29 664 Binnenvisserij

Nr. 111 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 6 augustus 2013

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 20 juni 2013 overleg gevoerd met staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken over:

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 25 maart 2013 houdende de kabinetsreactie op de visie Binnenvissers in nieuw perspectief van de Commissie toekomst binnenvisserij (Kamerstuk 29 664, nr. 107);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 16 april 2013 met een reactie op verzoek van het lid Dikkers over de vermeende dubbele boekhouding in de visserij (Kamerstuk 29 675, nr. 148);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 22 april 2013 houdende het jaarverslag 2012 van het Programma naar een Rijke Waddenzee (Kamerstuk 29 675, nr. 149);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 25 april 2013 inzake de uitkomsten van het Project Onderzoek Duurzame Schelpdiervisserij (PRODUS) (Kamerstuk 29 675, nr. 150);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 8 mei 2013 over de uitvoering van de motie-Bosman over de herberekening streefbeeld paling op stuk nr. 54 (Kamerstuk 32 201), (Kamerstuk 32 201, nr. 62);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 8 mei 2013 inzake visserij met krabbenkorven in Westerschelde, Voordelta en Waddenzee (Kamerstuk 29 664, nr. 109);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 5 juni 2013 over het Europees Visserijfonds (Kamerstuk 32 201, nr. 64);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 14 juni 2013 houdende de eindrapportage onderzoek duurzame schelpdiervisserij (Kamerstuk 29 675, nr. 152)

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 20 juni 2013 met een reactie op het verzoek van de commissie over de doorvoer van walvisvlees (Kamerstuk 33 400-XIII, nr. 143).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Hamer

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke

Voorzitter: Slob

Griffier: Van Bree

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Bosman, Dijkgraaf, Dikkers, Geurts, Graus, Ouwehand en Slob,

en staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

Aanvang 15.01 uur

De voorzitter: Hartelijk welkom bij dit algemeen overleg, dat zal gaan over de visserij, zoals alle betrokkenen, zowel aan deze tafel als op de tribune, ongetwijfeld al weten. Ik heet in het bijzonder de staatssecretaris van Economische Zaken en haar gevolg hartelijk welkom in ons midden. Wij hebben drie uur voor dit overleg afgesproken. We gaan proberen die tijd goed in te richten, zodat we ook nog een fatsoenlijke tweede termijn kunnen houden. Ik wil daarom maximaal vijf minuten spreektijd per fractie in eerste termijn geven. Misschien kunnen we proberen om de onderlinge interrupties een beetje te beperken, zodat we vooral met de staatssecretaris in overleg kunnen gaan.

Ik geef als eerste het woord aan de heer Bosman, die spreekt namens de VVD.

De heer Bosman (VVD): Voorzitter. Vissers zijn geen criminelen. Het beeld dat in de media naar voren komt, doet geen recht aan al die vissers die met hard werken hun brood verdienen. De VVD vindt dat overtreders hard aangepakt moeten worden, maar als een visser met een net vist dat één millimeter te groot is, welke vis vangt hij dan wél die hij anders niet zou vangen en hoeveel vis vangt hij dan meer dan hij anders zou vangen? Daarnaast spelen de manier van meten, de flexibiliteit van het net en de controleur ook een rol. Nogmaals, overtreders die bezig zijn om zichzelf te verrijken en de regels overtreden, moeten we keihard aanpakken, maar dat moet dan wel eerlijk gebeuren en ook in alle landen. Mijn nekharen gaan namelijk overeind staan als ik Franse vissers hoor klagen over «de Hollanders die alles leegvissen». Dat is namelijk pertinent niet waar. Het probleem met de Fransen is dat zij zelf niet innoveren. Na 10 jaar en 340 miljoen euro subsidie van Europa vissen de Fransen nog steeds met het vistuig van hun opa. Daar is niets mis mee, maar klaag dan niet over de innovatieve en duurzame Nederlandse visserij.

De hardwerkende Nederlandse vissers staat het water nu al aan de lippen, met alle regelgeving die we nu al hebben en die er nog gaat komen. Door de opstapeling van quota, zeedagen en netgrootte en het gebrek aan flexibiliteit daartussen, zitten de vissers klem. Ook de ruilvoet tussen de verschillende vistuigcategorieën is onevenredig en door de verschuiving van de Nederlandse visactiviteit missen we de ruimte om te vissen. Kan de staatssecretaris aangeven welke stappen zij neemt om de regelgeving te versimpelen? De VVD ontvangt graag voor het herfstreces een aanvullende brief van de staatssecretaris, waarin zij uitlegt hoe zij de regelgeving voor de visserijsector gaat vereenvoudigen. Hoe zorgen wij bijvoorbeeld ervoor dat Nederland de EU-regelgeving niet strenger interpreteert en hoe werken wij toe naar één beheersingssysteem van bijvoorbeeld de quota?

In het kader van het versimpelen van de regels vraag ik wanneer de Nederlandse vissers de ruimte krijgen om te gaan vissen met de pulskor. Ik heb contact gehad met collega’s in het Europees Parlement. Zij zien vissen met een pulskor als een experiment. Wanneer is er een definitief antwoord op dit, nu al zeer succesvolle, experiment? Kunnen we daar spoed op zetten? In de tussentijd verstoken de vissers die geen gebruik mogen maken van deze innovatieve methode tweemaal zo veel diesel, beroeren we de bodem onnodig en is de bijvangst tweemaal zo groot. Ik hoor graag van de staatssecretaris wat nu de stand van zaken is in Europa, of het draagvlak onder de lidstaten inmiddels is toegenomen en welke stappen nog gezet moeten worden om meer ruimte te creëren voor het vissen met de pulskor.

Dan kom ik te spreken over de aanlandplicht. Ik ken de positie van de staatssecretaris en ik ben blij met haar inzet. Kan ik echter naar aanleiding van de brief concluderen dat Europa een regeling heeft aangenomen zonder enig idee te hebben wat de uitwerking daarvan is? De visserij krijgt een jaar uitstel. Dat is mooi, maar zij wordt nu wel gevraagd om mee te denken over een invoering. Hoe zuur is dat! De visserij is mordicus tegen een aanlandplicht maar mag wel meedenken over de vraag hoe deze in te voeren. Kan de staatssecretaris aangeven hoe de gesprekken met de sector verlopen? Welke ruimte krijgt de sector om met ideeën te komen en welke ideeën zijn al geopperd? Ik begrijp dat met de ervaring die is opgedaan met het plaatsen van de bijvangst in kooien en het weer terugplaatsen in zee, ruim 50% het gewoon overleeft en dat dus doet in een suboptimale omgeving. Immers, in een kooi kun je niet gemakkelijk wegzwemmen. Toch overleeft dan 50%. Wat doet de staatssecretaris met deze informatie?

De VVD staat achter het rapport over de binnenvisserij. Er zijn tijdens ons rondetafelgesprek goede ideeën uitgewisseld. De binnenvisserij zal aan de slag moeten om na te denken over haar toekomst. De VVD ziet de oplossing op dit moment niet in het herverdelen van de schubvislicenties. De sector zal echt eerst moeten gaan denken aan een omslag naar andere soorten activiteiten naast de binnenvisserij. Dat kan sportvisserij zijn, maar ook toeristische visserij of onderzoek. Door de vloot van beroepsvissers te verkleinen, zal de leefbaarheid van de sector alleen maar toenemen.

De mosselsector werkt aan een convenant. Dat is heel goed. Ondertussen lees ik in een rapport van PRODUS, het project onderzoek duurzame schelpdiercultuur, dat er op het gebied van de natuur en de leefbaarheid van de bodem al successen zijn behaald. Dat doet mij deugd. Daarmee zien we dat er voor iedereen veel te winnen valt met goed overleg en het bieden van ruimte aan elkaar. Ik hoop echter wel dat het doel van verbeteren van de natuur niet zo ver wordt doorgedrukt dat de mosselsector geen mogelijkheid van bestaan meer heeft. Hoe zorgt de staatssecretaris ervoor dat er een goede balans ontstaat tussen ondernemerschap en natuur?

De voorzitter: Dank u wel, ook voor het feit dat u binnen de tijd bleef. Dat wordt zeer gewaardeerd en dat gaat nu, denk ik, navolging vinden bij mevrouw Ouwehand, die spreekt namens de Partij van de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik kom uit Katwijk. Dat weet de staatssecretaris, of misschien ook niet; dat weet ik eigenlijk niet. Een grote reder uit mijn geboorteplaats is niet zo prettig in het nieuws gekomen. We hebben verschillende uitzendingen gezien van zowel Nieuwsuur als ZEMBLA op grond waarvan de schokkende vaststelling moet worden gedaan dat er op grote schaal wordt gefraudeerd met de vangst van vis. Het verschijnsel «high grading», het weggooien van eerder gevangen vis omdat je een beter verkoopbare vis tegenkomt, was te zien in Nieuwsuur. We hebben daar een brief over ontvangen. In die brief schrijft de staatssecretaris onder andere dat logboeken handig zouden zijn voor de controle. In een uitzending van ZEMBLA na de betreffende uitzending kwam een oud-medewerker van de bewuste rederij aan het woord die zei dat frauderen met logboeken eigenlijk aan de orde van de dag is en geen incident. Het is gewoon de standaardpraktijk.

De voorzitter: Er is een vraag van de heer Bosman voor u.

De heer Bosman (VVD): Nee, voorzitter, ik heb een punt van orde. Er wordt hier een conclusie gekoppeld aan iets wat niet wettelijk is bewezen. Er wordt hier een uitspraak gedaan door mevrouw Ouwehand die niet klopt en die niet bewezen is. Ik vind het onverstandig dat mevrouw Ouwehand die uitspraak doet. Dat is beschadigend. Ik denk dat het verstandig is dat we dit soort uitspraken alleen doen op basis van een gerechtelijke uitspraak.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik heb opgesomd wat in uitzendingen van ZEMBLA en Nieuwsuur tot ons is gekomen. Volgens mij zit ik daarmee een rechtsgang niet in de weg. Maar ik vind dit een opmerkelijke positie van de VVD. Ik zal haar onthouden voor de eerstvolgende keer dat een milieuorganisatie actievoert. De opmerking staat genoteerd.

Voorzitter. Wat betreft de aanpak die de staatssecretaris wenst te voeren bij fraude met vis op zee lezen we in de eerste brief dat cameratoezicht en waarnemers aan boord lastig zijn. De camera’s worden namelijk vies en kunnen dan niet alles registreren. De waarnemers aan boord zijn kostbaar en blijken bovendien «beïnvloedbaar» te zijn. Dat vind ik een opmerkelijke uitspraak van de staatssecretaris. Het gaat toch om mensen van haar eigen inspectie? Of lees ik het nou verkeerd? In de tweede brief die we van de staatssecretaris hebben gekregen, met antwoorden op de vragen van de PvdA-fractie – ik ben blij dat de PvdA de zorg van de PvdD deelt – lees ik dat de staatssecretaris nu van mening is dat het nemen van mogelijk aanvullende maatregelen zoals camera’s en waarnemers aan boord nadrukkelijk aan de orde komt in het overleg dat zij voert met de pelagische visserijsector. Ik wil heel graag weten wat dat betekent. Zoals gezegd, gelet op wat de staatssecretaris schrijft in haar eerdere brief, waarin zij niet enthousiast lijkt over die twee mogelijkheden, is de vraag wat het antwoord in brief twee betekent.

De PvdD vindt dat 100%-controle mogelijk zou moeten zijn, ofwel via camera’s ofwel via waarnemers aam boord. Als dat duur en ingewikkeld is, is dat jammer, maar dat zal de sector dan zelf moeten oplossen. Dan poets je die camera’s maar schoon, maar als je schip terugkomt, moet je gewoon voor de gehele periode dat je op zee was goede beelden aanleveren. Anders is er, lijkt ons, reden voor een boete. Voor waarnemers geldt hetzelfde. Inzet van deze mensen mag misschien kostbaar zijn, maar die kosten kan de sector best dragen om zo te kunnen aantonen dat men zich netjes heeft gedragen op zee. Kortom, wat betekenen de woorden van de staatssecretaris? De PvdD wil dus dat de staatssecretaris 100%-controle gaat regelen. Graag krijg ik een toezegging op dit punt.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik ben benieuwd of mevrouw Ouwehand dit breder gaat trekken. Gaan we fijn camera’s ophangen in alle kippen- en kalverschuren en in banken, waar immers misschien ook wel heel gekke dingen gebeuren, en misschien bij de slager en de bakker? Er is ooit een boek geschreven, 1984, over dergelijke fenomenen. Ik ben benieuwd waar mevrouw Ouwehand precies staat.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Camera’s in kippenschuren vind ik best een goed idee. De heer Dijkgraaf weet vast wel dat er op voorstel van de PvdD een motie is aangenomen, volgens mij ook zelfs van de PvdA, over cameratoezicht in slachthuizen. Er zijn situaties denkbaar waarin je zegt: «Er wordt hier met levende wezens omgesprongen en we hebben alle reden om aan te nemen dat het er niet altijd even zachtzinnig of even legaal aan toegaat. Degene die dan toch op die manier zijn geld bij elkaar wil scharrelen, mag daarvoor kiezen, maar dan denken we wel mee». De PvdD is al langer voorstander van cameratoezicht in dat soort situaties. Dat kon de heer Dijkgraaf weten.

De heer Dijkgraaf (SGP): Waar legt de PvdD de grens? Bij levende wezens? Geldt het dan ook voor mensen, dus cameratoezicht in ziekenhuizen en scholen, maar geldt het niet bij banken? Daar ging mevrouw Ouwehand zojuist immers niet op in. Waar legt mevrouw Ouwehand precies de grens?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Inderdaad, in ziekenhuizen liggen ook mensen. Maar het is gelukkig nog altijd niet zo dat er ten koste van die mensen een boterham wordt verdiend. Natuurlijk zijn er incidenten, maar het is niet zo dat mensen in ziekenhuizen worden geëxploiteerd ten bate van de bankrekening van de exploitant. Toch? Er wordt echter wel geld verdiend aan het doodmaken van dieren, soms op schandalige wijze, zie de uitzendingen waar ik het over heb. Er is ook nog een documentaire over de vangst met een schip, toevallig uit mijn geboortedorp, waarin we konden zien hoe vreselijk de lijdensweg van vissen is als zij uit het water worden getrokken, vast komen te zitten in de netten en een langdurige verstikkingsdood sterven. Dan lijkt cameratoezicht me gerechtvaardigd. Als mensen geld verdienen over de ruggen van levende wezens door die te exploiteren, zou het kunnen dat je zegt: de manier waarop er met die dieren wordt omgegaan, de manier waarop er met de regels wordt omgegaan, laat zich kennelijk niet zo sturen dat we dat verantwoord vinden. Dan is controle op zijn plaats.

De voorzitter: U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Er zijn nog meer zorgen bij de PvdD, maar ik ben een beetje bang dat mijn spreektijd al aardig aan het uitlopen is, dus ik begin direct met de doorvoer van walvisvlees door de Rotterdamse haven. De staatssecretaris heeft een kort briefje hierover gestuurd, waarin zij herhaalt dat zij daar niet veel aan kan doen. Zij heeft een punt; in het kader van Cites zijn er geen mogelijkheden, in ieder geval geen harde mogelijkheden, om te zeggen dat het vlees niet door de Nederlandse haven mag. Er zijn echter wel andere manieren waarop we de Rotterdamse haven als een niet-aantrekkelijke plek voor de doorvoer van walvisvlees kunnen neerzetten. Dat kan bijvoorbeeld door de douane, als die een vrachtbrief aantreft waarin staat dat in de lading walvisvlees zit, standaard deze lading open te laten maken en de boel goed te laten controleren. Zo weten degenen die dit walvisvlees van bijvoorbeeld Noorwegen via Rotterdam naar Japan willen sturen dat zij in Rotterdam met een aantal dagen vertraging komen te zitten en dat er goed op ze wordt gelet. Kortom, er zijn mogelijkheden om ervoor te zorgen dat Rotterdam niet aantrekkelijk is als doorvoerhaven voor walvisvlees. Is de staatssecretaris bereid om dergelijke maatregelen te treffen?

De voorzitter: Wilt u gaan afronden?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ja, voorzitter, ik rond af met een vraag naar de eerdere toezegging van de staatssecretaris over het levend koken van kreeften en krabben. Daar is onderzoek over gepubliceerd. De staatssecretaris zei eerder dat er een kabinetsreactie zou komen daarop. Ik wil een pleidooi houden, gelet op de onduidelijkheden over de ecosystemen in het IJsselmeer en het onderzoek dat daar plaatsvindt, voor een moratorium op de vangst daar totdat we meer weten over de gevolgen van de vangsten op het ecosysteem.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor haar brief over high grading. Die was helder. In de slotalinea staat dat zij zich in EU-verband wil inzetten voor betere controles en dat het inzetten van camera’s en waarnemers een mogelijke maatregel is. Dat is fijn om te lezen, maar ik wil erg graag scherp krijgen of dat haar inzet wordt. Brengt zij dat in de EU in? Op welke termijn wordt het dan actueel? Wat mij betreft begint de staatssecretaris een pilot, gefinancierd uit het visserijbeleid, want we mogen weleens van start gaan met deze maatregelen.

Ik vind het goed dat de NVWA scherp controleert op aanlanding, maar high grading vindt plaats op zee. Wij krijgen signalen dat high grading plaatsvindt. Die signalen hoeven helemaal niet te kloppen, maar omdat wij geen enkel instrument hebben om te controleren of ze kloppen, kan ik als volksvertegenwoordiger mijn controlerende taak niet uitoefenen. Dat vind ik heel erg jammer. Het is het woord van elke klokkenluider tegen dat van de reders. Ik kan niet inschatten wat waar is. Het lijkt me ook goed voor de sector als die kan laten zien wat er speelt.

In de brief schrijft de staatssecretaris dat elk land verantwoordelijk is voor de controle in de eigen kustwateren. Dat lijkt me logisch. Ik ben wel benieuwd hoe vaak die controles plaatsvinden in verhouding tot het aantal vaarten. Oftewel: hoe groot is de kans dat je controle aan boord krijgt? Ik ben ook benieuwd of de schepen op hun radars de inspectie kunnen zien aankomen. Van sommigen hoor ik dat dit kan, van anderen hoor ik dat het niet kan. Ik hoor graag van de staatssecretaris hoe het zit. Ook wil ik graag weten hoe vaak IMARES meevaart in verhouding tot het aantal vaardagen van de Nederlandse vloot. Varen ze ook met de pelagische vissers mee naar de kusten van West-Afrika? Hoe vaak wisselen deze IMARES-medewerkers van functie? Immers, zoals de staatssecretaris al schrijft in haar brief, als je lang meevaart, raak je verbonden met de bemanning en is het lastig om kritisch te blijven op wat je ziet. Dat snap ik heel erg goed.

Mijn volgende punt betreft het omvlaggen. Uit de beantwoording van mijn schriftelijke vragen begrijp ik dat een schip alleen maar mag varen in het kustgebied of op het quotum van een bepaald land als het de vlag van dat land draagt. Ik heb daar een aantal technische vragen over. Hoe zit het met het personeel en met de te betalen belasting? Nemen vissers hun eigen mankrachten mee? Mag dat? Waar wordt dan belasting betaald, zowel door de reder over de inkomsten die hij ontvangt als loonbelasting? Waar wordt die afgedragen? Ik begrijp de systematiek niet en ik vraag de staatssecretaris om mij die te verduidelijken. Ik snap dat zij deze informatie wellicht niet uit haar mouw kan schudden – dat verwacht ik ook helemaal niet – maar dan word ik wel graag per brief hierover geïnformeerd.

De staatssecretaris schrijft ook dat de reders de schepen omvlaggen naar landen binnen de EU, maar in het geval van het schip dat volgens mij de Mygares heet, is het omgevlagd naar Australië en weer terug. Ik begrijp dat dit in strijd is met een Europese afspraak in het gemeenschappelijk visserijbeleid dat je niet omvlagt naar derde landen en dat je 24 maanden moet wachten nadat je omvlagt, tenzij je je houdt aan Europese regels. Dan ben ik wel heel erg benieuwd hoe het zit met die Europese regels. Onder welke voorwaarden mag er omgevlagd worden? Voldoen die voorwaarden? Wil de staatssecretaris hier eens induiken?

Ik dank de staatssecretaris voor het overzicht van de verantwoordelijkheden van de verschillende staten. Dit is alweer een wat technisch onderwerp, maar ik ben er ingedoken en ik vond het opeens razend interessant en dan laat ik niet zo makkelijk meer los. Volgens artikel 38 van verordening 1005/2008 van de Raad, aangenomen op 29 september 2008, heeft het land dat wegens zijn onderdanen betrokken is de verantwoordelijkheid om op te treden tegen elke vorm van onregelmatigheid. Ik vind dit een interessant artikel, zeker als je ziet dat er voor de West-Afrikaanse kust lastig gecontroleerd kan worden door de West-Afrikaanse kustwacht omdat die daartoe niet geëquipeerd is. Ik ben benieuwd hoe Nederland zijn taak op dat punt inricht.

Ik snap dat het technische vragen zijn. Ik vind het prettig dat we scherpe antwoorden hebben van de staatssecretaris. Ik vind dat heel goed. Ik zie dat zij er bovenop zit en dat steun ik van harte. Ik hecht er wel aan om antwoord te krijgen op deze vragen maar ik snap ook heel goed dat dat niet nu kan. Als het in een brief kan, zou ik dat heel fijn vinden.

De voorzitter: Ik heet de heer Graus welkom in het midden van de commissie. Hij brengt mij een beetje in verwarring, want hij zou de eerste spreker zijn.

De heer Graus (PVV): Dat klopt, mijnheer de voorzitter. Het plenaire debat is dusdanig uitgelopen dat ik nu pas hier mijn inbreng kan geven en vervolgens weer terug moet naar de plenaire zaal.

De voorzitter: Ik denk dat ik de heer Geurts, de heer Dijkgraaf en mijzelf niet voor het hoofd stoot als ik u nu eerst het woord geef. U hebt vijf minuten, mijnheer Graus.

De heer Graus (PVV): Voorzitter. De rijksoverheid monitort vanwege milieuvervuiling op trendlocaties het gehalte aan contaminanten in de wolhandkrab. Dit heeft ertoe geleid dat de overheid uit het oogpunt van voedselveiligheid heeft moeten besluiten, de visserij op de wolhandkrab in onder andere de grote rivieren te verbieden. Op andere locaties, bijvoorbeeld het IJsselmeer, lijken er zeker nog perspectieven voor deze visserij aanwezig te zijn. Ik wil vragen om de aangenomen motie-Dijkgraaf c.s. zo snel mogelijk uit te voeren als dat kan.

Ondanks de druk op de binnenvaartregeling vinden we toch niet dat het kabinet er echt op thuis geeft, want de Duitse vissers op wolhandkrab lopen de grens over en daar mogen ze wel vangen. Zij kunnen ze dan wel aan Nederland verkopen. Dat kan natuurlijk niet. De overheid heeft uit oogpunt van voedselveiligheid besloten dat de visserij op de wolhandkrab in onder andere de grote rivieren werd verboden, maar we moeten dat nog eens bezien als het gaat om het witte vlees. De heer Dijkgraaf komt hier straks uitvoerig op terug. Hij is inmiddels woordvoerder wolhandkrab geworden; hij is gepromoveerd. Hij zal er dadelijk het een en ander over zeggen, waarbij ik mij aansluit. Dat kan ik nu al zeggen. Volgens de Verenigde Riviervissers is het economisch potentieel van de wolhandkrab op jaarbasis 1.400 ton, wat neerkomt, aldus deze vereniging van riviervissers, op een economische waarde van 100 miljoen euro. Kan de staatssecretaris misschien reageren op dit economische belang? Wij vinden namelijk dat er wel gevist moet kunnen blijven op die wolhandkrab.

We kijken erg uit naar de herberekening betreffende paling. We hebben de motie daartoe ook gesteund. Het Nederlandse streefbeeld is door de onjuiste referentieprojectie driemaal hoger dan de streefbeelden van buurlanden Duitsland, België en het Verenigd Koninkrijk. Voor het zomerreces zou de herberekening worden uitgevoerd. De PVV wil graag weten of deze termijn gehaald gaat worden en wat de planning van de volgende stap is. Inmiddels zijn de palingvissers voor een groot deel overgegaan op het vangen van wolhandkrabben. Dat zijn allemaal belangrijke factoren voor die vissers. Ze gaan allemaal naar de knoppen op deze manier en dat verdienen die vissersmannen van ons niet. We hebben nooit last van ze gehad; het zijn hardwerkende mensen. We moeten die mensen omarmen en steunen waar wij kunnen. Er zouden meer vissersmannen moeten komen en ook meer van de mentaliteit van de vissersmannen.

