29 675 Zee- en kustvisserij

Nr. 133 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 september 2011

Ter voorbereiding van het Algemeen Overleg Visserij op 15 september a.s. wil ik uw Kamer informeren over de volgende onderwerpen.

Sociaal-economische situatie visserijsector

De visserijsector wordt geconfronteerd met hoge brandstofprijzen in combinatie met lage marktprijzen. De rendementen van de bedrijven staan onder druk. Ook de verdere verduurzaming van de visserij, de groeiende vraag naar gecertificeerde vis en visproducten en de maatschappelijke inbedding stellen de sector voor continue aanwezige veranderopgaven. Met als uitgangspunt dat hoge energieprijzen en lage marktprijzen tot het normale ondernemersrisico behoren, zet het kabinet het instrumentarium van het Europees Visserijfonds gericht in om de transitie te ondersteunen. Onderstaand zijn de belangrijkste maatregelen opgesomd.

Innovaties en investeringen

In augustus is aan 25 innovatie- en samenwerkingsprojecten in de visketen een EVF-subsidie toegekend. Het gaat om projecten aan boord van vissersschepen zoals de ontwikkeling van een duurzaam alternatief voor de boomkortechniek of brandstofbesparing, maar ook om projecten gericht op waardevermeerdering in de gehele visketen. In totaal is € 6 mln. vanuit het EVF met deze projecten gemoeid.

In reactie op een verzoek van de Kamer neergelegd in de motie Slob (29 675, nr. 112) zal 1 november a.s. een investeringsregeling duurzame vistuigen worden opengesteld. Ondernemers die investeren in alternatieven voor de boomkorvisserij, krijgen tot 40% subsidie voor hun investering. Voor de regeling is een bedrag van € 2 mln. beschikbaar.

Garantstelling

De Garantstellingsregeling Visserij wordt per 1 november a.s. opnieuw opengesteld. Het doel van de regeling is om vissers aan te moedigen te investeren in duurzame visserij. De regeling biedt steun aan bedrijven die weliswaar financieel gezond zijn, maar over onvoldoende zekerheden beschikken om de financiering rond te krijgen.

Het verstrekken van een garantstelling wordt aangemerkt als staatssteun. Om geen tijd te verliezen met een nieuw staatssteuntraject, wordt gebruik gemaakt van de huidige goedkeuringsbeschikking. Dit betekent dat slechts zeer beperkt wijzigingen mogelijk zijn. Wel wordt het minimum bedrag van de lening verlaagd van € 90 000 naar € 50 000 zodat ook kleinere investeringen kunnen worden ondersteund. Het garantieplafond voor 2011 bedraagt € 5 mln.

Zoals uw Kamer is toegezegd, heb ik onderzocht of de pulstechniek onder de garantstellingregeling kan vallen. Na overleg met de Europese Commissie kom ik tot de conclusie dat investeringen in de pulstechniek in principe onder de regeling kunnen vallen. Hierover bestond twijfel omdat de pulstechniek geen algemeen erkende vismethode is. Echter, vissers die reeds een aankoopverplichting zijn aangegaan kunnen hiervan geen gebruik maken. Het ondersteunen van investeringen waarvoor reeds verplichtingen zijn aangegaan, is strijdig met de staatssteunregels. Dit betekent dat de 42 vissers die reeds een ontheffing voor de pulstechniek hebben gekregen, hiervan geen gebruik kunnen maken. Zij zijn immers reeds een aankoopverplichting aangegaan.

Ook in 2012 wil ik de garantstelling openstellen en wel met een plafond van € 8 mln. In eerste instantie wordt de regeling opengesteld tot 24 juli 2012, het moment waarop de geldige staatssteun goedkeuring afloopt. Voor verlenging is een nieuwe notificatie van de regeling bij de Europese Commissie noodzakelijk. De komende maanden wil ik benutten om de regeling, ook in het licht van de nieuwe notificatie te evalueren. Het kabinet kan dan in het voorjaar een besluit nemen over eventuele verlenging en aanpassing van de regeling.

Masterplan Duurzame Visserij

Juni jl. heb ik steun toegezegd aan Masterplan Duurzame Visserij. Kern van het plan is een herstructurering van de vloot naar kleinere, multifunctionele, energiezuinigere schepen. Concreet heb ik toegezegd innovatieve onderdelen op nog te ontwikkelen pilotschepen te willen ondersteunen. Ik ben in afwachting van de uitkomsten van een haalbaarheidstudie en ook concrete voorstellen voor mogelijke innovaties in (vis)technieken die op één of meerdere pilotschepen kunnen worden uitgetest.

Blueports

Alle bovengenoemde maatregelen zijn erop gericht het ondernemerschap in de visserij te versterken. Een goed innovatieklimaat is daarbij cruciaal. Om die reden zijn van de genoemde 25 innovatieprojecten er 4 gereserveerd om in de verschillende visserijregio’s met een regionale blueport te kunnen starten. Het betreft de Blueports Zuid-West Nederland, Noordwest-Nederland, Urk en het gebied rond Lauwersoog. De regionale Blueport Oosterschelde is reeds in 2010 gestart. Waar de afgelopen jaren vanuit het Visserij Innovatieplatform innovatie en vernieuwing op landelijk niveau werd aangejaagd, zal dit in de toekomst regionaal door en vanuit de regionale blueports plaatsvinden. Het vijfde blueportinitiatief betreft een landelijk initiatief, waarin het Productschap Vis, het ministerie, onderzoeksinstellingen en het Innovatie Netwerk samenwerken om de activiteiten van de regionale blueports op elkaar af te stemmen en te ondersteunen.

Ik beschouw regionale blueports als centra waar innovatieve ondernemers samen met kennisinstellingen en mogelijk maatschappelijke organisaties werken aan een sterke visserijsector. Regionale blueports zijn geen bestuurlijke overlegplatforms of een gebouw of een haven. Het zijn samenhangende netwerken van bedrijvigheid, waarbinnen, waarmee en waardoor gewerkt wordt aan het aanjagen van innovatie en het versterken van ondernemerschap.

Sluiting visserij op aal en wolhandkrab vanwege dioxine

Onderstaand informeer ik uw Kamer over de voortgang van enkele relevante onderwerpen in het aaldossier.

Stand van zaken compensatie

  • Reeds betaalde huurgelden voor huurovereenkomsten voor staatswateren (spoor 1) zijn gerestitueerd. Daarmee is dit spoor afgerond. Ik verwijs in dit verband naar mijn brief van 30 juni jl. (TK 2010–2011, 32 201, nr. 18).

  • Bij brief van 29 juni jl. (TK 2010–2011, 29 675, nr. 131) heb ik aangegeven hoe ik invulling geef aan spoor 2: het verlenen van een tegemoetkoming voor met het oog op de visserij gedurende de huurtijd gemaakte kosten, die wegens de vroegere beëindiging van de huur niet meer uit de te verkrijgen opbrengsten van de visserij kunnen worden goedgemaakt. De huidige stand van zaken is als volgt:

    • de specifieke uitwerking van spoor 2 is met een mededeling in de Staatscourant (Stcrt. 11450) en in specifieke visserijmedia bekend gemaakt.

    • Dienst Regelingen heeft in totaal 77 bedrijven direct benaderd voor het indienen van een aanvraag voor de tegemoetkoming.

      45 bedrijven hebben aangegeven hiervan gebruik te willen maken,

      32 bedrijven zien daarvan af. Daarnaast heeft 1 bedrijf zich zelf aangemeld. In totaal is met 46 bedrijven een afspraak gemaakt om een taxatie te laten verrichten. Conform de wens van de sector heb ik er voor gekozen te werken met een onafhankelijk taxateur. Tijdens de taxatie zijn de vissers in de gelegenheid gesteld het benodigde aanvraagformulier in te vullen en de daarbij behorende gegevens te overleggen. Op basis van het taxatierapport kan de tegemoetkoming worden bepaald en worden uitgekeerd aan de betrokken vissers. Op dit moment heeft Dienst Regelingen 20 taxatierapporten ontvangen. Op basis hiervan zijn inmiddels 8 bedrijven uitbetaald.

      Bij 12 rapporten is om aanvulling gevraagd. 26 rapporten zijn op dit moment nog in behandeling bij de taxateur. Afhankelijk van de snelheid waarmee individuele bedrijven gegevens aanleveren, verwacht ik dat alle uitbetalingen voor het eind van dit jaar zullen plaatsvinden.

  • Ten aanzien van de tegemoetkoming in de inkomstenderving voor schone paling en wolhandkrab (spoor 3) kan ik u het volgende melden:

    • De resultaten van het onderzoek van IMARES en RIKILT naar het percentage schone paling worden begin oktober verwacht. Duidelijkheid over het percentage schone wolhandkrab wordt in december verwacht. Dit is niet eerder mogelijk omdat deze krab eerst in de trekperiode (vanaf oktober) effectief kan worden bevist. Bovendien wordt daarmee een representatief beeld verkregen van de beroepsvisserij op wolhandkrab die eveneens grotendeels in deze trekperiode plaatsvindt.

    • Het overleg met de Europese Commissie over de mogelijkheden om binnen het staatssteunkader tot een vergoeding van inkomstenderving te komen, loopt op dit moment nog. Zodra er over het geheel meer duidelijkheid is, zal ik uw Kamer informeren.

De leden van de SGP-fractie hebben mij in het Schriftelijk Overleg nog gevraagd te komen met een brede garantstellingsregeling voor palingvissers die een nieuw bedrijf willen starten (TK 2010–2011, 32 201, nr. 18). Palingvissers die door de volledige sluiting van het viswater samenhangend met de dioxineproblematiek niet meer kunnen vissen, kunnen een beroep doen op reeds bestaande en nog open te stellen garantstellingsregelingen. Dit is uiteraard afhankelijk van de vraag welke nieuwe activiteiten zij gaan ontplooien en of zij aan de voorwaarden van de specifieke garantstellingsregeling voldoen.

  • Wanneer zij een MKB-onderneming starten die geen visserij- of landbouwbedrijf is, kunnen zij een beroep doen op het Besluit Borgstelling MKB.

  • Wanneer een getroffen visser zijn activiteiten richting de aquacultuur wil verleggen, kan deze naar verwachting begin volgend jaar een beroep doen op de door mij toegezegde nieuwe garantstellingsregeling voor aquacultuurbedrijven. Deze regeling ligt nu voor goedkeuring voor in Brussel.

  • Daarnaast bezie ik verdere mogelijkheden om de binnenvisserij met een garantstellingsregeling te ondersteunen.

Motie Dijkgraaf

U heeft mij verzocht middels de motie Dijkgraaf c.s. (TK 2010–2011, 29 675, nr. 124) op korte termijn te inventariseren wat de totale financiële schade is van het vangstverbod voor de getroffen beroepsvissers. Ik ben hierbij afhankelijk van de taxatierapporten van de verschillende bedrijven. Naar verwachting zullen deze aan het eind van dit jaar allemaal zijn geleverd waarna de totale financiële schade kan worden bepaald. Op dat moment zal ik u zoals de motie vraagt, hierover berichten.

Publicatie rapport BURO van VWA wolhandkrab

Bij de beantwoording van de vragen naar aanleiding van het schriftelijk overleg over diverse visserijzaken van 30 juni jl., (TK 2010–2011, 32 201, nr. 18) heb ik u aangegeven dat de minister van VWS het Bureau Risicobeoordeling en Onderzoeksprogrammering (BuRO) van de nieuwe VWA verzocht heeft een risicobeoordeling te laten uitvoeren naar het risico van consumptie van wolhandkrab gevangen in de met dioxine verontreinigde Nederlandse wateren. Het bureau heeft haar risicobeoordeling afgerond (zie bijlage)1.

Hierin concludeert het bureau dat het vangstverbodconsumenten van wolhandkrab beschermt tegen een ontoelaatbare inname van dioxines en dioxineachtige PCB’s én cadmium. Ik zie hierin een ondersteuning van het eerder genomen besluit om de ook wolhandkrabvisserij in deze gebieden te sluiten. Daarnaast adviseert het BuRO deze bevinding bij de Europese Commissie en de lidstaten van de EU aan de orde te stellen. De minister van VWS zal dit oppakken.

