29 754 Terrorismebestrijding

27 925 Bestrijding internationaal terrorisme

Nr. 372 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 april 2016

In deze brief informeer ik uw Kamer over de samenwerking tussen Nederland en Turkije op het gebied van justitie en terrorismebestrijding en de daartoe in het leven geroepen werkgroep, zoals verzocht door het lid Pechtold (D66) van uw Kamer tijdens de regeling van werkzaamheden op 5 april 2016 (Handelingen II 2015/16, nr. 73, Regeling van werkzaamheden).

Nederland en Turkije werken nauw samen op politieel en justitieel terrein. Mijn werkbezoek van 18 november 2015 aan de toenmalige Minister van Justitie van Turkije, de heer Ipek, stond in het teken van de versterking van de justitiële samenwerking tussen de beide landen in brede zin. Daartoe heb ik voorgesteld om, in aanvulling op de bestaande bilaterale, Europese en multilaterale samenwerking, een Memorandum of Understanding (MoU) af te sluiten om de bestaande activiteiten op het gebied van bilaterale samenwerking te overkoepelen, te bestendigen en uit te breiden.

Memorandum of Understanding

Het overleg met toenmalig Minister van Justitie Ipek op 18 november 2015 had een brede insteek: het ging over samenwerking op het gehele terrein van Justitie, zoals bestrijding van drugscriminaliteit, mensensmokkel en terrorisme. Daarmee bestreek het mede het terrein waarvoor in Turkije de Minister van Binnenlandse Zaken verantwoordelijk is.

Ik heb tijdens dat bezoek het voorstel gedaan om een ambtelijke werkgroep op te richten waarin de beide landen kunnen bezien op welke wijze deze bestaande samenwerking nog kan worden bestendigd en uitgebreid met behulp van een Memorandum of Understanding. Ik heb in december 2015 mijn huidige ambtgenoot van Justitie van Turkije, de heer Bozdağ, bij gelegenheid van zijn benoeming bevestigd dat we hebben afgesproken om na het Nederlandse EU-voorzitterschap tot ondertekening van een MoU – met afspraken tussen beide landen – te komen. De ervaring leert dat de voorbereiding van dergelijke bilaterale bijeenkomsten tijd kost, zeker als zij moet leiden tot een te ondertekenen MoU. Ik beoog de gezamenlijke Nederlands-Turkse ambtelijke werkgroep nog voor de zomer bijeen te laten komen.

In aansluiting op het bezoek zijn de werkzaamheden binnen het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor de opstelling van een dergelijk MoU ter hand genomen en heeft een inventariserende bespreking plaatsgevonden met de betrokken onderdelen van Veiligheid en Justitie over de onderwerpen die deel zouden kunnen uitmaken van het MoU. Als mogelijke onderwerpen zou onder andere kunnen worden gedacht aan verbetering van procedures met betrekking tot rechtshulpverzoeken, betere kennisdeling en uitwisseling van experts. Bij de bespreking wordt voorts aandacht besteed aan de eisen die door het Europees verdrag voor de rechten van de mens aan een dergelijke samenwerking worden gesteld. Bij de voorgenomen brede reikwijdte moet aan Turkse zijde ook de Minister van Binnenlandse Zaken worden betrokken.

Sinds mijn bezoek aan Ankara heb ik diverse malen op ministerieel niveau contact gehad om het belang van goede samenwerking te bevestigen. Op 25 januari 2016 sprak ik en marge van de informele JBZ-Raad in Amsterdam (Kamerstuk 32 317, nr. 385) met de onderminister van Binnenlandse Zaken, de heer Öztürk, en op 10 februari 2016 in Den Haag met de vicepremier, de heer Akdogan, en de Minister van Binnenlandse Zaken, de heer Ala. In deze gesprekken is het belang van informatiedeling voor terrorismebestrijding aan de orde geweest. Het meest recent heb ik op 4 april 2016 telefonisch contact gehad met Minister van Binnenlandse Zaken Ala, om hierover nadere afspraken te maken, omdat naar aanleiding van de gang van zaken rondom de broers El Bakraoui duidelijk is dat de samenwerking ten aanzien van uitzettingen naar Nederland van ongewenste personen in relatie tot terrorisme moet worden aangescherpt. Ik informeer uw Kamer daarover in de reeds genoemde brief ter beantwoording van vragen over informatie omtrent de aanslagplegers Brussel van heden (Kamerstukken 29 754 en 27 925, nr. 370).

Het af te sluiten MoU komt in aanvulling op de bestaande bilaterale, Europese en multilaterale samenwerking, waarvan hieronder een kort overzicht volgt.

Bilaterale samenwerking

De Nederlandse en Turkse politie en justitie werken veelvuldig met elkaar samen in strafrechtelijke onderzoeken en procedures. De bilaterale politiesamenwerking tussen Nederland en Turkije ziet in belangrijke mate op het uitwisselen van kennis en informatie in de opsporingsfase van onderzoeken en op het traceren van voortvluchtige verdachten (ook terrorismeverdachten) of veroordeelden. De samenwerking in het kader van terrorismezaken verloopt voor een groot deel ook langs politiële weg, waarbij behalve de Landelijke Eenheid ook Interpol/Europol en de Ministeries van (Veiligheid en) Justitie een rol spelen.

De operationele politiesamenwerking verloopt over het algemeen goed. De Turkse autoriteiten reageren bij zeer concrete en actuele informatie inmiddels doorgaans snel en stoppen de uitreis van jihadreizigers indien mogelijk. Ook onderneemt Turkije stappen bij de screening van inkomende reizigers. Ten aanzien van het delen van onderzoeksgegevens is Turkije, evenals veel andere landen, terughoudend. De samenwerking met Turkije heeft zich in het begin geconcentreerd op het tegenhouden van jihadreizigers en richt zich nu ook op het signaleren van terugkeerders. Rondom uitzettingen is de bestaande werkwijze beschreven in de Kamerbrief ter beantwoording van vragen over informatie omtrent de aanslagplegers Brussel (Kamerstukken 29 754 en 27 925, nr. 370).

Er vindt op regelmatige basis overleg plaats tussen de Nederlandse en Turkse autoriteiten. Daarin worden verbeterpunten in de samenwerking aan de orde gesteld, ook op het terrein van contra-terrorisme. De Nederlandse politieliaison in Ankara speelt daar een rol in. Ook zijn er uitwisselingsbezoeken vanuit de Nederlandse en Turkse politie over en weer, zo heeft van 21 tot 23 september 2015 de Turkse politiële inlichtingendienst een bezoek gebracht aan Nederland (o.a. NCTV, grenstoezicht KMar Schiphol, aanpak vroegsignalering gemeente Amsterdam). Op 4 en 5 april 2016 is een delegatie van de Nationale Politie in Ankara geweest voor een reeds eerder gepland bezoek om met de Turkse politie te spreken over de invulling van het gezamenlijke werkprogramma.

De justitiële samenwerking tussen Nederland en Turkije heeft evenzeer een intensief karakter. Over en weer worden door de verantwoordelijke ministeries jaarlijks honderden rechtshulpverzoeken uitgewisseld ten behoeve van uiteenlopende strafzaken. Over de wijze van de uitvoering van deze rechtshulpverzoeken vindt regelmatig overleg plaats tussen het Ministerie van Veiligheid en Justitie en de Turkse liaison-magistraat in Den Haag. Naar aanleiding van die zaken komt ook aan de orde op welke punten de samenwerking door beide zijden kan worden verbeterd.

Europese samenwerking

Ook op EU-niveau wordt onder andere door de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO), de Commissie en de EU Contra Terrorisme Coördinator prioriteit gegeven aan inspanningen voor terrorismebestrijding met Turkije. In het voorjaar van 2016 gaat mede op basis van een eerdere gezamenlijke inventarisatie een gerichte dialoog over terrorismebestrijding van start om de samenwerking tussen de EU en Turkije inzake terrorismebestrijding te intensiveren. Ook is ingestemd met plaatsing van een Turkse liaison bij Europol en is de EU-vertegenwoordiging in Ankara versterkt met een Contra Terrorisme Expert. De inspanningen van de EU richting Turkije passen binnen de bredere inzet op terrorismebestrijding die de Raad Buitenlandse Zaken begin 2015 overeen is gekomen voor derde landen.

Multilaterale samenwerking

Multilateraal werken Nederland en Turkije samen binnen het Global Counter Terrorism Forum (GCTF) en de anti-ISIS-coalitie (AIC). Nederland en Turkije zijn sinds afgelopen september co-voorzitters van het GCTF. In april zal Marokko het co-voorzitterschap overnemen van Turkije. De bestaande GCTF FTF werkgroep, geleid door Nederland en Marokko, heeft een scala aan beleidsmatige aanbevelingen en good practices ontwikkeld, die zien op verschillende onderwerpen die gerelateerd zijn aan terrorismebestrijding, waaronder informatie-uitwisseling, de detectie van terroristische reisbewegingen en het voorkomen van gewelddadig extremisme.

Daarnaast zijn Nederland en Turkije sinds de oprichting van de anti-ISIS-coalitie, gezamenlijk voorzitter van de Foreign Terrorist Fighters werkgroep. Binnen deze werkgroep wordt de internationale samenwerking bij het tegengaan van FTF bevorderd, waaronder ook betere informatiedeling.

Nederland en Turkije spelen hierin een rol als trekkers van werkstromen gericht op respectievelijk grenstoezicht en informatie-uitwisseling. Ten behoeve van capaciteitsopbouw deelt Nederland met de overige leden van de werkgroep kennis en expertise over het in kaart brengen van knelpunten voor het signaleren en detecteren van personen en hun reisbewegingen.

Op 11 januari 2016 zijn de FTF werkgroepen van de GCTF en AIC op Nederlands initiatief samengekomen in Den Haag. Tot de centrale thema’s van deze bijeenkomst behoorden het bevorderen van informatie-uitwisseling, het versterken van grenscontroles en het samenwerken met de private sector. De concrete aanbevelingen voortvloeiende uit de discussies zijn vervat in het «The Hague Implementation Plan on Foreign Terrorist Fighters». Hierover heeft de Minister van Buitenlandse Zaken uw Kamer geïnformeerd per brief d.d. 9 februari 2016 (Kamerstuk 27 925, nr. 584).

De samenwerking binnen de AIC en het GCTF heeft onder meer geleid tot een toename van het aantal landen dat nu gegevens en profielen deelt met Interpol. De besprekingen hebben eveneens geleid tot beter inzicht in reisroutes, de financiële capaciteiten en behoeften van strijders en mogelijkheden om de uitreis en doorreis te voorkomen.

Samenvattend: er gebeurt veel in de relatie tussen Nederland en Turkije. Het door mij en mijn Turkse collega in november 2015 genomen initiatief om te komen tot een breed MoU ter verdieping van de justitiële samenwerking tussen de beide landen is hiervan een bevestiging. Naast de voorbereiding van het MoU zijn er permanent contacten op allerlei niveaus om de bestaande samenwerking te verbeteren.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Naar boven