte van 22.050 euro bij Werken naar vermogen.
De fictieve subsidie per Wsw-plek is berekend door het resterende macrobudget Wsw «oude stijl» (zoals opgenomen in tabel 2 van de Contourenbrief) te delen door het aantal resterende plekken voor het zittende bestand Wsw (zie ook antwoord op vraag 70). Onderstaande tabel geeft de onderbouwing van de fictieve subsidie per plek tot en met 2017.
Vragen van de leden van de PvdA-fractie
34.
Kan de regering met betrekking tot de quotumregeling uiteenzetten welke mensen hieronder zouden kunnen gaan vallen?
Antwoord vraag 34
Zie antwoord op vraag 26.
35.
Hoe wordt de begeleiding en werkplekaanpassing gefinancierd?
Antwoord
De begeleiding en werkplekaanpassing voor mensen die onder de Participatiewet vallen wordt gefinancierd uit het gebundelde re-integratiebudget van gemeenten.
36.
Welke mogelijke gevolgen heeft de afsluiting per 1 januari 2014 voor nieuwe instroom in de Wsw voor de huidige Wsw en diens werknemers?
Antwoord
De wettelijke rechten en plichten van mensen die op het moment van inwerkingtreding van de Participatiewet werkzaam zijn in de sociale werkvoorziening met een Wsw-indicatie veranderen als gevolg van het regeerakkoord niet.
37.
Wat betekent de afsluiting van de nieuwe instroom in de Wsw voor personen, die op 1 januari 2014 op de wachtlijst staan?
Antwoord
Vanaf de invoeringsdatum van de Participatiewet, kunnen er geen nieuwe mensen meer in de Wsw instromen. Dat betekent dat mensen die op dat moment op de wachtlijst staan en dus geen Wsw-dienstbetrekking hebben, niet meer kunnen instromen in de Wsw. Deze mensen vallen, voor zover zij behoren tot de doelgroep van de gemeenten, onder de doelgroep van de Participatiewet.
38.
Welke verplichtingen wordt de gemeentes opgelegd om beschut werk te organiseren?
Antwoord
De wettelijke kaders waarbinnen de gemeenten uitvoering moeten geven aan «beschut werk», zijn onderdeel van de nadere uitwerking van de Participatiewet, waaraan thans wordt gewerkt en waarover ik nog met de bij die uitwerking betrokken partijen gesprekken voer.
39.
Op welke wijze wordt een onafhankelijke indicatiestelling gewaarborgd?
Antwoord
De toegang tot de nieuwe voorziening beschut werk is onderdeel van de nadere uitwerking van de Participatiewet, waaraan thans wordt gewerkt en waarover ik nog met de bij die uitwerking betrokken partijen gesprekken voert
40.
Welke aanspraken krijgen personen met arbeidsbeperkingen op re-integratie en re-integratievoorzieningen?
Antwoord
De Participatiewet wordt nog nader uitgewerkt. Uitgangspunt daarbij is dat het kabinet gemeenten de vrijheid wil geven om te bepalen welke ondersteuning mensen nodig hebben. In de huidige WWB is geregeld dat bijstandsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden aanspraak hebben op arbeidsondersteuning en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorzieningen gericht op arbeidsondersteuning. De vorm van ondersteuning is in alle gevallen maatwerk. Het ligt in de rede daarbij aan te sluiten.
Vragen van de leden van de SP-fractie
41.
De leden van de SP-fractie stellen vast dat de regering zoveel mogelijk mensen wil laten participeren. Wat verstaat de regering onder «laten participeren»?
Antwoord
In de brief van 21 december 2012 heeft het kabinet aangegeven dat het kabinet wil dat alle mensen, ook mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, als volwaardige burgers mee kunnen doen aan de maatschappij. Meedoen gebeurt bij voorkeur via een reguliere baan. Voor een aantal mensen zal dat (nog) niet mogelijk zijn. Voor deze mensen is het belangrijk dat zij via vrijwilligerswerk, via het verrichten van een tegenprestatie of via activiteiten in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) aangesloten blijven op de maatschappij.
42.
Wat is de doelstelling ten aanzien van het «laten participeren» en hoe wil de regering dit bereiken?
Antwoord
De doelstelling is, zoals ook in antwoord 41 is verwoord, dat mensen als volwaardige burgers mee kunnen doen aan de maatschappij. Dit is belangrijk voor de sociale cohesie van ons land. Het is ook belangrijk voor de mensen zelf om hun arbeidsmogelijkheden in stand te houden of te vergroten. Met de Participatiewet komt er één regeling voor de hele doelgroep. De Participatiewet stelt gemeenten beter in staat een samenhangende aanpak te ontwikkelen voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. In het sociale domein komen meer taken en verantwoordelijkheden naar gemeenten. Het gaat om grote delen van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de gehele jeugdzorg. Gemeenten krijgen daarmee de verantwoordelijkheid voor de activiteiten op het gebied van ondersteuning, begeleiding, verzorging en re-integratie. Deze veranderingen stellen gemeenten in staat om de bureaucratie te verminderen en te komen tot een integrale aanpak voor kwetsbare burgers.
43.
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat de regering stelt dat de regels versnipperd zijn en deze niet altijd uitnodigen tot participatie. Welke regels betreft dit en in welke gevallen belemmeren deze regels de participatie?
Antwoord
Bij vraag 3 heb ik op deze vraag antwoord gegeven. In vraag 42 is de samenhang met de andere decentralisaties in het sociale domein genoemd. Door de decentralisatie van taken op het gebied van AWBZ, jeugdzorg en Werk en inkomen krijgen gemeenten meer mogelijkheden om binnen het gehele sociale domein versnippering tegen te gaan en de integrale aanpak voor met name hun kwetsbare burgers te verbeteren.
44.
Kan de regering in een overzicht de verschillen tussen de voormalige Wet werken naar vermogen en de huidige Participatiewet op een rij zetten?
Antwoord
In de Contourenbrief zijn de verschillen met het Invoeringswet Wet werken naar vermogen (WWNV) uiteengezet. Hieronder worden deze verschillen schematisch weergegeven en toegelicht.
Onderdeel |
WWNV |
Participatiewet |
---|---|---|
Wajong |
Herbeoordeling zittend bestand en verlaging uitkering voor Wajongers met arbeidsvermogen. Instroom Wajong 2012 per 1-1-2014 over naar WWNV. |
Herbeoordeling en verlaging uitkering geschrapt. Instroom 2012 en 2013 blijft in de Wajong. |
Wsw/beschut werk |
Wsw blijft bestaan, toegang wordt beperkt tot mensen die alleen onder beschutte omstandigheden kunnen werken |
De instroom in de Wsw stopt met ingang van 1 januari 2014. |
Gemeenten dienen 1/3 van de autonome uitstroom uit de Wsw op te vangen met nieuwe instroom in beschut werk. |
Gemeenten krijgen de ruimte om beschut werk te organiseren. De 1/3 verplichting vervalt. |
|
Banen voor mensen met een arbeidsbeperking |
Geen quotumregeling. |
Er komt een quotumregeling per 1-1-2015. Er wordt in zes jaar tijd een quotum opgebouwd van 5% voor bedrijven met meer dan 25 werknemers. |
Bureaucratie |
Afwijkende regelgeving en beloningsregime van de Wsw blijft gehandhaafd voor beschut werk. Uitvoering loondispensatie aan strikte regels gebonden (toegangstoets, periodieke loonwaardemeting). |
Gemeenten krijgen ruimte om beschut werk te organiseren. Nadere maatvoering en invulling mede op basis van ervaring pilot loondispensatie. |
Re-integratiemiddelen |
De efficiencykorting op de Wsw wordt in drie jaar (2013 – 2015) doorgevoerd. |
De efficiencykorting op de Wsw gaat een jaar later in en wordt over zes jaar gespreid (2014 – 2019). Bedrag per plek ligt in periode 2013 – 2018 gemiddeld ca. 2000 euro hoger dan bij de WWNV. Cumulatief ontvangen gemeenten in de periode 2013 – 2018 daardoor 1,2 mrd meer. |
In de periode 2012 – 2018 is er een herstructureringsfaciliteit van 400 mln beschikbaar, waar gemeenten een beroep op kunnen doen voor de financiering van de kosten van de herstructurering van de uitvoering van de Wsw. |
De herstructureringsfaciliteit is vervallen. |
|
Het participatiebudget «oude stijl»(= excl. Wsw/beschut werk middelen en de re-integratiemiddelen die overkomen van het UWV) wordt m.i.v. 2014 gekort met 51 mln oplopend naar 192 mln in 2018. |
Ter toelichting nog het volgende.
Meer dan 200.000 mensen in de Wajong waren de WWNV onzeker over hun situatie. Die onzekerheid wordt met de Participatiewet weggenomen. Afgesproken is dat de herbeoordeling voor jongeren die al een Wajong-uitkering en de daaraan gekoppelde verlaging van de uitkering voor de groep met arbeidsvermogen geen doorgang vindt.
In de WWNV bleef de Wsw als aparte voorziening met een afwijkend beloningsregime en afwijkende regelgeving bestaan. Met de Participatiewet wordt het principe van één regeling voor de gehele doelgroep consequent doorgevoerd. Daarmee wordt gemeenten de gelegenheid geboden om maatwerk voor iedereen toe te passen. De instroom in de Wsw stopt met ingang van januari 2014. Voor mensen die niet in staat zijn om onder reguliere omstandigheden te werken kunnen gemeenten beschutte werkplekken organiseren. Zonder daarbij aan allerlei regels gebonden te zijn. De verplichting voor gemeenten om één op de drie vrijgevallen plaatsen in de sociale werkvoorziening op te vullen vervalt.
Bij de behandeling van de WWNV bestond breed twijfel of er wel voldoende banen bij reguliere werkgevers beschikbaar zouden komen. Het kabinet komt daarom met een quotum. Als de werkgever niet aan het quotum voldoet, heeft dat (financiële) gevolgen. Daarmee is de vrijblijvendheid die de WWNV kende eraf. Met het quotum komen echte banen tot stand en worden de kansen op de arbeidsmarkt voor mensen met een arbeidsbeperking aanzienlijk verbeterd.
Dit kabinet wil gemeenten de ruimte geven om te bepalen welke ondersteuning mensen nodig hebben. Of dit nu gaat om hulp bij het vinden van werk, de inzet van een re-integratieinstrument, of het bieden van een beschutte werkplek als dat voor die persoon het beste is. Bij de verdere uitwerking van de Participatiewet zal het kabinet scherp het oog houden op onnodige bureaucratie die in de weg staat aan het snel aan het werk krijgen van mensen. Het regeerakkoord biedt de ruimte om door mensen, gemeenten of werkgevers ervaren belemmeringen weg te nemen.
Gemeenten en de sw-sector hebben gewezen op het zeer straffe tempo waarin de efficiencyverbetering werd doorgevoerd onder de WWNV. De commissie onder voorzitterschap van de heer Westerlaken, die zich in opdracht van de VNG en Cedris over de toekomst van de Wsw heeft gebogen, was van mening dat in de overgangssituatie (als gevolg van het tijdpad van de taakstelling onder de WWNV) het risico bestond dat het huidige systeem zou vastlopen2. Het kabinet onderkent dit. In 2013 vindt geen efficiencykorting plaats op de uitvoering van de Wsw. De termijn voor het doorvoeren van de efficiencykorting gaat van 3 naar 6 jaar. Cumulatief ontvangen gemeenten hierdoor in de periode 2013 – 2018 1,2 mrd euro meer dan onder de WWNV. Daarmee krijgen gemeenten de tijd om de noodzakelijke transitie van de uitvoering van de Wsw op een verantwoorde manier door te voeren. Dit strookt met de opvattingen van de genoemde commissie. De herstructureringsfaciliteit van 400 mln euro is komen te vervallen.
In het regeerakkoord is een doelmatigheidskorting op het huidige participatiebudget opgenomen oplopend naar 192 miljoen euro. Hier tegenover staat dat de mobiliteitsbonus en het quotum werkgevers stimuleren om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Hierdoor krijgen gemeenten meer mogelijkheden hun re-integratiemiddelen effectiever en efficiënter (gericht op banen bij werkgevers) in te zetten.
Naast deze inhoudelijke verschillen kiest het kabinet voor een andere bejegening van onze gesprekpartners. Zoals in de Contourenbrief uiteen is gezet worden zij nauw betrekken bij de nadere uitwerking van de Participatiewet en de implementatie daarvan. Op deze manier wil het kabinet een breed draagvlak creëren voor de Participatiewet. In het antwoord op vraag 5 is uiteengezet wat op dit moment de stand van zaken is van de gesprekken met de betrokkenen bij de Participatiewet.
45.
Welke onderdelen neemt de regering over uit de Wet werken naar vermogen?
Antwoord
Op dit moment wordt gewerkt aan de nadere uitwerking van de afspraken die gemaakt zijn in het regeerakkoord over de Participatiewet. In het regeerakkoord is aangegeven welke wijzigingen de Participatiewet zal bevatten ten opzichte van de WWNV. Belangrijke elementen uit dat wetsvoorstel zijn:
– Het samenvoegen van de WWB, Wsw en deel van de Wajong tot één regeling, die door gemeenten gaat worden uitgevoerd.
– Het beperken van de toegang tot de Wajong tot jonggehandicapten zonder arbeidsvermogen.
– Gemeenten gaan een ontschot budget voor ondersteuning van de gemeentelijke doelgroep ontvangen waarin het huidige participatiebudget, de middelen voor het zittend bestand Wsw, de middelen voor ondersteuning van mensen die niet meer in aanmerking komen voor de Wsw en de Wajong en de middelen voor de no-risk polis.
46.
Welke onderdelen van de Wet werken naar vermogen heeft de regering niet overgenomen?
47.
Welke nieuwe bouwstenen heeft de regering toegevoegd?
48.
Wat zijn de slechte onderdelen van de Wet werken naar vermogen?
Antwoord 46, 47, 48
In het antwoord op vraag 44 is uiteengezet waarin de Participatiewet zal verschillen van de WWNV.
49.
In het algemeen overleg over de WSW/Wajong noemde de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een verschil tussen de Wet werken naar vermogen en de Participatiewet. De staatssecretaris zei: «Ten tweede de manier waarop met de mensen wordt omgegaan, die nu afhankelijk zijn van beschut werken en daaruit worden weggeholpen. In dat opzicht ben ik echt wel een ander type dan de voorgaande staatssecretaris; ik vind die bejegening heel wezenlijk.» Kan de regering toelichten wat de staatssecretaris bedoelde met deze «andere bejegening»?
Antwoord
Het kabinet wil samen met werknemers en werkgevers de grote onderwerpen op de arbeidsmarkt aanpakken. Die aanpak, luisteren en in goed overleg de oplossing vinden, zit in het regeerakkoord en die wil ik voortzetten. Die bejegening is heel wezenlijk. Het regeerakkoord geeft aan dat met de Participatiewet op cruciale punten wijzigingen worden doorgevoerd in de WWNV. Die wijzigingen zijn niet voor niets. Stuk voor stuk komen ze voort uit signalen in de maatschappij. En daarvoor wil ik ook bij de verdere uitwerking open blijven staan. De mensen om wie het gaat en de organisaties die het uitvoeren zullen daarom nauw worden betrokken.
50.
Wat is de kwantitatieve en kwalitatieve doelstelling van de regering ten aanzien van de arbeidsparticipatie van personen met een beperking?
Antwoord
Het kabinet wil dat alle mensen als volwaardig burger mee kunnen doen aan onze samenleving. In de visie van het kabinet draagt het hebben van een – bij voorkeur – reguliere baan in belangrijke mate bij aan volwaardig burgerschap. Als het voor iemand (nog) niet mogelijk is om te werken, dan draagt meedoen aan de samenleving (maatschappelijke participatie) eveneens bij aan volwaardig burgerschap. Meedoen draagt bij aan de kwaliteit van het individuele bestaan, het bevordert de sociale cohesie en draagt op deze manier bij aan de kwaliteit van de samenleving.
Met de Participatiewet en de quotumregeling wil het kabinet bereiken dat mensen met een arbeidsbeperking meer mogelijkheden krijgen om via een reguliere baan aan de slag te komen.
Het kabinet heeft geen kwantitatieve doelstelling ten aanzien van de arbeidsparticipatie van personen met een arbeidsbeperking. Het kabinet creëert immers de banen niet, dat doen de werkgevers. Het is wel de verantwoordelijkheid van het kabinet om de voorwaarden te scheppen waardoor mensen met arbeidsvermogen zoveel mogelijk aan het werk gaan. Werkgevers worden met de mobiliteitsbonus en de quotumregeling meer gestimuleerd om mensen met een arbeidsbeperking in te passen in hun organisatie. Gemeenten beschikken over een scala aan ondersteunende instrumenten. Het kabinet zet zich in samenwerking met gemeenten, VNG en UWV in om de dienstverlening aan werkgevers te verbeteren door werkgevers zoveel mogelijk te ontzorgen bij het in dienst nemen van mensen met een arbeidsbeperking. Dit gebeurt onder andere door de inzet van jobcoaches, werkplekaanpassingen en no-risk polissen. Het wordt daardoor voor werkgevers (financieel) aantrekkelijk en eenvoudig om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Zie tevens het antwoord op vragen 71 en 202.
51.
Wat heeft het overleg met betrokken partijen tot nu toe opgeleverd?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 5.
52.
Kunnen de verschillende partijen zich vinden in de plannen van de regering? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
De overleggen met de verschillende partijen vinden in een open en constructieve sfeer plaats. De gesprekken over vormgeving van de Participatiewet zijn nog volop gaande. Het is derhalve nog te vroeg om hieraan conclusies te verbinden.
53.
Wat zijn de oorzaken van de lagere arbeidsparticipatie van personen met een beperking of grote afstand tot de arbeidsmarkt?
Antwoord
In de Contourenbrief is, mede onder verwijzing naar de analyses van de commissie De Vries, uiteengezet dat het beter kan en moet met de WWB, Wajong en Wsw. Dit zijn regelingen met verschillende uitvoerders, verschillende regimes van rechten en plichten en financiering die alleen historisch zijn te verklaren. Met de Participatiewet komt er één regeling voor iedereen die kan werken. Voorts vraagt het kabinet van werkgevers door middel van de voorgenomen quotumregeling hun deuren wijder open te zetten voor mensen met een beperking. Een integrale aanpak is van groot belang. De voorgenomen decentralisaties stellen gemeenten daartoe in staat.
54.
Wat bedoelt de regering met een «stok achter de deur» voor werkgevers?
Antwoord
Het quotum is geen vrijblijvend systeem: het kabinet bouwt in zes jaar een quotum op van 5% procent voor bedrijven voor het aannemen van arbeidsgehandicapten. Wanneer een bedrijf niet aan het quotum voldoet volgt een boete van € 5000 per werkplaats voor een arbeidsgehandicapte.
Sociale partners hebben daarbij de mogelijkheid om tijdig alternatieven te ontwikkelen, mits deze binnen de (budgettaire) randvoorwaarden van het regeerakkoord blijven en hetzelfde effecten hebben voor wat betreft het creëren van plekken voor arbeidsgehandicapten bij reguliere werkgevers.
55.
Kan de regering uiteenzetten waarom in de visie van de regering de werkgevers – door een stok achter de deur – bereid zijn om personen met een beperking aan te nemen? Is dit niet gewoon wensdenken om de bezuinigingen, die gepaard gaan met het wetsvoorstel te realiseren?
Antwoord
Het doel van het quotum is het vergroten van het aantal werkplekken voor arbeidsgehandicapten bij reguliere werkgevers. De verplichting daartoe zullen werkgevers naar verwachting van het kabinet niet licht opvatten en zij zullen zich naar verwachting inspannen hieraan te voldoen. Naast de verplichting, krijgen werkgevers daarbij ook ondersteuning, bijvoorbeeld doordat de Participatiewet het instrument loondispensatie toevoegt aan de ondersteuningsmogelijkheden die gemeenten kunnen bieden. Door dit instrument kan een werkgever, als iemand verminderd productief is, het daarmee corresponderende loon betalen. Met ingang van 1 januari 2013 is verder de premiekorting voor arbeidsgehandicapte medewerkers omgevormd tot de mobiliteitsbonus. Deze is daarbij opgehoogd tot maximaal € 7000 per jaar (voor een periode van drie jaar). Voor mensen die met loondispensatie aan de slag gaan, gaat een mobiliteitsbonus gelden van maximaal € 3500 per jaar (voor een periode van 3 jaar)
56.
