29 628 Politie

Nr.455 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 11 juni 2014

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Justitie over de brief van 21 mei 2014 inzake het Jaarverslag 2013 en de Jaarrekening 2013 van de Nationale Politie (Kamerstuk 29 628, nr. 453).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 6 juni 2014. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Jadnanansing

Adjunct-griffier van de commissie, Van Doorn

I Vragen bij de geleidende brief

1

Op welke manier is gewerkt aan het vergroten van het presterend vermogen van de politie?

Zie antwoord vraag I-2.

2

Welke progressie en resultaten zijn met het vergroten van het presterend vermogen van de politie gerealiseerd?

Antwoord vraag I-1 en I-2:

Elk jaar informeer ik uw Kamer over de resultaten van het actieprogramma «Minder regels, meer op straat». De volgende voortgangsrapportage ontvangt uw Kamer in juni.

Er is met succes gewerkt aan het verhogen van het presterend vermogen van de politie, door het wegnemen van onnodige bureaucratie, het slimmer organiseren van politiewerk en het versterken van vakmanschap.

De realisatie van een gezamenlijke BOB-kamer, de invoering van de basisvoorziening integrale bevraging en het basale gebruik van smartphones hebben in 2013 een majeure bijdrage geleverd, naast een fors aantal kleinere trajecten.

In 2013 heeft dit geleid tot een productiviteitswinst van 2.430 fte.

3

Betreft de lagere uitgave op materieel een structurele verlaging of is dit een incidentele meevaller?

De lagere uitgaven op materieel hebben een incidenteel karakter.

4

Welke doelstellingen van de nationale politie voor het veiliger maken van Nederland in 2013 zijn nog niet gehaald? Welke redenen liggen aan het niet realiseren van deze doelstellingen ten grondslag?

Zoals ik in mijn aanbiedingsbrief bij het jaarverslag van de politie over 2013 heb aangegeven, zijn vrijwel alle doelstellingen van de politie voor het veiliger maken van Nederland in 2013 gerealiseerd. Dat betekent dat een enkele kwantitatief geformuleerde doelstelling niet (geheel) is gerealiseerd. Ik ga daar hieronder nader op in. In het jaarverslag is in hoofdstuk 2 Landelijke prioriteiten in detail ingegaan op de behaalde resultaten in 2013.

Uit dit overzicht blijkt onder het kopje «De buurt veilig, voor bewoner en ondernemer» dat de doelstelling om in 2013 het aantal gevallen van straatroof te laten uitkomen op maximaal 6.995 net niet is gerealiseerd omdat in 2013 7002 straatroven hebben plaatsgevonden. Daartegenover staat dat het aantal overvallen, dat in 2013 moest worden teruggebracht naar maximaal 2.100, in 2013 is teruggebracht tot 1.633. De vraag welke reden ten grondslag ligt aan het feit dat de doelstelling met betrekking tot het aantal straatroven niet is gerealiseerd, is niet eenvoudig te beantwoorden. De verklaring kan zijn dat door het succesvolle optreden van de politie op het terrein van overvallen zich een verschuiving heeft voorgedaan naar het terrein van straatroof.

Ook wat betreft de versterking van de aanpak kinderporno heb ik een enkele kanttekening. Alhoewel de doelstelling van 546 aan het OM aangeleverde verdachten ruim is gerealiseerd door 563 verdachten aan het OM aan te leveren, is de beoogde focusverschuiving van bezit naar verspreiding, productie en misbruik niet geheel gelukt. Wel laten de resultaten zien dat er duidelijk meer focus is geweest op het terrein van verspreiding en productie maar bij misbruik is sprake van een geringe daling. Ook hier kan de vraag welke redenen hieraan ten grondslag hebben gelegen niet eenvoudig worden beantwoord.

Het niet eenduidig kunnen verklaren van de redenen waarom een doelstelling niet geheel is gerealiseerd, is voor de sturing op die doelstelling niet noodzakelijk. Juist door het formuleren van doelstellingen en het volgen van de resultaten is het mogelijk om beter (bij) te kunnen sturen en de gewenste resultaten voor 2014 wel te behalen.

5

Welke inkoopvoordelen brengt de vorming van de nationale politie met zich mee?

Bij verschillende producten en diensten zal dankzij de schaalvergroting van de betreffende aanbestedingen een kostenvoordeel te behalen zijn. Ook leidt de centralisatie van de inkoopfunctie tot meer waarborgen om de rechtmatigheid en doelmatigheid van de uitvoering van aanbestedingen te verhogen.

6

Wanneer betalen de inkoopvoordelen zich daadwerkelijk uit en wanneer verlopen de oude «onrechtmatige» contracten?

Vanaf 1 januari 2013 worden alle aanbestedingen gedaan voor de gehele NP en dus is sindsdien met name de schaalvergroting met mogelijke besparingen van kracht. De eerste feitelijke concrete voordelen zijn gerealiseerd na implementatie van de contracten voortvloeiend uit de betreffende aanbestedingen, vanaf het derde/vierde kwartaal 2013. Deze voordelen zullen zich naarmate de tijd vordert steeds nadrukkelijker manifesteren. Het verlopen van de oude «onrechtmatige» contracten is afhankelijk van de betreffende contracttermijn. Deze varieert per contract.

7

Van welke externe inhuur maakt de nationale politie gebruik, gegeven de inrichting van een inhuurdesk die toetst op rechtmatigheid?

Voorafgaand aan het proces van externe inhuur via de inhuurdesk vindt een uitgebreide interne vacaturestelling plaats. Het uitgangspunt is dat er uitsluitend deskundigheid wordt ingehuurd die niet reeds bij de politie aanwezig is. Vanaf de startdatum van 1 oktober 2013 tot en met heden zijn door de Inhuurdesk Politie deskundigen ingehuurd op de functiegebieden ICT, financieel, facilitair, HRM, juridisch, communicatie en docenten / trainers.

8

Welke ontwikkelingen spelen binnen de processen van financieel beheer; financiële administratie, personeel, inkoop en huisvesting? Liggen deze ontwikkeling op schema en passen zij binnen het migratiescenario van twee jaar?

De belangrijkste ontwikkelingen betreffen harmonisatie en standaardisatie en, waar nodig, professionalisering, van de betreffende processen. Hiermee is bij de aanvang van de nationale politie gestart, maar deze zijn nog niet afgerond. Ook hier geldt dat voor het inrichten van het (financieel) beheer de personele reorganisatie wordt gevolgd. Het tweejarig migratiescenario betreft de financiële administratie welke op koers ligt.

De nationale politie is een verbetertraject gestart dat haar inkoopfunctie op orde zal brengen. Het op orde brengen hiervan loopt op schema.

II Vragen bij de bijlage: 1 jaar nationale politie, Financiële Verantwoording 2013

1

Waaruit bestaan de hogere personele lasten bij de nationale politie?

De hogere personeelslasten zijn een gevolg van een hogere gemiddelde loonsom (prijseffect) en hogere feitelijke sterkte (bezettingseffect).

Het prijseffect wordt veroorzaakt doordat relatief duur ouder personeel langer blijft doorwerken. Het bezettingseffect wordt veroorzaakt door een hogere operationele sterkte. Daarnaast zijn er hogere kosten inhuur onder andere gerelateerd aan het aanvalsprogramma ICT.

2

Welke gestegen en niet gecompenseerde sociale lasten worden genoemd als hogere lasten?

In de jaarrekening worden de wijzigingen in de sociale lasten, zoals premiepercentages en grondslagen als oorzaak van de lastengroei genoemd.

3

Wat is de oorzaak van het feit dat de kosten ten opzichte van de begroting 24 miljoen euro hoger zijn uitgevallen en dat tevens 4 miljoen euro meer aan (rijks)bijdragen is besteed en daarom als bate verantwoord?

De oorzaak van de hogere kosten is met name de hogere personeelskosten ten gevolge van een hogere bezetting. De hogere besteding van de uit voorgaande jaren openstaande bijdrage betreft bijzondere bijdragen die in een eerder begrotingsjaar zijn verstrekt en in 2013 uiteindelijk tot besteding zijn gekomen (o.a. Progis en Dienst Internationale Politie-Informatie (IPOL)). Daarnaast is voor een aantal bijdragen meer besteed dan was begroot (o.a. Joint Investigation Teams, Video Fingerprinting) en zijn bijdragen verstrekt die niet voorzien waren in de begroting. Dit betreft voornamelijk bijdragen van de Stichting Arbeidsmarkt- en Opleidingsfonds Politie (SAOP).

4

Welke invloed kunnen de uitkomsten van het landelijk functiehuis en de lopende bezwaarschriften op de prognose van de politiesterkte hebben? Wordt bij de meerjarige kwantitatieve en kwalitatieve strategische personeelsprognose rekening gehouden met deze uitkomsten?

De introductie van het LFNP leidt tot een beperkte uitruil tussen de operationele en niet-operationele sterkte. Dit effect is tijdelijk omdat het inrichtingsplan nationale politie leidend is voor de toekomstige operationele sterkte.

5

Welke onvoorziene effecten kunnen optreden nu de verwachte hogere kosten bij de uitvoering van de Cao 2012–2014 worden gedekt door een daarvoor ter beschikking gestelde bijzondere bijdrage?

De verwachte hogere kosten zijn gerelateerd aan de additionele periodieken ten gevolge van de invoering van het LFNP. In de CAO 2012–2014 is afgesproken dat aan medewerkers in bepaalde functies met onvermijdelijk verzwarende werkomstandigheden (OVW), die het maximum voor de aan hun functie gekoppelde schaal hebben bereikt, additionele periodieken worden toegekend.

De financiële effecten zijn ingeschat op de huidige inzichten. De uitkomsten van de invoering van het LFNP en de financiële effecten daarvan zijn echter voor een deel onzeker. Dit is namelijk afhankelijk van de definitieve matching van de medewerkers.

De taken van de politie komen niet onder druk te staan door de gemaakte keuze om de bijzondere bijdrage in te zetten voor de verwachte hogere kosten van de CAO 2012–2014.

6

Waaruit bestaat de algemene bijdrage van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, waarbij uiteindelijk meer is besteed dan begroot?

De algemene bijdrage betreft de bijdrage die het Ministerie van VenJ verstrekt aan de politie voor de uitvoering van zijn wettelijke taken. Het karakter van de algemene bijdrage is dat hieraan geen specifieke voorwaarden zijn verbonden buiten dat deze wordt vastgesteld op basis van de begroting van de politie. Hierover wordt verantwoording afgelegd middels de jaarrekening van de politie. De Minister van VenJ stelt deze jaarrekening uiteindelijk vast.

Voor een toelichting op de hogere besteding verwijs ik u naar het antwoord op vraag II-3.

7

Waaruit bestaat de bijzondere bijdrage van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en wat is de reden dat deze bijdrage nog niet volledig is besteed?

In de jaarrekening van de politie is in bijlage I: Staat van overdrachten en bestedingen (rijks) bijdragen een overzicht opgenomen van de bijzondere bijdragen aan de politie. Een wijziging in de planning van de personele reorganisatie heeft ertoe geleid dat de hiervoor bestemde bijdragen nog niet tot besteding zijn gekomen.

III Vragen bij de bijlage: 1 jaar nationale politie

1

Hoe is de intake en registratie van cybercriminaliteit verbeterd? Welke overige maatregelen ter verbetering van de aanpak van cybercriminaliteit zijn er nog beoogd?

Een goed ingericht en kwalitatief hoogwaardig aangifteproces is het visitekaartje van de politie. De politie werkt hard aan de verbetering van het aangifteproces. Zij doet dat door in te zetten op het verhogen van de kwaliteit van de intake en verbetering van de afhandeling van de aangifte. De aangifte vormt het begin van de strafrechtketen en is daarom ook cruciaal voor de kwaliteit van de opsporing en vervolging. Het succes van de opsporing is mede afhankelijk van een goede aangifte en een effectieve afhandeling van de aangifte.

De politie werkt aan een significante verbetering van de intake en registratie van onder meer high tech crime, hetgeen moet resulteren in een landelijk zicht op daders, zaken en aangiftes waardoor meer gericht cybercrime zaken kunnen worden aangepakt.

2

Is met de extra uitgaven voor 1-1-2 de structurele oplossing inmiddels geïmplementeerd? Kan daarbij tevens worden aangegeven of het inmiddels mogelijk is om eventuele gemiste gesprekken acuut terug te bellen?

Door het inrichten van integrale dienstbewaking en het dubbel uitvoeren van een aantal cruciale onderdelen in de 1-1-2 keten is de dienstverlening en de infrastructuur naar de burger stabiel. Aanvullend zijn maatregelen genomen, waardoor het mogelijk is om oproepen die binnenkomen bij 1-1-2 te traceren in het geval van het onverhoopt optreden van een storing. Voor deze tracering is echter soms wel enige tijd nodig. Hier kan en zal verdere verbetering in worden aangebracht. Hierover worden afspraken gemaakt met KPN en de politie. De toekomstige inrichting van 112 kan niet los worden gezien van de inrichting van de landelijke meldkamerorganisatie. Aan het ontwerpplan van de landelijke meldkamerorganisatie wordt op dit moment hard gewerkt door de kwartiermaker van de landelijke meldkamerorganisatie.

3

Wat is landelijk de stand van zaken met betrekking tot de multichannel-aanpak bij aangifte?

De burger moet overal, altijd en op verschillende manieren aangifte kunnen doen. Afhankelijk van de ernst van het delict kan aangifte worden gedaan via internet, telefoon, 3D, bureau, op afspraak en op locatie. Dit is de zogenoemde multichannelaanpak. De politie heeft zes kanalen voor aangifte ontwikkeld en in gebruik. Deze worden de komende jaren verder over het land uitgebreid (3D-aangifte) en/of beschikbaar gemaakt voor meerdere delictsoorten (internetaangifte, op locatie). Volledige realisatie van de multichannelaanpak is voorzien voor 1 januari 2017. Ik werk aan een wetswijziging die de uitbreiding van internetaangifte naar andere delicten mogelijk maakt. Er zijn 3D-locaties in gebruik in de eenheden Rotterdam, Den Haag, Noord-Nederland, Noord-Holland en Zeeland West-Brabant.

4

Waar lagen in 2013 de prioriteiten van het herziene Aanvalsplan Informatievoorziening Politie? Welke projecten zijn uitgevoerd en welke doelstellingen zijn gerealiseerd?

In het BAVP 2012–2013 staan de prioriteiten van het Aanvalsprogramma voor de desbetreffende jaren beschreven, met de daarvoor beschikbare middelen en de te behalen resultaten. Over de realisatie daarvan heb ik uw Kamer bericht in mijn met u afgesproken halfjaarlijkse voortgangsrapportages over het AVP. Binnenkort zal ik u in mijn voortgangsbrief politie informeren over de voortgang van het AVP in de periode juli 2013 tot en met maart 2014.

5

Wat is op dit moment de status van het programma Mobiel Effectiever Op Straat (MEOS)? Loopt MEOS op schema en hebben alle politiemedewerkers de beschikking over een smartphone?

Momenteel zijn ongeveer 35000 Blackberries in gebruik bij de politie. Vanaf het vierde kwartaal van 2014 start de invoering van mobiel werken op de smartphones van de agenten in de basis politiezorg. Uiteindelijk zullen alle politiemedewerkers in de basispolitiezorg gebruik maken van de nieuwe faciliteiten voor mobiel werken op straat. Dit laat overigens onverlet dat de eenheden nu al stappen zetten bij vervanging of uitbreiding van bestaande telefoons. Ten behoeve van de uitrol van MEOS (Mobiel Effectief Op Straat) worden 30.000 nieuwe smartphones aangeschaft en uitgerold onder operationele medewerkers.

6

Klopt het dat door het gebruik van smartphones en andere apparaten met een mobiele dataverbinding, de beschikbaarheid van een mobiele dataverbinding steeds essentiëler is geworden voor de veilige uitvoering van het werk van de politie? Zo nee, wordt dit wel binnen afzienbare tijd verwacht?

Ja. Belangrijk aandachtspunt bij de invoering van mobiel werken is dan ook het op peil houden van de performance en het leren omgaan met nieuwe voorzieningen. Naarmate de benodigde voorzieningen in dat verband sneller en betrouwbaarder werken, zal de efficiencywinst (meer werk in dezelfde tijd) opleveren. Maar ook de mogelijkheid tot veilige uitvoering van het werk van de politie, doordat mobiel sneller gegevens van bijvoorbeeld een staande gehouden persoon zijn op te vragen, wordt verder vergroot. Sturing op de opleidingen van de gebruikers, (her) inrichting van het werkproces en verdere begeleiding van de gebruikers zijn essentieel om de beoogde veilige uitvoering van het werk en de verhoging van de efficiencywinst van de politie te realiseren.

7

Is er voor het gebruik van mobiele data een mobiel datanetwerk beschikbaar voor het politie- en hulpverlenersdomein waarin de mobiele dataverbinding voor deze diensten altijd wordt gegarandeerd? Zo nee, wordt dit wel binnen afzienbare tijd verwacht?

Mobiele data zal een steeds belangrijkere rol gaan spelen in het doorgeven van informatie van burgers aan hulpverleningsdiensten, maar ook tussen de hulpverleningsdiensten onderling. Op dit moment wordt door de hulpverleningsdiensten onderzocht welke mogelijkheden er zijn om te komen tot adequate mobiele dataverbindingen.

8

Klopt het dat in de laatste versie van het Geïntegreerd Meldkamer Systeem (GMS) een landelijke koppeling is gemaakt waardoor alle meldkamers met elkaar zijn verbonden? Zo ja, is hiermee een Nationaal Meldkamersysteem (NMS) niet meer nodig? Heeft de laatste versie van GMS alle beoogde functionaliteiten die ook waren voorzien bij de NMS? Zo nee, wanneer wordt de implementatie van NMS verwacht?

In alle meldkamers in Nederland wordt op dit moment gebruik gemaakt van GMS. In de nieuwe versie van GMS is enige functionaliteit toegevoegd die het mogelijk maakt om informatie tussen de meldkamers uit te wisselen. De mogelijkheden voor uitwisseling blijven echter beperkt. De mogelijkheden om het systeem te laten voldoen aan gewenste ontwikkelingen zijn echter beperkt en vernieuwing is daardoor noodzakelijk. In de transitie naar 1 Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO) is het van belang dat alle meldkamers met een uniform systeem werken, waardoor fall-back en uitwijk eenvoudiger worden. NMS is een nieuw systeem dat aansluit op de inrichting van de landelijke meldkamerogranisatie. Op dit moment vinden veel veranderingen plaats ten aanzien van de komst van de LMO. De implementatie van NMS zal daarom gefaseerd verlopen.

9

Is het bij de huidige infrastructuur voor doven en slechthorenden altijd mogelijk 1-1-2 te bereiken, bijvoorbeeld via een telefoon, een app of e-sms?

Doven, slechthorenden en spraakgehandicapten kunnen op een aantal manieren 112 bereiken:

  • Met een analoge teksttelefoon

  • Via Total Conversation. Met een smartphone of tablet kan een burger via software van Signcall contact leggen met 112. Om gebruik te kunnen maken van de Signcall dienstverlening is de gebruiker afhankelijk van de beschikbaarheid van een internet- of WIFI verbinding.

Vorig jaar is een pilot uitgevoerd om te bezien hoe de groep doven en slechthorenden het best met een sms 112 kan bereiken. De resultaten van deze pilot zijn inmiddels afgerond. Na de pilot is gebleken dat de implementatie van e-sms aanzienlijke impact heeft op de huidige 112 infrastructuur. Om die reden kan e-sms op dit moment niet worden ingevoerd. Aan e-sms kleven ook bezwaren. Zo kan op dit moment niet gegarandeerd worden dat een sms altijd aankomt.

Op dit moment is alle effort er op gericht om de voorziening met Total Conversation zo goed mogelijk te regelen. Total Conversation is een Europese standaard die ook in de dovenwereld wordt erkend. Alle voorzieningen voor doven en slechthorenden (ook bijvoorbeeld e-sms) om 112 te bereiken worden in samenhang opnieuw bekeken en meegenomen in aanloop naar de toekomstige inrichting van de Landelijke Meldkamerorganisatie.

Naar boven