29 628 Politie

Nr. 458 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 juni 2014

Op 18 maart 2014 is de volgende motie (Kamerstuk 29 628, nr. 442) van de leden Berndsen-Jansen en Marcouch aangenomen:

«De Kamer, gehoord de beraadslaging, van mening dat politiemensen met PTSS goede zorg en nazorg verdienen; verzoekt de regering, (voormalige) politiemensen met PTSS, analoog aan defensiemedewerkers, een vergelijkbare status te geven wat betreft zorg, nazorg en rechtspositie, en gaat over tot de orde van de dag

Ik onderschrijf de mening van de Kamer dat voor zowel politiemedewerkers als ex politiemedewerkers die een beroepsziekte, waaronder PTSS, hebben in goede zorg en nazorg dient te zijn voorzien.

Ten aanzien van PTSS heb ik in de Circulaire PTSS Politie (die terugwerkende kracht heeft tot 1 januari 2007) beschreven op welke wijze de erkenning van PTSS en de ondersteuning in geval van PTSS wordt vorm gegeven.

Ik heb naar aanleiding van de motie van de leden Berndsen en Marcouch onderzocht welke zorg, nazorg en rechtpositie (gewezen) defensiemedewerkers met PTSS hebben en of er al dan niet soortgelijke voorzieningen voor (voormalige) politiemensen zijn.

Zowel Defensie als de Politie richten zich wat betreft zorg, nazorg en rechtspositie op de beroepsgerelateerde PTSS. Wanneer de voorzieningen in de «Veteranenwet» vergeleken worden met de voorzieningen voor de politiemedewerkers (Besluit Algemene Rechtspositie Politie en de Circulaire PTSS Politie), dan kom ik tot de conclusie dat deze een vergelijkbaar pakket aan voorzieningen te zien geven.

Qua vormgeving zijn er wel verschillen die zich grotendeels laten verklaren door de verschillen in de primaire taakuitoefening waar Defensie en Politie voor staan. Zo dient bij Defensiemedewerkers de PTSS gerelateerd te zijn aan uitzendingen/missies, terwijl politiemedewerkers dit conform de Circulaire PTSS Politie zowel tijdens een uitzending als tijdens hun werkzaamheden in Nederland kunnen opdoen.

Een essentieel verschil is verder dat het merendeel van de veteranen niet meer in actieve dienst is bij defensie, waardoor zij niet meer van de reguliere interne defensie opvang en ondersteuning gebruik kunnen maken. Bij de politie is het merendeel van de medewerkers met PTSS nog werkzaam bij de politie en kan daarom gebruik maken van de via de politieorganisatie aangeboden reguliere interne of externe zorgvoorzieningen. In de Circulaire PTSS Politie is bepaald dat ex-politiemedewerkers met beroep gerelateerde PTSS gelijkgesteld worden aan politiemedewerkers. Zij kunnen dus een beroep doen op de reguliere (na)zorgvoorzieningen van de politieorganisatie. Voor bepaalde voorzieningen in de Veteranenwet die mede zijn ingegeven door de inactieve status van een groot deel van de veteranen bestaat bij de politie geen noodzaak.

De (bijzondere) zorg voor de relaties van de veteranen wordt in de Veteranenwet expliciet benoemd. De wijze van zorg en nazorg voor gezinsleden van (ex-) politiemedewerkers met (beroepsgerelateerde) PTSS is minder expliciet geregeld. Inmiddels is voor de nieuwe inrichting van de zorglijn door de politie bepaald, dat de zorgloketten binnen de eenheden ook toegankelijk zullen worden voor familieleden. Het 24/7 loket van de politie staat overigens nu ook al open voor partner of familieleden.

Conclusie

Gelet op het bovenstaande ben ik van oordeel dat het voorzieningenniveau vergelijkbaar is met dat van Defensie. Voorts zijn de aanwezige verschillen goed verklaarbaar vanuit enerzijds de aard van de werkzaamheden en anderzijds de positie van respectievelijk politiemedewerkers en defensiemedewerkers.

De motie van de leden Berndsen-Jansen en Marcouch is daarmee een ondersteuning van bestaand beleid binnen de politie.

Ik ga er van uit de Kamer hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Naar boven