Dan kom ik op de vraag welke tijdsperiode de staatssecretaris voor ogen heeft om de sector tot één vertegenwoordiging te krijgen. We weten dat hieraan wordt gewerkt. Mogelijk kan de staatssecretaris er dus iets over vertellen.

Er komt een apart AO over de NVWA, waarin ik nog uitgebreid op mijn volgende punt terug zal komen, maar ik noem het ook nu alvast. De vissersmannen klagen steen en been over het slechte niveau van de NVWA. De benodigde kennis ontbreekt daar. Ook bij boeren is dit de klacht; je hoort het overal. De goede mensen zijn verdwenen, de voormalige AID’ers. Het valt nu allemaal onder de NVWA. Niemand weet waar de mensen met die kennis allemaal zijn gebleven. Nu is het zo dat vissers vaak te snel en onterecht, bijvoorbeeld door een verlopen brandblusser of een ontbrekend zwemvest, achttien strafpunten krijgen waardoor hun schip maandenlang aan de kant moet. Natuurlijk kan het zo zijn dat die strafpunten terecht worden opgelegd, immers, onder de vissersmannen kan best een keer een rotte appel zitten en die moet je er dan uithalen ten behoeve van de andere, goede vissersmannen. Ik hoorde laatst echter dat een onwetende visser een tweedehands kotter kocht die nog drie maanden aan de wal moest blijven. Ja kijk, dat kan natuurlijk niet. We willen dus dat het op strafpuntensysteem op naam gaat, zodat mochten de strafpunten terecht worden opgelegd, ze op naam van de schipper komen en niet op die van het schip. Mogelijk kan de staatssecretaris daar ook iets over zeggen.

Ik ga heel snel door mijn punten heen, mijnheer de voorzitter.

We zitten nog met de onderzoeken van IMARES. Ik ageer daar al jarenlang tegen. Samen met Ger Koopmans van het CDA, die helaas niet meer in de Kamer zit, heb ik hiertegen gestreden. De heer Geurts neemt dat vast over. IMARES en ook de WUR hebben er heel vaak naast gezeten, vooral in geval van boeren en vissers en ook bij tellingen van bijvoorbeeld zeehonden. Het lijkt erop dat IMARES er weer naast zit. Je hoort overal geluiden dat er vis wordt gedumpt. In een tv-uitzending werd zelfs gerept van 1,5 miljoen kilo haring bij bedrijf X; ik zal het bedrijf niet noemen. Dat zou allemaal in zeventien werkdagen gebeurd zijn. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat de 6% van IMARES significant afwijkt van de realiteit. Het is algemeen bekend dat vissers op de hoogte zijn van de positie van controleschepen.

De voorzitter: Wilt u afronden? U hebt nog 20 seconden.

De heer Graus (PVV): Dank u wel.

Op het moment dat dergelijke schepen in de buurt zijn, zal een verkeerde visser zich altijd netjes gedragen.

Ik haal nog één punt kort aan. Ik vraag namens de vissers om een einde te maken aan de zeedagenregeling. Ik vraag om daar gewoon mee te stoppen. Wij leven in tijden van crisis en de vissers hebben al genoeg voor de kiezen gekregen. Laten we stoppen met die verschrikkelijke zeedagenregeling. Dat zou een goede zet zijn, een mooi kerstcadeautje. Mogelijk kan de staatssecretaris hier iets over zeggen.

Ik ga weer terug naar de plenaire zaal. Mijn excuses daarvoor, voorzitter.

De voorzitter: U bent verontschuldigd.

De heer Graus (PVV): Mijn Collega Dijkgraaf neemt mij waar. Hij mag namens mij spreken als het gaat om vissers.

De voorzitter: Kijk aan. Ik begrijp dat de PVV-fractie uitbreiding heeft gekregen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Nee, nee, het is volstrekt andersom.

De voorzitter: Oké, dan stellen wij dat met elkaar vast. Dank u wel voor uw inbreng, mijnheer Graus. Ik geef het woord aan de heer Geurts, die spreekt namens de fractie van het CDA.

De heer Geurts (CDA): Voorzitter. Er speelt veel in de visserij. De afgelopen jaren heeft de Kamer dan ook initiatieven genomen om grip op de problematiek te krijgen. Het rapport van de commissie Toekomst binnenvisserij is daar een voorbeeld van. Uit diverse rapporten blijkt dat de situatie van de visserij op de Waddenzee en in de binnenwateren behoorlijk verschilt. Het kabinet geeft aan, geen reden te zien voor een aparte aanpak van de problemen, schrijft de staatssecretaris in haar brief. Dit brengt mijn fractie tot de vraag of dit de juiste weg is.

Als voorbeeld noem ik het IJsselmeergebied. Er is een bemiddelaar actief die zich onder andere bezighoudt met de vergunningverlening voor visserijactiviteiten op het IJsselmeer. Het vertrouwen tussen partijen binnen de visstandbeheercommissie (VBC) was weg en de provincie Friesland nam het initiatief voor bemiddeling oftewel mediation. Het resultaat smaakt naar meer. De CDA-fractie stelt voor om te kijken of het mogelijk is om te komen tot een IJsselmeercommissaris. Er spelen grote belangen voor recreatie, visserij en natuur. Zo’n IJsselmeercommissaris kan partijen verder helpen en de gezamenlijke visie van de partijen gedetailleerd uitwerken. Sportvisserij Nederland is bereid om financieel bij te dragen aan een oplossing op het IJsselmeer, maar verwacht dan wel dat er gewerkt wordt aan een duurzame visstand. Daarbij hoort volgens Sportvisserij Nederland een reductie van de beroepsvisserij en een nieuw stelsel van visrechten voor het IJsselmeer. Mogelijk dat een IJsselmeercommissaris op enig moment een rol kan gaan spelen in de overige binnenwateren. Mijn concrete vraag aan de staatssecretaris is of zij bereid is om met de betrokken partijen een IJsselmeercommissaris aan te stellen. Wat voor naam zij aan die functie hangt, maakt mij overigens niet uit; «IJsselmeercommissaris» is een werktitel.

Dan kom ik te spreken over enkele technische zaken, als eerste de visplanverplichting in de Visserijwet. Sinds 1999 zet het ministerie van EZ – dat heette toen overigens anders – met wisselende inspanning in op het verbeteren van het visserijbeheer op de binnenwateren, middels het overlegorgaan VBC. Meerdere malen heeft de staatssecretaris aangekondigd dat stelsel te willen versterken door een verplichting tot het maken van visplannen op te nemen in de Visserijwet. De datum waarop de staatssecretaris daar uitsluitsel over geeft, wordt echter steeds maar uitgesteld. Mijn concrete vraag is daarom wat de stand van zaken is op dit punt.

Er lopen afspraken over de inzet van pachtgelden uit de beroepsvisserij voor het versterken van de beroepsbinnenvisserij. Er zijn de afgelopen jaren projectplannen goedgekeurd en ook uitgevoerd. Deze liepen ongeveer drie jaar. In afwachting van de resultaten van de commissie Toekomst binnenvisserij zijn er kortlopende projecten geweest. Volgens mij waren dit halfjaarlijkse projecten. Op dit moment heeft de Combinatie van Beroepsvissers een verzoek aan de staatssecretaris verstuurd over de inzet van de pachtgelden. Heeft de staatssecretaris al een besluit genomen over het verzoek? Zo ja, wat is dit besluit? Zo nee, wanneer neemt zij dan een beslissing?

Het kabinet ziet gelukkig ook dat het voor een aantal binnenvissers niet langer mogelijk zal zijn om een volledig inkomen uit de binnenvisserij te halen. In de Kamerbrief wordt gesproken over het inzetten van deze vissers voor monitorings- en onderzoekswerkzaamheden. Uit de gesprekken met de vissersmannen blijkt dat beroepsvissers nu worden ingehuurd voor arbeid en expertise op de boten van de overheid. Is het niet verstandiger om versneld afscheid te nemen van overheidsonderzoeksvaartuigen en vissers inclusief hun boot in te huren? Mogelijk moet de staatssecretaris om mijn vraag te kunnen beantwoorden overleggen met haar collega van Infrastructuur en Milieu, want die boten vallen onder Rijkswaterstaat. Als dat zo is, ontvang ik graag op korte termijn een brief met een reactie van het kabinet.

Last but not least merk ik het volgende op. In gesprekken met vertegenwoordigers van de garnalenvisserij op de Noordzee en van de visserij op de wolhandkrab kwam naar boven dat ze te maken krijgen met sluiting van visgronden boven de Waddeneilanden op de Noordzee en gedeeltes voor de Noord-Hollandse kust. Ze vertellen mij dat zij dan op garnalen moeten gaan vissen in visgebieden voor de kust van Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland. Die gebieden blijken niet toereikend voor garnalenvissers. We kunnen ook zeggen dat ze het kapitaal gaan opvissen in plaats van de rente. Een grootschalige koude sanering dreigt. Mijn concrete vraag aan de staatssecretaris is hoe zij dit probleem ziet en met welke oplossing zij komt.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. De heer Geurts en anderen voor mij, met name de heer Bosman, hebben al duidelijk gemaakt dat de beroepsvisserij in zwaar weer zit. De Kamer had zich dit gerealiseerd en heeft een motie ingediend. Mevrouw Jacobi heeft dat samen met mij gedaan en veel partijen hebben die motie gesteund. Daaruit is de commissie Toekomst binnenvisserij voortgekomen. Ik moet eerlijk zeggen dat de vertegenwoordiging van de Kamer in den brede bij dit debat mij teleurstelt, als ik kijk naar het rondetafelgesprek dat wij gehad hebben plus het debat hier. Dit terwijl de visserij toch een belangrijke economische tak is. Het stelt mij teleur dat diverse partijen het gewoon laten afweten en dat andere partijen er nauwelijks iets over zeggen. Ik zeg dit maar rechtstreeks want ik denk dat het debat daar het beste bij gebaat is.

Er zijn namelijk heel grote problemen. Ik zie de staatssecretaris gelukkig knikken, dus dat zullen we dan zo meteen ook wel van haar horen. Er zijn grote problemen, maar het lijkt alsof sommige partijen zeggen dat de vissers het aan zichzelf te wijten hebben. Zij zouden gewoon verkeerde investeringen hebben gedaan, te veel boten en netten hebben gekocht, dus tja, dan moeten zij ook maar hun maatregelen nemen net als in elke sector waar het tegenzit. Echter, het was natuurlijk wel de overheid die tal van maatregelen heeft genomen die het de vissers uiterst moeilijk maakten. Op zich waren dit vaak terechte beslissingen; ik denk aan het kunstmatig eiland in het IJsselmeer en aan de gemalen die we overal hebben neergezet. Gelukkig dat we die gemalen hebben, we zien aan de wateroverlast vandaag hoe belangrijk die dingen zijn, maar de vissen worden er wel door vermalen en we doen volstrekt te weinig om dat te verhelpen.

Voorzitter, ik zou hier een hele lezing over kunnen houden, maar die tijd gunt u mij niet, dus dat zal ik niet doen. Het is iedereen, zeker in deze zaal, ook wel bekend wat de problemen zijn. Nu gaat het erom wat we aan die problemen doen. Wij pleiten voor een deltacommissaris voor de binnenvisserij. De heer Geurts heeft zojuist al gesproken over een deltacommissaris voor het IJsselmeer, als ik hem goed heb begrepen. Wij zouden dat graag willen verbreden, want het IJsselmeer is inderdaad een probleem, en ook een ander probleem dan de andere binnenwateren, maar zoals mevrouw Van Kampen, de bemiddelaar voor het IJsselmeer, al naar voren bracht, moet er iemand komen met doorzettingsmacht. Anders weet ik namelijk wel wat er gebeurt: dan gaan we overleg na overleg voeren en constateren we na een jaar dat er een probleem is dat niet echt een oplossing heeft en dat er niets gebeurt. Wil de staatssecretaris iemand aanstellen die breed de problematiek in de binnenvisserij gaat aanpakken zodat er een helder toekomstbeeld is en er ook maatregelen komen? Denk aan het op slot zetten van de visplannen en de visstandbeheercommissies, die in een aantal regio’s wel tot oplossingen komen maar in een aantal ook niet. Ik denk ook aan de financiering voor het over de dijk zetten van paling; de fondsen die nodig zijn, waar de commissie-Remkes ook voor pleit. Kortom, wil de staatssecretaris dat doen?