Tijdens de behandeling van de tijdelijke wijziging van de Visserijwet 1963 op 16 maart jl. heb ik het lid Van Veldhoven toegezegd dat ik nog eens goed zou kijken naar het traject wat heeft geleid tot de sluiting van de met dioxine vervuilde wateren en welke les we hiervan kunnen leren. Terugkijkend op dit traject kan ik zeggen dat een van de conclusies moet zijn dat er tijdig maatregelen getroffen moeten worden als de volksgezondheid mogelijk in het geding is. Daarbij kan natuurlijk nooit een nulrisico gegarandeerd worden en zal ieder dossier opnieuw een gedegen afweging vragen. Een goed voorbeeld is de keuze om gelijktijdig met het vangstverbod voor aal tevens een vangstverbod voor wolhandkrab in te stellen. Naar nu blijkt uit het advies van het BuRO, is het instellen van dit laatste terecht geweest.

Commissie toekomstvisie binnenvisserij (motie Dijkgraaf/Jacobi)

U heeft mij per motie TK 29 675, nr. 125 d.d. 30 juni jl. verzocht een commissie in te stellen die zich op korte termijn buigt over de toekomst van de gehele binnenvisserij en een breed gedragen toekomstvisie opstelt. Gezien de moeilijke situatie in de binnenvisserij acht ik het van belang met de betrokkenen te werken aan een toekomstperspectief. Deze commissie kan hieraan een bijdrage leveren. Ik wil de in te stellen commissie vragen zich te richten op een breed gedragen toekomstvisie voor de middellange termijn (2020/25).

Ik zal deze commissie op korte termijn instellen en zal u nader informeren over de samenstelling. Mijn doel is dat de commissie in het voorjaar van 2012 de toekomstvisie oplevert. Deze commissie zal aandacht besteden aan de huidige stand van zaken, de kansen en bedreigingen, de perspectieven voor de sector, de verhoudingen tussen sport- en beroepsvisserij en de noodzakelijke stappen om perspectief te houden. Ik heb de voorzitter gevraagd daarbij ook de verdeling van visrechten te betrekken. Het beleid rondom de Visstandbeheercommissies (VBC) zal geen onderdeel maken van de opdracht omdat daarvoor reeds een ander spoor wordt ingezet. Ik heb u over de invulling geïnformeerd bij brief van 21 juni jl. (TK 2010–2011, 29 664, nr. 103).

Het commitment van een groot aantal partijen acht ik van groot belang. Allereerst zal zowel de beroeps- als de sportvisserijsector een deelnemer voor de commissie moeten voordragen die kan rekenen op groot draagvlak bij hun achterban. Alleen zo zal het eindadvies van de commissie immers daadwerkelijk tot uitvoer komen. Daarnaast moeten gemeentes, provincies en waterschappen een voorname rol spelen bij de totstandkoming van deze visie.

Recreatief staand want

Sinds 1 januari dit jaar is een algeheel verbod op recreatief staand want van kracht. Ik heb uw Kamer toegezegd dat ik een opening wil bieden waarbij dit volledig verbod in redelijke, maar beperkte mate kan worden opgeheven voor cultuurhistorisch gebruik. Het principe waarlangs dit plaats zou dienen te vinden is daarbij gekenmerkt als «nee, tenzij», zodat «historisch gebruik» mogelijk blijft.

Dit houdt in dat in de «Kustwateren» (in casu Waddenzee en Westerschelde) het recreatief staand want mogelijk zal worden tot een maximale netlengte van 100 meter en op specifieke locaties een maximum van 30 meter. Het betreft dan één net per persoon, per woonplaats. De registratie en handhaving zal bij de betreffende gemeenten komen.

Wat betreft een vrijstelling voor de «Visserijzone» wil ik nog een voorbehoud maken. Met name in verband met mogelijke bijvangsten van de beschermde bruinvis zijn nog onzekerheden. De bruinvis komt in aanzienlijke mate voor langs de Noordzeekust; ook dicht langs de stranden. De afgelopen maanden zijn meerdere bruinvissen aangespoeld. De oorzaak daarvan is niet bekend en nader onderzoek vindt plaats. Daarom wil ik in de Visserzone het verbod vooralsnog handhaven. Ik wil in dit verband ook wachten met een definitief standpunt tot meer duidelijkheid kan worden geboden. Hierbij verwijs ik in het bijzonder naar het aanstaande «Bruinvisbeschermingsplan» dat mij op 19 september a.s. zal worden aangeboden. Als gesteld wil ik mijn standpunt terzake in het licht van de aanbevelingen uit dit plan dan opnieuw bezien.

Gemeenschappelijk visserijbeleid

Uw Kamer krijgt eind september het kabinetstandpunt toegezonden.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven