29 628 Politie

Nr. 621 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 maart 2016

In het Algemeen Overleg Politie van 14 oktober 2015 (Kamerstuk 29 628, nr. 596) heeft het lid Kooiman (SP) vragen gesteld over de mogelijkheden tot uitbreiding van de pilot schietsimulatie en het onderzoeken van de mogelijkheden tot het trainen op locatie (politiebureaus) met dergelijke middelen.

In mijn eerdere reactie op schriftelijke vragen van mevrouw Kooiman over de schiettraining van politiemedewerkers1 heb ik aangegeven dat er bij de politie reeds veel ervaring is opgedaan met schietsimulatie. In de afgelopen jaren zijn bij de politie diverse simulatiesystemen gebruikt ten behoeve van zowel de schiettraining alsook voor de beoordeling van geweldsituaties. Schietsimulatie heeft zich daarbij bewezen als ondersteunend instrument.

De afgelopen jaren zijn praktijkstraten, oefenpanden en andere ondersteunende middelen (waaronder oefenwapens met oefenmunitie) toegevoegd aan de onderwijsmiddelen ten behoeve van de Integrale Beroepsvaardigheidstraining (IBT). Met de ontwikkeling naar een meer praktijk- en contextgerichte training, met name in de oefenomgeving, is de schietsimulatie echter meer en meer naar de achtergrond verdwenen. Dit werd ondermeer veroorzaakt door het arbeidsintensieve onderhoud en het up-to-date houden van het systeem en de geboden scenario’s. Daarbij komt dat er per trainingsmoment met een schietsimulator slechts een beperkt aantal cursisten (max. 4) kan deelnemen. De praktijkscenario’s en de trainingsmogelijkheden met oefenwapens bieden meer mogelijkheden en geven een hoger rendement per deelnemer.

Dit laat onverlet dat de Politieacademie in het jaar 2015 opnieuw een pilot is gestart met het simulatiesysteem «Lasershot». Hierbij is met name ook gekeken naar de mogelijkheid van een verplaatsbare, docent-onafhankelijke opstelling. De bevindingen uit deze pilot worden in het voorjaar van 2016 opgeleverd. Uit een eerste terugkoppeling blijkt dat het systeem zich eerder leent voor initieel schietonderwijs dan voor het trainen van reeds opgeleide en gecertificeerde politiemedewerkers.

De politie zal, wanneer het rapport beschikbaar is, de voor- en nadelen in relatie tot de ontwikkeling naar een meer praktijk- en contextgerichte training in overweging nemen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 315

Naar boven