De commissie-Remkes adviseert ook om waterbeheerders structureel te laten bijdragen aan het over gemalen en kustwerken heen zetten van schieraal. Wat ons betreft is dat een goed plan. De staatssecretaris zegt dat de waterschappen daarover gaan. Dat kan ik mij op zich voorstellen, maar ik vind dat toch net iets te vrijblijvend. Ik zou ook hier een aanjagende rol van de staatssecretaris willen zien, althans zo lang die commissaris er niet is. Als zij heel snel zorgt dat die commissaris het gaat doen, vind ik het ook best, maar dan moet het ook wel gaan gebeuren. Het lijkt er nu weleens op dat er partijen zijn – ik kijk bewust niet naar de staatssecretaris maar wel even naar hoe het breed uitwerkt de laatste jaren – die over de binnenvisserij zeggen: ach ja, het is een sterfhuisconstructie, laat maar omvallen. Ik verwijt dit dus nadrukkelijk niet de staatssecretaris, maar laten we er wel met elkaar voor zorgen dat dat niet gaat gebeuren. Daarvoor is doorzettingsmacht nodig.

Tot slot de wolhandkrab. Er is al veel over gezegd. Ook de heer Graus heeft er al het nodige over gezegd. Natuurlijk zouden wij graag zien dat onze motie, die aangenomen is, ook wordt uitgevoerd. Daar gaan we nog weleens over steggelen, waarschijnlijk. In het kader van dit overleg heb ik een andere vraag. Wij horen van de Chinezen, die onze beraadslagingen ook hebben gehoord, dat zij de dioxinedelen helemaal niet opeten. De krab wordt wel heel op het bord gelegd, maar die Chinezen zijn niet gek. Dat denken wij weleens maar dat zijn ze niet. Dat denkt de staatssecretaris ook niet. Het dioxinehoudende deel, dat in de lever zit, eten ze dus helemaal niet op. Die informatie krijg ik. Op het bord worden de lever en de darmkanalen verwijderd, want daar zit de dioxine in. De Chinezen zeggen: geef ons alstublieft die wolhandkrab, een prachtig beestje en geweldig in hoeveelheid en kwaliteit; wij krijgen helemaal geen dioxine binnen. Ik weet niet of dit waar is. Daarom verzoek ik de staatssecretaris om uit te zoeken of het echt waar is. Als wij namelijk dit soort belangrijke beslissingen nemen die van groot belang zijn voor de binnenvisserij, moet dat wel op basis van feiten gebeuren.

Voorzitter: Bosman

De voorzitter: Het woord is aan de heer Slob, die spreekt namens de ChristenUnie.

De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. Ik sluit mij aan bij degenen die hebben gezegd dat de visserijsector in zwaar weer verkeert en dat er grote vraagstukken voor ons liggen. De visserijsector is wat ons betreft een kleine maar belangrijke sector voor Nederland. Wij moeten bezien hoe wij deze sector waar mogelijk kunnen ondersteunen en perspectief kunnen bieden, zodat de visserijsector met het oog op de toekomst op duurzame wijze kan blijven werken. Ik sluit mij in dat opzicht aan bij de vragen die de heer Bosman over duurzame vismethodes heeft gesteld. Wij weten dat daar vergunningen aan vastzitten en dat er altijd is gevochten om vergunningen binnen te halen. Het is ergerlijk dat het soms zo lang blijft hangen, terwijl het ook winst voor de natuur zou zijn als er meer ruimte wordt gegeven. Dan hebben wij het nog niet eens over de brandstofkosten voor vissers, want dat scheelt ook een behoorlijke slok op een borrel. Ik hoop dus dat de staatssecretaris zich waar mogelijk inzet om daar meer ruimte voor te krijgen.

Wij zijn blij met het rapport over de toekomst van de binnenvisserij. Het lijkt mij goed dat daar op initiatief van de Kamer onderzoek naar is gedaan. Als je echter doorleest wat er met de adviezen gebeurt, blijft er heel veel hangen. Ziet de staatssecretaris bijvoorbeeld een rol voor zichzelf weggelegd om even «door te duwen» inzake de certificering van paling? Ik wijs ook op de financiering van het succesvolle project Paling over de dijk. Er wordt gevraagd om het breder op te pakken, maar dan wordt het toch weer op één plek ondergebracht. Ik noem ook het gebruik van beroepsvistuig door sportvissers; moet dat niet ingekaderd worden? Volgens mij vroeg een van de collega’s ook al om de visplannen als instrument in de Visserijwet te verankeren.

Kortom, er blijft heel veel hangen. Ik vraag de staatssecretaris daarom om waar mogelijk te bezien of de gedane aanbevelingen kunnen worden uitgevoerd. Wij moeten niet over enige tijd constateren dat er wel mooie aanbevelingen zijn gedaan, maar dat die in de praktijk niet echt van de grond zijn gekomen. Daarbij speelt mee dat er zo veel regisseurs, in het bijzonder op het IJsselmeer, actief zijn. Ik noem ook de visstandbeheercommissies, het beheerplan Natura 2000, vergunningen op basis van de Visserijwet en Rijkswaterstaat als waterbeheerder en noem maar op; er zijn heel veel regisseurs. Ik zeg de heer Geurts na dat het goed is als er met name voor het IJsselmeer een commissaris met een zekere doorzettingsmacht komt, om de partijen goed bij elkaar te krijgen en ervoor te zorgen dat knopen worden doorgehakt. Ik ben benieuwd naar de opvattingen van de staatssecretaris daarover.

Het is mij opgevallen dat er gelukkig een aantal potjes zijn waaruit geld beschikbaar wordt gesteld, ook uit het Europees Visserijfonds. Ik noem bijvoorbeeld de 3 miljoen voor nader onderzoek naar de invoering van de aanlandplicht. Wat betreft de aanlandplicht, sluit ik mij kortheidshalve aan bij de opmerkingen die de heer Bosman daarover heeft gemaakt en de vragen die hij daarover heeft gesteld. Toen ik de berichten over camera’s aan boord van visserijschepen las, vroeg ik mij af: mensen, hoever moeten wij gaan? Er is soms sprake van misstanden, in verschillende sectoren in Nederland, maar ik vind permanente camerabewaking heel ver gaan. Het straalt ook veel wantrouwen naar de sector uit. Zijn er volgens de staatssecretaris geen andere manieren om op te treden als dingen niet goed gaan?

Er is ook geld beschikbaar gekomen voor de duurzame ontwikkeling van visserijgebieden, onder de voorwaarde dat ook de provincies bijdragen. Voor 2 miljoen van de rijksoverheid moet ook 2 miljoen bij de provincies vandaan komen. Dat geld is voor 2013 bestemd, maar ik vraag me af of dat nog wel op tijd kan worden weggezet. Het zou erg zonde zijn als we het geld zo laat uitzetten dat het bij wijze van spreken niet meer gebruikt kan worden. Ik hoor hierop graag een reactie. Hetzelfde geldt voor de 3 miljoen voor de garnalensector. Daarvoor is het ook vrij laat. Lopen we niet het risico dat het geld weer terugvloeit in het Europees Visserijfonds als het niet tijdig wordt besteed? Dat zou heel vervelend zijn, want dit soort middelen hebben we heel hard nodig om de sector, die in zwaar weer zit, een toekomst te geven.

Voorzitter: Slob

De voorzitter: De staatssecretaris heeft mij verzocht om vijf minuten voorbereidingstijd voor haar antwoord. Die voorbereidingstijd geven wij haar uiteraard graag.

De vergadering wordt van 15.40 uur tot 15.48 uur geschorst.

Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Ik wil de vragen langs drie lijnen beantwoorden. Ten eerste wees de heer Dijkgraaf terecht op het belang van de binnenvisserij en daarom begin ik daarmee. Ten tweede wil ik alles wat op zee gebeurt aan de orde laten komen, inclusief het gemeenschappelijk visserijbeleid van de Europese Unie. Ten derde behandel ik natuurzaken, het Cites-verdrag, de mosselconvenanten en dergelijke. Ik wil zeker de walvissen niet vergeten, want daar vind ik ook iets van.

Een aantal leden heeft terecht aandacht gevraagd voor de moeilijke positie van de binnenvisserij. Er is niet voor niets een commissie ingesteld – dat was ook een wens van de Kamer – om te verkennen wat mogelijk is. Het lastige is altijd dat je te maken hebt met een aantal zaken waarvan je zou willen dat de sector die zelf aanpakt. Het gaat ook om de vraag welke rol de overheid daarbij precies kan spelen. Ik wil natuurlijk welwillend zijn, maar ik stuit soms op grenzen. Als je namelijk één sector ondersteunt, moet je goed nadenken welke consequenties dit heeft als een andere sector voor de deur staat. Er zit dus een aantal beperkingen aan vast. Daarover zijn een aantal vragen gesteld die ik zal beantwoorden.

Mevrouw Ouwehand zei dat er een moratorium op visserij in het IJsselmeer moet komen. Ik heb IMARES gevraagd om te bekijken hoe het precies zit met de visserijdruk op het IJsselmeer. IMARES gaat een onderzoek uitvoeren naar de commerciële visbestanden en -vangsten. De resultaten daarvan zijn na de zomer bekend, waarna met stakeholders overleg volgt over de precieze betekenis die het kan hebben. Na dat overleg moeten we een besluit nemen en daar loop ik nu dus niet op vooruit.

De heer Bosman vroeg zich af of de sector moet verkleinen, op basis van de manier waarop de sector is vormgegeven, of dat er ruimte is voor een gezonde sector. Dat is bij uitstek niet aan de overheid, maar een vraag voor de sector zelf. Ik begrijp dat dit een heel lastige vraag is waar niet zomaar een oplossing voor is. Een aantal leden heeft aangegeven dat met name rondom het IJsselmeer een hoop gebeurt. De heer Geurts en de heer Slob spraken over de noodzaak tot het benoemen van een commissaris. De heer Dijkgraaf deed daar een schep bovenop: meteen een deltacommissaris benoemen. Het lijkt mij goed om vast te stellen waar wij het over hebben. De problematiek waarmee de 70 IJsselmeervissers te maken hebben, is van een andere orde dan de bescherming van Nederland tegen het stijgende water, waarvoor de deltacommissaris is benoemd. Er wordt wel specifiek voor het IJsselmeer een masterplan opgesteld. Dat juich ik toe en daar ben ik heel positief over. In het bijzonder waarderen wij de inzet van mevrouw Van Kampen, die daarbij een goede rol speelt. Er is bij de betrokken partijen ook brede steun voor haar verlengde inzet. Daarnaast levert de provincie Friesland een belangrijke bijdrage aan het opstellen van het masterplan.

In het masterplan moeten de zaken goed bij elkaar worden gebracht, gezien de deelname van de sector. Sportvisserij Nederland is erbij betrokken, net als provincies, gemeenten, natuurorganisaties en vanzelfsprekend ook het Rijk. Ik vind het te vroeg en misschien ook wel te zwaar om nu te zeggen dat er een commissaris moet komen. Ik begrijp wel dat een aantal leden vraagt om iemand die regie kan voeren en die misschien doorzettingsmacht nodig heeft. Ik vraag om tijd om te kunnen nadenken over de vraag hoe wij het kunnen doen, ook in relatie tot het uitvoeren van het masterplan. Ik zeg tegen de heer Dijkgraaf dat ik een nieuwe deltacommissaris, met alles wat daarbij hoort, een brug te ver vind. Ik weet ook niet of je überhaupt het woord «commissaris» moet laten vallen. Het gaat om regievoering door iemand die ook iets voor elkaar kan krijgen. Ik wil dat bekijken en daarover nadenken in relatie tot wat moet gebeuren. Ik vraag de Kamer of ik daar op een later moment, voor de zomer, mag terugkomen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Die laatste opmerking verrast mij, want «voor de zomer» is heel snel. Hierna zijn er nog twee weken tot het reces. Wij zouden «bruut» zijn als wij daarop niet willen wachten. Heeft de staatssecretaris het nu alleen over het IJsselmeer of verbreedt ze het? Het IJsselmeer is een probleem en de bemiddelaar pleit daarom om actie daarvoor, maar in alle andere binnenwateren spelen problemen die op een vergelijkbare manier opgelost moeten worden.

Staatssecretaris Dijksma: Dat laatste is precies een van de dingen waarover ik nog even wil nadenken. Ik kom zo meteen nog op een aantal meer technische vragen die verschillende leden hebben gesteld, bijvoorbeeld wanneer wat komt. Het betreft ook regelingen die wij nog moeten uitvoeren. Dat wil ik afwegen, maar ja, soms zijn wij gewoon snel. Ik hoop dat de heer Dijkgraaf dat op prijs stelt. Je moet wel een paar nachtjes over zo’n idee slapen, maar geen maanden.

De heer Geurts vroeg hoe het met de ondersteuning van de sectororganisatie zit. Ik ben het met de commissie-Remkes eens dat dit voor een belangrijk deel de verantwoordelijkheid van de sector zelf is. Het is ook echt aan de sector om de eigen organisatie te verbeteren. De overheid kan natuurlijk moeilijk bepalen waar die organisatie voor staat. Je kunt het vergelijken met bijvoorbeeld de landbouwsector. Die blijkt ook goed in staat om zichzelf te organiseren. In lijn met eerdere besluiten stoppen we de financiële ondersteuning aan één van de sectororganisaties. De eindigheid van die ondersteuning is al in 2011 gemeld en is dus geen verrassing. We zijn nu twee jaar verder.

Er is gevraagd hoe het met de VBC’s en visplannen zit. Het klopt dat de Kamer daar lang niks over heeft gehoord, maar daar zijn wij wel druk mee bezig. Ik verwacht de Kamer voor de zomer ook te kunnen melden hoe dit precies vorm krijgt. Het is op dit moment onderwerp van interdepartementale afstemming, want er zijn natuurlijk ook andere departementen bij betrokken.

Ik kom op de commissie die is ingesteld naar aanleiding van de motie-Bosman over de herberekening van het streefbeeld paling. Ik heb gemeld dat er een nieuwe commissie is ingesteld. Ik heb het besluit daartoe getekend. De commissie staat onder leiding van professor Rabbinge. De samenstelling van de commissie is inmiddels bekendgemaakt. Zij zal aan de slag gaan met een quickscan. Als de uitkomsten van het onderzoek van de commissie daartoe aanleiding geven, zal ik die meenemen in mijn reactie op de reactie van de Europese Commissie op de evaluatie van de aalbeheerplannen. De reactie van de Commissie wordt aan het eind van het jaar verwacht. Ik heb gehoord dat de commissie-Rabbinge vermoedt dat zij ongeveer in oktober haar rapport kan presenteren. Dan loopt het dus mooi synchroon.

Ik ga verder met het gebruik van onderzoeksvaartuigen op binnenwateren. EZ is opdrachtgever voor het IJsselmeer en Rijkswaterstaat voor de grote rivieren. Het onderzoek bestaat uit twee delen, vaste vistuigen en onderzoek met een boomkor. Voor het onderzoek met vaste vistuigen worden binnenvissers ingehuurd. Dat is lastiger voor het onderzoek met de boomkor. Het betreft namelijk een specifieke vorm van visserij en die aanpassingen aan het vaartuig en het vistuig vergt. Wettelijke onderzoekstaken zijn hierbij aan de orde. Er gelden ook internationale standaarden. De Rijksrederij levert het onderzoeksvaartuig en incidenteel wordt gebruikgemaakt van binnenvissers en, als het kan, ook van hun schepen. Zo is onlangs nog een groot onderzoek in de benedenrivieren uitgevoerd. Er werd gesuggereerd om alle overheidsschepen in de verkoop te zetten, maar dat zou ik niet meteen doen. Als het kan, huren we vissers met boot en al in. Ik hoop dat het op die manier meevalt.

De heer Graus vroeg welke tijdsperiode ik voor ogen heb om één vertegenwoordiger vanuit de sector te krijgen. Dat is aan de sector zelf. Ik begrijp dat het niet makkelijk is. Ik vind het echter niet verstandig om daar zelf allerlei opmerkingen over te maken.

Ik kom op de wolhandkrab, een beestje dat ons aardig bezighoudt. De heer Graus sprak over het uitvoeren van de motie-Dijkgraaf. Ik wil nu niet een oud debat overdoen, want volgens mij is bekend hoe het kabinet erover denkt. De wolhandkrab in het IJsselmeer is schoon. Daar kunnen wij in de gesloten periode natuurlijk wel degelijk met aangepast tuig op laten vissen en dat zetten wij ook gewoon door.

De heer Dijkgraaf vroeg of ik wil onderzoeken, op een fact-finding mission wil gaan, om vast te stellen hoe Chinezen al dan niet de wolhandkrab nuttigen. Het is een verleidelijke vraag.

De voorzitter: Ik voel een toezegging aankomen.

Staatssecretaris Dijksma: Ik ga niet zelf naar China, althans, niet om dit vast te stellen. Het zou kunnen kloppen. Onze informatie is echter dat het dier in zijn geheel wordt genuttigd. Misschien is het wel goed om voor de heer Dijkgraaf op te merken dat 95% van de export binnen Europa plaatsvindt. Dan schieten we dus wat minder op met de bevinding dat een en ander uit de wolhandkrab gehaald wordt. Krab wordt ook verwerkt in vissoep en bisque. Ik zeg wel toe dat ik het zal onderzoeken.

De voorzitter: Mijnheer Dijkgraaf, kunt u leven met deze toezegging?

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik kan zeker met die toezegging leven; veel dank daarvoor. Voor de discussie, voor de 100%, is natuurlijk essentieel wat wordt geconsumeerd. De regering zal blijven volhouden dat er een probleem is als een deel van de mensen het wel eet. Het gaat echter om Chinezen die in Nederland de wolhandkrab consumeren. Het gaat niet om een e-mailbericht uit China, maar om het in Nederland eten van de wolhandkrab die afkomstig is uit gebieden waar die nu niet gevangen mag worden. Het gaat dus breed om de vraag hoe de wolhandkrab wordt geconsumeerd. Het is nieuwe informatie voor ons en voor het ministerie. Wat dat betreft is de fact-finding mission een stuk makkelijker dan de staatssecretaris doet voorkomen.

De voorzitter: Het punt is helder en de toezegging is gedaan.

Staatssecretaris Dijksma: Ja, dit maakt het hooguit overzichtelijker. De heer Slob sprak over middelen die bijvoorbeeld voor de garnalensector beschikbaar worden gesteld en over de vraag of het risico bestaat dat die middelen niet op tijd kunnen worden aanbesteed. We hebben gevraagd om voor 1 augustus met maatregelen te komen, zodat voor 31 december 2015 is aanbesteed. Ik kijk ook naar een revolving fund waar een deel van de middelen in kan worden opgenomen. Dat geeft ook iets meer ruimte om het allemaal goed en op tijd te doen. De heer Slob heeft gelijk dat het geld tijdig moet worden besteed, maar het moet ook goed worden besteed.

De heer Dijkgraaf stelde een vraag over het migratieknelpunt bij het over de dijk zetten van aal. Het is bekend dat de maatregel om aal over de dijk te zetten slechts een beperkt alternatief is en geen structurele oplossing. Daarmee worden andere trekvissen zoals de zalm namelijk niet geholpen. Ik vind het wel heel goed dat over tussentijdse oplossingen wordt nagedacht. Onder bepaalde voorwaarden wil ik het overzetten van schieraal wel mogelijk maken. We hebben voor 2013 eenmalig een bijdrage van maar liefst € 240.000 uit het Europees Visserijfonds verstrekt. De waterbeheerders nemen maatregelen om uiterlijk in 2027 de belangrijkste migratieknelpunten op te lossen. Voor het hoofdwatersysteem is daarbij prioriteit gegeven aan het wegnemen van visknelpunten tussen zoet en zout water, stromend en stagnant water, zo veel mogelijk voor 2015. Als partijen tussentijds nog wat willen, moeten zij zich melden bij de waterbeheerder.

De heer Dijkgraaf (SGP): Het gaat om de financiering van het plan voor de schieraal. De commissie-Remkes zegt dat de waterschappen het moeten doen. De staatssecretaris zegt: waterschappen prima, maar doe het maar lekker zelf. Ik zeg het in mijn eigen woorden. Ik vraag de staatssecretaris om het volgende aan te kaarten. Dit plan werkt in ieder geval. Het is bijna eind 2013 en als je dan naar de planning richting 2014 kijkt, zou zij kunnen zeggen: waterbeheerders neem je verantwoordelijkheid.

Staatssecretaris Dijksma: Zoals ik net heb gezegd, stellen wij ook zelf geld beschikbaar. Wij leunen dus niet bepaald achterover. Dat misverstand wil ik graag meteen uit de wereld helpen. Ik hoop dat de heer Dijkgraaf dat erkent. Daarnaast zou mijn collega van I en M het moeten bespreken. Ik wil haar best vragen om dat te doen.

De voorzitter: Dat noteren wij ook. U krijgt de ene na de andere toezegging, mijnheer Dijkgraaf.

Staatssecretaris Dijksma: Het houdt wel een keer op.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik ken mijn grenzen.

Staatssecretaris Dijksma: Heel goed. Ik ga verder met het gemeenschappelijk visserijbeleid en onderwerpen die op zee spelen. De heer Bosman heeft een aantal opmerkingen over de aanlandplicht gemaakt. Tijdens het AO over de Landbouw- en Visserijraad heb ik daar ook al heel kort over gesproken. Het lijkt mij goed om dat vandaag nog een keer te doen. De aanlandplicht is een politiek feit. Dat was het overigens ook al voor mijn aantreden. Het betreft inderdaad een heel grote omslag voor de sector. De heer Bosman heeft gelijk dat de commissie met maatregelen moet komen voor de wijze waarop de aanlandplicht moet worden uitgevoerd. Nederland probeert, ook met het beschikbaar maken van de 3 miljoen, zelfstandig naar uitvoeringsmaatregelen te zoeken om de aanlandplicht werkbaar te maken. Daarmee kunnen wij de commissie voeden. Het is een lastig overleg met de sector, want een groot deel van de achterban van de organisaties accepteert feitelijk niet dat er een aanlandplicht komt. Ik heb tegen de sector gezegd dat het gesprek voeren over de principiële vraag heel veel energie zal kosten, maar dat ik niet zal bewegen. Los van de vraag of ik dat wil of niet, kan ik gewoon niet bewegen. Het gaat namelijk gebeuren. Als je in overleg bent, kun je maar beter praten over de vraag hoe we ervoor zorgen dat de Nederlandse sector de aanlandplicht gaat en kan uitvoeren.

Daarbij spelen verschillende zaken een rol. Allereerst is de vraag wat de knelpunten zijn. Wij hebben daarover een gesprek gehad. Men geeft aan dat het bij sommige vissoorten heel veel lastiger kan zijn dan voor andere om te voldoen aan de aanlandplicht. Natuurlijk zegt de sector dat er bijvoorbeeld een grote overlevingskans is voor vis. Daar heb ik gisteren ook het een en ander over gezegd. Het lastige is echter dat in de wetenschappelijke onderzoeksrapporten die nu beschikbaar zijn, wordt aangegeven dat de overlevingskansen juist gering zijn. Dat is ook een van de belangrijke redenen waarom men deze maatregel binnen de Europese Unie wil nemen. Ik ben overigens altijd bereid om resultaten van nieuwe onderzoeken te bekijken, maar die moeten wel wetenschappelijk gevalideerd zijn en door ICES worden gedragen. Het nieuwe gemeenschappelijk visserijbeleid voorziet ook in die mogelijkheid. Het lijkt mij echter niet fair, ook niet voor de sector, om te suggereren dat de aanlandplicht er op basis van onderzoek waarschijnlijk niet komt of dat het aantal uitzonderingen veel groter wordt. Het is namelijk bekend dat de beschikbare wetenschappelijke onderzoeken dat eigenlijk niet staven. Ik probeer daarom, net zoals ik nu doe, uit te leggen hoe het werkt.

De heer Bosman vroeg naar een mogelijke versimpeling van de regelgeving. Dat is al een paar keer aan de orde geweest en dat is een moeizaam proces. Ja, wij zetten ons binnen de Europese Unie in voor een versimpeling. Wij streven niet naar nationale koppen. Wij moeten een vereenvoudiging realiseren voor de verordening voor technische maatregelen en de implementatie van het hele verhaal. Wij moeten ook een relatie tussen de quotaregelgeving en de zeedagenregeling bekijken. Dat zal ik nu echter niet doen. Het lijkt mij beter om het in het najaar, als wij ook een beeld hebben van de manier waarop de Europese Commissie ermee omgaat, te beoordelen. Men kan nu echter wel horen dat ik ertoe bereid ben.

De heer Bosman (VVD): De vissers zitten gewoon klem. Ik begrijp de discussie over de aanlandplicht. Ik begrijp ook dat het een politiek feit is, net als de vissers dat begrijpen. Vissers worden echter om oplossingen gevraagd, maar zij kunnen geen kant op. Zij zijn bezig met allerlei zaken, maar horen iedere keer toch weer «nee». Er wordt gezegd: doe je best met die kooien, maar het gaat toch niet gebeuren. Als het antwoord iedere keer «nee» is, ontstaat er heel veel frustratie in de sector. Iedere regel die erbij komt, is een belemmering voor een visser.

De voorzitter: Wat is uw vraag, mijnheer Bosman?

De heer Bosman (VVD): Dit is een belangrijk punt. Ik kom zo tot mijn vraag.

De voorzitter: Constateringen zijn voor de tweede termijn. Interrupties zijn bedoeld om verheldering te krijgen door het stellen van een vraag.

De heer Bosman (VVD): Het begrip voor de visser ontbreekt naar mijn idee een beetje. Hoeveel ruimte krijgt de visser? Krijgen vissers de ruimte voor wat zij willen doen? Als zij namelijk geen ruimte krijgen, ontstaat er alleen maar frustratie.

Staatssecretaris Dijksma: Het lastige is dat men soms om ruimte vraagt die ik niet kan geven. Ik begrijp dat er frustratie bestaat, maar we zijn wel op zoek naar ruimte. Een aantal leden heeft gevraagd wat er met de pulskor gebeurt. We hebben al vaker gewisseld dat het best frustrerend is, ook voor mij, dat we aan de ene kant met het gemeenschappelijk visserijbeleid een verduurzamingsslag in de visserij proberen te bewerkstelligen, maar dat we aan de andere kant niet de ruimte krijgen om voluit te gaan voor een techniek die we hebben ontwikkeld en waarmee we eigenlijk uniek zijn. Ik heb gisteren ook gezegd dat ik mijn bedrage in discussies over het gemeenschappelijk visserijbeleid meestal afsluit met de opmerking «overigens ben ik voor het vrijlaten van de pulskor». Die wens wordt inmiddels in Europa ook als zodanig herkend. Er zijn echter meerdere redenen waardoor het proces stroef verloopt. Concurrentieoverwegingen kunnen bijvoorbeeld een rol spelen. Als een land een nieuwe techniek ontwikkelt en het daarmee effectief is, is niet iedereen van harte bereid om dat land alle ruimte van de wereld te gunnen. Ook betwijfelen sommigen oprecht of deze techniek daadwerkelijk duurzaam is. Ik nodig dan ook collega’s uit en die zullen komen. Dit onderwerp gaat in het najaar namelijk voluit spelen in de discussie over de inzet van het Europees Visserijfonds. Ook in de uitvoering worden daarmee immers straks zaken beslecht. Onder het voorzitterschap van Litouwen zullen wij deze discussie in alle openheid en hevigheid voeren. Mijn inzet is glashelder. Er zit geen snippertje verschil tussen wat een aantal leden voorstellen en wat ik wil. Tussen iets willen en iets voor elkaar krijgen, zitten echter nog 26 lidstaten, het Europees Parlement en een Commissaris. Tegen die helling ben ik aan het opklimmen, maar wel met spikes.

De heer Bosman (VVD): Het klinkt misschien een beetje raar, maar eigenlijk is het een Nederlands probleem. De staatssecretaris zei het al. Het gaat namelijk vooral om de tong; 80% van het tongquotum is in Nederlandse handen. De vissers moeten met 80 millimeter vissen en daarmee haal je een besparing qua bijvangst. Als Nederland 80% van het quotum heeft, zullen andere landen veel minder druk voelen. De Nederlandse vissers voelen die druk echter veel meer. Is de sense of urgency bij andere landen dus net zo groot als bij Nederland?

Staatssecretaris Dijksma: Ja, want andere landen lopen weer tegen andere problemen aan. Wij zijn met dit probleem op zichzelf misschien uniek, maar andere vissers in andere Europese landen ondervinden op een andere manier net zo goed problemen met de aanlandplicht. Dat is ook uit het debat gebleken. De zuidelijke lidstaten hebben daar heel lang over gesproken. Het lastige van dat debat was echter dat soms weer uitzonderingen werden bepleit die bijvoorbeeld nadelig waren voor de Nederlandse sector. Dat hadden wij van tevoren ook met de Nederlandse sector gecommuniceerd. Ik voel de sense of urgency ook wel – daar bestaat geen twijfel over – maar wij moeten een stap zetten. Wij willen ook verduurzaming realiseren. Wij hebben namelijk afgesproken dat wij voor groene groei gaan, dus ook «groene groei op zee». Dat betekent inderdaad heel wat. Wij moeten het zodanig proberen te doen dat wij ook de mensen die hun boterham ermee verdienen, erbij houden. Ik moet er eerlijk over zijn dat dit niet altijd gemakkelijk is. Dat is nu eenmaal een feit.

Ik kom op een ander onderdeel van de discussie over wat op zee gebeurt, namelijk het aanpakken van fraude. Vele woordvoerders hebben daarover vragen gesteld en ik zal proberen om die stuk voor stuk te beantwoorden. Allereerst zei de heer Bosman: we moeten vissers eerlijk aanpakken, bijvoorbeeld als iemand een net heeft dat een millimeter te groot is. Op zichzelf weten vissers bij het bestellen van hun netten volgens mij heel goed wat ze doen. Ook houden ze rekening met de werking van het water. Op een gegeven moment zijn regels echter regels. We vragen mensen dus om zich aan de regels te houden. Ik kan niet op een individuele casus ingaan, maar ik ga ervan uit dat mensen terecht veroordeeld worden of een boete krijgen omdat ze zich niet aan de regels houden. Als je het niet eens bent met die boete, kun je altijd nog een gepaste weg zoeken om dit voor elkaar te krijgen. Je kunt dan zeggen: de overheid doet het niet goed.

Naar aanleiding van televisie-uitzendingen is er veel discussie ontstaan over mogelijke fraude door high grading. Daar hebben wij inmiddels twee brieven over gestuurd. Sommigen vinden dat er altijd en overal camera’s en waarnemers moeten zijn. Anderen vragen zich af of dat niet te veel van het goede is. Mijn mening zit daar ergens tussenin. Dat komt vaker voor. Ten eerste moeten wij vaststellen dat fraude slecht is voor het beeld van de sector en daarmee voor onze positie. Fraude moet je echt met wortel en stok uitroeien. Dat is belangrijk omdat fraude het gelijke speelveld aantast, omdat fraude de gezagspositie van de overheid ondermijnt en omdat Nederland zichzelf dan in de weg zit als het erop aankomt, want Nederland heeft volgens mij een goede naam. Nederland haalde als eerste het duurzaamheidscertificaat, bijvoorbeeld bij het vangen van haring. Dat is een heel mooi beeld dat niet verstoord mag worden.

Ten tweede is controle op zee lastig. Daar doelt mevrouw Ouwehand op in de appreciatie van de maatregelen. Ik wil de integriteit van mensen die je meestuurt, niet ter discussie stellen, maar voor een-op-een waarnemer die wekenlang meevaart – ik noem maar een voorbeeld – is het soms best lastig. Mevrouw Dikkers toonde daar begrip voor in haar bijdrage.

Juist omdat wij vinden dat het beeld dat er fraude is, niet goed is, hebben wij besloten om een pilot te doen met een andere vorm van controle van het uitvoeren van de aanlandplicht. Daar komen de voorstellen voor camera’s en waarnemers vandaan. Die hebben zich immers in de praktijk nog niet bewezen. Het is daarom goed om pilots te doen, zowel in de kottersector als in de pelagische sector. Dan kunnen wij bezien of dit werkt. Je kunt immers ook nog heel wat doen aan de uitgelezen beelden van camera’s; daar moet je je niet in vergissen. Ik denk wel dat het goed is dat wij vaststellen of dit werkt. Daarom heb ik tijdens de beantwoording van de vragen van mevrouw Dikkers aangekondigd dat wij daarmee gaan experimenteren.

Mevrouw Dikkers heeft een heel aantal technische vragen gesteld. Ik kan enkele daarvan nu beantwoorden, maar een aantal zal ik schriftelijk beantwoorden. Zij vroeg hoe vaak IMARES meegaat. Tijdens de pilot zal in een van de vier onderzoekperiodes een controleur van de NVWA meegaan. IMARES vaart mee op twaalf reizen, op 10% van de reizen op de noordoostelijke kant van de Atlantische oceaan. Voor Afrika geldt een apart waarnemingsprogramma waarover ik zo dadelijk ook nog iets zal zeggen.

De vragen van mevrouw Dikkers over het omvlaggen, over wie welke manschappen meeneemt en over waar er precies belasting wordt betaald, beantwoord ik schriftelijk.

Ik zal voor de brief ook onderzoeken hoe het precies zit met de verordening. Dat geldt ook voor de voorspelbaarheid en zichtbaarheid. De radardetectie werd bijvoorbeeld genoemd. Ik zal dat nazoeken en aan de Kamer laten weten.

Mevrouw Dikkers zegt dat iedere kuststaat binnen de Unie verantwoordelijk is voor het inregelen van het toezicht in het kustwater. Doen wij dat voldoende frequent? Ja, controle is op basis van de Europese regelgeving verplicht. DG MARE oefent daar toezicht op uit. De coördinatie wordt door het Europees bureau voor visserijcontrole (European Fisheries Control Agency, EFCA) gedaan. Binnen de EU is er voldoende toezicht op de inspecties op het water, maar ik ben bereid om in overleg met de Europese Commissie en de Noordzeelidstaten te bezien of er verbetering noodzakelijk is. Dat wil ik dus oppakken op verzoek van de Kamer.

De heer Graus zegt dat vissers klagen over het kennisniveau van de medewerkers van de NVWA. Ik denk dat het belangrijk is om ook vandaag weer te zeggen dat er geen sprake is van onvoldoende kennis bij de NVWA. De heer Graus kan zich nu niet verdedigen omdat hij niet meer aanwezig is, maar er is iemand die meeluistert. Ik zal het sober houden. Als je dit soort dingen zegt, moet je dit echt aan de hand van concrete voorbeelden doen. Het straffen en het toedelen van punten gebeurt gewoon op basis van Europese regelgeving. De puntentoedeling gaat naar de houder van een vergunning. Zo hoort het ook.

Mevrouw Dikkers vroeg hoe het precies zit met het omvlaggen. Het meest eenvoudige antwoord is dat het tot nu toe gewoon mag, voor zover ik weet ook naar derde landen. In het nieuwe gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) zal wel een regeling komen. Ik zal die in de brief nader toelichten. In het nieuwe GVB wordt het omvlaggen ontmoedigd.

De heer Slob heeft in dit verband gevraagd of wij het geld op tijd kunnen wegzetten. Daar werken wij aan, want dat is heel belangrijk. Het is natuurlijk zonde om geld niet op tijd weg te zetten. Voor het overige kan ik zeggen dat de zaak die in de media was, nu in Duits onderzoek is, mogelijk onder de rechter. Er zijn dus restricties aan wat ik hier daarover kan zeggen en ik wil mij daaraan houden. In de brief hebben wij precies aangegeven dat er contacten zijn tussen de NVWA en de Duitsers en dat wij ondersteuning verlenen bij onderzoek, indien ons dat gevraagd wordt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik weet dat je niet zomaar moet geloven wat in de kranten staat. Het AD kopte als volgt: «Cameratoezicht aan boord vissersschepen». Ik begrijp dat het allemaal wat genuanceerder is, want er komen pilots. Ik ben erg benieuwd hoe die pilots er gaan uitzien. Wat definieert de staatssecretaris als een succesvolle pilot? Aan de hand van welke criteria gaan wij de pilot beoordelen? Het antwoord op deze vragen mag per brief komen, maar als het kan, ontvang ik die dan wel graag voor de zomer, zodat wij dit alles voor een eventueel VAO nog wel kunnen beoordelen.

