32 317 JBZ-Raad

Nr. 385 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 februari 2016

Hierbij bieden wij u het verslag aan van de informele Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, gehouden in Amsterdam op 25 en 26 januari 2016.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff

Verslag van de informele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 25-26 januari 2016 te Amsterdam

Belangrijkste zaken

I. Binnenlandse Zaken, Immigratie en Asiel

Asiel en Migratie:

Lunchbespreking migratie: de lunchbespreking stond in het teken van de versterking van de Schengenruimte en de tijdelijke grensmaatregelen die door verschillende lidstaten zijn getroffen. Het Voorzitterschap benadrukte het belang van het op korte termijn bereiken van resultaten in combinatie met maatregelen voor de langere termijn, waarover tijdens de Europese Raad van februari gesproken zal worden.

Europese Grens- en Kustwacht: het Gemengd Comité verwelkomde het voorstel voor een Europese Grens- en Kustwacht. De discussie leverde de gewenste politieke sturing op bij de meest betwiste onderdelen van het voorstel. Het Voorzitterschap concludeerde dat er in het Gemengd Comité overeenstemming bestaat over de noodzaak tot oprichting van een Europese Grens- en Kustwacht en alle aanwezigen bevestigden de inzet voor spoedige besluitvorming.

II. Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap

Terrorismebestrijding: er is gesproken over informatie-uitwisseling en de onderliggende processen om terrorisme beter te bestrijden. Belangrijkste conclusie is dat er al veel gebeurt ter verbetering van samenwerking. Er zijn echter diverse verbeterpunten noodzakelijk. Zo zullen op korte termijn concrete stappen gezet moeten worden om de informatie-uitwisseling tussen nationale en Europese autoriteiten als bijvoorbeeld opsporing en grensbewaking verder te versterken. Onder het adagium «collect, check, connect» is gesproken over de obstakels die optimalisering van de informatie uitwisseling in de weg staan. Deze obstakels variëren van juridisch, operationeel tot technisch. De inzet van het voorzitterschap is om tijdens de JBZ-Raad van juni een aantal gezamenlijk geïdentificeerde specifieke acties te formaliseren. Er was brede steun voor deze inzet. Europol lanceerde het Europol CT Centre (ECTC), als nieuw operationeel centrum waar diverse onderzoeken multidisciplinair (terrorisme, fraude, falsificaties, etc.) worden samengebracht. Tot slot is gesproken over het belang van een lokale aanpak, om terrorisme en radicalisering tegen te gaan.

Cybercrime: het Voorzitterschap zal de belemmeringen voor het adequaat aanpakken van cybercriminaliteit en het vergaren van elektronisch bewijs (e-evidence) voor nadere uitwerking oppakken. In samenwerking met Eurojust is in 2016 de start van een netwerk voor officieren van justitie voorzien om de onderlinge samenwerking en kennisuitwisseling tussen lidstaten te bevorderen.

Uitbreiding ECRIS tot derdelanders: het Voorzitterschap concludeerde dat het voorstel brede steun van de lidstaten geniet en dat op technisch niveau in detail verder zal worden gesproken. Het Voorzitterschap gaf, in het licht van de brede steun voor het voorstel, aan dat hij verwacht dat voor het einde van het Nederlandse Voorzitterschap een algemene oriëntatie kan worden bereikt.

Europese forensische ruimte: het Voorzitterschap concludeerde dat de Europese Forensische Ruimte voor de lidstaten een belangrijk onderwerp is. Het zal zich inspannen om voor het einde van het Nederlandse Voorzitterschap een voortgangsdocument te presenteren met daarin een voorstel hoe de Europese Forensische Ruimte verder kan worden ontwikkeld. Daarbij zullen de principes van gegevensbescherming en privacy van de Europese burger niet uit het oog worden verloren.

Verslag:

I. Binnenlandse Zaken, Immigratie en Asiel

Lunchbespreking migratie

De lunchbespreking stond in het teken van de versterking van de Schengenruimte en de tijdelijke grensmaatregelen die door verschillende lidstaten zijn getroffen. Lidstaten werd gevraagd in hun interventie te reflecteren op de volgende vragen: welke noodzakelijke maatregelen op korte termijn dienen te worden getroffen en wat kan worden ondernomen wanneer de termijn voor genomen tijdelijke grensmaatregelen verlopen?

