29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 657 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 november 2022

Tijdens de regeling van werkzaamheden van 1 november 2022 verzocht uw Kamer om een brief met een overzicht van de kosten van het overbrengen ter berechting van 12 terrorismeverdachten en 28 kinderen naar Nederland. Daarnaast verzocht uw Kamer om een interpretatie van de recente uitspraak1 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) ten aanzien van een mogelijke verplichting om eventuele bij de vrouwelijke terrorismeverdachten horende mannen terug te halen naar Nederland. In deze brief informeer ik u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, hierover.

Operationele redenen staan in de weg aan openbaarmaking van sommige kosten. Daar komt bij dat het niet past om in het stelsel van begroten en verantwoorden over kosten op individueel casusniveau verantwoording af te leggen. Dit speelt rond overbrenging naar Nederland van uitreizigers of hun kinderen temeer nu er een groot aantal diensten, ressorterend onder verschillende ministeries, betrokken zijn.

In mijn brief van 19 oktober 20222 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitspraak van het EHRM van 14 september jl. in de zaak H.F. en anderen tegen Frankrijk. In de procedure bij het EHRM ging het om de vraag of er op de Franse staat op grond van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) een verplichting rust om uitreizigers op verzoek te repatriëren. De uitspraak van het EHRM bepaalt dat er op grond van het EVRM geen recht is tot repatriëring, dit geldt in principe voor alle in Noordoost-Syrië verblijvende uitreizigers, waaronder de mannen.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz -Zegerius


X Noot
1

HRM 14 september 2022.

X Noot
2

Kamerstuk 29 754, nr. 651.

Naar boven