Staatssecretaris Dijksma: Ik weet niet zeker of dit echt voor de zomer lukt. Ik zal ook zeggen waarom. Ik neem dit heel serieus. Ik wil heel graag dat die pilots goed gaan. Wij zitten nu in een nogal drukke periode, evenals de Kamer uiteraard. Wij zien elkaar immers geregeld. Daardoor is het lastig om nog heel veel dingen tegelijk af te krijgen. Ik schrijf een brief omdat mevrouw Dikkers mij een aantal dingen heeft gevraagd. Dit past daarbij, want dit gaat over toezicht en handhaving. Ik zeg dus toe dat ik dit ook in die brief zal opnemen. Dan krijgt de Kamer een fatsoenlijk verhaal met daarbij ook een beschrijving van wat er in de pilots gaat plaatsvinden en van wanneer iets wel of niet een succes is. Dan kan de Kamer beoordelen of zij dat een verstandige lijn vindt.

De voorzitter: Dat is prima. Dit wordt genoteerd. De staatssecretaris vervolgt haar betoog met het laatste blok.

Staatssecretaris Dijksma: Allereest ga ik in op de vraag van de heer Bosman en anderen over het mosselsectorconvenant. Hoe goed is de balans tussen aan de ene kant het geven van ruimte aan ondernemerschap en aan de andere kant de natuur? Het convenant wordt dit jaar geëvalueerd. De resultaten van PRODUS zullen wij daarbij meenemen. Het is echt goed om te zien dat de convenantspartijen in staat zijn om de balans in het oog te houden. Wij zullen zelf ook de leiding nemen om ervoor te zorgen dat het een goede evaluatie oplevert, op basis waarvan wij vervolgstappen kunnen zetten.

Dan kom ik op het convenant met betrekking tot de garnalenvisserij in de Waddenzee. De heer Geurts vroeg hiernaar. Zoals bekend zijn de noordelijke provincies, de ngo’s, de garnalensector en het ministerie van Economische Zaken onder leiding van Klaas Wybo van der Hoek constructief bezig met het opstellen van een convenant. Dat convenant gaat uit van een duurzame en rendabele garnalensector en houdt rekening met de doelen die voor Natura 2000 zijn geformuleerd. De maatregelen zullen worden afgestemd op de afspraak van zowel het VIBEG-akkoord als het mosselconvenant. Dat is ook relevant. Ik heb 200 miljoen aan middelen van het Europees Visserijfonds toegezegd. Op drie van de zes projectvoorstellen is beschikt. Bij een aantal moet nog iets worden aangepast. De sector is daar nog mee bezig. Ik verwijs de heer Geurts naar de brief waarin eigenlijk al staat dat die middelen beschikt zijn.

Last but not least kom ik op de doorvoer van walvisvlees via Rotterdam. Ik zei al tegen mevrouw Ouwehand dat ik daar ook iets van vind. Mijn mening daarover heb ik al eerder niet onder stoelen of banken gestoken. De Nederlandse regering, ondergetekende voorop, is een sterk tegenstander van de walvisjacht. Wij zijn ook tegen de handel in walvissen. Dit standpunt dragen wij internationaal en nationaal consequent uit. Ik heb op 6 juli de petitie van Avaaz in ontvangst genomen. Avaaz heeft aandacht gevraagd voor dit onderwerp. Ik kan om juridische redenen niet verhinderen dat er transporten van walvisvlees plaatsvinden van IJsland naar Japan via Rotterdam. Dat heeft de maken met het feit dat dit vlees zogenaamd «in transit» is. Binnen de Europese Unie gelden daarvoor regels. Het openen van containers – de suggestie van mevrouw Ouwehand – kan niet bij cargo in transit. «In transit» betekent eigenlijk dat het aanlandt. Als bij de controle van de papieren iets niet in orde is, treden wij onmiddellijk op.

Als wij het hierbij zouden laten, zou dat echter onvoldoende zijn. Daarom doen wij meer. Wij zijn samen met de haven van Rotterdam en met andere Europese lidstaten bezig om tot een zogenaamde «code of conduct» te komen om op die manier te proberen om het walvisvlees niet alleen uit de Rotterdamse haven te weren, maar ook uit de haven van Hamburg en de Belgische en Franse havens. Daarmee heb je als het ware een keten van havens die dat vlees niet meer willen ontvangen, waardoor het vanzelf voor de mensen in IJsland onmogelijk wordt om het walvisvlees via dat deel van Europa door te voeren. De gesprekken die nu aan de gang zijn, zijn positief. Zodra ik op dat vlak afspraken kan maken, informeer ik de Kamer. Ik verzeker mevrouw Ouwehand ervan dat onze mensen daar echt al mee aan de slag zijn. Wij hebben geen verschil van mening over de vraag of wij alles doen wat binnen onze mogelijkheden ligt om de doorvoer te voorkomen. Wij doen dat. Avaaz is een internationale organisatie en ik heb dat ook bij die organisatie luid en duidelijk laten horen. De wereld die Avaaz volgt, heeft dit dus hopelijk meegekregen.

De voorzitter: Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording in eerste termijn. De Kamer kan in de tweede termijn conclusies trekken of aanvullende vragen stellen. Ieder krijgt daartoe twee minuten de gelegenheid.

De heer Bosman (VVD): Voorzitter. Allereerst dank ik de staatssecretaris voor de antwoorden en haar inzet. Voor dit dossier vinden wij in Nederland heel moeilijk plek of ruimte; wij zijn echt gehouden aan de Europese inzet. Ik moet mijn rol als volksvertegenwoordiger echter toch spelen en daarom voer ik hier soms lastige discussies. Ik probeer die discussies echter ook in Europa te voeren en dus ben ik daar ook mee in gesprek.

Vissers zijn op zoek naar het licht aan het einde van de tunnel. Zij zitten namelijk in duistere tijden. Dat zeggen ze ook. Ik begrijp de inzet van de staatssecretaris heel goed, maar het is wel belangrijk om te bekijken waar er ruimte zit en waar er mogelijkheden zijn voor al die vissers die bezig zijn om op een goede manier hun boterham te verdienen en zorg te dragen voor voedselproductie voor een steeds groeiende wereldbevolking. Ik dank de staatssecretaris voor haar inzet. Ik hoop op ruimte en een goede discussie met de visserijsector. Ik hoop dat de vissers de ruimte krijgen om hun plannen uit te voeren.

Ik hoop ook dat in Europa duidelijk zal worden wat de Europese regelgeving doet met de mensen hier. Ik had heel kort contact met een Britse Europarlementariër. Hij vond de 9% minimisregeling prima. Toen ik hem vertelde over de tongproblematiek, dacht hij er anders over. Verder leek de pulskor hem interessant. Hij wist daar echter nog niet alles over. Daar maak ik mij zorgen over, zeker als het om iemand gaat die in de visserijsector zit. Wij hebben allemaal dus nog een hoop te winnen.

Mijn vraag over een aanvullende brief over de wijze waarop wij aan de slag gaan met de regelgeving staat nog open. Is het mogelijk dat die brief er voor het herfstreces komt?

Het ging verder over schepen in de verkoop. Ik heb een brief ontvangen betreffende Suriname. Daar is men bezig met een visserijsector, maar heeft men geen schepen. In hoeverre ziet EZ hier een mogelijkheid tot een win-winsituatie?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Het zal de staatssecretaris niet verbazen dat de Partij voor de Dieren zich grote zorgen maakt over de fraude op zee. Het gaat al niet goed en als er dan ook nog met de regels wordt gesjoemeld, zullen wij andere dingen moeten doen om onze ecosystemen te beschermen. Wij weten al heel lang dat controle op zee ontzettend lastig is. Het kan niet zo zijn dat wij aan de kant staan en zeggen dat het allemaal zo moeilijk is. Op zichzelf waardeer ik de inzet van de pilot, maar ik heb het donkerbruine vermoeden dat het te weinig zal zijn. Ik ben dus erg benieuwd naar de brief. Ik begrijp dat de staatssecretaris die niet binnen twee weken kan sturen. Ik denk daarom dat wij een eventueel VAO nu al moeten aanvragen en daarna de brief moeten afwachten.

Ik heb iets gevraagd over het levend koken van kreeften en krabben. De staatssecretaris heeft eerder toegezegd dat zij een kabinetsreactie zou toesturen. Ik heb geen antwoord op die vraag ontvangen of ik heb het gemist. Ik heb zelfs een suggestie voor die reactie. In 2002 of 2003 is er een nota vissenwelzijn verschenen. Wellicht voelt de staatssecretaris ervoor om die eens te updaten en daar dan ook schaal- en schelpdieren in mee te nemen. Graag krijg ik een reactie hierop.

Ik geloof voor 100% dat de staatssecretaris de walvisjacht afwijst. Ik geloof ook dat zij zoekt naar mogelijkheden om de doorvoer van walvisvlees via Rotterdam te beperken, maar er zit misschien toch een verschil in onze analyse van de mogelijkheden. Ik pak dat thema nog wel even terug. Ik heb goed geluisterd naar de antwoorden, maar ik kondig wel alvast een VAO aan, omdat ik hierover een motie wil indienen.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Ik ben blij met de antwoorden van de staatssecretaris. Ik zie dat ze het voortvarend aanpakt. Ik ben daar heel blij mee. Ik kijk uit naar de pilot en naar de brief. Ik ben natuurlijk vooral benieuwd naar de resultaten van de pilot, maar die zullen nog even op zich laten wachten. Ik wens de staatssecretaris erg veel succes.

De heer Geurts (CDA): Voorzitter. Allereerst dank ik de staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen. Ik dank de staatssecretaris ook voor het feit dat zij op heel korte termijn nadenkt over wat ik «de IJsselmeercommissaris» heb genoemd. Ik heb in mijn eerste termijn al gezegd: What’s in a name? Als de staatssecretaris hem een andere naam geeft, is dat ook prima. Het is wel belangrijk om te constateren dat regie en doorzettingsmacht, waar collega Slob van de ChristenUnie in zijn eerste termijn ook over sprak, een aandachtspunt zijn bij het nadenken hierover, want er moet wel wat gebeuren. Ik sluit mij aan bij de complimenten van de staatssecretaris aan mevrouw Van Kampen voor haar inzet. De partijen hebben heel veel vertrouwen in haar. Dat is een goede constatering om mee verder te gaan. Mijn collega van de SGP vraagt «dus?», maar dat mag hij in zijn eigen termijn invullen.

Ik kom op de pachtgelden. In het verleden zijn er afspraken gemaakt dat de pachtgelden ter versterking van de beroepsbinnenvisserij gebruikt zouden worden. Ik heb uit het antwoord van de staatssecretaris niet helemaal kunnen opmaken wat zij met die pachtgelden gaat doen. Graag krijg ik een nadere precisering daarvan.

Dan ga ik even in op de boten. Die zijn in eigendom van Rijkswaterstaat, van het ministerie van I en M. Dit is eigenlijk een verzoek aan de collega van de staatssecretaris, mevrouw Mansveld. Als dit niet hier kan, moet ik dat bij een andere gelegenheid aanhangig maken. Ik denk dat het goed is om eens te bekijken of het niet goedkoper is om afscheid te nemen van de boten en vissers inclusief hun boten in te huren voor de werkzaamheden waar de staatssecretaris in haar brief op doelt, de tweedetakactiviteit. Collega Bosman heeft een exportvoorstel gedaan. Misschien kan de staatssecretaris dit in de overwegingen meenemen. Ik weet niet hoe het handelstechnisch gezien zit met Suriname, want ik ga niet over buitenlandse handel.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Ik heb eerst een heel lang dankwoord. Ik dank de commissie-Remkes. Het werk dat zij gedaan heeft, is heel goed. Die commissie heeft een aantal dingen op een rijtje gezet. Dat heeft ertoe geleid dat wij weer een stap verder zijn.

Collega Geurts noemde net al mevrouw Van Kampen. Wij waren best onder de indruk van mevrouw Van Kampen tijdens het rondetafelgesprek. Als de staatssecretaris nog een commissaris zoekt, is mevrouw Van Kampen misschien wel een geschikte kandidaat, maar daar gaat de Kamer natuurlijk niet over. Ik dank mevrouw Van Kampen voor het vele werk dat zij al verricht heeft. Dat is hard nodig.

Ik dank de staatssecretaris voor de drie toezeggingen over de wolhandkrab, over haar inzet om bij de waterbeheerders de financiering van het project Paling over dijk te benadrukken en over het nadenken over die commissaris. Dat wachten wij even af. Bij ons is het goed gebruik dat wij dan geen moties indienen. Als er goede toezeggingen liggen, doen wij dat niet.

Ik heb nog een punt over de kaderrichtlijn Mariene Strategie. Dat is heel wat anders. Daar hebben wij tot nu toe in het parlement eigenlijk nog nauwelijks over gesproken in relatie tot vis. Wij hebben er wel over gesproken, maar vooral in verband met infrastructuur en milieu. Het punt is dat dit onderwerp valt onder het ministerie Infrastructuur en Milieu en dus onder een andere bewindspersoon. In Brussel maakt dit onderwerp ook deel uit van de portefeuille van een andere bewindspersoon. Wij krijgen signalen dat dit weleens kan gaan interfereren. Kan de staatssecretaris iets zeggen over de wijze waarop wij dit in de gaten kunnen houden, zodat niet achter de schermen allerlei dingen gebeuren die een negatieve uitwerking zouden kunnen hebben op vis, terwijl wij daar eigenlijk nauwelijks bij betrokken zijn, omdat dit bij een ander departement plaatsvindt? Kortom, wij houden graag voeling op dat dossier zodat wij niet met de negatieve gevolgen geconfronteerd worden en daar geen invloed op hebben.

Voorzitter: Bosman

De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording in de eerste termijn. Ik ben content met een aantal toezeggingen die zij heeft gedaan. Ik begrijp best dat zij wat meer tijd nodig heeft als het bijvoorbeeld gaat over een IJsselmeercommissaris. Als het kan helpen om het woord «commissaris» in «regisseur» te veranderen, dan geef ik dat graag ter overweging mee. Het is gewoon belangrijk dat daar iets gaat gebeuren. Ik denk dat de commissie-Remkes voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat de wijze waarop het nu gaat, niet heel erg vruchtbaar is. Het zou mooi zijn als wij op dat vlak iets toekomstbestendigs konden doen.

Wat betreft de pilot denk ik dat het goed is als de staatssecretaris inzichtelijk maakt wat zij gaat doen. Misschien om een andere reden dan mevrouw Ouwehand ben ik er ook wel een beetje beducht voor dat zoiets heel stigmatiserend zou kunnen werken op de hele sector. Als mensen verkeerde dingen doen en het woord «fraude» zelfs in de mond wordt genomen, moet er uiteraard worden opgetreden. Je moet echter ervoor oppassen dat de hele sector gestigmatiseerd wordt, als enkelen niet goed bezig zijn. Dit geldt ook voor andere terreinen. Kort geleden hebben wij in de Kamer uitgebreid over de zorg gesproken. Daarvoor gold precies hetzelfde. Daarom ben ik benieuwd hoe de staatssecretaris de pilot gaat invullen. Als dat pas in de zomer kan, is dat niet zo heel erg, als wij er maar een keer naar kunnen kijken en eventueel nog met de staatssecretaris daarover van gedachten kunnen wisselen. Dat zou heel fraai zijn.

Voorzitter: Slob

Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Ik dank de heer Bosman voor zijn bijdrage en het begrip dat hij uitspreekt. Ik begrijp natuurlijk heel goed dat verschillende leden vanuit hun rol als volksvertegenwoordiger iets van de geluiden die er uit de samenleving komen, hier willen laten doorklinken.

Ik heb een goede maar ook een lastige discussie met de sector, zonder meer. Het is lastig omdat ik een bepaalde positie inneem en de sector ook. Wij zullen verder met elkaar moeten spreken. Ik denk dat het vooral ook aankomt op houding. Ben je bereid om een aantal terreinen met elkaar te bespreken en te verkennen wat mogelijk is? Ben je bereid om soms ook te accepteren dat je het niet met elkaar eens bent? Dat hoort er allemaal bij.

Ik ben het met de heer Bosman eens dat je meer moet weten over de pulskor als je in Europa woont. Overigens is de Britse minister van Milieu heel geïnteresseerd. Hij is een van de mensen die ik in het vizier heb om naar Nederland te laten komen. Ik wil hem hier het een en ander laten zien.

De heer Bosman heeft gevraagd om een aanvullende brief over de regelgeving. Volgens mij kan die brief in dit najaar komen. Dat had ik al gezegd. Als wij meer duidelijkheid hebben over de wijze waarop de Europese Commissie met de wetgeving rondom de aanlandplicht wil omgaan, kunnen wij de nodige versimpeling aan de orde stellen. Die is uiteindelijk voor iedereen goed.

De heer Bosman stelde verkoop van schepen aan Suriname voor, maar dat zou ik nu even niet doen.

Mevrouw Ouwehand wil ondanks de pilot toch een VAO. Zo is het leven. Daar leg ik mij bij neer. Ik vraag de Kamer toch om gewoon de brief af te wachten, want daarin zullen wij, zonder te stigmatiseren – ik zeg dit speciaal tegen de heer Slob – laten zien wat wij gaan doen. Dat kan echt in het belang van de sector zelf zijn. Uiteindelijk is het voor de sector goed als er geen voortdurende discussie is over de vraag of het toezicht op orde is. Zo kun je er ook naar kijken. Mijn indruk is dat een deel van de sector dat zelf ook zo ziet. Wij moeten vaststellen dat de sector daar zelf ook belang bij heeft. Ik spreek daarover met de sector. Dat is goed om te zeggen.

Mevrouw Ouwehand stelde een vraag over het levend koken van kreeften. Ik schrijf al zo veel nota’s dat ik er niet nog een extra wil schrijven. Ik heb eerder al iets geschreven over kreeften en hoe dat precies zit. Als mevrouw Ouwehand het goed vindt, kom ik hier na de zomer op terug, eventueel in een brief. Het lastige is dat de verschillende wetenschappelijke rapporten elkaar kennelijk tegenspreken. Daar zullen wij dus nog eens goed naar moeten kijken, want het is niet zo eenvoudig om daar iets van te vinden. Het zou ontzettend helpen als de wetenschappers het met elkaar eens zouden zijn, maar dat is een tevergeefse verzuchting.

Mevrouw Dikkers heeft vooral een paar opmerkingen gemaakt. Ik dank haar voor wat zij gezegd heeft.

De heer Geurts heeft nog eens gewezen op de suggestie van verschillende leden der Kamer om regie op het IJsselmeer te organiseren. Zoals beloofd, kom ik daarop terug.

Over de pachtgelden kan ik het volgende meedelen. Het gaat daarbij over een toezegging van destijds minister Veerman uit 2006. Inmiddels is de wereld er een beetje anders uit gaan zien. De heer Dijkgraaf meent dat het CDA dat nog niet begrepen heeft. Dat zijn de woorden van de heer Dijkgraaf! Wij hebben nu het advies van de commissie-Remkes. Pachtgelden komen ten goede aan de begroting van EZ en daarmee aan het land. Het gaat overigens om een heel bescheiden bedrag. Misschien kunnen wij wel bekijken op welke wijze wij het masterplan daar nog wat mee kunnen helpen. Ga me nu niet het vel over de neus trekken! Dat doet de heer Geurts niet. Dat is fijn, dan houden wij het daar even bij. Hij dient ook geen motie in en dat hoeft ook niet, want ik ga dat nog een keer bekijken.

De heer Dijkgraaf heeft een aantal dingen gezegd. Voor het gemak ga ik even in op de kaderrichtlijn Mariene Strategie. Het klopt dat die onder de verantwoordelijkheid van mijn collega van I en M valt. Wij hebben daar regelmatig discussies over, zowel op ambtelijk niveau als op bewindsliedenniveau. En ja, er zijn enkele knelpunten bij de implementatie. De heer Dijkgraaf heeft gelijk dat er een soort spanningsveld zit tussen natuurbelangen, visserijbelangen en belangen van I en M. Ik voel die spanning al in mijn eigen rol, want ik heb natuurlijk beide belangen te dienen. Dan komt daar vanuit I en M ook nog een aantal zaken bij. Eenvoudig is het niet. Daar heeft de heer Dijkgraaf volstrekt gelijk in.

De heer Dijkgraaf (SGP): Als dat aan de orde is, kan dit dan vermeld worden in de brieven van het ministerie? Als de kaderrichtlijn impact op vis heeft, moeten wij dat hier ook horen.

Staatssecretaris Dijksma: Zeker, dat doen wij nu ook al af en toe in de brieven. Soms duikt die richtlijn op. Dat zullen wij ook zeker blijven doen, zodat wij de commissie ook een beeld geven van de wijze waarop het zich tot elkaar verhoudt.

De heer Slob noemde het woord «regisseur» in plaats van «commissaris». Ik dank hem voor die suggestie.

Over de pilot heb ik het net al even gehad.

Ik dank de leden der Kamer voor hun bijdrage. Het is goed dat wij ook aandacht hadden voor de binnenvisserij. Wij spreken veel met elkaar op het terrein van het gemeenschappelijk visserijbeleid, maar het is belangrijk dat wij onze binnenvissers vandaag weer even extra onder de aandacht hebben gebracht. Het is goed dat de leden der Kamer bij hen hebben stilgestaan.

De voorzitter: Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. Ik heb een aantal toezeggingen genoteerd.

  • De staatssecretaris zal de Kamer voor de zomer een brief sturen met betrekking tot de mogelijkheden voor het aanstellen van een regievoerder voor het IJsselmeer en/of de binnenvisserij of de totaliteit daarvan. Over dat laatste zou de staatssecretaris ook nog even een nachtje slapen.

  • De staatssecretaris zal de Kamer voor de zomer informeren over de stand van zaken inzake de VBC’s en de visplannen.

  • De Kamer zal in het najaar – oktober is gezegd – geïnformeerd worden over de uitkomsten van het onderzoek door de commissie-Rabbinge inzake het streefbeeld van de paling. Dat is de uitvoering van de motie van de heer Bosman.

  • De staatssecretaris zal de Kamer informeren over de consumptie van de wolhandkrab in Nederland, toegespitst op de Chinezen. Zij heeft niet toegezegd dat zij dat zelf gaat doen, maar er zal wel naar gekeken worden.

  • De staatssecretaris zal contact opnemen met haar collega van I en M over het project Paling over de dijk en de opstelling van de waterbeheerders, en de Kamer over de uitkomst daarvan informeren.

  • De staatssecretaris zal de Kamer in het najaar informeren inzake de vereenvoudiging van de regelgeving. Deze toezegging werd gedaan naar aanleiding van de vragen van de heer Bosman.

  • De staatssecretaris zal de Kamer informeren over het vlaggen, het omvlaggen, over de inzet van mankracht, over wie waar belasting betaalt enzovoorts. Dit is een toezegging op vragen van mevrouw Dikkers. Tevens zal in die brief ingegaan worden op de desbetreffende verordening, de voorspelbaarheid en de zichtbaarheid.

  • De Kamer zal geïnformeerd worden over de pilot inzake high grading in een uitgebreide brief met antwoorden op vragen die hier gesteld zijn door verschillende Kamerleden.

  • De Kamer zal na de zomer geïnformeerd worden over het levend koken van kreeften en krabben naar aanleiding van een vraag van mevrouw Ouwehand.

Ondanks de toezeggingen die wij samen op de kant hebben getrokken, wil mevrouw Ouwehand toch dat er een VAO wordt geagendeerd. Wij kunnen haar niet meer overhalen om dat niet aan te vragen, dus dat gaat gewoon door. Wij zullen dat doorgeven.

Ik dank iedereen voor zijn aanwezigheid, ook de mensen op de publieke tribune.

Sluiting: 16.51 uur.

Naar boven