De Europese Commissie gaf in haar interventie aan dat ze, op verzoek van de Lidstaten, onderzoekt hoe de tijdelijke nationale grensmaatregelen verlengd kunnen worden. Hierbij benadrukte de Europese Commissie dat de primaire inzet blijft om de situatie te stabiliseren en dat er moet worden gewerkt aan Europese oplossingen. Verschillende lidstaten vroegen aandacht voor de grote druk op de nationale systemen en lichtten voorgestelde of geïmplementeerde nationale maatregelen toe. Andere lidstaten benadrukten de tegenvallende resultaten met betrekking tot de gedane beloftes door lidstaten voor wat betreft de bijdragen aan Frontex, EASO en herplaatsing.

Het Voorzitterschap benadrukte het belang van informatie-uitwisseling tussen lidstaten en de noodzaak om genomen besluiten te respecteren en te effectueren. De inzet is er op gericht op korte termijn samen met Turkije resultaten te bereiken die de instroom substantieel en duurzaam beperken. De lidstaten verwelkomden het initiatief van de Europese Commissie om de juridische en praktische basis voor te bereiden om de voortzetting van de nationale tijdelijke maatregelen te garanderen wanneer de maximale termijnen worden bereikt. Daarnaast riepen de Lidstaten de Europese Commissie op om te bekijken hoe Frontex kan worden ingezet op de grens tussen Griekenland en Macedonië. Het Voorzitterschap concludeerde dat voor de middellange termijn het Europese migratiesysteem zal moeten worden herzien, waarbij de Europese Commissie de absorptiecapaciteit van de gehele Unie in ogenschouw moet nemen. Ten slotte concludeerde het Voorzitterschap dat tijdens de Europese Raad van februari gesproken zal worden over deze onderwerpen.

Europese Grens- en Kustwacht

Het Voorzitterschap heeft het voorstel voor een Europese Grens- en Kustwacht in een vroeg stadium geagendeerd in het Gemengd Comité, om een voortvarende behandeling door de Raad te faciliteren. Ter voorbereiding werd de lidstaten gevraagd om in hun interventie rekening te houden met een drietal aandachtspunten, namelijk: de gedeelde verantwoordelijkheid van het beheer van de buitengrenzen, het recht om te interveniëren in het grensbeheer van lidstaten en de verplichte bijdrage van personeel door lidstaten aan de Europese Grens- en Kustwacht.

In aanwezigheid van de Commissaris, de uitvoerend directeur van Frontex en de voorzitter van de LIBE commissie van het Europees parlement, benadrukten lidstaten voornamelijk de gevoeligheid omtrent het recht om te interveniëren.

Lidstaten beaamden dat ook een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het bewaken van de Europese buitengrenzen bestaat, maar stelden dat de primaire verantwoordelijkheid hiervoor blijft liggen bij de lidstaten. Een meerderheid van de lidstaten gaf aan van mening te zijn dat dit voorstel dit beginsel respecteert. Tevens onderschreef een meerderheid van de lidstaten dat het in bepaalde gevallen wenselijk is om druk te kunnen zetten op een lidstaat om een grensbeheeroperatie te accepteren, waarbij de Raad een rol dient te hebben in dit besluitvormingsproces. Lidstaten gaven aan dat de capaciteit van Frontex moet worden versterkt, maar uitten tevens hun zorgen over de berekening van de percentages en de beschikbaarheid van grenswachters voor nationale inzet.

Het Voorzitterschap concludeerde dat er over het algemeen overeenstemming bestaat over de noodzaak tot oprichting van een Europese Grens- en Kustwacht, waarbij alle aanwezigen de inzet voor spoedige besluitvorming bevestigden. Het Voorzitterschap concludeerde dat de discussie de gewenste politieke sturing heeft opgeleverd op de meest betwiste onderdelen van het voorstel.

II. Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap

Terrorismebestrijding informatie-uitwisseling

Het Voorzitterschap toonde de lidstaten een film met daarin een fictief scenario als decor voor het tonen van specifieke obstakels die bestaan bij de uitwisseling van informatie bij de aanpak van terrorisme. Op zowel korte als middellange termijn moet op dit terrein concrete vooruitgang worden geboekt. Het Voorzitterschap leidde de discussie langs het adagium «collect, check, connect». Collect staat voor het beschikbaar maken (of reeds hebben) van verschillende typen informatie – bv. financiële informatie, reisgegevens, criminele activiteiten. Deze informatie moet gecheckt worden tegen elkaar en tegen detectie- en signaleringssytemen (SISII, SLTD, PIU’s, FIU’s, EIS, i-Arms1 etc.). De uitkomsten van deze checks en analyses moeten verbonden worden «connect» met andere autoriteiten, zowel nationaal als andere lidstaten en met Europol en Interpol. Om dit gedegen te kunnen doen moet informatie tijdig en sneller bruikbaar zijn en bij alle relevante autoriteiten komen.

De daarop volgende discussie maakte duidelijk dat er al veel gebeurt ter verbetering van de samenwerking. Daartoe uitgenodigd merkte de DG AIVD Bertholee in zijn hoedanigheid als voorzitter van de Counter Terrorism Group / CTG (in casu een samenwerkingsverband van alle EU veiligheidsdiensten, aangevuld met Noorwegen en Zwitserland) op dat de huidige samenwerking tussen de Europese veiligheidsdiensten uiterst intensief en productief is. Tevens lichtte hij een belangrijk nieuw initiatief toe. Onder Nederlands voorzitterschap wordt thans concreet werk gemaakt van de oprichting van een CTG database en platform waardoor de informatie-uitwisseling tussen Europese veiligheidsdiensten nog verder kan worden versterkt. Daarnaast streeft de CTG, onder inachtneming van de verschillen tussen veiligheidsdiensten en politiediensten, naar het aantrekken van de samenwerkingsrelatie met Europol.

Langs het door het Voorzitterschap gestelde adagium «collect, check, connect» is door de lidstaten verder gesproken over de obstakels die optimalisering van de informatie-uitwisseling in de weg staan. Deze obstakels variëren van juridisch, operationeel tot technisch. Lidstaten steunden de inzet van het Voorzitterschap. Er werd opgeroepen tot een gedecentraliseerde informatie uitwisseling, in plaats van een gecentraliseerde uitwisseling van informatie. Dit zou beter aansluiten op de operationele praktijk en behoeften.

Er werd door lidstaten gewezen op het belang van het koppelen van de verschillende systemen die gebruikt worden voor registratie van verloren en gestolen vuurwapens en het structureel delen van informatie over verdachte aankopen van precursoren voor explosieven.

Er werd door lidstaten gewezen op de actuele dreiging die uitgaat van het misbruik van reisdocumenten. Systemen als het SIS en SLTD moeten gevuld en bevraagd worden om te kunnen handelen op de signaleringen en alerteringen en gekoppeld worden ook aan ECRIS en Eurodac. De systemen en expertise moeten overal toegankelijk zijn voor systematische checks als personen grenzen passeren en voor de identificatie en detectie van valse documenten en de personen die deze gebruiken. Een nuchter en concreet plan moet worden opgesteld. Meetbare verbetering is essentieel.

Lidstaten gaven aan dat ze duidelijk moeten zijn over elkaars verwachtingen: wat voor informatie wisselen we uit, aan welke criteria voldoet die informatie en hoe ziet de opvolging er uit? De uitwisseling moet systematisch en real-time (liefst proactief) zijn.

De voorzitter van het LIBE comité van het Europees parlement, gaf aan het belangrijk te vinden dat de reeds bestaande maatregelen en regelgeving spoedig wordt geïmplementeerd. Dan gaat het met name om het verdrag van Prüm (na 7 jaar) en het Zweeds Kaderbesluit (na 8 jaar). Teveel lidstaten blijven achter en deze bestaande regelgeving biedt concrete mogelijkheden tot versterking. Daarnaast deed hij een oproep tot afronding van de PNR-richtlijn in februari.

De Commissie steunde de inzet van het Voorzitterschap met een oproep tot concrete acties, voor concrete resultaten. Wat de Commissie betreft is de verbetering in gebruik van het SIS positief, maar niet genoeg. Er is teveel verschil tussen hoe lidstaten signaleringen opvoeren en deze opvolgen. Ook wordt volgens de Commissie nog steeds niet voldoende informatie gedeeld met het Focal Point Travel van Europol, en blijft het gebruik van SLTD achter. De Commissie riep de Raad op om opname van derdelanders in het ECRIS snel te regelen. Het gebruik van deze systemen moet volgens de Commissie systematisch en consistent zijn. Daarbij gaat het ook om het gebruikmaken van alle mogelijkheden die een systeem biedt, zoals het toevoegen van biometrie in SIS. Interoperabiliteit en connectiviteit van systemen is noodzakelijk. Systemen als SIS, Eurodac, EU-VIS, ECRIS, SLTD, moeten met elkaar kunnen communiceren. De Commissie gaf aan daarom initiatieven als het Slimme Grenzenpakket te steunen en zal zelf in maart met een voorstel voor interoperabiliteit komen. Wat betreft vuurwapens en explosieven, kan volgens de Commissie het European Counter Terrorism Center van Europol een belangrijke rol spelen in de informatie-uitwisseling over vuurwapens en explosieven. De Commissie gaf aan dat volledige implementatie van de verordening voor precursoren voor explosieven noodzakelijk is, alsook informatie-uitwisseling tussen lidstaten over verdachte transacties en monitoring van online verkopen.

Europol lanceerde daarna het European Counter Terrorism Center (ECTC) als nieuw operationeel platform waar diverse onderzoeken multidisciplinair (terrorisme, fraude, falsificaties, etc.) worden samengebracht en dat moet leiden tot betere informatie-uitwisseling, zowel kwalitatief als kwantitatief. Informatie moet beter en sneller met elkaar verbonden kunnen worden. Een voorbeeld dat voortkomt uit het ECTC is de taskforce Fraternité waarbij Europol ondersteunt met operationele analyses en onderzoek naar de aanslagen in Parijs.

Het Voorzitterschap gaf aan tijdens de JBZ-Raad van juni een aantal gezamenlijk geïdentificeerde specifieke acties te zullen formaliseren en concludeerde dat er brede steun is onder de lidstaten voor deze inzet en de voorgestelde concrete verbeterpunten langs het adagium «collect, check, connect».

Terrorismebestrijding lokale aanpak

Het Voorzitterschap leidde een discussie over het belang van een lokale aanpak om terrorisme en radicalisering tegen te gaan. Lokale aanpak is maatwerk en moet nauw aansluiten bij de cultuur en bestuurlijke inrichting ter plaatse. Het Voorzitterschap beoogde met deze discussie dat meer informatie-uitwisseling tussen eerstelijns professionals wordt gerealiseerd en dat meer «best practices» op gemeentelijk niveau worden uitgewisseld tussen lidstaten. Het Voorzitterschap gaf aan eraan te willen bijdragen dat lidstaten een lokale aanpak integreren in hun nationale strategieën.

Tijdens de discussie over lokale aanpak lanceerde Europol het Radicalisation Awareness Network (RAN) Centre of Excellence. Het RAN is een EU-netwerk van eerstelijns professionals dat actief is sinds 2007, en waar 19 EU-lidstaten bij zijn aangesloten.

Burgemeester van Den Haag, de heer Van Aartsen, presenteerde de aanpak van de stad Den Haag om radicalisering tegen te gaan. Verschillende lidstaten deelden vervolgens hun ervaring met lokale programma’s. In de interventies werd aangegeven dat het van belang is dat deze programma's geëvalueerd worden, en dat de wijzen van aanpak en strategieën gedeeld worden. De EU Commissaris gaf aan dat hij als voormalig burgemeester zeker oog heeft voor lokale aanpak en dat de Nederlandse aanpak op dit vlak als leidend voorbeeld dient. De Commissaris riep de lidstaten op om lokale autoriteiten en professionals aan te laten sluiten op het RAN.

De EU-Coördinator voor terrorismebestrijding noemde de volgende punten van aandacht:

  • 1. definieer geschikte wijzen van aanpak, waarbij het RAN Centre of Excellence zeer behulpzaam kan zijn;

  • 2. identificeer de juiste kanalen (credible voices). Samenwering met intelligence services is hiervoor nuttig maar niet overal is goede samenwerking aanwezig op lokaal niveau;

  • 3. rehabilitatieprogramma’s voor terugkeerders zijn van belang;

  • 4. één Europese aanpak waarbij we stigmatisering voorkomen;

  • 5. integratieprogramma's voor vluchtelingen;

  • 6. de Commissie is bezig met een Mededeling om preventie-aanpak te integreren in andere programma's (jeugd, jobs, sport).

De directeur RAN Centre of Excellence, de heer Ramadan, gaf tenslotte aan dat RAN ervoor kan zorgen dat de inspanningen verzameld, verbeterd en uitgewisseld worden; op dit moment zijn meer dan 1500 professionals bij RAN aangesloten.

Cybersecurity

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie presenteerde namens het Voorzitterschap het onderwerp cybersecurity. Het Voorzitterschap toonde een film die aangeeft dat iedereen, zowel landen als bedrijven als personen, slachtoffer kan worden van digitale inbraak, diefstal, spionage of sabotage. Deze dreiging geldt ook voor vitale infrastructuur, en kan daardoor maatschappij-ontwrichtende gevolgen hebben. Hierdoor is cybersecurity een onderwerp waar de JBZ-Raad zich over zou moeten buigen. De Staatssecretaris nodigde de betrokken Ministers uit om op 12 mei as. in Amsterdam verder te spreken over cybersecurity op ministerieel niveau.

Cybercrime

Tijdens het Luxemburgse Voorzitterschap heeft de JZB-raad gesproken over de belemmeringen voor het adequaat aanpakken van cybercriminaliteit en het vergaren van elektronisch bewijs (e-evidence). Het Nederlandse Voorzitterschap zal deze belemmeringen voor nadere uitwerking oppakken.

Het Voorzitterschap legde daartoe de lidstaten twee sets aan vragen voor, respectievelijk over:

  • 1) alternatieven voor bestaande rechtshulp instrumenten voor situaties waar de locatie van gegevens of de oorsprong van de cyberaanval niet bekend is; en

  • 2) de tegenstrijdigheid in regelgeving die de samenwerking met private partijen voor het vergaren van e-evidence belemmert.

Alternatieven voor bestaande rechtshulp instrumenten voor situaties waar de locatie van gegevens of de oorsprong van de cyberaanval niet bekend is.

Het Nederlandse Openbaar Ministerie, Procureur-Generaal Van der Burg, gaf een presentatie over praktische problemen in onderzoeken naar cybercriminaliteit. Deze problemen betreffen in het bijzonder het achterhalen van elektronisch bewijs. Omdat internet grenzeloos is, is het soms moeilijk of zelfs onmogelijk die gegevens te achterhalen. Opsporingsonderzoeken en/of vervolging en berechting zijn dan niet aan de orde.

De lidstaten reageerden vervolgens langs de volgende lijnen. Uit de interventies bleek dat lidstaten niet willen berusten in deze situatie die ervoor zorgt dat cybercriminaliteit onbestraft blijft en dat zich zogenoemde safe havens ontwikkelen waar criminelen hun gang kunnen gaan. De lidstaten gaven er blijk van zich te realiseren dat geen lidstaat dit alleen kan oplossen, en dat een EU-brede aanpak nodig is. Ook is naar voren gebracht dat een EU-brede aanpak – op termijn – ook met derde landen moet worden uitgevoerd.

Lidstaten onderschreven het belang van het implementeren en effectief gebruik van bestaande instrumenten (EOB, MLA2, Budapest conventie) en het volgen van het principe van territorialiteit als algemene regel. De lidstaten gaven aan open te staan voor het onderzoeken van uitzonderingen op deze regel, wanneer het gebruik van deze instrumenten juist door het ontbreken van gegevens over de locatie van gegevens of de oorsprong van de cyber-aanval niet mogelijk is.

Alternatieve benaderingen die werden aangedragen hebben betrekking op verschillende grondslagen voor het vestigen van rechtsmacht (bijv. daar waar het slachtoffer woont), het differentiëren in maatregelen op basis van categorieën van data (bijvoorbeeld «non-content» of «content» data, of het «ex-post» of «real-time» vergaren van deze data), het versterken van de onderlinge samenwerking en kennisuitwisseling tussen lidstaten en het maken van afspraken met derde landen (met name de VS). Oplossingen hoeven daarbij niet per definitie wetgevend van aard te zijn.

Het Voorzitterschap gaf aan dat in samenwerking met Eurojust de oprichting van een netwerk voor officieren van justitie is voorzien om de onderlinge samenwerking en kennisuitwisseling tussen lidstaten te bevorderen. Dit netwerk wordt naar verwachting in juni 2016 gelanceerd.

Tegenstrijdigheid in regelgeving die de samenwerking met private partijen voor het vergaren van e-evidence belemmert

Eurojust zette het belang van eenduidige wetgeving ten aanzien van private partijen uiteen. Dat belang zit hem in het bevorderen van het snel en effectief opvragen en verstrekken van gegevens (e-evidence) door justitie alsook in het voor bedrijven eenduidiger en gemakkelijker maken om gegevens te verstrekken met inachtneming van de bescherming van fundamentele rechten.

Enkele lidstaten gaven aan positief te staan ten aanzien van het verkennen van de mogelijkheden tot het vergaren van e-evidence door bijvoorbeeld een maatregel die het mogelijk maakt dat er direct contact gelegd kan worden met private partijen in andere lidstaten (m.n. internet service providers). Veel lidstaten pleitten voor één EU-aanpak met het oog op de obstakels die private partijen nu ervaren bij het aanleveren van e-evidence. Dit komt door verschillen in nationale wetgeving.

De Commissie verwees naar het EU IT Forum voor het maken van afspraken tussen lidstaten en internet service providers, op het gebied van directe toegang tot e-evidence. De Commissie gaf aan dat een expertgroep kan helpen om het vraagstuk van cybercrime verder te brengen.

Lidstaten wezen naar de noodzaak voor technische uitwerking van alternatieven en vroegen daarbij oog te houden voor de mogelijkheden voor het vergaren van e-evidence binnen de bestaande instrumenten. Daarnaast moet oog worden gehouden op hoe nieuwe mogelijkheden uitwerken in de praktijk en op de bescherming van fundamentele rechten.

De voorzitter van het (LIBE) comité van burgerlijke vrijheiden, justitie en binnenlandse zaken van het Europees parlement toonde begrip voor de zorgen ten aanzien van de problematiek van de lidstaten en gaf aan dat de EU creatief diende te zijn om een gezamenlijke aanpak te ontwikkelen op jurisdictie in cyberspace.

Het Voorzitterschap deelde tot slot mede dat de oplossingsrichtingen nader zullen worden uitgewerkt.

Uitbreiding van ECRIS tot derdelanders

Tijdens de ontbijtbespreking presenteerde Commissaris Jourová het voorstel voor een richtlijn tot uitbreiding van ECRIS (European Criminal Records Information System) tot derdelanders dat beide Kamers der Staten-Generaal inmiddels ook van de Commissie hebben ontvangen. Het kabinet stelt daarover een BNC-fiche op dat binnenkort aan de Kamers zal worden aangeboden. Met het voorstel wordt beoogd de uitwisseling van informatie over strafrechtelijke veroordelingen van derdelanders even efficiënt te maken als voor EU-onderdanen. De Commissie presenteerde het voorstel en vroeg de lidstaten om steun. De lidstaten reageerden over het algemeen positief op het voorstel.