Is de regering bereid om twintig of dertig procent inkomen in te leveren omdat zij dan harder gaat werken? Zo nee, waarom gaat de regering daar wel vanuit voor personen met een beperking en lage inkomens?
Antwoord
Niemand gaat als gevolg van de Participatiewet twintig of dertig procent inleveren. De rechten en plichten van mensen die werkzaam zijn in de Wsw op 1 januari 2014 blijven gehandhaafd. Dat geldt ook voor de mensen die vóór 1 januari 2014 de Wajong instromen. De herbeoordeling van de huidige Wajongeren en de verlaging van de uitkeringshoogte voor de Wajongeren met arbeidsvermogen, zoals in de WWNV was voorzien, gaat niet door. Mensen met een lage arbeidsproduktiviteit, waardoor ze nu niet aan het werk komen, kunnen straks met het instrumentarium van de Participatiewet en het quotum aan de slag gaan en kunnen er dan in inkomen op vooruit gaan.
57.
Wat kost armoede, ziekte en criminaliteit als gevolg van werkloosheid en oneerlijke verdeling de samenleving?
Antwoord
Het kabinet is het met de leden van de SP-fractie eens dat werkloosheid en een hoge mate van ongelijkheid in de samenleving ongewenst zijn. Het kabinet is dan ook blij dat het kan constateren dat Nederland bij de landen met de laagste ongelijkheid hoort. Zo zijn er in Europa nauwelijks landen met een lagere Gini-coefficient (de meest gehanteerde maat voor inkomensongelijkheid) en de Nederlandse armoedecijfers zijn zelfs nog iets beter. De werkloosheid is sinds het uitbreken van de crisis opgelopen, maar ook op dit vlak presteert Nederland nog steeds relatief goed. Nederland maakt dus geen kosten, maar profiteert juist van onze relatief sterke arbeidsmarkt en relatief gelijkmatige verdeling. Daarnaast is het Nederlandse vangnet bij werkloosheid of ziekte effectief en erop gericht om mensen zo snel mogelijk weer aan het werk te krijgen. Het is goed dat we daarin blijven investeren.
58
Is het eigenlijke doel van de regering om het wettelijke minimumloon (WML) in Nederland af te schaffen? Zo nee, waarom laat de regering het WML dan wel los voor een heel aantal jaren voor personen met een arbeidsbeperking?
59.
Deelt de regering de mening dat sprake is van discriminatie? Zo nee, wat rechtvaardigt de regering om deze discriminatie van personen met een beperking of grote afstand tot de arbeidsmarkt te introduceren?
60.
Waarom kiest de regering niet voor inclusie en gelijkwaardigheid in plaats van exclusie, ongelijkwaardigheid en het creëren van tweederangs werknemers zonder fatsoenlijke rechten en salaris?
Antwoord op de vraag 58, 59 en 60
Het doel van het kabinet is niet om het wettelijk minimumloon af te schaffen. Het kabinet wil met de invoering van één regeling via de Participatiewet mensen die nu nog aan de kant staan en niet zelfstandig het minimumloon kunnen verdienen kansen bieden op een plek op de arbeidsmarkt. Het kabinet vindt dat hier geen sprake is van discriminatie of uitsluiting. Het biedt mensen juist kansen om deel te nemen aan de samenleving en zoveel mogelijk zelf te voorzien in het levensonderhoud.
61.
De regering licht toe een nieuw fundament te hebben gelegd voor de Participatiewet, waarin signalen en kanttekeningen uit de samenleving en de Kamer worden verwerkt. Waarom mist de regering dan de belangrijkste signalen namelijk dat deze plannen financieel onhaalbaar zijn en Nederlanders ook in de toekomst eerlijk werk voor een eerlijk loon verlangen voor personen met een beperking?
Antwoord
Zoals in het antwoord op vraag 5 ben ik volop in gesprek met de betrokken partijen bij de Participatiewet. De financiële aspecten van de Participatiewet komen daarbij ook aan de orde. VNG, Divosa en Cedris hebben hun zorgen kenbaar gemaakt over de omvang van de middelen die onder de Participatiewet beschikbaar zijn om mensen aan het werk te helpen. Geen van deze partijen heeft aangegeven dat de plannen financieel onhaalbaar zijn. Het kabinet is van mening dat de financiële middelen en het instrumentarium dat beschikbaar komt om mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen, waaronder de mobiliteitsbonus en het quotum voor werkgevers, bijdragen aan de doelstelling van het kabinet om meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen bij reguliere werkgevers.
62.
Hoeveel personen, die kunnen werken, ontvangen een uitkering? Wat zal de Participatiewet hieraan veranderen?
Antwoord
Er zijn circa 1,5 miljoen mensen met een WW, arbeidsongeschiktheid of bijstandsuitkering (stand 2011). Van dit aantal kunnen naar schatting 500.000 personen werken (CBS). Door de Participatiewet zullen meer mensen die thans een uitkering hebben, aan de slag gaan.
De vorming van één regeling bevordert de focus op participatie. Gemeenten kunnen, in samenhang met de andere decentralisaties, integraal beleid voeren voor mensen, gericht op hun participatie. De participatiewet biedt gemeenten daartoe ook de instrumenten zoals de inzet van re-integratie, ondersteuning, begeleiding, loondispensatie etc. Het kabinet werkt een quotumregeling uit. Daarvan zal een deel van de mensen met arbeidspotentieel kunnen profiteren. Dit geldt ook voor mensen met bijstand die tevens een arbeidshandicap hebben.
63
Waarop baseert de regering de veronderstelling dat het draagvlak voor sociale voorzieningen zonder draconische bezuinigingen in de toekomst zou verdwijnen?
Antwoord
Zonder ingrijpende maatregelen wordt het sociale stelsel onbetaalbaar, waardoor de voorzieningen voor toekomstige generaties zwaar onder druk komen te staan. Zo zal naar verwachting het beroep op de Wajong zonder maatregelen verdubbelen naar meer dan 400.000 mensen in 2045.
Door de vergrijzing wordt de vraag naar zorg groter. En door de vergrijzing en de ontgroening zijn er op termijn minder mensen beschikbaar die ons sociale stelsel financieel moeten dragen. Dat betekent dat ook voor het financiële draagvlak van ons sociale stelsel van belang is dat iedereen die in staat is om te werken, ook daadwerkelijk aan de slag gaat.
Juist in deze economisch moeilijke tijden moet een kabinet realistische en soms scherpe keuzes maken in de wijzigingen van het sociale stelsel. Bij het maken van die keuzes hanteert het kabinet rechtvaardigheid en een evenwichtige verdeling als belangrijke uitgangspunten.
Het kabinet neemt dan ook afstand van het woord «draconisch» dat de fractie van de SP in zijn vraag heeft opgenomen. Met de Participatiewet en de quotumregeling beoogt het kabinet juist meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te krijgen. Iedereen verdient het immers om het beste uit zich zelf te halen. Dat biedt mensen de mogelijkheid er ook financieel op vooruit te gaan.
64
Is het juist niet de regering, die de solidariteit in de samenleving ondergraaft door onder andere plannen om de sociale werkplaatsen af te breken en werkzoekenden onder het WML te laten werken?
Antwoord
De Contourenbrief licht toe dat het kabinet met de vorming van één regeling aanzienlijke verbeteringen doorvoert ten opzichte van de huidige situatie. Nu is de regelgeving versnipperd en nodigt niet altijd uit tot participatie. Het kabinet wil met de Participatiewet meer kansen bieden aan mensen die nu nog aan de kant staan. Juist met het oog op het behouden van de solidariteit in de samenleving, onder andere door bescherming te kunnen blijven bieden aan de mensen die het echt nodig hebben.
65.
Zouden de leden van de regering door het ijs zakken wanneer zij langdurig van het sociaal minimum of zelfs van minder zouden moet rondkomen, terwijl het leven steeds duurder wordt en de werkloosheid groeit?
Antwoord
Het kan iedereen overkomen dat je een ongeluk krijgt of anderszins in een uitkering terecht komt. In Nederland hebben we voor dat soort situaties een sociaal vangnet. Het kabinet is van mening dat de Participatiewet gaat bijdragen aan een solide, houdbaar sociaal zekerheidsstelsel, dat mensen stimuleert om zoveel als mogelijk te voorzien in hun eigen bestaansmiddelen. Voor de mensen die daarbij ondersteuning nodig hebben biedt de Participatiewet het instrumentarium. Zoals in het antwoord op vraag 56 uiteen is gezet kunnen mensen met een lage arbeidsproductiviteit er in inkomen op vooruit gaan als zij aan het werk gaan met het instrumentarium van de Participatiewet en het quotum.
66.
Op welke manier worden personen met een beperking en uitkeringsgerechtigden betrokken bij de plannen van de regering?
Antwoord
Bij de nadere uitwerking van de Participatiewet wil het kabinet belanghebbende partijen nauw betrekken. De mensen zelf zijn daarbij vanzelfsprekend van groot belang. Ik ben met hen in gesprek via werkbezoeken en via overleg met cliëntenorganisaties. Zo hebben de eerste gesprekken met de Landelijke Cliëntenraad en met de Sociale Alliantie (een netwerk van organisaties dat kennis verzamelt over de dagelijkse werkelijkheid van mensen met een laag inkomen) al plaatsgevonden. In de komende periode worden deze gesprekken voortgezet.
67.
Wat verstaat de regering onder de «efficiencyverbetering van de SW-sector» en wat moeten gemeenten hiermee in zes jaar bereiken?
Antwoord
Het kabinet is van mening dat een efficiencyverbetering in de sociale werkvoorziening nodig en haalbaar is. Deze efficiencyverbetering kan onder meer worden bereikt door mensen zoveel mogelijk te laten werken bij reguliere werkgevers, vermindering van overhead en afbouw van onrendabele werksoorten. Daardoor kunnen kosten worden bespaard en opbrengsten worden verhoogd. De sector kan hierdoor op termijn met minder middelen toe. In de opbouw van het participatiebudget is met deze efficiencyverbetering rekening gehouden. Zie ook het antwoord op vraag 33 en vraag 44.
68
Kan de regering toelichten wat precies wordt bedoeld met «per 1 januari 2015 gaat de nieuwe wet ook voor bestaande gevallen in de WSW gelden»? Betekent dit dat per 1 januari 2015 de huidige werknemers onder het regime van de Participatiewet komen te vallen?
Antwoord
Deze passage geeft aan dat de quotumregeling ook rekening zal houden met de bestaande werknemers in de Wsw. Zoals aangegeven in het regeerakkoord wijzigen de rechten en plichten van deze groep niet door het afsluiten van de Wsw en het aanpassen van de Wajong. Wel is het denkbaar dat iemand die een Wsw-indicatie heeft en bijvoorbeeld op de wachtlijst Wsw staat of uitvalt uit een Wsw-betrekking, bij een reguliere werkgever aan de slag kan. Deze passage geeft aan dat als iemand een Wsw-indicatie had voorafgaand aan de reguliere baan die hij gaat doen, dit onder het quotum zal vallen.
69.
Kan de regering garanderen dat de huidige werknemers van de sociale werkplaatsen oude rechten (en het huidige salaris) behouden?
Antwoord
Zoals ook in antwoord op vraag 36 is aangegeven, veranderen de wettelijke rechten en plichten van mensen die werkzaam zijn in de sociale werkvoorziening met een Wsw-indicatie als gevolg van het regeerakkoord niet. De arbeidsvoorwaarden zijn en blijven de verantwoordelijkheid van de sociale partners (vakbonden en gemeenten). Hierin is het kabinet geen partij.
70.
Kan de regering een overzicht geven waarin de afbouw van de sociale werkplaats in aantallen werknemers (arbeidsplekken) tot en met 2025 wordt weergegeven?
Antwoord
De grafiek op bladzijde 9 van de Contourenbrief laat zien dat de afbouw van de bestaande Wsw-plaatsen geleidelijk zal plaatsvinden. Volgens de curve in deze grafiek resteren er in 2025 nog circa 40.000 Wsw-plekken. Het kabinet heeft hierbij gerekend met een autonome afbouw van het zittend bestand met circa 5000 arbeidsplekken per jaar in de eerste jaren. Daarmee verloopt de veronderstelde afbouw via een voorzichtiger pad dan was verondersteld bij de WWNV. Toen werd uitgegaan van een afbouwtempo van 6000 plekken per jaar. Hierdoor hebben gemeenten meer financiële ruimte in het gebundelde re-integratiebudget dan onder de WWNV.
71.
Kan de regering een opbouw geven van de reguliere arbeidsplekken, die het quotum moet opleveren tot en met 2025?
Antwoord
Doorrekening van een door UWV aangeleverde database met gegevens van alle werkgevers met meer dan 25 medewerkers toont aan dat een quotum van 5% ongeveer 170.000 extra voltijds werkplekken beslaat. Uitgaande van 1 januari 2015 als ingangsdatum en een ingroeipad van 6 jaar betekent dat vanaf 2015 tot 2021 jaarlijks ruim 28.000 mensen met een beperking extra aan de slag moeten komen om het quotum volledig te vervullen.
72.
Kan de regering toelichten op welke wijze gemeenten beschut werk als voorziening moeten organiseren en welke wettelijke kaders daarbij van kracht zijn?
Antwoord
De vormgeving van «beschut werk» en de bijbehorende wettelijke kaders, zijn onderdeel van de nadere uitwerking van de Participatiewet, waaraan thans wordt gewerkt en waarover ik nog met de bij die uitwerking betrokken partijen gesprekken voer.
73
Welke criteria gelden om in aanmerking te komen voor deze voorziening van beschut werk?
Antwoord
Gemeenten krijgen beleidsvrijheid om de voorziening beschut werk te organiseren. Welke criteria gaan gelden, is onderdeel van de nadere uitwerking van de Participatiewet, waaraan thans wordt gewerkt en waarover ik nog met de bij die uitwerking betrokken partijen gesprekken voer.
74.
Is het waar dat met de afbouw van de sociale werkplaatsen ook de collectieve arbeidsovereenkomst voor werknemers in de sociale werkplaatsen wordt geschrapt?
Antwoord
De collectieve arbeidsovereenkomst is de verantwoordelijkheid van de sociale partners (vakbonden en gemeenten). Hierin ben ik geen partij.
75.
Wat betekent de invoering van de Participatiewet precies voor werknemers, die op 1 januari 2014 op de wachtlijst voor de sociale werkplaatsen staan?
Antwoord
Zie antwoord op vraag 37.
76.
Als personen op 1 januari 2014 op de wachtlijst voor de sociale werkplaats staan, vallen zij dan onder nieuwe instroom?
Antwoord
Zie antwoord op vraag 37
77.
Is het waar dat nieuwe instroom geen recht meer heeft op een beschutte of beschermde werkplaats?
Antwoord
Vanaf invoering van de Participatiewet is er geen sprake meer van nieuwe instroom in de Wsw. Mensen die op dat moment geen wsw-dienstbetrekking hebben, vallen, voor zover zij tot de gemeentelijke doelgroep behoren, onder de Participatiewet. Gemeenten hebben de vrijheid om te bepalen welke ondersteuning mensen nodig hebben. Het bieden van een beschutte werkplek kan een dergelijke vorm van ondersteuning zijn.
78.
Wat betekent de nieuwe Participatiewet voor iemand, die op dit moment «begeleid werkt» of is gedetacheerd bij een reguliere werkgever en een terugkeergarantie heeft naar de sociale werkplaats?
Antwoord
Als mensen bij invoering van de Participatiewet vanuit de Wsw zijn gedetacheerd bij een reguliere werkgever, dan hebben zij een Wsw-dienstbetrekking. Voor deze mensen verandert er niks aan hun rechten en plichten. Zij houden hun Wsw-dienstbetrekking.
Voor wat betreft «begeleid werken»: dit is onderdeel van de nadere uitwerking van de Participatiewet, waaraan thans wordt gewerkt en waarover ik nog met de bij die uitwerking betrokken partijen gesprekken voer.
79.
Als iemand werkloos wordt, komt hij of zij dan in de nieuwe gemeentelijke voorziening of kan hij of zij terugkeren naar de sociale werkplaats?
Antwoord
De vraag of iemand na beëindiging van een begeleid werken- of Wsw-dienstbetrekking terug kan keren naar de sociale werkplaats is onderdeel van de nadere uitwerking van de Participatiewet, waaraan thans wordt gewerkt en waarover ik nog met de bij die uitwerking betrokken partijen gesprekken voer. Met de invoering van de Participatiewet wordt de Wsw voor nieuwe instroom gesloten.
80.
Krijgen gemeenten de plicht om een voorziening beschut werk te organiseren of is dit een vrijblijvende aangelegenheid? Mocht dit een vrijblijvende aangelegenheid zijn, wat betekent dit dan voor personen, die zijn aangewezen op beschut werk?
Antwoord
In de Participatiewet krijgen gemeenten een breed instrumentarium. Het kabinet wil gemeenten de vrijheid geven om te bepalen welke ondersteuning mensen nodig hebben. Eén van de instrumenten die door de gemeenten kan worden ingezet is de voorziening beschut werk. Gemeenten krijgen in de structurele situatie middelen voor 30.000 beschutte plaatsen. De aanvullende uitkering voor deze mensen wordt vanuit het inkomensdeel WWB gefinancierd en is afgestemd op maximaal 100% van het minimumloon. Bij de berekening van het macrobudget inkomensdeel WWB wordt hiermee rekening gehouden. Inzet van andere instrumenten kunnen worden gefinancierd uit het bestaande re-integratiebudget.
81.
Hebben werknemers met een beperking recht op de gemeentelijke voorziening voor beschut werk?
Antwoord
Dit is onderdeel van de nadere uitwerking van de Participatiewet, waaraan thans wordt gewerkt en waarover ik nog met de bij die uitwerking betrokken partijen gesprekken voer.
82.
Is de gemeentelijke voorziening voor beschut werk straks onderdeel van de taak van gemeenten of kan dit door gemeenten of afstand worden gezet of worden uitbesteed aan partners?
Antwoord
Het uitgangspunt is beleidsvrijheid voor gemeenten. Gemeenten kunnen binnen de wettelijke kaders bepalen hoe ze de voorziening voor beschut werk vormgeven. Er zijn verschillende verschijningsvormen mogelijk. De nadere vormgeving van de voorziening beschut werk, is onderdeel van de nadere uitwerking van de Participatiewet, waaraan thans wordt gewerkt en waarover ik nog met de bij die uitwerking betrokken partijen gesprekken voer.
83.
Worden de zorgplicht en het wachtlijstbeheer voor gemeenten als het gaat om personen met een indicatie voor de sociale werkplaats geschrapt?
Antwoord
Met de invoering van de Participatiewet is er geen mogelijkheid meer om in te stromen in de Wsw. Dientengevolge bestaat er ook geen wachtlijst meer en komen de zorgplicht en het wachtlijstbeheer te vervallen voor mensen met een indicatie op de wachtlijst. Personen op de wachtlijst, voor zover zij behoren tot de doelgroep van de gemeenten, kunnen bij de gemeenten terecht voor ondersteuning op grond van de Participatiewet.
84.
Welke eventuele consequenties hebben het mogelijk schrappen van de zorgplicht en het wachtlijstbeheer voor gemeenten voor personen met een indicatie voor de sociale werkplaats?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 83.
85.
Blijft de periodieke herindicatie voor personen met een indicatie voor de sociale werkplaats bestaan?
Antwoord
Ja. De mogelijkheid van herindicatie is onderdeel van de huidige rechten en plichten van de mensen die met een indicatie in de sociale werkvoorziening werkzaam zijn.
86.
Erkent de regering dat een baan in de sociale werkplaats voor personen met een indicatie aan hen economische zelfstandigheid geeft?
Antwoord
Zowel een baan in de sociale werkvoorziening als daarbuiten kan een mate van economische zelfstandigheid geven. Het huidige stelsel is teveel een vangnet en te weinig een springplank naar financiële en economische zelfstandigheid. Met de Participatiewet wil het kabinet voorkomen dat mensen in het vangnet blijven en te weinig gebruik kunnen maken van de mogelijkheden die zij hebben.
87.
Welk type dienstverbanden heeft de regering voor personen met een beperking in petto na invoering van de Participatiewet?
Antwoord
Het kabinet wil dat mensen kunnen meedoen in de samenleving. Bij voorkeur via een reguliere baan, maar als dat (nog) een brug te ver is, door op een andere manier te participeren in de samenleving (bijvoorbeeld via beschut werk of vrijwilligerswerk). Om te bevorderen dat de banen voor mensen met een arbeidsbeperking tot stand komen, komt dit kabinet met een quotumregeling. De dienstverbanden voor mensen met beperkingen zijn niet anders dan voor mensen zonder beperkingen. De aard van een dienstverband is een zaak van werkgever en werknemer.
88.
Acht de regering economische zelfstandigheid van belang voor personen met een beperking en/of grote afstand tot de arbeidsmarkt? Wat is de doelstelling van de regering hierbij?
Antwoord
Het kabinet wil dat mensen zo veel mogelijk als volwaardige burgers participeren in onze samenleving. Participatie in de samenleving biedt mensen de mogelijk om zich te ontplooien, bij voorkeur via een reguliere baan, maar als dat nog niet kan, dan draagt op andere manieren meedoen ook bij aan volwaardig burgerschap.
Voor de meeste mensen zal een reguliere voltijdbaan in de regel leiden tot volledige economische zelfstandigheid. Voor mensen die vanwege beperkt arbeidsvermogen (nog) niet het wettelijk minimumloon kunnen verdienen, zal volledige economische zelfstandigheid niet of pas op langere termijn mogelijk zijn. Voor deze mensen geldt dat zij zo nodig, terug kunnen vallen op het sociale vangnet binnen ons sociale stelsel. Maar ook als werk niet (meteen) leidt tot volledige economische zelfstandigheid, vindt het kabinet het belangrijk dat mensen aan de slag gaan. Daarmee krijgen deze mensen, naast meer mogelijkheden om financieel er op vooruit te gaan, ook de mogelijkheid om zich verder te ontwikkelen en mee te doen in de samenleving.
89.
Gemeenten zijn straks niet meer verplicht om de beschutte werkplek van één van de drie werknemers, die de sociale werkplaats verlaten, op te vullen. Mogen gemeenten ook geen plekken beschikbaar stellen en bijvoorbeeld nul van de drie vrijgekomen werkplekken opnieuw invullen?
Antwoord
Gemeenten krijgen middelen beschikbaar om op termijn structureel 30.000 beschutte werkplekken te realiseren afgestemd op 100 procent van het minimumloon. De gemeenten krijgen binnen de wettelijke kaders van de Participatiewet de ruimte om daar een eigen lokale invulling aan te geven. Over de exacte invulling ben ik nog in gesprek met betrokkenen.
90.
Zijn gemeenten vrij te kiezen voor een sterfhuisconstructie van een SW-bedrijf?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 114.
91.
Kan iedereen, die op de wachtlijst staat, aanspraak maken op vrijkomende werkplekken?
Antwoord
Vanaf de inwerkintreding van de Participatiewet is er geen instroom meer mogelijk in de Wsw. Het aantal Wsw-plaatsen wordt geleidelijk afgebouwd. Onder de Participatiewet krijgen gemeenten een breed instrumentarium. Het kabinet wil gemeenten de vrijheid geven om te bepalen welke ondersteuning mensen nodig hebben. Eén van de instrumenten die door de gemeenten kan worden ingezet is de voorziening beschut werk.
92.
De leden van de SP-fractie constateren dat in totaal 30.000 werkplekken beschikbaar blijven in heel Nederland. Is het mogelijk dat in de praktijk bepaalde gemeenten zich meer gaan toeleggen op beschut werk, dan andere gemeenten?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 89.
93
Op welke wijze is wettelijk verankerd dat in elke gemeente beschutte werkplekken beschikbaar blijven voor personen met een beperking?
Antwoord
Dit vormt een onderdeel van de nadere uitwerking van de Participatiewet, waaraan thans wordt gewerkt en waarover ik nog met de bij die uitwerking betrokken partijen gesprekken voer.
94.
Behouden de werknemers, die in het verleden uit de sociale werkplaats met een terugkeergarantie zijn gedetacheerd of naar een begeleid werken plek zijn gegaan, de terugkeergarantie naar de werkplek, die zij hadden voordat zij werden «uitgeplaatst»? Of worden deze werknemers op de wachtlijst geplaatst voor een gemeentelijke beschutte werkplek?
Antwoord
Zie antwoord op vraag 78.
95.
Is het waar dat de gemeenten verantwoordelijk blijven voor de arbeidsvoorwaarden van personen, die met een indicatie werken in de sociale werkplaats? Zo ja, hoe verhoudt dat zich met de stelling dat het salaris van de werknemers op 100% van het WML wordt vastgezet?
Antwoord
De arbeidsvoorwaarden van mensen in de sociale werkvoorziening zijn en blijven de verantwoordelijkheid van sociale partners, in dit geval de gemeenten en de vakbonden. In de cao Wsw hebben gemeenten de mogelijkheid om nieuwe werknemers voor maximaal vijf jaar op 100% wettelijk minimumloon (WML) te belonen.
96
Is de regering van mening dat werknemers met een beperking, die naar vermogen werken, niet meer dan 100% van het WML verdienen?
Antwoord
Het kabinet wil dat alle mensen als volwaardige burgers kunnen meedoen aan onze samenleving. Mensen die nu nog aan de kant staan moeten een grotere kans krijgen om te participeren en waar mogelijk zelf in hun levensonderhoud te voorzien. Loonaanvulling biedt mensen die niet zelfstandig het minimumloon kunnen verdienen een kans om mee te doen op de arbeidsmarkt. Het totaal van loon en loonaanvulling groeit toe naar 100% van het WML. Het stelsel in Nederland kent vanuit het oogpunt van bescherming een minimumloon en een aan dat minimumloon verbonden sociaal minimum. Voor mensen die niet zelf het minimumloon kunnen verdienen is het zaak dat hun inzet om te werken lonend is. Het kabinet vindt het onlogisch dat loonaanvulling zou kunnen plaatsvinden tot boven het minimum beschermingsniveau voor werkenden. Dit brengt mee dat het totaal van loon en loonaanvulling niet meer dan 100% van het WML zal bedragen.
97.
Wat zijn de rechten op inkomensondersteunende toeslagen en voorzieningen bij salarissen tussen de 100% van het WML en 120% van het WML?
Antwoord
Figuur 2 schetst voor de zorgtoeslag, kindgebonden budget en huurtoeslag de hoogte van de toeslag naar inkomen3 vanaf 100% WML. De grafiek laat zien dat bij een brutoloon van 120% WML (€ 22.940) deze toeslagen allemaal nog niet volledig zijn afgebouwd. Uitzondering is de huurtoeslag voor een alleenstaande zonder kinderen. Naast deze toeslagen hebben huishoudens die gebruik maken van formele kinderopvang nog recht op de kinderopvangtoeslag. De kinderopvangtoeslag voor het eerste kind is pas volledig afgebouwd bij een verzamelinkomen van circa € 120.000.
Figuur 1
98.
Bij welk inkomensniveau bestaat geen enkel recht meer op toeslagen en andere inkomensondersteunende voorzieningen? Kan de regering hierover een uitgebreide toelichting geven?
Antwoord
Zie antwoord op vraag 97.
99.
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat gemeenten binnen de huidige wetgeving de financiering voor personen met een ernstige beperking met een factor van 1,25 krijgen gefinancierd. De nieuwe instroom voor beschut werk wordt sterk verminderd en zal vooral voor personen met een ernstige beperking nog toegankelijk zijn. Krijgen gemeenten in dat geval een vergoeding per werkplek van € 22.050 vermenigvuldigd met een factor 1,25? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Nee. Met de Participatiewet wil het kabinet het principe van één regeling voor de gehele doelgroep consequent doorvoeren. Voor de hele doelgroep, ongeacht of deze regulier of beschut werkt, komt loonaanvulling beschikbaar. De Wsw, die een afwijkend beloningsregime en afwijkende regelgeving heeft, zal vanaf 1 januari 2014 worden afgesloten voor nieuwe instroom. Gemeenten krijgen de ruimte om beschut werk te organiseren binnen de kaders van de Participatiewet. Het kabinet stelt hiervoor structureel middelen beschikbaar die zijn afgestemd op 100% van het minimumloon. Zoals aangegeven in de Contourenbrief is daarbij rekening gehouden met begeleidingskosten ad. € 5500 per persoon in het gebundeld re-integratiebudget en met een aanvullende uitkering die zal worden gefinancierd vanuit het inkomensdeel WWB. Bij de berekening van het macrobudget inkomensdeel WWB wordt hiermee rekening gehouden.
100.
Wat betekent concreet het behoud van huidige rechten en plichten?
Antwoord
Dit betekent dat de wettelijke bepalingen op grond van de Wsw van toepassing blijven op de groep mensen die met de inwerkingtreding van de Participatiewet met een Wsw-indicatie in de Wsw werkzaam zijn.
101.
Wat betekent het behoud van huidige rechten en plichten voor werknemers van een sociale werkplaats, die de deuren gaat sluiten, bijvoorbeeld TopCraft? Betekent dit dat werknemers met een tijdelijk contract, die worden ontslagen onder de zorgplicht van gemeenten blijven vallen?
Antwoord
Het niet verlengen van tijdelijke contracten betreft een beleidskeuze van de gemeenten. Een Wsw-dienstbetrekking is een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Een gemeente is niet verplicht om personen met een Wsw-indicatie een vaste dienstbetrekking aan te bieden of tijdelijke contracten om te zetten in een vast dienstverband. Mensen die niet langer werkzaam zijn in de Wsw kunnen, voor zover zij behoren tot de doelgroep van de gemeenten bij de gemeenten terecht voor ondersteuning op grond van de Participatiewet. Met de Participatiewet krijgen gemeenten een breed instrumentarium, waaronder de voorziening beschut werk, om de participatie van deze mensen te organiseren.
102.
Behouden ontslagen werknemers met een tijdelijk contract hun indicatie?
Antwoord
Het beëindigen van een tijdelijke aanstelling is, ook na inwerkingtreding van de Participatiewet geen aanleiding voor het vervallen van de Wsw-indicatie.
103.
Is het waar dat voor ontslagen werknemers het wachtlijstbeheer niet vervalt en zij recht blijven behouden op de plek op de wachtlijst waarop zij worden teruggeplaatst?
Antwoord
Op het moment dat de Wsw wordt afgesloten voor nieuwe instroom, vervalt het wachtlijstbeheer. Zie ook het antwoord op vraag 83. De vraag of iemand na beëindiging van een begeleid werken- of Wsw-dienstbetrekking terug kan keren naar de sociale werkplaats is onderdeel van de nadere uitwerking van de Participatiewet, waaraan thans wordt gewerkt en waarover ik nog met de bij die uitwerking betrokken partijen gesprekken voer.
104.
Hoeveel werknemers met een tijdelijk contract zijn sinds het aantreden van de vorige regering ontslagen of hun baan kwijtgeraakt?
Antwoord
Het niet verlengen van tijdelijke contracten betreft een beleidskeuze van de gemeenten. Het kabinet beschikt niet over een overzicht van het aantal mensen van wie het tijdelijk contract de afgelopen jaren is beëindigd. Uit de Wsw-statistiek blijkt wel dat in de afgelopen jaren circa 20% van de mensen die uitstromen uit de Wsw, dit doen in verband met het niet verlengen van tijdelijke contracten.
105.
Kan de regering de Kamer een overzicht per gemeente toesturen van het aantal werknemers met een tijdelijk contract dat sinds het aantreden van de vorige regering hun baan is kwijt geraakt?
Antwoord
Het kabinet beschikt niet over een dergelijk overzicht.
106.
Krijgen ontslagen werknemers – na beëindiging van de WW-rechten – te maken met de huishouduitkeringstoets, zoals deze voor bijstandsgerechtigden gaat gelden?
Antwoord
Als de huishouduitkeringstoets door het parlement wordt aangenomen, wordt bij de toepassing daarvan geen onderscheid gemaakt naar de reden voor het beroep op bijstand. Dus ook ontslagen werknemers – na beëindiging van de WW-rechten – kunnen hiermee te maken krijgen, als zij beroep doen op de bijstand en aan de van toepassing zijnde voorwaarden voldoen.
107.
Is het mogelijk dat werknemers na ontslag gaan vallen onder de Participatiewet en met een salaris onder het WML (loondispensatie) aan het werk worden gezet bij reguliere werkgevers?
Antwoord
Loonaanvulling wordt toegevoegd aan het re-integratieinstrumentarium van gemeenten. Loonaanvulling kan worden ingezet voor iemand die wel arbeidsmogelijkheden heeft, maar niet in staat is om zelfstandig het minimumloon te verdienen. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de ondersteuning bij arbeidsinschakeling van de doelgroep en, als het college daarbij het aanbieden van een voorziening noodzakelijk acht, voor het aanbieden van die voorziening. Iemand die ontslagen is uit een baan met een regulier loon en vanwege dat ontslag een werkloosheidsuitkering ontvangt, komt niet in aanmerking voor loonaanvulling. Hij of zij kan opnieuw een baan zoeken met een loon van tenminste het minimumloon.
108.
Hoe beoordeelt de regering het onderzoek (Nautus, februari 2012) waaruit blijkt dat huidige werknemers van de sociale werkplaats kunnen worden ontslagen om «bedrijfseconomische redenen», om hen vervolgens onder het wettelijk minimumloon aan het werk te zetten? Is dat wat de regering verstaat onder «behoud van rechten en plichten» en juiste uitvoering daarvan?
Antwoord
Een Wsw-werknemer is in dienst van de gemeente en heeft een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Daarmee geldt het ontslagrecht zoals neergelegd in het Burgerlijk Wetboek ook voor Wsw-werknemers, naast de regels die hiervoor zijn gesteld in de Wsw zelf.
Als ontslag wegens bedrijfseconomische redenen naar het oordeel van de gemeente aan de orde is, dan moet de werkgever op grond van de Wsw hierover advies vragen aan het UWV. Het UWV toetst een dergelijk voornemen aan de regels van het Ontslagbesluit zoals die ook voor andere werkgevers gelden. Het advies van het UWV is niet bindend. Mocht de gemeente besluiten tot ontslag om bedrijfseconomische redenen, dan heeft de Wsw-werknemer de mogelijkheid om naar de rechter te stappen voor een toets op kennelijk onredelijk ontslag.
Gemeenten beschikken op dit moment voor het realiseren van Wsw-werkplekken drie financieringsbronnen: de Rijksbijdrage, opbrengst uit exploitatie en een eventuele aanvullende bijdrage van de gemeente. Bij de invoering van de Participatiewet zullen de Wsw-middelen onderdeel gaan uitmaken van het ontschot participatiebudget. Gemeenten hebben daarmee de mogelijkheden om tekorten op de uitvoering van de Wsw op te vangen.
109.
Op welke wijze moeten de sociale werkplaatsen het verlies van 60.000 arbeidskrachten opvangen?
Antwoord
De afbouw van de Wsw-plaatsen vindt geleidelijk plaats over een periode van circa 40 jaar.
Dit betekent dat in de toekomst minder eigen productie in de sociale werkplaatsen zal plaatsvinden. De lange periode waarin deze reductie van plaatsen wordt gerealiseerd, maakt het mogelijk om tijdig te starten met een hervorming van de sociale werkplaatsen.
In het kader van de Participatiewet krijgen gemeenten de verantwoordelijkheid voor activering van een bredere groep van gedeeltelijk arbeidsgeschikte mensen. Het is aan gemeenten om hieraan uitvoering te geven. Daarbij hebben gemeenten de mogelijkheid om de expertise van de sw-bedrijven in te zetten. Het is aan gemeenten daarin een keuze te maken.
110.
Welke invloed heeft het verlies van 60.000 arbeidskrachten in de sociale werkplaatsen op de productie en de toekomstbestendigheid van de sociale werkplaatsen?
Antwoord
Zie antwoord op vraag 109.
111.
Acht de regering het wenselijk dat meer sociale werkplaatsen de deuren moeten sluiten vanwege de bezuinigingen?
Antwoord
Zie antwoord op vraag 114.
112.
Is de regering voornemens in te grijpen wanneer sociale werkplaatsen in Nederland failliet dreigen te gaan?
Antwoord
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wsw, voor de wijze waarop wordt samengewerkt met sw-bedrijven en voor een verantwoord financieel beheer. Mocht er bij een sw-bedrijf sprake zijn van een (dreigend) faillissement, dan is het aan de betrokken gemeenten om passende maatregelen te nemen. Het Rijk heeft hierin geen rol.
113.
Laat de regering met invoering van de Participatiewet de visie dat de sociale werkplaatsen een leerwerkbedrijf moeten zijn varen?
Antwoord
De Wsw beoogt te bevorderen dat Wsw-geïndiceerden in een zo regulier mogelijke omgeving aangepast kunnen werken, daar waar de capaciteiten en mogelijkheden dit toelaten. Een Wsw-er heeft de plicht om mee te werken aan het behoud dan wel het bevorderen van zijn arbeidsbekwaamheid voor zover hij daartoe in staat wordt geacht (artikel 6 lid 1 Wsw). De invoering van de Participatiewet verandert aan deze uitgangspunten van de Wsw niets.
114.
Kan de regering toelichten waarom wordt gekozen voor een sterfhuisconstructie voor de sociale werkplaatsen?
Antwoord
Met de invoering van één regeling via de Participatiewet willen wij mensen meer kansen bieden en het principe van één regeling voor de gehele doelgroep consequent doorvoeren. Gemeenten krijgen daarvoor de vrijheid om te bepalen welke ondersteuning mensen nodig hebben. Daarom wordt de huidige Wsw met de inwerkingtreding van de Participatiewet, beoogd vanaf 1 januari 2014, afgesloten voor nieuwe instroom. Daarmee wordt de bestaande Wsw stapsgewijs afgebouwd.
Tegelijk geldt voor de mensen met een Wsw-indicatie die op 31 december 2013 in de sw-sector werkzaam zijn dat zij hun huidige rechten en plichten behouden.
Gemeenten blijven verantwoordelijk voor de huidige doelgroep van de Wsw, en worden daarnaast verantwoordelijk voor de organisatie van het nieuwe «beschut werk» en de re-integratie van de doelgroep van de Participatiewet. Het is aan gemeenten, al dan niet in samenspraak met de sw-sector, om keuzes te maken in de wijze waarop de door het Rijk toegekende middelen worden ingezet en hoe de organisatie daarop wordt ingericht. Op deze verschillende onderdelen kunnen sw-bedrijven een rol hebben.
115.
Blijven op grond van de Participatiewet detachering en groepsdetachering mogelijk?
Antwoord
Ja. Gemeenten krijgen onder de Participatiewet de ruimte om te bepalen welke voorzieningen mensen nodig hebben, waaronder nieuw beschut werk. (Groeps-)detachering kan daarbij een variant zijn.
116.
Worden, in het geval dat detachering op grond van de Participatiewet mogelijk blijft, werknemers vanuit de gemeente gedetacheerd of blijft de sociale werkplaats een schakel in de constructie om mensen bij reguliere werkgevers aan de slag te krijgen? Als de sociale werkplaats een schakel in de constructie blijft: wat is dan de reden om de Wsw zo drastisch te wijzigen, terwijl er in de praktijk niets wijzigt?
Antwoord
Detachering op grond van de Participatiewet blijft mogelijk. De wijze waarop detachering wordt georganiseerd blijft een verantwoordelijkheid van gemeenten.
117.
Moeten werkgevers een persoon met een beperking in dienst nemen of is detachering ook voldoende om aan het quotum te voldoen?
Antwoord
De nadere uitwerking van de quotumregeling vindt nog plaats.
118.
Wat is de bestemming van middelen, die worden opgebracht door de boetes, die worden opgelegd bij het quotum?
Antwoord
Het primaire doel van het quotum is het vergroten van het aantal werkplekken voor arbeidsgehandicapten bij reguliere werkgevers en niet het genereren van opbrengsten. Het kabinet staat daarnaast voor de opdracht de overheidsfinanciën op orde te brengen. Daarom draagt ook de opbrengst van deze maatregel mee aan het terugdringen van het begrotingstekort.
