Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 april 2019
Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) heeft onderzoek gedaan
naar de werking en inzet van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding
(Twbmt)(Kamerstuk 34 359). Hierbij ontvangt u ter kennisgeving het onderzoeksrapport «Bestuurlijke vrijheidsbeperking
van jihadisten». Het gebruik van de «Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding»
in de eerste periode na de inwerkingtreding»1. Dit onderzoeksrapport monitort het gebruik van de Twbmt in de periode van 1 maart
2017 tot en met 31 augustus 2018.
De Twbmt maakt het mogelijk preventieve maatregelen op te leggen die zijn gericht
op het voorkomen van terroristische activiteiten of de ondersteuning daarvan. Het
gaat daarbij enerzijds om vrijheidsbeperkende maatregelen (een meldplicht, gebiedsverbod,
contactverbod of uitreisverbod) en anderzijds de mogelijkheid om een subsidie, vergunning,
ontheffing of erkenning te weigeren of in te trekken. Al deze preventieve maatregelen
hebben ten doel de nationale veiligheid te beschermen en terroristische activiteiten
of de ondersteuning daarvan te verhinderen. Deze preventieve maatregelen zijn waardevol
gebleken. Het bestaande instrumentarium ter bestrijding van terrorisme is hiermee
aangevuld met maatregelen die een drempel opwerpen om de dreiging van personen, die
in Nederland terroristische activiteiten willen ontplooien of ondersteunen, te reduceren
en die de nationale veiligheid beogen te beschermen.
In de eerste periode na inwerkingtreding is ervaring opgedaan met het opleggen van
bovengenoemde bestuurlijke maatregelen. Dit is een juridisch hoogwaardig en complex
proces, dat zorgvuldig en met oog voor alle betrokken belangen moet worden uitgevoerd.
Een dergelijke werkwijze kost tijd en vraagt om personele capaciteit bij alle betrokken
organisaties. Dit wordt onderschreven door de bevindingen van het WODC-onderzoek,
dat concludeert dat de uitvoering van de Twbmt een arbeidsintensief en inhoudelijk
en organisatorisch complex traject is, waarbij nauwe afstemming tussen alle betrokken
ketenpartners noodzakelijk is.
In dit traject wordt de basis voor een bestuurlijke maatregel doorgaans gevormd door
een bestuurlijke rapportage, opgesteld door de betrokken lokale actoren. Een bestuurlijke
rapportage bevat informatie over gedragingen van een betrokkene waaruit blijkt dat
hij of zij in verband kan worden gebracht met terroristische activiteiten of de ondersteuning
daarvan. Daarbij gaat het niet alleen om recente informatie, maar ook om het schetsen
van ontwikkelingen in de gedragingen van betrokkene. Van belang is dat uit de verkregen
informatie een beeld van de gedragingen van betrokkene volgt waaruit kan worden geconcludeerd
dat er een noodzaak is om een bestuurlijke maatregel op te leggen. Omdat het schetsen
van een zorgvuldig en volledig beeld van de gedragingen van groot belang is, vergt
het opstellen van een dergelijke rapportage een aanzienlijke tijdsinspanning. Dit
strookt met de bevindingen van het WODC.
Bij de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) is een aantal
medewerkers specifiek belast met de uitvoering van de Twbmt. Gedurende het gehele
proces van bestuurlijke rapportage tot het daadwerkelijk opleggen van een bestuurlijke
maatregel vindt meermaals afstemming en overleg plaats tussen de betrokken ketenpartners.
De NCTV is continu bezig met het verbeteren en verder stroomlijnen van de bestaande
procedures met betrekking tot het opleggen van bestuurlijke maatregelen op grond van
de Twbmt. De onderhavige bevindingen van het WODC vormen daarbij een goede leidraad.
Het WODC constateert dat zowel de voorbereiding als de uitvoering van de vrijheidsbeperkende
maatregelen uit de Twbmt voor de verschillende betrokken partijen een grotere belasting
vormt dan van te voren werd gedacht. Om te bezien of hier sprake is van een aanloopverschijnsel
of van een blijvend knelpunt is het goed dat de wet langer wordt gemonitord, aldus
het WODC. Ik kijk dan ook uit naar de evaluatie van de Twbmt door het WODC, gepland
voor het einde van dit jaar. Tegen die tijd is er ongetwijfeld sprake van meer casuïstiek,
zodat conclusies met betrekking tot de werking en toepassing van de Twbmt kunnen worden
getrokken.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus