29 628 Politie

Nr. 589 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 november 2015

Hierbij bied ik u het onderzoeksrapport «Op inbrekerspad? over de aanpak van woninginbraak door inzet op voorbereidingshandelingen» aan1, vergezeld van een beleidsreactie. Bij het VAO algemene politieonderwerpen 18 maart 2014 (Handelingen II 2014/15, nr. 64, item 30) is een motie ingediend door het lid Helder (PVV) kamerstuk 29 628, nr. 438, waarin wordt verzocht het voorhanden hebben van professionele inbrekerswerktuigen strafbaar te stellen. Mijn voorganger heeft aangegeven welwillend te staan tegenover de denkrichting om niet alleen in de nachtelijke uren, maar ook overdag tegen voorbereidende handelingen te kunnen optreden en een nader onderzoek in te stellen dat feiten moet genereren om nut en noodzaak van een daartoe strekkend wetsvoorstel te kunnen onderbouwen. In afwachting daarvan heeft het lid Helder meegedeeld de motie te zullen aanhouden.

Tevens heb ik in het Algemeen Overleg van 14 oktober jl. toegezegd in te gaan op de afname van handpalmafdrukken.

Versterking aanpak woninginbraken

Het onderzoeksrapport geeft mij aanleiding om de aanpak van woninginbraken op de volgende punten te versterken.

Ik zal een wetsvoorstel voorbereiden, dat voorbereidingshandelingen op een woninginbraak ook buiten de voor de nachtrust bestemde uren strafbaar stelt.

De nationale politie en het Openbaar Ministerie zullen de reeds bestaande wettelijke mogelijkheid om te handhaven en vervolgen bij voorbereidingshandelingen van een woninginbraak landelijk beter benutten.

Hiernaast zal ik de VNG vragen haar leden te attenderen op de VNG modelverordening waarin het verbod op het Vervoeren van inbrekerswerktuigen 24 uur van toepassing is. Per 1 januari 2016 zal het Openbaar Ministerie de hoogte van de boete van de strafbeschikking voor overtreding van dit APV-artikel Vervoeren van inbrekerswerktuigen verhogen van negentig naar honderdenveertig euro. Hierdoor zal de overtreding van dit verbod voortaan leiden tot registratie in het Justitieel Documentatie Systeem (JDS). Daarnaast zal het Openbaar Ministerie mij adviseren over de haalbaarheid van invoering van een recidive-regeling bij dit APV-artikel.

Conclusies onderzoek

Tegen het voorbereiden van een woninginbraak wordt strafrechtelijk langs twee wegen opgetreden. In de nachtelijke uren zijn voorbereidingshandelingen op een woninginbraak strafbaar gesteld (artikelcombinatie 46/311 Wetboek van Strafrecht). Hiernaast kent de VNG een Model Algemene Plaatselijke Verordening (APV) met een verbod op het Vervoeren van inbrekerswerktuigen.

Uit het onderzoek blijkt dat de politie in enkele tientallen zaken per jaar verdachten aanhoudt voor het treffen van voorbereidingshandelingen van een woninginbraak op grond van artikel 46/311 Wetboek van Strafrecht. Er is nog niet zo veel ervaring opgedaan met de vervolging van deze zaken wegens voorbereiding van woninginbraak, maar de eerste ervaringen in de eenheden Amsterdam en Den Haag zijn positief. De zaken die door de politie worden ingestuurd, worden opgepakt en daar waar mogelijk voor de rechter gebracht. Er zijn inmiddels meerdere veroordelingen uitgesproken. De strafeis varieert daarbij van zes tot negen weken gevangenisstraf. De onderzoekers merken op, dat de bestaande mogelijkheid om voorbereiding van woninginbraak tijdens de voor de nachtrust bestemde uren strafrechtelijk te vervolgen nog beter kan worden benut. Dit is inmiddels als een nieuw actiepunt in de aanpak van woninginbraken opgenomen.

Uit het onderzoek blijkt ook dat er mogelijkheden zijn om tot vervolgen voor voorbereidingshandelingen woninginbraak te komen buiten de voor nachtrust bestemde uren. Voor mij weegt zwaar dat veel woninginbraken ook in de avond of overdag worden gepleegd en door slachtoffers als zeer ernstig worden ervaren.

De onderzoekers verwachten geen vergissingen (dat bijvoorbeeld een slotenmaker zou kunnen worden aangehouden) als de tijdsbeperking bij de toepassing van artikel 46 Sr. bij woninginbraak zou worden opgeheven.

Bij een verruiming van de wettelijke mogelijkheid past wel een realistisch perspectief. Het is lastig om het bewijs rond te krijgen voor voorbereidingshandelingen van een woninginbraak, omdat opzet bewezen dient te worden. Daar liggen niettemin, zeker in de avonduren, kansen. Hoewel het om een relatief klein volume aan zaken zal gaan is de verwachting, dat na uitbreiding van artikel 46/311 WvSr buiten de nachtelijke uren het aantal veroordelingen zal stijgen.