119.
Komen de middelen, die worden opgebracht uit boetes, weer ten goede aan de doelgroep? Zo ja, op welke wijze?
Antwoord
Zie antwoord op vraag 118.
120.
Op welke wijze wordt de begeleiding en werkplekaanpassing bij reguliere werkgevers binnen het quotum geregeld?
Antwoord
Gemeenten beschikken over een breed scala aan instrumenten om werkgevers en mensen met een arbeidsbeperking te ondersteunen bij het vervullen van een werkplek. Te denken valt onder meer aan inzet van loonaanvulling, begeleiding, zoals jobcoaching, no-riskpolis of aanpassing van de werkplek.
121.
Is het werkgevers bij de invulling van het quotum verboden om additionele werkzaamheden aan te bieden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Zie antwoord op vraag 117
122.
Hoe zijn de 100.000 banen, die het quotum oplevert, precies zijn berekend?
123.
Kan de regering de «voorlopige rekenveronderstellingen? aan de Kamer toezenden?
125.
Welk deel van het aantal banen zal de komende vijf jaar worden gerealiseerd?
Antwoord op vraag 122, 123 en 125
Ten tijde van het opstellen van het regeerakkoord is de rekenveronderstelling gemaakt dat het quotum volledig wordt benut als op den duur minimaal 100.000 mensen met een arbeidsbeperking extra aan het werk komen.
Bij de nadere uitwerking is naar voren gekomen dat het aantal werkplekken dat gemoeid is met een quotum van 5% bij grote werkgevers groter is dan in de rekenveronderstellingen die bij het regeerakkoord zijn gebruikt. Daarbij is rekening gehouden met het aantal arbeidsgehandicapten dat reeds werkzaam is bij werkgevers met meer dan 25 medewerkers, waaronder Wsw’ers en Wajongers met reguliere arbeidsovereenkomsten.
Doorrekening van een door UWV aangeleverde database met gegevens van alle werkgevers met meer dan 25 medewerkers toont aan dat een quotum van 5% ongeveer 170.000 extra voltijds werkplekken beslaat. Overigens komt een aantal van circa 40.000 daarvan voor rekening van overheidswerkgevers in brede zin.
Uitgaande van 1 januari 2015 als ingangsdatum en een ingroeipad van 6 jaar moeten er na zes jaar 170.000 mensen met een beperking extra aan de slag komen om het quotum volledig te vervullen.
124.
Welke garantie geeft de regering voor het aantal banen dat de regering gaat creëren voor personen met een beperking?
Antwoord
Het kabinet kan geen garanties geven voor het aantal banen dat de quotumregeling creëert. Uiteindelijk zijn het de werkgevers die banen creëren en mensen in dienst nemen. Het kabinet vergroot wel de financiële prikkel voor werkgevers om mensen met een arbeidsbeperking aan te nemen.
126.
Hoeveel personen met een beperking werken bij de rijksoverheid en zijn in vaste dienst (uitgesplitst naar voormalige uitkering)? Voldoet het Rijk hiermee aan de 1%-norm?
Antwoord
Bij het Rijk werkten in 2011 994 mensen met een Wsw, Wajong of WIA-indicatie. Hiermee voldeed het Rijk nog niet aan de 1% norm (110.006 FTE in 2011), zoals bij brief van 28 april 2011 met de Tweede Kamer is afgesproken (TK, 2010–2011, 32 501, nr.13). De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft hierover in de aanbiedingsbrief van het Jaarverslag Bedrijfsvoering 2011 gerapporteerd (TK, 2011–2012, 31 490, nr. 88).
Er wordt niet geregistreerd of men een beperking heeft. Registratie van beperkingen is op grond van de Wet bescherming Persoonsgegevens niet toegestaan. Het Rijk registreert op basis van ontvangen uitkeringen. Die gegevens worden versleuteld vastgelegd. Er is dus niet te zien wat de aard van de beperking is en evenmin op wie de beperking betrekking heeft, slechts dat een bepaald aantal mensen een Wajong-, WIA- of Wsw-uitkering of vergoeding heeft.
Er wordt bij de telling geen onderscheid gemaakt naar dienstverband.
De telling voor 2012 loopt op dit moment. De resultaten worden gemeld in het Jaarverslag Bedrijfsvoering Rijk 2012.
127.
Welke doelstelling heeft de regering voor de aantallen van in dienst te nemen personen met een arbeidsbeperking?
Antwoord
Op dit moment is de doelstelling 1% van de formatie in fte’s. Vanaf 2015 volgt het Rijk de doelstelling uit het regeerakkoord.
128.
Welke bestaande instrumenten ter ondersteuning van werkgevers voor het in dienst nemen van personen met een arbeidsbeperking zijn er?
Antwoord
Er zijn diverse instrumenten om werkgevers te ondersteunen voor het in dienst nemen van mensen met een arbeidsbeperking. Te denken valt onder meer aan inzet van begeleiding, zoals jobcoaching, de inzet van loondispensatie, de mobiliteitsbonus, no-riskpolis of aanpassing van de werkplek. Daarnaast is een goede werkgeversdienstverlening via bijv. werkgeversservicepunten van groot belang.
129.
Tot welke resultaten hebben de instrumenten ter ondersteuning van werkgevers voor het in dienst nemen van personen met een arbeidsbeperking geleid?
Antwoord
Het is niet goed mogelijk om het geïsoleerd effect van deze instrumenten weer te geven. Uit de eerder genoemde monitor arbeidsparticipatie 2012 UWV blijkt wel dat het aantal werkende Wajongers tussen 2008 en 2011 is toegenomen (van ca. 46.000 tot ca. 54.000) en dat met name de inzet van loondispensatie en jobcoach vaak voorkomt bij werkende Wajongers.
130.
Waarom wordt de premiekorting voor arbeidsgehandicapten omgevormd tot mobiliteitsbonus?
Antwoord
In het kader van de wet mobiliteitsbonussen (Stb. 2012, 323) is de premiekorting omgevormd tot mobiliteitsbonus. De mobiliteitsbonus is vanaf 1 januari 2013 van kracht en voorziet in vergroting van het financieel voordeel voor werkgevers die oudere uitkeringsgerechtigden of mensen met een arbeidsbeperking in dienst nemen. Het financieel voordeel bedraagt maximaal drie jaar € 7000 per jaar. Voor Wajongers die met loondispensatie gaan werken bedraagt het financieel voordeel maximaal drie jaar € 3500 per jaar. Op grond van de Participatiewet zal de mobiliteitsbonus ook beschikbaar komen voor mensen uit de Participatiewet die met loondispensatie gaan werken.
131.
Wat is het verschil tussen de premiekorting voor arbeidsgehandicapten en de mobiliteitsbonus?
Antwoord
De mobiliteitsbonus wordt de werkgever verstrekt in de vorm van een premiekorting op de werknemersverzekeringen. De bedragen zijn hoger dan de eerdere premiekorting en afgestemd met de bedragen voor het in dienst nemen van oudere uitkeringsgerechtigden.
132.
Krijgen personen met een arbeidsbeperking en werkgevers ook recht op ondersteuning bij introductie van het quotum?
Antwoord
Gemeenten beschikken over een breed scala aan instrumenten om werkgevers en mensen met een arbeidsbeperking te ondersteunen bij het vervullen van een werkplek. Te denken valt onder meer aan inzet van loonaanvulling, begeleiding, zoals jobcoaching, no-riskpolis of aanpassing van de werkplek. Daarnaast zal het kabinet werkgevers ondersteunen met voorlichting en krijgen werkgevers de tijd om toe te groeien naar de 5%-norm).
133.
Tegen welke administratieve lasten lopen werkgevers op om personen met een beperking in dienst te nemen?
Antwoord
Onderzoek4 geeft aan dat dit betrekking kan hebben op: dienstverlening door de uitvoerder (gemeente, UWV), het re-integratiebureau, de doorlooptijd voor het aannemen van een kandidaat, onvoldoende bestandskennis waardoor ongeschikte kandidaten worden gepresenteerd, formulieren en onzekerheid over toekenning voorzieningen.
De afgelopen jaren zijn maatregelen genomen, zoals het inrichten van werkgeversservicepunten, om dergelijke obstakels voor het aannemen van Wajongers zoveel mogelijk te voorkomen.
134.
Welke onderzoeken met resultaten zijn de regering bekend over de oorzaken en mogelijke oplossingen voor het al dan niet in dienst nemen van personen met een beperking door werkgevers?
Antwoord
Er zijn de laatste jaren diverse onderzoeken verricht naar oorzaken en mogelijke oplossingen voor het al of niet in dienst nemen van personen met een beperking door werkgevers. 5 Hoewel de focus van deze onderzoeken verschilt is een algemene noemer dat werkgevers bereid zijn mensen met arbeidsbeperkingen in dienst te nemen.
Uit onderzoek dat verricht is voor de tweede Wajongmonitor (Kamerstukken II, 29 817, nr. 73) blijkt onder meer dat een groot deel van de werkgevers vindt dat het aannemen van Wajongers tot hun maatschappelijke verantwoordelijkheid behoort en dat een actieve werkgeversdienstverlening noodzakelijk is. Een deel van de werkgevers heeft een minder positief beeld over de productiviteit van Wajongers, het vermogen om in teamverband te werken en de noodzakelijke begeleiding. Recent verricht onderzoek, verricht in opdracht van Cedris, bevestigt dit beeld. Uit dit onderzoek komt naar voren dat de beeldvorming erg belangrijk is voor het al of niet aannemen van mensen met beperkingen. Werkgevers die niet met de doelgroep werken, hebben een negatiever beeld van de doelgroep en zien ook minder kansen en mogelijkheden. Dit onderzoek onderstreept het belang om de combinatie van maatschappelijk en economisch voordeel meer onder de aandacht te brengen en, bijvoorbeeld via werkgevers die als ambassadeurs optreden, om concrete voorbeelden te laten zien. 6
135.
Op welke aannames stoelt de regering de veronderstelling dat financiële prikkels bij werkgevers hen ertoe zal bewegen banen te creëren voor personen met een beperking?
Antwoord
Werkgevers zijn onderdeel van onze samenleving. Zij hebben individueel en collectief een verantwoordelijkheid voor en belang bij een samenleving waarin mensen meedoen. Omdat ze onderdeel zijn van de samenleving, om voldoende personeel te kunnen inzetten, maar ook om het dure beroep op sociale voorzieningen te voorkomen.
Het verankeren van de norm dat werkgevers mensen met een beperking aannemen, zal er naar verwachting toe leiden dat werkgevers zich ook zullen inspannen hieraan te voldoen. De financiële gevolgen van het niet voldoen, zullen dat gedrag naar verwachting ook aanmoedigen en bevestigen. De aannames die het kabinet maakt, te weten dat werkgevers zich zullen inspannen om de wet uit te voeren en dat het verbinden van negatieve financiële gevolgen aan het niet voldoen aan de wet, de uitvoering van de wet bevordert, zijn niet onredelijk. Het Centraal Planbureau (CPB) heeft deze aannames getoetst.
136.
Is de regering van mening dat bij introductie van een quotumregeling de behoefte aan ondersteuning en begeleiding op de reguliere werkplek komt te vervallen zoals de regering suggereert door te stellen dat introductie van een quotumregeling en de mobiliteitsbonus een lager re-integratiebudget voor gemeenten rechtvaardigen?
Antwoord
Nee. De mobiliteitsbonus en de introductie van een quotumregeling betekenen een grotere aansporing voor werkgevers om te investeren in banen voor mensen met een arbeidsbeperking. Dat laat onverlet dat ondersteuning en begeleiding door de gemeente nodig kunnen zijn. Gemeenten krijgen bij de Participatiewet de beschikking over een gebundeld re-integratiebudget. Dit maakt het mogelijk voor gemeenten om hun re-integratiebudget effectiever en selectiever in te zetten. Daarmee krijgen de gemeenten de financiële middelen om re-integratieactiviteiten voor de doelgroep te organiseren. Hieruit kunnen gemeenten, indien nodig, ook begeleiding op de werkplek financieren.
137.
Hoe moet het, gelet op de hoge werkloosheid, in de visie met de regering worden omgegaan met de rest van de werkzoekenden, die ook niet 100% op eigen kracht aan de bak komen?
Antwoord
Veel werkzoekenden komen (ook nu nog) op eigen kracht aan het werk. De huidige recessie maakt het van belang dat er extra aandacht wordt gegeven aan kwetsbare groepen. Zoals aan uw Kamer gemeld in de brief van 19 december (uitkomsten overleg Kabinet – Stichting van de Arbeid) zijn er extra middelen vrijgemaakt ter bevordering van arbeidsparticipatie van jongeren en van ouderen (voor 2013 en 2014 jaarlijks € 51 mln). Over de exacte uitwerking vindt overleg plaats met UWV, VNG en sociale partners. Daarnaast kunnen sectoren zelf sectorplannen opstellen, welke het kabinet onder voorwaarden middels co-financiering wil faciliteren. Bij deze sectorplannen hecht het kabinet eraan dat sectoren zich inzetten voor van-werk-naar-werk activiteiten en het verbeteren van de kwetsbare positie op de arbeidsmarkt van ouderen, jongeren en arbeidsgehandicapten.
138.
Kan de regering toelichten wat de Participatiewet betekent voor de groei van het aantal werkende armen?
Antwoord
De Participatiewet is erop gericht zoveel mogelijk mensen te laten participeren in betaald werk. Werk blijft immers de beste weg uit de armoede. Uitgangspunt van de Participatiewet is dat werk loont, ook voor mensen die nog niet in staat zijn het WML te verdienen. (zie ook het antwoord op vraag 88)
139.
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat uit de laatste rapportage loondispensatie blijkt dat er slechts 96 dienstverbanden zijn geregistreerd, waarvan er alweer 14 dienstverbanden zijn beëindigd. Slechts 82 mensen van de meer dan 1000 aangemelde personen zijn via loondispensatie aan het werk geholpen. Acht de regering het realistisch om honderdduizenden mensen aan het werk te helpen, in ieder geval tienduizenden per jaar met loondispensatie, terwijl in 1,5 jaar tijd slechts 82 mensen aan het werk zijn geholpen met dit instrument?
Antwoord
De derde tussenrapportage over de pilot loondispensatie is sinds maart 2012 openbaar. Hieruit blijkt dat het aantal mensen dat in het kader van de pilot een dienstbetrekking heeft gekregen aardig is gestegen (van 7 dienstbetrekkingen in mei 2011 naar 123 dienstbetrekkingen in november 2011). De vierde tussenrapportage zal zeer spoedig openbaar worden. Daaruit blijkt dat het aantal dienstverbanden verder is toegenomen van 123 naar 254. Doel van de pilot was overigens niet om zoveel mogelijk mensen te plaatsen. Aan de pilot werkten immers ook maar 32 geselecteerde gemeenten mee. Het doel van de pilot was, om gemeenten kennis en ervaring op te laten doen met het instrument loondispensatie. Op basis van de evaluatie neemt het kabinet een besluit over de maatvoering en invulling hiervan in de Participatiewet.
140.
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat uit de rapportage pilot loondispensatie blijkt dat mensen er wel € 100 op achteruit kunnen gaan als zij via loondispensatie aan het werk worden geholpen. Welke maatregelen gaat de regering nemen om ervoor te zorgen dat werken ook voor deze mensen loont?
Antwoord
Een lager totaalinkomen is uiteraard niet de bedoeling van het werken met loondispensatie. In zijn brief aan uw Kamer van 13 maart 2012 (Kamerstukken 29 544, nr.386) zegde staatssecretaris De Krom toe om in overleg met aan de pilot deelnemende gemeenten te bezien wat de oorzaak is van de achteruitgang in inkomen bij toepassing van het instrument loondispensatie in de pilot en hoe gemeenten hiermee om kunnen gaan. De achteruitgang in inkomen werd veroorzaakt door bestaande gemeentelijke regelingen, zoals de participatievergoeding, voorafgaand aan het werken met loondispensatie. Met de aan de pilot deelnemende gemeenten is geconcludeerd, dat het – omdat het om gemeentelijke regelingen gaat – ook aan gemeenten is om hiervoor in individuele gevallen een passende oplossing te bedenken.
In een andere situatie werd de inkomensachteruitgang veroorzaakt doordat iemand met een lage loonwaarde werd geplaatst in een parttime dienstbetrekking. De combinatie hiervan leidde tot een feitelijke loonwaarde van minder dan 20% WML, waardoor hij niet meer tot de doelgroep van pilot behoorde. Per abuis werd door de gemeente loondispensatie gegeven. Gemeenten zullen binnen de kaders van de wet moeten blijven bij de toepassing van loondispensatie.
141.
Wat is de reden dat de regering opnieuw kiest voor loondispensatie, terwijl de pilots in het land totaal mislukt zijn?
Antwoord
Met mijn brief van 28 januari jl. heb ik de Kamer op de hoogte gesteld van de stand van zaken bij de pilots Werken naar Vermogen. Het gaat in deze pilots niet om het plaatsen van grote aantallen mensen, maar om aanpakken te ontwikkelen én uit te proberen. De pilots geven inzicht in de faal- en slaagfactoren die kunnen worden benut om een betere match tussen mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en werkgevers tot stand te brengen. Voor de ervaringen met de pilot Loondispensatie verwijs ik kortheidshalve naar genoemde brief. Mede op basis van de ervaringen in de pilots neemt het kabinet een besluit over het instrument loondispensatie in de Participatiewet.
142.
Is de regering bereid om de resultaten van de pilot «loondispensatie» voor het algemeen overleg van 30 januari a.s. over de Contouren van de Participatiewet naar de Kamer te zenden?
Antwoord
De vierde tussenrapportage over de pilot loondispensatie zal voor het algemeen overleg over de Contouren van de Participatiewet van 30 januari aanstaande openbaar worden gemaakt.
143.
Wat bedoelt de regering met «voor zover werknemers voor een loon onder het wettelijk minimumloon werken, is dat altijd tijdelijk en groeit het totaal van loon en aanvullende uitkering toe naar het wettelijk minimumloon»? Wat betekent «tijdelijk» in dit verband?
Antwoord
De aangehaalde passage uit het regeerakkoord doelt op het instrument loondispensatie. Loondispensatie betekent, dat een werkgever toestemming krijgt om een werknemer met minder dan het rechtens geldende loon te belonen. De werknemer kan daarnaast dan in aanmerking komen voor een loonaanvulling op grond van de Participatiewet. Het totaal van loon en loonaanvulling groeit toe naar het wettelijk minimumloon. «Tijdelijk» slaat in dit verband op de periode gedurende welke het totaal van loon en loonaanvulling onder het wettelijk minimumloon ligt. Op basis van de resultaten van de pilot loondispensatie besluit het kabinet over de maatvoering en invulling van het instrument loondispensatie. Hierbij voer ik ook overleg met betrokken organisaties.
144.
De inzet van loondispensatie leidt in de visie van de leden van de SP-fractie tot grotendeels tijdelijke contracten. Welke garanties heeft de regering (wettelijk) ingebouwd om ervoor te zorgen dat werknemers na een tijdelijk contract ook vast worden aangesteld ondanks dat werkgevers dan meer moeten bijdragen in de loonkosten?
145.
Kan de regering toelichten of voor werknemers, die met loondispensatie aan het werk zijn, ook geldt dat zij na drie tijdelijke contracten in vaste dienst moeten worden genomen?
Antwoord op vraag 114, 145
De arbeidsovereenkomst en de duur ervan is een zaak tussen werkgever en werknemer. Partijen dienen daarbij artikel 7:668a van het Burgerlijk Wetboek in acht te nemen. Dit artikel regelt wanneer bij elkaar opvolgende tijdelijke arbeidsovereenkomsten een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat. Het is het kabinet niet duidelijk waarom de leden van de SP-fractie menen dat omzetting van een tijdelijk naar een vast contract leidt tot hogere loonkosten voor de werkgever. Ook bij een vast contract kan er loondispensatie worden toegepast.
146.
Kan de regering toelichten of iemand, die wisselt van werkgever gedurende de loondispensatieperiode, opnieuw aan de termijn van zeven jaar moet beginnen of dat de uitgediende termijn wordt overgenomen door de nieuwe werkgever?
Antwoord
Dit is onderdeel van de nadere uitwerking van de Participatiewet, waaraan thans wordt gewerkt en waarover ik nog met de bij die uitwerking betrokken partijen gesprekken voer.
147.
Erkent de regering dat het instrument loondispensatie door werkgevers en gemeenten als «veel te moeilijk en ingewikkeld» wordt benoemd?
Antwoord
Uit de tussenrapportages van de pilot loondispensatie tot nog toe is naar voren gekomen, dat loondispensatie kansen biedt voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Het instrument loondispensatie, zoals dat tijdens de pilot is ingezet, is wel voor verbetering vatbaar. De evaluatie van de pilot loondispensatie biedt hiervoor handvatten. Vandaar dat het kabinet op basis van de evaluatie een beslissing neemt over het instrument, waarbij ook gesproken wordt met betrokken organisaties.
148.
De leden van de SP-fractie stellen vast dat juist het onderdeel loondispensatie blijft staan in de plannen. Waarom laat de regering gemeenten op dit punt niet vrij kiezen?
Antwoord
Het instrument loondispensatie wordt toegevoegd aan het re-integratieinstrumentarium van gemeenten. Zoals ook aangegeven in de Contourenbrief wil het kabinet gemeenten de vrijheid geven om te bepalen welke ondersteuning mensen nodig hebben en dus ook of zij loondispensatie willen inzetten.
149.
Erkent de regering dat werkgevers vooral baat hebben bij praktische ondersteuning en detacheringsconstructies via sociale werkplaatsen en gemeenten? Zo ja, wat is de reden dat de Participatiewet niet voorziet in praktische hulp op de werkvloer, zoals jobcoaches en begeleiding en heeft de regering gekozen voor een sterfhuisconstructie voor de sociale werkplaatsen?
Antwoord
Gemeenten beschikken over een breed scala aan instrumenten om werkgevers en mensen met een arbeidsbeperking via maatwerk waar nodig te ondersteunen bij het vervullen van een werkplek, onder meer door inzet van begeleiding, zoals jobcoaching, no-riskpolis of aanpassing van de werkplek. Gemeenten hebben voorts de mogelijkheid om binnen de kaders van de Participatiewet beschut werk aan te bieden. Er is geld om via deze voorziening structureel uiteindelijk 30.000 werkplekken te realiseren, afgestemd op 100% van het wettelijk minimumloon.
150.
Erkent de regering dat door het voorgenomen wetsvoorstel te weinig geld beschikbaar is voor goede begeleiding en ondersteuning, waardoor werkgevers niet over de streep worden getrokken om personen met een beperking in dienst te nemen?
Antwoord
Nee. Naar het oordeel van het kabinet zijn de beschikbare beleidsmatige en financiële kaders verantwoord. Het kabinet heeft er in de Contourenbrief op gewezen dat de voorstellen ten opzichte van de WWNV meer in balans zijn doordat werkgevers nadrukkelijker worden aangesproken, er meer tijd genomen wordt voor de efficiencyverbetering bij de uitvoering van de Wsw en het uitgangspunt dat de bureaucratie wordt verminderd. Dit biedt de ruimte om via maatwerk begeleiding en ondersteuning te richten op wie dit werkelijk nodig heeft.
151.
Kunnen gemeenten ook loonkostensubsidie blijven inzetten?
Antwoord
Gemeenten kunnen loonkostensubsidie blijven inzetten.
152.
Vallen alle huidige jonggehandicapten (met Wajong-uitkering) straks onder de Participatiewet?
Antwoord
Nee. Degenen die nu in de Wajong zitten behouden hun rechten.
153
Kan de regering toelichten op wie een vermogens- en/of partnertoets van toepassing is op grond van de nieuwe Participatiewet?
Antwoord
Uitgangspunt is dat voor een ieder die een beroep doet op de Participatiewet de vermogens- en/of partnertoets gaan gelden.
154
Kan de regering toelichten welk systeem van loondispensatie nu precies binnen de Wajong bestaat?
Antwoord
Binnen de Wajong kan het UWV loondispensatie toekennen wanneer er sprake is van verlaagde productiviteit. Voor het vaststellen van de productiviteit van een Wajonger, wordt een vergelijking gemaakt met de productiviteit van een werknemer zonder belemmeringen. Vervolgens wordt het verschil in productiviteit uitgedrukt in een percentage. Dit percentage, uitgedrukt in het loon van die functie, wordt door de werkgever uitbetaald aan de Wajonger. Het UWV vult dit loon aan tot minimaal 75% en maximaal 100% van het WML. Loondispensatie wordt voor minimaal 6 maanden en voor maximaal 5 jaar toegekend. Na afloop kan indien nodig, opnieuw loondispensatie worden verstrekt. In de nieuwe Wajong (2010) wordt na 7 jaar recht op arbeidsondersteuning en wanneer de persoon de leeftijd van 27 heeft bereikt de resterende verdiencapaciteit vastgesteld. Wanneer de werknemer met loondispensatie vervolgens die resterende verdiencapaciteit blijft benutten, vult het UWV altijd tot 100% WML aan. Dit kan ook al na 5 jaar, mits de Wajonger gedurende die periode aaneengesloten heeft gewerkt en er geen perspectief is op verdere verbetering van zijn verdiencapaciteit.
155.
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat de nieuwe jonggehandicapten straks onder de gezinsbijstand vallen. Kan de regering toelichten of deze jongeren wel een indicatie krijgen als jonggehandicapte, zodat zij wel aanspraak kunnen maken op speciale re-integratievoorzieningen van gemeenten?
Antwoord
Gemeenten krijgen met de Participatiewet de vrijheid om maatwerk te bieden. De Participatiewet maakt geen onderscheid tussen mensen met een lichamelijke, psychische of wat voor beperking dan ook. Het is aan gemeenten om met deze personen het gesprek aan te gaan op welke manier en met welke middelen zij weer aan de slag kunnen.
156.
Hoe gaat de regering voorkomen dat jonggehandicapten, die vanwege de gezinsbijstand geen uitkering krijgen, zich wel melden bij de gemeente voor hulp bij het zoeken naar regulier werk?
Antwoord
De regering wil dit niet voorkomen. Voor jonggehandicapten die geen recht hebben op een uitkering en die geen werk hebben, geldt dat zij behoren tot de groep van niet-uitkeringsgerechtigden. Gemeenten zijn op basis van artikel 7 van de WWB verantwoordelijk voor de ondersteuning van deze groep naar werk en kunnen bepalen of het nodig is om een voorziening aan te bieden. Het is dus zeker niet zo dat voorkomen moet worden dat deze groep zich bij de gemeente meldt. De gemeenteraad stelt bij verordening regels over deze ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen gericht op werk (artikel 8 WWB).
157.
Op welke wijze gaat de regering ervoor zorgen dat de niet-melders in beeld blijven?
Antwoord
Mensen zonder uitkering en zonder werk die niet op eigen kracht werk kunnen vinden, kunnen zich bij de gemeente melden voor ondersteuning bij het zoeken naar werk. Zie ook het antwoord op vraag 156.
158.
Welke garantie biedt de regering dat de groep jonggehandicapten, die nog thuis wonen, in de nieuwe situatie niet wordt uitgesloten van ondersteuning bij de arbeidsparticipatie?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 156.
159.
Ziet de regering mogelijkheden voor een aparte regeling om de in vraag 157 bedoelde garantie te bieden?
Antwoord
Gelet op het feit dat er al in is voorzien dat ook jonggehandicapten zonder werk en zonder uitkering zich bij de gemeente kunnen melden om aanspraak te doen op ondersteuning bij re-integratie, is een aparte regeling voor deze doelgroep naar het oordeel van het kabinet niet nodig.
160.
Kiest de regering ervoor om jonggehandicapten in de toekomst geen studiefaciliteiten meer aan te bieden? Zo ja, op welke wijze denkt de regering dat dit zal bijdragen aan de participatie, emancipatie en integratie van jongeren met een handicap?
Antwoord
Het punt van de studieregeling is tijdens het Algemeen Overleg Wsw/Wajong van 22 november naar voren gekomen. Het kabinet onderzoekt welke studiefaciliteiten nodig zouden kunnen zijn en zal daarop terugkomen bij de nadere uitwerking van de Participatiewet. Het kabinet wijst er op dat binnen de Participatiewet jongeren met een arbeidsbeperking niet als zodanig worden geïndiceerd. Voorts kent de Participatiewet geen ongetoetste uitkering, zoals bij de Wajong studieregeling het geval is.
161.
Waarom kiest de regering er niet voor de uitvoering van de voorzieningen voor mensen met een beperking in het algemeen en de jongeren in het bijzonder, te laten bij het UWV?
Antwoord
De Participatiewet stelt gemeenten in staat een samenhangende aanpak te ontwikkelen voor mensen met een (grote) afstand tot de arbeidsmarkt. Belangrijk is dat gemeenten daarbij over een breed instrumentarium kunnen beschikken dat zij kunnen inzetten voor mensen met een arbeidsbeperking met arbeidsvermogen. Van belang is dat gemeenten dit instrumentarium kunnen inzetten in samenhang met voorzieningen op andere terreinen waarvoor gemeenten verantwoordelijk zijn of binnenkort voor worden, zoals (jeugd)zorg, welzijn, schuldhulpverlening en begeleiding vanuit de AWBZ. Een aspect van deze samenhangende aanpak is dat gemeenten zelf kunnen bepalen hoe zij de uitvoering van voorzieningen voor het werk vorm geven. Het bij het UWV laten van de uitvoering sluit hier niet op aan.
162.
Op welke wijze wil de regering voorkomen dat jongeren met een beperking, die straks helemaal nergens meer recht op hebben toch de nodige begeleiding en ondersteuning krijgen, die noodzakelijk is?
Antwoord
Jongeren met een beperking zonder baan en zonder uitkering kunnen zich bij de gemeente melden voor ondersteuning als het niet mogelijk is om op eigen kracht werk te vinden. Zie ook het antwoord op vraag 156.
163.
Op welke wijze is geregeld dat de stap van onderwijs naar arbeidsmarkt naadloos op elkaar aansluit?
Antwoord
Het kabinet zet stevig in op een goede aansluiting van het onderwijs met de arbeidsmarkt. Het kabinet richt zijn pijlen in het bijzonder op het verbeteren van de kwaliteit van het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). We intensiveren € 250 mln. in het mbo om opleidingen uitdagender te maken, de roosters voller te krijgen en meer aandacht te besteden aan essentiële vaardigheden als rekenen en taal. Hiermee zorgen we ervoor dat de leerlingen die uit het mbo stromen, de vakmensen zijn die nodig zijn op de Nederlandse arbeidsmarkt. Daarnaast wordt het actieplan «Focus op vakmanschap» voortgezet. Samen met onderwijsinstellingen en het bedrijfsleven gaan we aan de slag om het aantal kwalificaties in het mbo terug te dringen en jongeren, onder andere via een studiebijsluiter, beter te informeren over de arbeidsmarktperspectieven van hun opleiding. Ook wil het kabinet dat meer jongeren met een startkwalificatie het onderwijs verlaten. Het kabinet heeft zich tot doel gesteld om het aantal nieuwe voortijdige schoolverlaters terug te dringen tot 25.000 in 2016. Uit cijfers die onlangs zijn gepubliceerd, blijkt de aanpak ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten succesvol te zijn. Voor het eerst daalde de uitval vorig jaar onder de 7%.
164.
Is het mogelijk om via het onderwijs, de begeleiding te regelen voor een stage met uitzicht op werk? Zo ja, is de regering voornemens dit recht op te nemen in het wetsvoorstel? Zo nee, hoe wil de regering dit dan regelen nu veel begeleiders en jobcoaches door de Wet op het passend onderwijs en de bezuinigingen worden ontslagen?
Antwoord
Na de val van het vorige kabinet zijn de bezuinigingen op het passend onderwijs teruggedraaid. Er is dus geen sprake van bezuinigingen op dat terrein. Begeleiding tijdens de stage als onderdeel van de opleiding is een taak voor het onderwijs. In de schooljaren 2009–2010 en 2010–2011 is een experiment uitgevoerd met de inzet van een stage-jobcoach. De uitkomst van dit experiment was dat de inzet van een stage-jobcoach een te kostbaar instrument is om er de overgang van school naar werk mee te bevorderen. Gemeenten kunnen wel re-integratievoorzieningen aanbieden aan jongeren die nog op school zitten. Het gaat dan om 16- en 17-jarigen die nog onder de leerplicht of kwalificatieplicht vallen en personen van 18 tot 27 jaar oud die nog geen startkwalificatie hebben behaald en voor wie de gemeente een leerwerktraject zinvol acht, en waar kosten van ondersteuning nodig zijn. Jongeren met een arbeidsbeperking die na school ondersteuning bij arbeidsinschakeling nodig hebben, kunnen die noodzakelijke voorzieningen om te kunnen werken bij hun gemeente aanvragen. Dit kan bijvoorbeeld een voorziening voor begeleiding of jobcoaching zijn.
165.
Erkent de regering dat voor een groot deel van de personen met een beperking structurele en langdurige begeleiding en ondersteuning nodig is om zich op de arbeidsmarkt en de samenleving te handhaven? Zo ja, op welke wijze is deze structurele en langdurige begeleiding geregeld?
Antwoord
Het kabinet realiseert zich ten volle dat de groep personen met een beperking gedifferentieerd is, van hoogopgeleiden met fysieke aandoening tot mensen met aanzienlijke verstandelijke beperkingen. Het kabinet biedt gemeenten de kaders om in maatwerk de ondersteuning af te stemmen op de mogelijkheden. Een deel van de personen met arbeidsbeperkingen zal op eigen kracht of met enige ondersteuning bij een reguliere werkgever kunnen werken, een ander deel zal intensieve ondersteuning nodig hebben, bijvoorbeeld in de vorm van jobcoach en/of loondispensatie, en een deel zal niet in staat zijn om bij een reguliere werkgever te werken en aangewezen zijn op beschut werk.
166.
Welke rechten krijgen werkzoekenden ten aanzien van begeleiding, ondersteuning en werkplekaanpassing?
Antwoord
Zie antwoord op vraag 40.
167.
Hoeveel van de beschikbare middelen zet de regering in om langdurige begeleiding en ondersteuning te geven aan personen met een beperking?
Antwoord
Gemeenten krijgen via een gebundeld re-integratiebudget de financiële middelen om re-integratieactiviteiten voor de gemeentelijke doelgroep te financieren. Hieruit kunnen gemeenten ook (langdurige) begeleiding en ondersteuning financieren. Het is aan de gemeenten om te bepalen welke ondersteuning mensen nodig hebben. Gemeenten zijn verplicht om bij verordening regels te stellen voor het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen aan de gemeentelijke doelgroep. Zoals aangegeven in tabel 2 (op regel 3) van de Contourenbrief worden er voor de nieuwe doelgroep van gemeenten geleidelijk extra middelen overgeheveld naar het gebundelde re-integratiebudget. Het betreft middelen voor re-integratie, (langdurige) begeleiding en ondersteuning die oplopen van 24 miljoen in 2014 tot 130 miljoen in 2017. Structureel (in 2045) loopt dit bedrag (als fictief onderdeel van het gebundelde re-integratiebudget) op tot ruim 600 miljoen.
168.
Is de regering voornemens om de besparing op de uitkering – gegenereerd door de inzet van loondispensatie – in te zetten voor de continuering van de langdurige begeleiding?
Antwoord
Gemeenten ontvangen via het inkomensdeel WWB middelen voor de aanvullende uitkering voor iemand die met loondispensatie aan de slag gaat. Via het ontschot re-integratiebudget ontvangen gemeenten middelen voor begeleiding van deze mensen. Bij de bepaling van deze budgetten wordt rekening gehouden met het feit dat sommige groepen per 1 januari 2014 niet meer in aanmerking komen voor de Wajong of de Wsw.
Daarmee zijn er structureel middelen beschikbaar voor mensen die met loondispensatie aan de slag gaan. Zie ook het antwoord op vraag 175.
Een gemeente die geld overhoudt op het WWB-uitkeringsbudget (I-deel) kan dat inzetten voor begeleiding.
169.
Kan de regering een schematisch overzicht geven van alle voorzieningen, die onder de Participatiewet vallen, inclusief bijvoorbeeld premiekortingen?
Antwoord
Gemeenten beschikken met de Participatiewet over een breed scala aan instrumenten om participatie van mensen te bevorderen, bij voorkeur via een reguliere baan, waar dat niet mogelijk is via andere vormen van participatie. Te denken valt onder meer aan inzet van begeleiding, zoals jobcoaching, no-riskpolis of aanpassing van de werkplek, maar ook de inzet van re-integratietrajecten, proefplaatsingen, work first-activiteiten, scholing en de handhaving van rechten en plichten. Ook krijgen gemeenten binnen de wettelijke kaders ruimte om zelf beschut werk als een voorziening te organiseren. Een nieuw instrument voor gemeenten is voorts het instrument loondispensatie. Daarnaast komt de mobiliteitsbonus beschikbaar voor de gemeentelijke doelgroep die met loondispensatie gaat werken. De mobiliteitsbonus kan door werkgevers zelf worden toegepast en faciliteert het in dienst nemen van mensen met beperkingen.
Een uitputtend schematisch overzicht is niet mogelijk. Het kabinet wil gemeenten de vrijheid geven om te bepalen welke ondersteuning mensen nodig hebben en daarvoor de juiste kaders stellen.
170.
Kan de regering per voorziening bedoeld in vraag 169 de criteria, die gelden om hiervoor in aanmerking te komen, omschrijven?
Antwoord
Zie antwoord op vraag 169.
171.
Kan de regering toelichten hoe lang iemand aanspraak kan maken op een voorziening evenals het gebruik en de effectiviteit van de voorzieningen?
Antwoord
Voorzieningen in de zin van werkplekaanpassingen voor mensen met een arbeidsbeperking (hulpmiddelen die noodzakelijk zijn voor het verrichten van arbeid), kunnen worden verstrekt voor de duur dat deze noodzakelijk zijn. Het zal dan gaan om voorzieningen die effectief bijdragen aan de bevordering van de deelname aan het arbeidsproces.
172.
Blijft het recht van doven en slechthorenden op een tolk in de werkvoorziening en de coördinerende en toetsende rol van het UWV in dezen onder de Participatiewet bestaan? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Mensen die werkzaam zijn in de sociale werkvoorziening en voor wie op het werk een tolk noodzakelijk is, kunnen hiervoor een beroep doen op het sw-bedrijf. De Wsw-doelgroep is uitgesloten van de aanspraak op inzet van de werkvoorzieningen van UWV, omdat die taak onder de verantwoordelijkheid van gemeenten valt. Dat is nu al zo en blijft zo na inwerkingtreding van de Participatiewet. UWV had en heeft hier dus geen coördinerende en toetsende rol.
173
Kan de regering toelichten wat de totale bezuinigingen/ombuigingen, per jaar en structureel, zijn op het re-integratiebudget van 2008 t/m 2017 met daarin specifiek overzicht voor de middelen, die beschikbaar zijn voor personen met een beperking?
Antwoord
Op het participatiebudget voor gemeenten hebben in de periode 2008–2017 de onderstaande ombuigingen plaatsgevonden. In het regeerakkoord Rutte 2 is een ombuiging re-integratie opgenomen die oploopt tot netto 138 miljoen in 2017. Deze korting is conform regeerakkoord voor 70% op het re-integratiebudget van gemeenten en voor 30% op het re-integratiebudget van UWV verhaald. Daarbij is er, eveneens conform regeerakkoord, rekening meegehouden dat er uitverdieneffecten optreden van 25% in het eerste jaar en 50% in latere jaren. Hierdoor zijn de bruto ombuigingen op de re-integratiebudgetten groter dan de netto taakstelling uit het regeerakkoord. De optelling van de bruto ombuigingen op re-integratie en de uitverdieneffecten die zijn verwerkt in de vorm van hogere uitkeringslasten sluit op deze wijze aan bij de netto taakstellende bedragen.
De ombuigingen in genoemde periode betreffen met name doelmatigheidskortingen.
Gemeenten bepalen zelf op welke wijze zij het budget inzetten en leggen dit vast in een verordening. In 2017 bedraagt het participatiebudget «oude stijl» na verwerking van het regeerakkoord 556 miljoen euro (zie ook tabel 2 van de Contourenbrief).
UWV beschikt over een re-integratiebudget voor arbeidsgehandicapten. Het betreft hier met name personen die een uitkering hebben op grond van de Wajong respectievelijk de WIA/WAO/WAZ/ZW. Op dit budget is in de periode 2008–2017 een aantal kortingen verwerkt, zoals aangegeven in onderstaande tabel.
Na verwerking van het regeerakkoord beschikt UWV over een re-integratiebudget voor arbeidsgehandicapten van 230 miljoen in 2014 dat geleidelijk afloopt naar 163 miljoen in 2017. Daarbij is er rekening mee gehouden dat de toegang tot de Wajong per 1 januari 2014 wordt beperkt. Het kabinet hevelt daarom uit het re-integratiebudget van UWV middelen over naar het gebundelde re-integratiebudget van gemeenten. Daarmee kunnen gemeenten de ondersteuning, begeleiding en voorzieningen betalen voor de nieuwe instroom van mensen met een arbeidsbeperking.
174.
Kan de regering een overzicht geven van de middelen, die tot en met 2017 beschikbaar zijn voor voorzieningen voor personen met een beperking, zoals een jobcoach of een tolk?
Antwoord
Het UWV heeft in 2014 een re-integratiebudget beschikbaar van 230 miljoen dat afloopt naar 163 miljoen euro in 2017. Hieruit kan het UWV voorzieningen en trajecten financieren. Het UWV is nog met SZW in overleg over de verdeling van dit budget over de voorzieningen en trajecten. Gemeenten zijn binnen de kaders van de Participatiewet vrij in hoeverre zij de middelen uit het gebundeld participatiebudget besteden aan voorzieningen.
175.
Kan de regering toelichten in hoeverre bij de aannames van de bezuinigingen op het re-integratiebudget rekening is gehouden met het feit dat meer mensen dan voorheen onder de doelgroep van re-integratie zullen vallen?
Antwoord
Het kabinet heeft er rekening meegehouden dat met de Participatiewet meer mensen onder één regeling voor de gehele gemeentelijke doelgroep zullen vallen. Voor de nieuwe doelgroepen worden daarom geleidelijk middelen toegevoegd aan het gebundelde re-integratiebudget. Deze bedragen zijn opgenomen op regel 3 van tabel 2 in de Contourenbrief.
Het kabinet voert daarnaast een doelmatigheidskorting door op de bij gemeenten en UWV beschikbare re-integratiemiddelen, mede in het licht van grote decentralisaties zoals bij de Participatiewet. Het kabinet is van mening dat re-integratiemiddelen effectiever en efficiënter kunnen worden ingezet.
Daarnaast vergroot het kabinet met de mobiliteitsbonus en de introductie van een quotumregeling de financiële prikkel voor werkgevers om te investeren in banen voor mensen met een arbeidsbeperking. Daarmee accommoderen deze regelingen ook een lager re-integratiebudget bij gemeenten (en UWV). Terwijl de financiële mogelijkheden voor re-integratiemiddelen bij gemeenten en UWV afnemen, neemt het belang van werkgevers om hierin zelf te investeren toe. Dit past binnen de gewenste selectieve, op banen bij werkgevers gerichte aanpak van re-integratie.
176.
Kan de regering een overzicht geven van de kortingen op het macrobudget WSW van 2008 t/m 2017?
Antwoord
Op het macrobudget Wsw is sinds 2008 sprake van twee kortingen. In de begroting 2011 is een bedrag van 120 miljoen structureel gekort vanaf 2011. Met de Participatiewet wordt de efficiencykorting Wsw die was voorzien bij de WWNV een jaar uitgesteld (naar 2014) en gespreid over zes jaar in plaats van drie jaar. De efficiencykorting Wsw loopt op tot 290 miljoen in 2019.
177.
Is het waar dat door invoering van de Participatiewet gemeenten straks 80% van het re-integratiebudget kwijt zijn aan de sociale werkplaatsen?
Antwoord
Nee. Het (fictieve) aandeel van het macrobudget voor het zittend bestand Wsw in het gebundelde re-integratiebudget bedraagt 76% in 2014 en daalt naar 72% in 2017 en nul in de structurele situatie (omdat dan alle Wsw-ers zijn uitgestroomd). De Participatiewet bundelt het macrobudget Wsw met het bestaande re-integratiebudget van gemeenten en voegt er middelen voor de nieuwe doelgroepen aan toe. Het (fictieve) macrobudget Wsw beslaat in aanvang een groot deel van dit ontschotte gebundelde re-integratiebudget. Het macrobudget Wsw is met meer dan 2 miljard euro immers veel groter dan het bestaande re-integratiebudget van gemeenten van minder dan 700 miljoen. In onderstaande tabel is het aandeel van de Wsw in het gebundelde re-integratiebudget berekend voor de jaren 2014–2017 en structureel.
178
Is het waar dat de re-integratievoorzieningen voor jongeren met een arbeidsbeperking uit het speciaal- en het praktijkonderwijs komen te vervallen met de Participatiewet? Zo ja, wat betekent dit voor de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt van deze kwetsbare groep jongeren?
Antwoord
Het klopt niet dat de voorzieningen voor jongeren met een arbeidsbeperking vervallen. Mensen met een arbeidsbeperking die ondersteuning bij arbeidsinschakeling nodig hebben, kunnen een beroep doen op hun gemeente voor voorzieningen om te kunnen werken. Evenmin vervallen met de Participatiewet voorzieningen die jongeren nodig hebben om onderwijs te kunnen volgen, bijvoorbeeld een brailleregel. Deze voorzieningen worden verstrekt op grond van de Wet overige OCW-subsidies (WOOS) onder verantwoordelijkheid van de minister van OCW. Deze wet wijzigt met de inwerkingtreding van de Participatiewet inhoudelijk niet.
179.
Welke polisvoorwaarden gaan gelden voor de Participatiewet?
Antwoord
De Participatiewet vervangt de WWB en incorporeert de polisvoorwaarden van die wet.
180.
Is het waar dat de wijzigingen van de WWB, die straks geïntegreerd gaan worden in de Participatiewet, pas later door de regering aangeleverd gaan worden? Welke wijzigingen zijn dit en is het mogelijk deze wijzigingen tegelijk met de Participatiewet te behandelen aangezien het één wet gaat worden?
Antwoord
Bij de huidige planning zullen de wijzigingen van de WWB, die straks geïntegreerd gaan worden in de Participatiewet, later door het parlement behandeld zijn dan de Participatiewet. Deze wijzigingen van de WWB betreffen de uitwerking van afspraken uit het regeerakkoord op het terrein van de bijstand, niet zijnde afspraken over de Participatiewet. Het gaat ondermeer om de invoering van een huishouduitkeringstoets, maatregelen op het terrein van arbeids- en re-integratieplicht en naleving, alsmede intensivering van het armoedebeleid. De wijzigingen van de WWB en de Participatiewet gaan inderdaad één wet worden. Dat betekent echter niet dat het mogelijk is om ze gelijk te behandelen. De voorbereidingstijd én de invoeringstermijnen van beide wijzigingen lopen teveel uiteen om deze tegelijk te behandelen.
181.
Kan de regering toelichten op welke wijze de huishouduitkeringstoets in de Participatiewet wordt geïntegreerd?
Antwoord
Als het parlement instemt met de artikelen waarin de huishouduitkeringstoets wordt geregeld, gaan die onderdeel uitmaken van de Participatiewet. Daarmee gaat de toets ook betrekking hebben op de mensen die straks als gevolg van de Participatiewet tot de gemeentelijke doelgroep gaan behoren.
182.
Wat verstaat de regering precies onder een huishouduitkeringstoets?
Antwoord
In het regeerakkoord is de afspraak gemaakt dat per 2015 een huishouduitkeringstoets wordt ingevoerd. Volgens het regeerakkoord houdt die toets in dat het normbedrag van de WWB wordt verlaagd naarmate in een huishouden meer inwonende volwassenen aanwezig zijn. De inkomsten van gezinsleden binnen het huishouden worden niet verrekend met de uitkering van de bijstandsontvanger, zodat werken lonend is en niet direct consequenties heeft voor de overige gezinsleden. Wel wordt de bijstandsuitkering lager naarmate er meer boven bedoelde gezinsleden zijn. Elk van de gezinsleden blijft een zelfstandig recht op bijstand houden.
183.
Kan de regering toelichten welke personen precies onder deze huishouduitkeringstoets gaan vallen?
184.
Kan de regering toelichten of er uitzonderingen zijn op de huishouduitkeringstoets, bijvoorbeeld personen, die zorg verlenen?
185.
Kan de regering in de volgende concrete situatie toelichten wat de huishouduitkeringstoets precies gaat betekenen voor:
• een paar in de bijstand met een werkend meerderjarig kind;
• een paar in de bijstand met een minderjarig werkend kind;
• een paar in de bijstand met een meerderjarig studerend kind;
• een paar met een AOW-uitkering met een meerderjarig werkend kind;
• een paar met een AOW-uitkering met een meerderjarig kind in de bijstand;
• werkende ouders met een inwonend kind met een Wajong-uitkering;
• werkende ouders met een inwonend kind met een bijstandsuitkering;
• twee meerderjarige samenwonende broers met ieder een bijstandsuitkering; en
• twee meerderjarige samenwonende broers met ieder een wajong-uitkering?
Antwoord op vragen 183, 184, 185
Het kabinet kan deze vragen nu nog niet beantwoorden. De huishouduitkeringstoets is onderdeel van de nadere uitwerking van de WWB, waaraan thans wordt gewerkt en waarover ik nog met de bij die uitwerking betrokken partijen gesprekken voer.
186.
Wat is de arbeidsdeelname van personen met een beperking de afgelopen tien jaar?
Antwoord
Volgens CBS-cijfers bleef de (netto) arbeidsdeelname van arbeidsgehandicapten tussen 2002 en 2009 vrij constant op een kleine 43 procent. Tot de «arbeidsgehandicapten» worden hier personen gerekend die zelf hebben aangegeven dat zij door een langdurige aandoening, ziekte of handicap, worden belemmerd bij het uitvoeren of verkrijgen van werk. Tussen 2009 en 2011 daalde hun arbeidsdeelname van 43 naar 37 procent. Kanttekening hierbij is dat deze daling mogelijk negatief is beïnvloed door een veranderde vraagstelling over langdurige aandoeningen en arbeidsgehandicapten vanaf het 3e kwartaal 2010 (van face-to-face naar telefonisch interview).
De arbeidsdeelname van de niet-arbeidsgehandicapten nam tussen 2002 en 2009 toe van 69 naar 72%, en daalde tussen 2009 en 2011 licht (met 0,5 procentpunt). Laatstgenoemde daling is mogelijk geflatteerd door de hiervoor genoemde wijziging in de vraagstelling over langdurige aandoeningen en arbeidsgehandicapten.
Deze cijfers van het CBS zijn gebaseerd op zelfrapportage, ongeacht of men een uitkering ontvangt. Voor het beleid is relevant de arbeidsdeelname van mensen met een uitkering. De monitor arbeidsparticipatie 2012 UWV die de staatssecretaris van SZW op 10 januari naar de Kamer heb gestuurd bevat hierover specifieke informatie. Uit deze monitor blijkt onder meer dat het aandeel werkende Wajongers de laatste jaren redelijk constant is (ca. 25%). Het aandeel werkende WAO- en WIA-gerechtigden is tussen 2008 en 2011 gedaald met –2 (WAO) tot –6 (WGA) procentpunt.
187.
Hoe verhoudt de arbeidsdeelname van personen met een beperking zich tot de arbeidsdeelname van personen zonder beperking?
Antwoord
Zie antwoord op vraag 186.
188.
Wat is doelstelling van de regering met betrekking tot de netto arbeidsdeelname van personen met een beperking?
Antwoord
Het kabinet hanteert in algemene zin geen kwantitatieve doelstelling ten aanzien van de netto arbeidsdeelname van personen met een beperking. Wel introduceert het kabinet de kwantitatieve doelstelling van een quotum van 5% voor arbeidsgehandicapten. Het kabinet heeft de ambitie om de arbeidsdeelname van deze groep aanmerkelijk te verhogen. Het kabinet wil daarvoor de juiste kaders scheppen, onder meer via de Participatiewet en de voorgenomen quotumregeling.
189.
Hoeveel jonggehandicapten hebben op dit moment een vast arbeidscontract bij een reguliere werkgever?
190.
Hoeveel jonggehandicapten hebben op dit moment een tijdelijk arbeidscontract bij een reguliere werkgever?
Antwoord 189 en 190
Uit de monitor arbeidsparticipatie UWV 2012 blijkt dat van de Wajongers die eind 2010 aan het werk waren ruim de helft een vast contract hadden en dus iets minder dan de helft een tijdelijk contract.
191.
Hoeveel jonggehandicapten zijn het afgelopen jaar via een tijdelijk contract doorgestroomd naar een vaste aanstelling?
Antwoord
Uit informatie van UWV blijkt dat 13% van de Wajongers die eind 2009 een tijdelijk contract hadden bij een reguliere werkgever een jaar later, dus eind 2010, is doorgestroomd naar een vast contract (UKV 2011-III). Hieruit blijkt dat tijdelijke contracten na een jaar maar beperkt worden omgezet in vaste contracten. Dit geldt echter niet alleen voor Wajongers, maar voor jongeren in het algemeen. Recentere cijfers zijn niet beschikbaar. Uit de monitor arbeidsparticipatie UWV 2012 blijkt wel dat Wajongers die er in zijn geslaagd langere tijd aan het werk te blijven dat meestal ook blijven. Van alle Wajongers die eind 2010 werkten was 87% een jaar later nog of weer aan het werk.
192.
Hoeveel bijstandsgerechtigden met een beperking zijn het afgelopen jaar in vaste dienst genomen bij een reguliere werkgever?
193.
Hoeveel bijstandsgerechtigden met een beperking zijn het afgelopen jaar in tijdelijke dienst genomen bij reguliere werkgevers?
Antwoord op vraag 192 en 193
Gemeenten richten zich in beleid en uitvoering niet specifiek op het re-integreren van werkzoekenden met een arbeidsbeperking. Bij re-integratie gaan zij uit van de participatiemogelijkheden van hun klanten. Deze klanten hebben vaak meerdere belemmeringen die hun afstand tot de arbeidsmarkt groot maken.
In het nog door het CBS te publiceren rapport «Participatiepotentieel 2011», wordt door koppeling met de enquête beroepsbevolking aandacht gegeven aan de participatie op de arbeidsmarkt van arbeidsgehandicapten met een (bijstands)uitkering.
194.
Hoeveel bijstandsgerechtigden zijn het afgelopen jaar via een tijdelijk contract doorgestroomd naar een vaste aanstelling?
Antwoord
In de metingen uitstroom naar werk van het CBS wordt de contractvorm niet geregistreerd. Wel wordt gevolgd of de gestarte baan een duur heeft van 6 maanden of langer. Informatie over 2012 is nog niet beschikbaar. Uit de voorgaande metingen blijkt dat bijna 80% van de door bijstandsgerechtigden gestarte banen langer dan 6 maanden duurt.
195.
Hoeveel bijstandsgerechtigden zijn gedurende welke periode aan het werk geweest met behoud van uitkering?
Antwoord
De Divosa-monitor 2012 vermeldt dat 17% van het klantenbestand van de sociale diensten onbetaald werk heeft en 14% betaald.
196.
De leden van de SP-fractie stellen vast dat één van de doelstellingen van de Participatiewet is om meer mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk helpen. Kan de regering dit concretiseren?
197.
Welke doelstellingen heeft de regering voor de komende vijf jaar om personen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk te helpen?
198.
Hoeveel meer mensen zijn na invoering van de Participatiewet geplaatst?
199.
Hoeveel vaste arbeidscontracten bij reguliere werkgevers levert de Participatiewet op voor personen met een beperking?
Antwoord op de vraag 196, 197, 198 en 199
In de antwoorden op vraag en 41 en 42 is het kabinet ingegaan op de doelstelling van de Participatiewet. In het antwoord op vraag 50 is het kabinet ingegaan op de vraag naar de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen van de Participatiewet. En in het antwoord op vraag 194 is aangegeven dat het CBS in hun metingen van de uitstroom naar werk de contractvorm niet registreert. Het is niet bekend hoeveel vaste contracten de Participatiewet gaat opleveren. Het kabinet hanteert hierin geen streefcijfers. Het vergroten van het aantal vaste arbeidscontracten is op zichzelf geen doel van de Participatiewet. Het doel is wél dat zo veel mogelijk mensen met een arbeidsbeperking bij een reguliere werkgever aan de slag gaan. Een tijdelijk contract of een detachering kan uiteindelijk ook leiden tot een duurzame plaatsing. Het kabinet vindt tijdelijk werk altijd te prefereren boven een uitkering. Het kabinet verwacht van mensen dat als ze kunnen werken, ze ook gaan werken. Mensen kunnen zo in een eigen inkomen voorzien en werk biedt ze de mogelijkheid om zich verder te ontwikkelen.
200.
Kan de regering toelichten waar in de analyse van het Centraal Planbureau (CPB) van de economische effecten van het financieel kader van het coalitieakkoord staat dat er naar verwachting meer mensen vanuit een uitkering bij een reguliere werkgever aan het werk gaan?
Antwoord
In de CPB-notitie over het huidige coalitieakkoord VVD-CDA wordt geen aparte vermelding gemaakt over de effecten van de Participatiewet op het aantal mensen dat bij een reguliere werkgever aan de slag gaat. Het CPB heeft reeds bij de analyse van de economische effecten van het financieel kader bij het vorige regeerakkoord (CPB, «Analyse economische effecten financieel kader», d.d. 27 september 2010) aangegeven dat de hervorming van de Wajong leidt tot een stijging van de werkgelegenheid. En ook de hervorming van de Wsw vergroot volgens het CPB de reguliere werkgelegenheid, omdat men sterker wordt gestimuleerd om een reguliere baan te accepteren.
201.
Kan de regering de stelling onderbouwen dat werkgevers er belang bij hebben om personen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan te nemen?
Antwoord
Werkgevers zijn onderdeel van onze samenleving. Zij hebben individueel en collectief een verantwoordelijkheid voor en belang bij een samenleving waarin mensen meedoen. Omdat ze onderdeel zijn van de samenleving, om voldoende personeel te kunnen inzetten en ook om het beroep op sociale voorzieningen te voorkomen.
Het verankeren van de norm dat werkgevers mensen met een beperking aannemen, zal er naar verwachting toe leiden dat werkgevers zich zullen inspannen hieraan te voldoen. De financiële gevolgen van het niet voldoen, zullen dat gedrag naar verwachting ook aanmoedigen en bevestigen. De aannames die het kabinet maakt, te weten dat werkgevers zich zullen inspannen om de wet uit te voeren en dat het verbinden van negatieve financiële gevolgen aan het niet voldoen aan de wet, de uitvoering van de wet bevordert, zijn niet onredelijk. Het CPB heeft deze aannames getoetst.
202.
Hoe beoordeelt de regering het feit dat de pilot «meer plekken bij werkgevers» ondanks forse inspanningen nauwelijks werkplekken voor personen met een beperking heeft opgeleverd of werkplekken met een duurzaam karakter heeft gecreëerd?
Antwoord
Deze pilot is evenals de pilots sw-bedrijven en Werkpleinen opgezet om via verschillende projecten en op uiteenlopende wijze ervaringen op te doen en methodieken te ontwikkelen. De pilots zijn niet opgezet om een groot aantal plaatsingen te realiseren, maar geven inzicht in slaag- en faalfactoren die kunnen worden benut bij het plaatsen van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. De ontwikkelde methodieken en de opgedane ervaringen moeten er (op den duur) toe leiden dat mensen met een arbeidsbeperking vaker bij een reguliere werkgever aan de slag gaan. Dat neemt niet weg dat ook het kabinet moet constateren dat de pilots het beeld bevestigen uit de rapportages van SCP en CBS dat mensen met een arbeidshandicap relatief minder vaak een baan krijgen bij reguliere werkgevers dan mensen zonder arbeidshandicap. Het kabinet blijft bijdragen aan een cultuuromslag bij alle betrokkenen. De quotumregeling ziet het kabinet als een belangrijke stimulans om mensen met een arbeidsbeperking perspectief te geven op een baan bij een reguliere werkgever.
203.
Op welke wijze wil de regering de aansluiting tussen praktijkonderwijs, speciaal onderwijs en arbeidsmarkt verbeteren?
Antwoord
Met de wet Kwaliteit (voortgezet) speciaal onderwijs (vso) wordt met ingang van 1 augustus 2013 een specifiek arbeidsmarktgericht uitstroomprofiel in het vso ingevoerd, met onder meer toegespitste kerndoelen en verplichte stages.
De leerlingen krijgen na het doorlopen van dit uitstroomprofiel een landelijk herkenbaar vso-getuigschrift. Indien mogelijk behalen zij certificaten die in de bedrijfstak herkenbaar zijn. Daarnaast krijgen de leerlingen een overgangsdocument mee, waaruit hun kennis, vaardigheden en ondersteuningsbehoefte blijkt.
Daarnaast investeren OCW en SZW samen in initiatieven om de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt te verbeteren. Zo wordt er in het land geëxperimenteerd met regionale samenwerking tussen scholen voor speciaal onderwijs, praktijkonderwijs, gemeenten, werkgevers en UWV. Daarnaast wordt via het project «Boris» de infrastructuur voor het werkend leren in het mbo ingezet om een effectieve route van vso en pro naar de arbeidsmarkt te creëren.
204.
Welke kansen biedt het af te sluiten techniekpact voor jongeren met een beperking?
Antwoord
Het Techniekpact is er onder andere op gericht om de aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt te versterken. Door een betere aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt wordt ook voor jongeren met een beperking de transitie naar de arbeidsmarkt verbeterd.
205.
Hoeveel stages en hoeveel banen levert het af te sluiten techniekpact voor jongeren met een beperking op?
Antwoord
Het kabinet sluit dit voorjaar met onder andere het bedrijfsleven en de onderwijsinstellingen het Techniekpact. Het is op dit moment niet mogelijk om een indicatie te geven hoeveel stages en banen dit oplevert voor jongeren met een beperking.
206.
Wat is de doelstelling van de regering ten aanzien van het terugdringen van de jeugdwerkloosheid?
Antwoord
Het kabinet wil – in aanvulling op het staande beleid – samen met sociale partners en gemeenten komen tot een samenhangend en effectief pakket aan maatregelen om op een duurzame manier jeugdwerkloosheid te voorkomen en te bestrijden. De eerste stappen daartoe zijn gezet. Het kabinet ondersteunt in navolging van het Actieplan uit 2009 de regionale aanpak van de jeugdwerkloosheid. Ook wil het kabinet onder voorwaarden sectorale plannen van de sociale partners medefinancieren, waar afspraken over jongeren onderdeel van uit kunnen maken.
207.
Hoeveel banen komen vrij met invoering van de Participatiewet?
Antwoord
Zie antwoord op vraag 50, 188 en 196 t/m 199.
208.
Wanneer kan de Kamer de concrete afspraken tegemoet zien voor doelmatig, effectief en innovatief werken, die de regering voornemens is te maken met Divosa en Cedris?
Antwoord
Divosa en VNG werken met financiële steun van het kabinet aan versterking van vakmanschap en effectiviteit bij sociale diensten vanuit het tweejarig programma Impuls Effectiviteit en Vakmanschap. Het programma loopt tot eind dit jaar. De staatssecretaris zal met Divosa en VNG bespreken hoe de inzet van de Impuls gericht op een meer doelmatige en effectieve uitvoering ook na 2013 een vervolg zou kunnen krijgen. De staatssecretaris zal hierin ook Cedris betrekken. Immers, ook onder de Participatiewet blijft een professionele uitvoering, met vakmensen die van elkaar leren en hun handelen baseren op breed gedeelde inzichten in de effectiviteit van instrumenten en werkwijzen, van groot belang. Ik zal u voor het einde van dit jaar informeren over de nadere afspraken.
209.
Wat is het doel van de Participatiewet: een uniforme regeling of meer personen met een beperking aan het werk krijgen?
Antwoord
In de brief van 21 december 2012 heeft het kabinet de Kamer geïnformeerd over de contouren van de Participatiewet. Het doel van de Participatiewet is om zo veel mogelijk mensen als volwaardige burgers mee te laten doen aan onze samenleving, bij voorkeur via een reguliere baan, maar als dat nog niet mogelijk is door op een andere manier te participeren in de samenleving. Het middel om dat doel te bereiken is de Participatiewet. De Participatiewet zorgt ervoor dat er één regeling komt voor mensen met een arbeidsvermogen, die (tijdelijk) aangewezen zijn op ondersteuning van gemeenten. Het kabinet werkt in goed overleg met betrokken organisaties aan de uitwerking van de Participatiewet.
210.
Kan de regering toelichten welke specifieke aandacht de regering gaat besteden aan de financieringsproblematiek voor het Pensioenfonds voor Werk en Reintegratie (PWRI), die het gevolg zijn van onderliggend wetsvoorstel?
211.
Hoe ziet de regering haar eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het PWRI, het pensioenfonds voor personen in de sociale werkvoorziening?
212.
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat de rijksoverheid arbeidsvoorwaardelijk tot 1998 betrokken was bij het PWRI. Als gevolg van de Participatiewet en verminderde instroom, ziet dit fonds zich geconfronteerd met een financieringsvraagstuk. Wat is de reactie van de regering hierop?
213.
Is de regering bereid om met het PWRI en de gemeenten oplossingen te zoeken voor het in vraag 212 geschetste probleem en te onderzoeken op welke wijze het pensioenfonds voor personen met een arbeidsbeperking ook in de toekomst kan blijven bestaan? De leden van de SP-fractie achten dit des temeer van belang, omdat deelnemers aan het PWRI gemiddeld drieënhalf tot vier jaar korter leven dan deelnemers bij een gemiddeld pensioenfonds. Waarbij jonggehandicapten zelfs tien jaar korter leven dan deelnemers bij een gemiddeld pensioenfonds.
Antwoord op vraag 210, 211, 212 en 213
Aanvullende pensioenen vallen onder de verantwoordelijkheid van sociale partners. De pensioenregeling, het premiebeleid, beleggingsbeleid en risicobeheer zijn een verantwoordelijkheid van werkgevers (in dit geval de gemeenten) en werknemersorganisaties. Het Rijk heeft hierin geen rol.
214.
Wat is de samenhang van de Participatiewet met de wetsvoorstellen ten aanzien van de decentralisatie van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), de decentralisatie van de jeugdzorg en van het passend onderwijs?
215.
Welke raakvlakken heeft de Participatiewet met andere decentralisaties, zoals de jeugdzorg en begeleiding?
Antwoord op vraag 214 en 215
De verschillende hervormingen hebben dezelfde focus. Alle hervormingen zijn gericht op versterking van de eigen kracht van mensen, op beter ondersteunen door meer maatwerk mogelijk te maken en op een meer doelmatige inzet van middelen. Gemeenten staan het dichtst bij de burger. Door decentralisatie van de jeugdzorg, begeleiding en verzorging uit de AWBZ en de Participatiewet krijgen de gemeenten meer mogelijkheden om preventie en maatwerk in samenhang in te zetten. Zij kunnen een lokaal samenhangend stelsel van maatschappelijke ondersteuning bieden op belangrijke leefgebieden van mensen: opvoeding, zorg, welzijn, arbeidsparticipatie en inkomensondersteuning. Daarbij kunnen zij ook de samenwerkingsverbanden van passend onderwijs betrekken. De financiële baten van investeringen in preventie komen met de decentralisaties bij gemeenten zelf te liggen. Dit leidt tot betere ondersteuning van mensen en tot een doelmatiger inzet van middelen. Bijvoorbeeld door vermindering van het aantal betrokken instanties (achter-de-voordeur-aanpak) bij een gezin.
216.
Wat is het totaalbedrag aan bezuinigingen dat de regering wil doorvoeren?
217.
Wat is de planning van het totale pakket aan bezuinigingen dat de regering op dit vlak wil doorvoeren?
Antwoord op vraag 216 en 217
In onderstaand overzicht zijn planning en het totaal bedrag van de ombuigingen uit het regeerakkoord opgenomen die betrekking hebben op de drie grote decentralisaties in het sociale domein.
x mln. € |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
Structureel |
---|---|---|---|---|---|
WMO/AWBZ |
– 290 |
– 1.540 |
– 1.565 |
– 1.580 |
– 1.700 |
Jeugd |
– 40 |
– 100 |
– 150 |
– 150 |
|
Participatiewet |
– 60 |
– 180 |
– 290 |
– 400 |
– 1.830 |
Ombuiging re-integratie (UWV en gemeenten) |
– 55 |
– 83 |
– 110 |
– 138 |
– 138 |
Totaal |
– 405 |
– 1.843 |
– 2.065 |
– 2.268 |
– 3.818 |
218.
De leden van de SP-fractie constateren dat de regering een gezin, een plan en een regisseur wenst. Wanneer kan de Kamer dit gerealiseerd zien? Moet dit ene plan alles dekken van werk tot inkomen en van zorg tot preventie en onderwijs?
Antwoord
«Één gezin, één plan, één regisseur» is voor dit kabinet het uitgangspunt bij de verschillende decentralisaties in het sociale domein. Het kabinet schrijft niet voor hoe dit plan er uit moet zien, maar schept de voorwaarden om een dergelijke aanpak op lokaal niveau mogelijk te maken.
Vragen van de leden van de CDA-fractie
219.
De leden van de CDA-fractie stellen vast dat de contouren van de Participatiewet niet veel afwijken van het wetsvoorstel Werken naar Vermogen. Wat zijn naar het oordeel van de regering de belangrijkste verschillen met de Wet werken naar vermogen? Kan de regering dit uitgebreid toelichten?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 44.
220.
In hoeverre worden de zorgplicht en het compensatiebeginsel in de participatiewet geborgd?
Antwoord
Net als in de Wmo staan in de Participatiewet de kansen en mogelijkheden van mensen en hun omgeving centraal. Mensen zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk om werk te kunnen vinden en te behouden. Degenen die niet zelfstandig de arbeidsmarkt kunnen betreden, kunnen een beroep doen op ondersteuning van de gemeente. De gemeente beslist over de noodzaak, vorm en inhoud hiervan. Een verschil tussen de Wmo en de Participatiewet is dat de Wmo nu een aanspraak kent op een resultaat en de Participatiewet een aanspraak op ondersteuning en/of een voorziening. Gemeenten moeten op grond van de Participatiewet de arbeidsinschakeling faciliteren. De wet definieert niet het uiteindelijke resultaat – arbeidsinschakeling – van de inzet van de voorziening. Dit zou volgens de regering ook te ver gaan: gemeenten kunnen niet verantwoordelijk worden gehouden voor de arbeidsinschakeling. Dan zouden gemeenten ook onvoldoende werkaanbod of de afwezigheid van een startkwalificatie moeten compenseren. Dat is niet reëel. Uiteindelijk zijn mensen primair zelf verantwoordelijk om een baan te verkrijgen of een startkwalificatie te behalen. De resultaten die de gemeente onder de Wmo moet behalen, liggen meer binnen het bereik van de gemeente. Opname van de compensatieplicht in de Participatiewet, zoals geformuleerd in de Wmo, ligt daarmee niet in de rede. Dat neemt niet weg, dat de re-integratievoorzieningen in algemene zin er toe bijdragen om belemmeringen die personen ondervinden bij arbeidsinschakeling weg te nemen en dat dit de taak is van het college van B&W.
221.
De leden van de CDA-fractie constateren dat ten aanzien van de plannen rond de sociale werkvoorziening wordt toegelicht dat het aan gemeenten is om zelf beschut werk te organiseren. Betekent dit dat gemeenten er ook voor kunnen kiezen dit niet te organiseren? Ontvangen gemeenten dan wel de financiering als het budget ongedeeld is?
Antwoord
Zie antwoorden op de vragen 89 en 90.
222.
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat detachering een belangrijk instrument is om mensen aan een reguliere baan te helpen. Blijft het met de Participatiewet ook mogelijk om in ruime mate van dit instrument gebruik te maken?
Antwoord
Ja. Gemeenten krijgen onder de Participatiewet de ruimte om te bepalen welke ondersteuning mensen nodig hebben om te gaan werken. Detachering kan daarbij in gezet worden.
223.
Wat betekenen de plannen precies voor de huidige Wsw en de huidige werknemers in de Wsw?
Antwoord
De huidige Wsw wordt met de invoering van de Participatiewet afgesloten voor nieuwe instroom. Voor mensen die op 31 december 2013 een Wsw-dienstbetrekking hebben, verandert er op grond van het regeerakkoord niets. Zij behouden hun huidige rechten en plichten op grond van de Wsw. Arbeidsvoorwaarden zijn en blijven de verantwoordelijkheid van werknemers en werkgevers. De reguliere herindicatie van deze groep mensen blijft in handen van het UWV. Het UWV voert de herindicatie uit op grond van de criteria zoals opgenomen in de Wsw en het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken.
224.
Kan de regering een garantie geven dat de huidige werknemers in de Wsw hun werk behouden?
Antwoord
Zoals gezegd verandert het regeerakkoord niets aan de huidige wettelijke rechten en plichten van mensen met een Wsw-dienstbetrekking. Een Wsw-werknemer heeft een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Daarmee gelden de gebruikelijke regels omtrent het ontslagrecht ook voor een Wsw-werknemer. In aanvulling op het Burgerlijk Wetboek kan ontslag volgen op basis van de Wsw:
– Bij het niet meewerken aan een herindicatie (Wsw artikel 6, lid 2a);
– Bij vervallen van de indicatie, nadat de gemeente alles in het werk heeft gesteld om een alternatief aan te bieden maar dit alternatief wordt geweigerd door de oud-Wsw-werknemer (Wsw artikel 6, lid 2b);
– Bij het niet meewerken aan het bevorderen van zijn arbeidsbekwaamheid en het meewerken aan arbeid onder normale omstandigheden, voor zover hij daartoe in staat wordt geacht (Wsw artikel 6, lid 2c);
– Indien ontslag op basis van een andere dan de in artikel 6 lid 2a en 2b genoemde redenen wordt toegepast, is advies van het UWV een vereiste.
225.
Wat vindt de regering van de resultaten van de pilot loondispensatie?
Antwoord
Met mijn brief van 28 januari jl. heb ik de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken bij de pilots Werken naar Vermogen. In deze brief wordt ook ingegaan op de ervaringen met de pilot Loondispensatie. Kortheidshalve verwijs ik naar deze brief. Zoals in de brief staat aangegeven worden de ervaringen uit de pilot Loondispensatie en de uitkomsten van de gesprekken die ik voer met betrokkenen gebruikt bij de verdere invulling van de Participatiewet.
226.
Voor welke doelgroep wil de regering mogelijkheid tot loondispensatie van toepassing verklaren?
Antwoord
Ik kan deze vraag nu nog niet beantwoorden. De omschrijving van de doelgroep loondispensatie is onderdeel van de nadere uitwerking van de Participatiewet. Over de invulling en maatvoering van het instrument loondispensatie neemt het kabinet een besluit op basis van de evaluatie van de pilot loondispensatie. Ook voer ik nog met de bij die uitwerking betrokken partijen gesprekken.
227.
Hoe wordt bureaucratie bij de vaststelling van de loonwaarde tegengegaan?
Antwoord
Het kabinet kan deze vraag nu nog niet beantwoorden. De loonwaardebepaling is onderdeel van de nadere uitwerking van de Participatiewet. Het verminderen van bureaucratie is mijn uitgangspunt hierbij.
228.
De leden van de CDA-fractie stellen vast dat de Participatiewet ervan uit zal gaan dat meer personen aan de slag gaan bij gewone werkgevers. Dat gaat alleen lukken als mensen voldoende worden begeleid. Hoeveel geld is hiervoor beschikbaar, uitgesplitst naar personen, die nu nog in de sociale werkvoorziening werken en personen, die niet via de sociale werkvoorziening werken?
Antwoord
De Participatiewet voegt de re-integratie- en begeleidingsbudgetten van gemeenten samen in een gebundeld re-integratiebudget. Daarmee krijgen de gemeenten de financiële middelen om re-integratie-activiteiten voor de gemeentelijke doelgroep te financieren. In tabel 2 van de Contourenbrief is aangegeven hoeveel middelen er in de periode 2014 – 2017 beschikbaar zijn voor de mensen die nu nog in de sociale werkvoorziening werken en hoeveel middelen er beschikbaar zijn voor de andere doelgroepen. De huidige Wsw omvat 90.000 werkplekken. Structureel blijven er begeleidingsmiddelen beschikbaar voor deze hele groep: voor 30.000 beschutte plekken en voor 60.000 mensen die regulier aan de slag kunnen. Gemiddeld wordt voor deze gehele groep € 5500 per jaar toegevoegd aan het gebundelde re-integratiebudget. Overigens vergroot de regering met de mobiliteitsbonus en de introductie van een quotumregeling de financiële prikkel voor werkgevers om te investeren in banen voor mensen met een arbeidsbeperking. Ook dat bevordert dat er meer mensen aan de slag gaan bij gewone werkgevers. Zie ook het antwoord op vraag 167.
229.
Voor welke doelgroep wil de regering quota invoeren? Welke definitie wordt hierbij gehanteerd?
Antwoord
De quotumregeling en de beoogde doelgroep worden thans nader uitgewerkt.
Vragen van de leden van de D66-fractie
230.
De regering licht toe dat de Participatiewet meer vrijheid aan gemeenten geeft, dan in het wetsvoorstel Werken naar Vermogen het geval was. De enige concrete verplichting, die vervalt, is de verplichting om minimaal één op de drie vrijgevallen plaatsen in de sociale werkvoorziening op te vullen. Kan de regering toelichten welke verplichtingen zij nog meer wil laten vervallen?
Antwoord
De Participatiewet geeft gemeenten aanzienlijk meer vrijheid dan de WWNV. De efficiencykorting op de Wsw wordt gespreid. Dit geeft gemeenten meer vrijheid en mogelijkheden om de bedrijfsvoering en organisatie van Wsw-plekken te herstructureren. Tevens geeft de Participatiewet gemeenten vrijheid om nieuw beschut werk in te richten, zonder de belemmeringen die de WWNV op dat vlak bevatte doordat dit binnen het kader van de Wsw en met verplichte invulling van een derde van de instroom moest gebeuren.
Uitgangspunt voor het kabinet is dat gemeenten bepalen welke ondersteuning mensen nodig hebben. Dit is onderdeel van de nadere uitwerking van de Participatiewet, waaraan thans wordt gewerkt en waarover ik nog met de bij de uitwerking betrokken partijen gesprekken voer.
231.
De leden van de D66-fractie constateren dat in de Participatiewet de herbeoordeling van Wajongers, zoals die was voorgenomen in de Wet werken naar vermogen, komt te vervallen. Kan de regering toelichten wat het effect is van herbeoordeling op de participatie van huidige Wajongers?
Antwoord
Eén van de wijzigingen ten opzichte van de WWNV is dat dit kabinet de herbeoordeling voor jongeren die al een arbeidsongeschiktheidsuitkering (Wajong) hebben en de verlaging van de uitkering voor Wajongeren met arbeidsvermogen schrapt. Dit is een bewuste keuze. Het kabinet neemt daarmee de onzekerheid weg bij meer dan 200 duizend mensen die in de Wajong zitten.
232.
Kan de regering een overzicht geven van de (incidentele) budgettaire opbrengst, indien deze herbeoordeling wel wordt ingevoerd in de Participatiewet?
Antwoord
Met de Participatiewet schrapt het kabinet de herindeling van de Wajong en de verlaging van de uitkering voor deze groep zoals was voorzien bij de WWNV. Hiermee waren enerzijds incidentele uitvoeringskosten gemoeid van 90 miljoen voor de herindelingsoperatie (kosten van UWV voor dossierscreening, herbeoordeling en bezwaar- en beroepszaken). De maatregel zou daarnaast een besparing op de uitkeringslasten Wajong opleveren van 50 miljoen in 2014, 100 miljoen in 2015 en daarna geleidelijk aflopend tot nul rond het jaar 2045 (als het zittend bestand Wajong zou zijn uitgestroomd). Deze maatregel is met de Participatiewet van de baan. Indien de herindeling en uitkeringsverlaging Wajong alsnog zou worden doorgevoerd dan zouden de genoemde extra uitvoeringskosten en incidentele besparingen zich met vertraging alsnog voordoen.
233.
Kan de regering informatie verstrekken over de participatie-effecten en de budgettaire opbrengst van herkeuring en herbeoordeling van het huidige bestand van mensen met een Wsw-indicatie?
Antwoord
Het kabinet kiest ervoor om de rechten en plichten voor het zittend bestand intact te laten. Een dergelijke herkeuringsoperatie zal een grote impact hebben op zowel het zittende bestand als de sw-bedrijven. Het kabinet kiest voor een zorgvuldige en geleidelijke aanpak. Daarnaast zijn grote budgettaire risico’s gemoeid met een dergelijke herkeuringsoperatie als gevolg van afvloeiingsregelingen, weglek naar o.a. de WW, de bijstand en uitvoeringskosten voor de herkeuringsoperatie.
234.
Bij de leden van de D66-fractie bestaat onduidelijkheid over de regeringsplannen voor personen, die nu een Wsw-indicatie hebben. Op grond van het regeerakkoord gaat de Participatiewet vanaf 2015 ook voor bestaande gevallen in de Wsw gelden. In de brief laat de regering weten dat er voor personen, die op 1 januari 2014 een Wsw-indicatie hebben en werkzaam zijn in de sociale werkvoorzieningssector, niets verandert: zij houden hun rechten en plichten. Kan de regering uiteenzetten wat hier precies haar bedoeling is?
Antwoord
De instroom in de Wsw stopt per 2014. Bestaande gevallen worden hierdoor niet geraakt. De passage die stelt dat de nieuwe wet per 2015 ook geldt voor bestaande gevallen geeft aan dat de quotumregeling, die per 2015 ingaat, rekening zal houden met de bestaande gevallen in de Wsw. Zoals aangegeven in het regeerakkoord wijzigen de rechten en plichten van deze groep niet door het afsluiten van de Wsw en het aanpassen van de Wajong. Wel is het denkbaar dat iemand die een Wsw-indicatie heeft en bijvoorbeeld op de wachtlijst Wsw staat of uitvalt uit een Wsw-betrekking, bij een reguliere werkgever aan de slag kan. Deze passage geeft aan dat als iemand een Wsw-indicatie had voorafgaand aan de reguliere baan die hij gaat doen, dit onder het quotum zal vallen.
235.
Op welke manier gaat de regering ervoor zorgen dat ook huidige Wsw-ers worden gestimuleerd om een baan te vinden bij reguliere werkgevers en uitstromen bij de Sw-bedrijven?
Antwoord
Het bevorderen van het werken in een zo regulier mogelijke omgeving is een belangrijke doelstelling van de Wsw. De quotumregeling kan hierbij helpen, zie het antwoord op vraag 234. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt verder bij de gemeenten en sw-bedrijven.
236.
De leden van de D66-fractie hebben nog veel vragen voor de verdere uitwerking van het quotum voor personen met een arbeidsbeperking. Het is naar de mening van deze leden nog onduidelijk welke personen wel en niet onder dit quotum zullen vallen. Kan de regering dit nader toelichten?
Antwoord
De precieze invulling van het begrip «arbeidsbeperkten» ten behoeve van het quotum is onderdeel van de nadere uitwerking waaraan het kabinet werkt.
237.
Kan de regering de voorlopige rekenveronderstellingen die zij hanteert, nader toelichten en aan Kamer doen toekomen?
238.
Kan de regering informatie verstrekken over:
– de doelgroep van het quotum;
– het aantal personen met een arbeidshandicap dat onder de doelgroep van het quotum valt;
– het aantal personen uit die doelgroep dat nu al een baan heeft die onder het quotum zal vallen; en
– het aantal arbeidsplaatsen dat minimaal gerealiseerd moet worden onder het quotum?
Antwoord vraag 237 en 238
Ten tijde van het opstellen van het regeerakkoord is de rekenveronderstelling gemaakt dat het quotum volledig wordt benut als op den duur minimaal 100.000 mensen met een arbeidsbeperking extra aan het werk komen.
Bij de nadere uitwerking is naar voren gekomen dat het aantal werkplekken dat gemoeid is met een quotum van 5% bij grote werkgevers groter is dan in de rekenveronderstellingen die bij het regeerakkoord zijn gebruikt. Doorrekening van een door UWV aangeleverde database met gegevens van alle werkgevers met meer dan 25 medewerkers toont aan dat een quotum van 5% ongeveer 170.000 extra werkplekken beslaat.
Het kabinet werkt de quotumregeling uit in samenspraak met werkgevers en werknemers. Het streven is te komen met een quotumregeling die eenvoudig, werkbaar en effectief is. Onnodige complexiteit moet zoveel als mogelijk voorkomen worden. Dit vraagt nadere uitwerking van punten als: wie en wat telt er mee binnen het quotum (doelgroep, dienstverbanden, fte’s, loonsom, detacheringen ect.) en hoe wordt de registratie, controle en verrekening ingeregeld. Punten die bepalend zijn voor de complexiteit én de effecten van het quotum. Het kabinet is voornemens in het najaar van 2013 de benodigde wet- en regelgeving in te dienen.
239.
Kan de regering de besparing, die met de invoering van het quotum gaat gepaard, nader toelichten?
240.
De leden van de D66-fractie constateren dat op grond van de Contourenbrief een structurele besparing van 340 miljoen wordt gerealiseerd, waarvan 250 miljoen door extra boete-opbrengsten. Kan de regering de geraamde besparing op de uitkeringslasten en de geraamde boete-opbrengsten nader onderbouwen?
Antwoord vraag 239 en 240
Voor de besparingsreeks uit het regeerakkoord werd verondersteld dat de helft van de 100.000 extra werkplekken zouden worden ingevuld. Per plek leverde dat 3500 euro aan bespaarde uitkeringslasten op. De bespaarde uitkeringslasten zijn dan in totaal 175 miljoen euro. Vervolgens is gecorrigeerd voor een dubbeltelling van 20.000 plekken met de opbrengsten van de Participatiewet. Bij de geraamde opbrengsten van de Participatiewet is namelijk het uitgangspunt gehanteerd dat meer mensen aan het werk gaan en de opbrengsten die hiermee gepaard gaan, moeten niet dubbel worden geteld. Hierdoor blijft van de 175 miljoen euro nog 100 miljoen over. In de toenmalige rekenexercitie werden voor de andere helft van de 100.000 arbeidsplekken boetes betaald van 5000 euro per plek. Dit komt overeen met een besparing van 250 miljoen euro. De totale besparing van 350 miljoen euro werd nog 10 miljoen euro lager vanwege te verwachten uitvoeringskosten.
241.
De leden van de D66-fractie constateren dat gemeenten budget krijgen om 30.000 beschutte werkplekken te realiseren, afgestemd op 100 procent wettelijk minimumloon. Kan de regering de garantie geven dat er 30.000 werkplekken gerealiseerd gaan worden? Neemt de regering ook genoegen met 20.000 plekken tegen 150 procent wettelijk minimumloon?
Antwoord
Gemeenten krijgen in het gebundeld re-integratiebudget in de structurele situatie de middelen voor 30.000 beschutte plaatsen. De aanvullende uitkering voor deze mensen wordt vanuit het inkomensdeel WWB gefinancierd en is afgestemd op maximaal 100% van het minimumloon. Bij de berekening van het macrobudget inkomensdeel WWB wordt hiermee rekening gehouden.
Gemeenten krijgen binnen de wettelijke kaders van de Participatiewet de ruimte om de voorziening beschut werk vorm en inhoud te geven. Zo kan het beste worden aangesloten bij de lokale situatie. Het ontschotte participatiebudget biedt de mogelijkheid om maximaal maatwerk te leveren. De regering spreekt de verwachting uit dat gemeenten dit op een goede manier gaan oppakken. Het gaat hier bij uitstek om een kwetsbare groep, die ondersteuning nodig heeft om toch, onder beschutte omstandigheden, te kunnen werken. Over de uitwerking onder de Participatiewet ben ik nog nader met betrokken partijen in gesprek.
242.
Kan de regering nader toelichten voor welke doelgroep deze 30.000 beschutte werkplekken zijn bedoeld?
Antwoord
Het betreft mensen die naar het oordeel van de gemeente zijn aangewezen op beschut werk. Dit onderwerp vormt een onderdeel van de nadere uitwerking van de Participatiewet, waaraan thans wordt gewerkt.
243.
Is iedereen, die niet in aanmerking komt voor een beschutte werkplek, in staat om bij een reguliere onderneming op termijn 100 procent van het wettelijk minimumloon te verdienen?
Antwoord
Nee. Er zijn mensen die niet zijn aangewezen op beschut werk, wel bij een reguliere werkgever aan de slag kunnen, maar niet productief genoeg zijn om dan het WML te kunnen verdienen. De werknemer krijgt loonaanvulling indien hij daarvoor op grond van de Participatiewet in aanmerking komt.
244.
Waarop baseert de regering, indien het zo is dat iedereen, die niet in aanmerking komt voor een beschutte werkplek, op termijn 100 procent van het wettelijk minimumloon kan verdienen, de aanname dat er maximaal 30.000 beschutte werkplekken nodig zijn?
Antwoord
In de sociale werkvoorziening werken zo ‘n 100.000 mensen. De sector hanteert het zogenaamde 3 x 1/3 principe. Daarbij wordt gestreefd naar een sectorbrede verdeling waarin minimaal een derde van de doelgroep werkt bij reguliere werkgevers, een derde werkt op locatie buiten het sw-bedrijf en maximaal een derde binnen het sw-bedrijf (30.000).
245.
De leden van de D66-fractie wijzen erop dat uit de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Werken naar Vermogen en uit informatie van Cedris blijkt dat er een grotere groep is, die beschut werk nodig heeft en niet zelfstandig bij een reguliere werkgever aan de slag kan.
Kan de regering, indien er buiten de 30.000 personen, die in aanmerking komen voor een beschutte werkplek, personen zijn, die niet bij een reguliere werkgever op termijn 100 procent van het wettelijk minimumloon kunnen verdienen, uiteen zetten welke mogelijkheden en welke middelen gemeenten krijgen om deze groep structureel van passend werk te voorzien?
Antwoord
Het kan zijn dat er een groep mensen is die voorheen een indicatiebeschikking voor de Wsw zou hebben gekregen, maar niet in aanmerking komt voor de voorziening beschut werk. Deze groep valt onder de Participatiewet en daarmee niet tussen wal en schip. Voor de begeleiding worden middelen toegevoegd aan het participatiebudget. Zie het antwoord op vraag 228. Gemeenten krijgen een breed instrumentarium om de participatie van deze mensen te organiseren. Het kabinet wil dat werkgevers meer mensen in dienst nemen met een handicap. Om er voor te zorgen dat de banen er daadwerkelijk komen voert het kabinet een quotumregeling in. Het quotum draagt er aan bij dat mensen met een arbeidsbeperking daadwerkelijk bij een reguliere werkgever aan de slag kunnen.
246.
Op welke manier worden gemeenten gestimuleerd om zich in te zetten voor deze moeilijk te bemiddelen groep? Het is in de visie van de leden van de D66-fractie immers deze groep, die gemeenten in financiële zin het meest kost en het minst oplevert.
Antwoord
Met de Participatiewet en de quotumregeling krijgen de gemeenten aanzienlijk meer mogelijkheden om mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen. Met de quotumregeling en de mobiliteitsbonus worden werkgevers geprikkeld meer mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Daarnaast hebben gemeenten een financieel belang. Immers, als het lukt om mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt te laten uitstromen naar werk levert dit ook (meerjarig) financieel voordeel voor de gemeente op.
247.
Kan de regering toelichten hoe gemeenten meer personen aan de slag moeten helpen bij reguliere werkgevers, terwijl er op het budget voor participatie en re-integratie wordt bezuinigd?
Antwoord
Met de Participatiewet en de quotumregeling krijgen de gemeenten aanzienlijk meer mogelijkheden om mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen. De mobiliteitsbonus en de introductie van een quotumregeling zorgen voor een grotere aansporing voor werkgevers om te investeren in banen voor mensen met een arbeidsbeperking. Dit maakt het voor gemeenten mogelijk om hun re-integratiebudget effectiever en vraaggerichter (meer op banen bij werkgevers gericht) in te zetten. Bij de bepaling van de omvang van het ontschot re-integratiebudget houdt het kabinet er rekening mee dat mensen niet meer in aanmerking komen voor de Wajong of Wsw. De middelen voor de ondersteuning van deze mensen worden toegevoegd aan het ontschot re-integratiebudget. Dit budget groeit daardoor op termijn van circa 24 miljoen in 2014 naar 130 miljoen in 2017 (zoals opgenomen in tabel 2 van de Contourenbrief) en ruim 600 miljoen structureel in 2045. Zie ook het antwoord op vraag 167.
248.
De leden van de D66-fractie wijzen erop dat in de Wsw-sector gebruik wordt gemaakt van de «werkladder». Kan de regering uiteenzetten hoe deze werkladder er met de nieuwe Participatiewet uit zal zien? Hoe is de doelgroep verdeeld over deze treden? Hoeveel arbeidsplaatsen moeten en kunnen er per trede worden gerealiseerd?
Antwoord
De werkladder in de Wsw is een instrument van de sw-sector zelf. Het is aan gemeenten om het beleid rond de Participatiewet in het algemeen en beschut werk in het bijzonder vorm te geven. Het kabinet kan hierover dan ook geen uitspraak doen.
249.
De bijlage van de Contourenbrief gaat in op de financiële gevolgen van de Participatiewet. Waarom is de budgettaire opbrengst van de maatregel «Wajong: beperking toegang tot volledig en duurzaam» structureel op 1180 miljoen begroot, terwijl dezelfde maatregelen in het wetsvoorstel Werken naar Vermogen een structurele opbrengst van 900 miljoen kende?
Antwoord
Bij het financieel kader voor het kabinet Rutte I was geen rekening gehouden met het cumulatie-effect van de maatregel «beperking toegang Wajong» en de maatregel «geleidelijke afbouw van de dubbele heffingskorting in het referentieminimumloon» (verder: AHK-maatregel). Door de maatregel «beperking toegang Wajong» neemt het aantal mensen met een (aanvullende) bijstandsuitkering toe. Door de AHK-maatregel neemt de hoogte van de bijstandsuitkering minder snel toe. De combinatie van beide maatregelen betekent dat de AHK-maatregel op een grotere groep mensen betrekking heeft. In de financiële paragraaf bij de WWNV is op dit effect gewezen in de tekst onder tabel 8.1. Bij de opstelling van het financieel kader voor het huidige kabinet is wel rekening gehouden met de combinatie van beide maatregelen: de maatregel «geleidelijke afbouw van de dubbele heffingskorting in het referentieminimumloon» is immers op 1 januari 2012 ingegaan. Hierdoor is de structurele opbrengst van de Wajong-maatregel bijgesteld van 900 miljoen naar 1180 miljoen.
250.
Kan de regering een uitgebreide onderbouwing geven van de financiële gevolgen van de maatregelen met betrekking tot de Wsw en het participatiebudget?
Antwoord
Het kabinet heeft in de bijlage van de Contourenbrief een cijfermatig inzicht gegeven in de hoofdpunten van de Participatiewet en de effecten van de maatregelen op het terrein van Wsw en Wajong op het gebundelde re-integratiebudget van gemeenten. Ik werk de Participatiewet de komende periode nader uit. Bij de indiening van de Participatiewet zal ik een nadere onderbouwing geven van de financiële gevolgen. Zie verder de beantwoording van vraag 33 en 251 tot en met 254.
251.
Kan de regering een nadere toelichting geven, inclusief een tabel, waarin inzichtelijk wordt gemaakt via welke mutaties de standen van het Wsw-budget en het participatiebudget in de ontwerpbegroting 2013 aansluiten op de standen in tabel 2 van de Contourenbrief?
Antwoord
Onderstaande tabel geeft een toelichting op de mutaties van het macrobudget Wsw tussen de ontwerpbegroting 2013 en de Contourenbrief. Er is sprake van twee mutaties.
De bruto besparing wegens geen nieuwe instroom resulteert doordat het kabinet rekent met een afbouw van het zittend bestand Wsw met circa 5000 arbeidsplekken per jaar. Zie ook het antwoord op vraag 70. De besparing wegens de efficiencykorting Wsw sluit aan bij het netto taakstellende bedrag uit het regeerakkoord.
Onderstaande tabel geeft een toelichting op de mutatie van het participatiebudget tussen de ontwerpbegroting 2013 en de Contourenbrief. Hierin is het gemeentelijk aandeel in ombuiging van het regeerakkoord verwerkt, zoals ook aangegeven bij het antwoord op vraag 173.
252.
Kan de regering in de in vraag 251 bedoelde tabel de bruto-effecten van de maatregelen inzichtelijk maken en eventuele weglekeffecten toelichten?
Antwoord
Het bruto-effect van de maatregel Wsw is toegelicht in antwoord 251. In onderstaande tabel is het bruto-effect van de ombuiging op het gemeentelijk re-integratiebudget inzichtelijk gemaakt. In het regeerakkoord is een ombuiging re-integratie opgenomen die oploopt tot netto 138 miljoen in 2017 (regel 1). Deze korting is conform regeerakkoord voor 70% op het re-integratiebudget van gemeenten (regel 2) en voor 30% op het re-integratiebudget van UWV verhaald (regel 3). Daarbij is er, eveneens conform regeerakkoord, rekening meegehouden dat er uitverdieneffecten optreden van 25% in het eerste jaar en 50% in latere jaren (regel 5). Hierdoor zijn de bruto ombuigingen op de re-integratiebudgetten (regel 4) groter dan de netto taakstelling uit het regeerakkoord. De optelling van de bruto ombuigingen op re-integratie en de uitverdieneffecten die zijn verwerkt in de vorm van hogere uitkeringslasten sluit op deze wijze aan bij de netto taakstellende bedragen (regel 6).
253.
Kan de regering inzichtelijk maken welk deel van de besparing op het Wsw-budget wordt gerealiseerd via de beperking van de instroom?
Antwoord
In het regeerakkoord is de volgende besparing opgenomen als gevolg van de maatregel «Geen nieuwe instroom Wsw en invoering nieuwe voorziening beschutte werkplek opgenomen.
254.
Welk deel van de besparing wordt gerealiseerd door de verlaging van de subsidie per plek?
Antwoord
In het regeerakkoord is de volgende geleidelijke efficiencytaakstelling Wsw opgenomen. Deze werkt door in de beschikbare fictieve subsidie per Wsw-plek.
255.
Kan de regering een nadere onderbouwing geven van de haalbaarheid van het voornemen dat er meer personen met begeleiding of ondersteuning aan de slag moeten bij een reguliere werkgever, terwijl er op het budget dat hiervoor beschikbaar is, fors wordt bezuinigd?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 247.
Buitenlandse ervaringen met arbeidsvoorzieningen voor gehandicapten, APE 2008
Arbeidsparticipatie van jonggehandicapten, OSA 2008
Zie Rapport «Goed benut, goed bestuurd», Advies Commissie Toekomst en transitie sociale werkvoorziening, september 2011, pg. 25.
Hierbij is uitgegaan van 2 kinderen van 6 en 11 jaar voor het kindgebonden budget en een huurprijs van € 429 voor alleenstaanden, € 491 voor alleenstaande ouders en € 486 voor meerpersoonshuishoudens zonder kinderen.
UWV, eerste en tweede Wajongmonitor en monitor arbeidsparticipatie 2012; Regioplan: een Wajonger in mijn bedrijf?!; Tussenrapportages pilot meer werkplekken bij werkgevers; SZW, Monitor pilot Wajong adviesvoucher; UWV, Overwegingen en gedrag van werkgevers bij aannamebeleid; SCP, Beperkt aan het werk; TNO, Routekaart naar werk; RWI, Wajongers op de werkvloer; RWI, Kansrijker met Wajongers
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29817-102.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.