Het Voorzitterschap concludeerde dat het voorstel brede steun van de lidstaten geniet en dat op technisch niveau in detail verder zal worden gesproken. Het Voorzitterschap gaf, in het licht van de brede steun voor het voorstel, aan dat hij verwacht dat voor het einde van het Nederlandse Voorzitterschap een algemene oriëntatie kan worden bereikt.

Europese forensische ruimte

De lunchbespreking was gewijd aan de ontwikkeling van één Europese forensische ruimte, te creëren op basis van de Raadsconclusies van 2011. Het Voorzitterschap beoogde met de discussie draagvlak te creëren voor de noodzaak tot uniformering van kwaliteit in de strafrechtketen door middel van minimum standaarden. Het uiteindelijke doel is dat onder Nederlands Voorzitterschap een basis wordt gelegd voor vervolgstappen ter verwezenlijking van de Europese Forensische Ruimte in 2020. Aan de hand van het discussiepaper, gaf het Voorzitterschap aan in eerste instantie in te willen zetten op de realisatie van de volgende doelen op korte termijn:

  • het ontwikkelen van best practice manuals en ringonderzoeken (proficiency tests) voor alle deskundigheidsgebieden;

  • trainingen die het forensisch bewustzijn vergroten bij politie en justitie;

  • en het stimuleren van de uitwisseling van forensische gegevens uit databanken.

Het uitgangspunt bij het bereiken van deze doelen is om zo veel mogelijk gebruik te maken van bestaande structuren, organisaties en fondsen binnen de EU. Zo kan bijvoorbeeld de kennis en kunde die opgebouwd is door het European Network of Forensic Science Institutes (ENFSI) goed gebruikt worden.

De Commissie sprak haar steun uit voor de ontwikkeling van een Europese Forensische Ruimte en gaf aan bereid te zijn verdere acties op het gebied van forensisch onderzoek te steunen.

Diverse lidstaten reageerden positief op de door het Voorzitterschap geopperde inzet op het ontwikkelen van best practice manuals en ringonderzoeken (proficiency tests) voor alle deskundigheidsgebieden, trainingen die het forensisch bewustzijn vergroten bij politie en justitie en het stimuleren van de uitwisseling van forensische gegevens uit databanken. Lidstaten gaven aan meer gegevensuitwisseling uit forensische databanken te wensen, op met name de onderwerpen wapens en munitie, explosieven, drugs en digitaal forensisch bewijs. Er werd daarbij gewezen op het belang van gegevensbescherming en op de proportionaliteit. Zo stelde een lidstaat dat een nationale aanpak voor de meest voorkomende criminaliteit (inbraken en dergelijke) voldoende is. Over de voorgestelde best practice manuals en hoe een eventuele afwijking van deze manuals in de rechtszaal ontvangen zou kunnen worden, werden enkele kanttekeningen gemaakt. Er werden tevens zorgen uitgesproken over het feit dat niet alle lidstaten, noch alle aanbieders van forensische diensten in een lidstaat, zijn aangesloten bij het ENFSI.

Contractenrecht en faillissementsrecht

De Commissie presenteerde twee richtlijnvoorstellen op het gebied van de digitale aspecten van het contractenrecht. De EU Commissaris legde uit dat het doel van de digitale voorstellen is om betere toegang tot online goederen en diensten mogelijk te maken en rechtszekerheid daaromtrent te bevorderen. Voorts gaf zij toelichting op een voorstel voor een richtlijn op het gebied van faillissementsrecht, die ten doel heeft het herstuctureren bij faillissement in een vroegere fase te bewerkstelligen en daarmee o.a. de kosten voor bedrijven te verminderen.


X Noot
1

Schengen Informatie Systeem II, Stolen and Lost Documents Database van Interpol, Passagiers Informatie Units, Financial Intelligence Units, Europol Informatie Systeem, INTERPOL Illicit Arms Records and tracing Management System etc.

X Noot
2

Europees Onderzoeksbevel, Wederzijdse Rechtshulp in Strafzaken

Naar boven