Politie en Openbaar Ministerie zien een toegevoegde waarde in dit extra wettelijk instrument om inbraken tegen te gaan. Dat oordeel deel ik. Mede gelet op het streven in de Veiligheidsagenda om het ophelderingspercentage bij woninginbraken te verhogen, zal ik hiertoe een wetsvoorstel voorbereiden.

Hiernaast vindt 800 tot 900 keer per jaar vervolging plaats voor overtreding van het verbod in de APV op het vervoer van inbrekerswerktuig. De onderzoekers wijzen op de mogelijkheid om dit APV-artikel meer proactief te benutten. Ook op het punt van voorhanden hebben van inbrekerswerktuigen zie ik mogelijkheden om op korte termijn de aanpak van woninginbraken verder te versterken.

Niet alle gemeenten hebben het VNG model APV-artikel overgenomen die geen restricties stelt in het tijdstip waarop het verbod van kracht is. Ik zal de VNG vragen haar leden te attenderen op het belang van dit artikel voor de politie om hierop te kunnen handhaven. Langs deze weg kan sneller een breed verbod op het voorhanden hebben van inbrekerswerktuigen worden gerealiseerd dan via een nieuw wetstraject.

De onderzoekers hebben geconstateerd dat het standaardbedrag dat het OM bij dit delict oplegt negentig euro is. Dit bedrag ligt onder de registratiegrens van honderd euro van het Justitieel Documentatie Systeem waardoor er thans geen dossieropbouw plaatsvindt. Ik acht dit onwenselijk. Met de vaststelling van de nieuwe Bijlagen Besluit OM-afdoening en OM-feiten per 1 januari 2016 zal de boete van de strafbeschikking zijn gewijzigd in honderdenveertig euro.

Een proactieve benadering zou ook moeten inhouden dat het Openbaar Ministerie bij recidive vervolging instelt. Ik heb het Openbaar Ministerie daarom gevraagd mij te adviseren over de haalbaarheid van de introductie van een recidiveregeling bij dit APV-artikel.

Handpalmafdruk

In de brief van 11 november 2014 (Kamerstuk 29 628, nr. 475) gaf mijn voorganger aan dat de bestaande wet- en regelgeving naar zijn mening voldoende mogelijkheden bood voor het afnemen van handpalmafdrukken. Tijdens het Wetgevingsoverleg op 17 november 2014 is vervolgens bij de bespreking van het begrotingsonderdeel over de nationale politie toegezegd om met het Openbaar Ministerie in contact te treden over een duidelijke instructie voor de afname van handpalmafdrukken binnen het huidige wettelijke kader. Bedoeling was te bezien of een ruimere interpretatie van het begrip «onderzoeksbelang» tot de mogelijkheden behoorde. Ook is toen toegezegd de Tweede Kamer voor het zomerreces van 2015 te informeren. Op basis van deze toezegging is in 2014 en 2015 overlegd met OM en politie. Gedurende dit overleg bleek de beantwoording van de vraag naar een instructie steeds ingewikkelder te worden en bleek vervolgoverleg en nadere verduidelijking van standpunten nodig. Dit had ermee te maken dat het OM constateerde dat de gekozen weg van een ruimere interpretatie van het begrip «onderzoeksbelang» geen soelaas bood en de behoefte aangaf de mogelijkheden voor standaardafname opnieuw te verkennen. Op 7 juli is daarom aan de Kamer gemeld dat nog gewacht werd op nadere input van politie en OM. Vervolgens heb ik tijdens het Algemeen Overleg van 14 oktober jongstleden beloofd om in de aan de Kamer te sturen brief over de strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen bij woninginbraken ook de actuele stand van zaken rond de afname van handpalmafdrukken toe te lichten. In dit verband kan ik melden dat de input van OM en politie inmiddels zeer recent in de vorm van een notitie is ontvangen. Zij hebben mij voorgesteld om te overwegen het wettelijk mogelijk te maken dat handpalmafdrukken standaard van verdachten wegens een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk is, kunnen worden afgenomen. Naar aanleiding van hun verzoek wordt momenteel nagegaan of standaardafname van handpalmafdrukken voor de opsporing wel noodzakelijk is en hoe standaardafname zich verhoudt tot de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en artikel 8 EVRM. Tegelijk wordt bezien of en in hoeverre de huidige praktijk van afname binnen de wettelijke kaders ruimte biedt voor optimalisatie en of en in hoeverre een instructie daarbij meerwaarde heeft. In het eerste kwartaal van 2016 informeer ik de Tweede Kamer.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven