29 628 Politie

Nr. 420 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 29 oktober 2013

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft een aantal vragen ter beantwoording voorgelegd aan de Minister van Veiligheid en Justitie over zijn brief inzake toezending openingsbalans nationale politie (Kamerstuk 29 628, nr. 407).

Bij brief van 28 oktober 2013 heeft de Minister van Veiligheid en Justitie deze vragen beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Jadnanansing

Adjunct-griffier van de commissie, Smulders

Inhoudsopgave

 
     

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

1. Inleiding

2

 

2. Uitgevoerde financiële risicoanalyse

3

 

3. Inhoud van de openingsbalans

4

 

3.1 Functioneel leeftijdsontslag (FLO/FPU)

5

 

3.2 Huisvesting

6

 

4. Slotopmerkingen

7

II. Reactie van de Minister van Veiligheid en Justitie

8

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de toezending openingsbalans nationale politie. De vorming van de nationale politie is van groot belang en een grote vooruitgang ten opzichte van de oude situatie. Wel hebben deze leden enkele vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de toezending openingsbalans nationale politie. Het scheppen van helderheid over de bezittingen en de risico’s van de nieuwe organisatie is een cruciaal middel om een betrouwbare bedrijfsvoering mogelijk te maken. Daarom waarderen deze leden de grondigheid, waarmee u de totstandkoming van deze balans heeft voorbereid. Wel hebben zij nog enkele vragen over de uitwerking van enkele risico’s op de balans, met name als het gaat om risico’s in het vastgoed en in personeelsvoorzieningen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de toezending openingsbalans nationale politie. Zij hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de toezending openingsbalans nationale politie. Zij hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.

Met het samenvoegen van de voormalige politiekorpsen ontstaat er één budget voor de politie. Met dit geld moet de nationale politie draaiende gehouden worden. Deze leden vragen of de omvang en de samenstelling van het vermogen van de nationale politie voldoende is om de komende jaren de ambities waar te maken. Dat zijn er heel wat. De nationale politie dient verder uitgebouwd te worden, de aanvalsplannen voor vermindering van bureaucratie en verbeteren van de informatievoorziening dienen uitgevoerd te worden, het politieonderwijs moet met behoud van kwaliteit nog ondergebracht worden bij de nationale politie en het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie dient nog definitief vormgegeven te worden. Dit alles met een teruglopend budget richting 2018. Is dit haalbaar en realistisch? Wordt er ondertussen weer gesproken met de bonden over de invulling van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie? Wanneer verwacht de Minister dat het nieuwe functiewaarderingssysteem ingevoerd wordt? Welke gevolgen heeft dit nieuwe systeem voor de begroting en het budget van de nationale politie? De aan het woord zijnde leden constateren dat de onvrede onder de politiemedewerkers begint te groeien en juist zij nodig zijn om de komende jaren al deze veranderingen doorgevoerd te krijgen. Over dat draagvlak maken deze leden zich zorgen. Zij verzoeken u uitgebreid op dit punt in te gaan.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de toezending openingsbalans nationale politie. Zij hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de toezending openingsbalans nationale politie. Zij maken zich zorgen over de betaalbaarheid van de nationale politie. De financiële start van de nationale politie wordt gemarkeerd door de openingsbalans. Deze leden vinden het opmerkelijk dat er pas zeven maanden na de officiële start van de nationale politie in januari 2013, duidelijkheid kan worden gegeven over de openingsbalans en dat er bepaalde punten pas in 2014 meegenomen kunnen worden.

2. Uitgevoerde financiële risicoanalyse

De leden van de VVD-fractie constateren dat uit het rapport financiële risicoanalyse nationale politie (hierna: rapport financiële risicoanalyse) blijkt dat een onderdeel van de financiële risico’s op het deelgebied «Personeel» voortvloeien uit cao afspraken. Deze leden vragen hoe een strakke sturing op de harmonisatie van arbeidsvoorwaarden en een streven naar heldere, eenduidige afspraken in cao’s met een eenduidige berekeningsmethodiek voor de hieraan verbonden lasten wordt geborgd? Kunt u hierin inzicht verschaffen?

De aan het woord zijnde leden vragen voorts over het deelgebied «Fiscaal» waarom slechts één korps (eenheid) bezig is met de werkkostenregeling.

Deze leden constateren dat de werking en nieuwe opzet van het ICT-aanvalsprogramma volgens Deloitte een cultuurverandering vergt. Kunt u aangeven hoe hieraan uitvoering wordt gegeven?

Voornoemde leden merken op dat door samenvoeging en schaalvergroting, inkoop en contractenbeheer als aandachtspunt wordt benoemd in het rapport financiële risicoanalyse. Kunt u aangeven of hiervoor al maatregelen zijn getroffen? Zo ja, welke?

De leden van de PvdA-fractie waarderen het opgestelde rapport financiële risicoanalyse, waarin de nu al bekende risico’s voor de bedrijfsvoering in kaart gebracht zijn. Deze leden willen graag weten welke aanbevelingen uit de risicoanalyse wel en welke niet uitgevoerd zijn, met een motivatie voor de gemaakte keuze.

Voornoemde leden vragen over de risico’s op het gebied van vastgoed of de huidige waardering voldoende realiteitswaarde heeft. In hoeverre hebben er taxaties per object plaatsgevonden of is dit nog gepland? Is er rekening gehouden met de effecten die de specifieke bruikbaarheid voor de politietaak hebben op de marktwaarde van een pand? Voorts lezen de aan het woord zijnde leden, dat de mutaties in de huisvesting geleidelijk tot 2025 uitgevoerd worden. Deze leden vragen of deze termijn voorzien was in de begroting van de politie en of hiermee de beoogde bezuinigingen op de bedrijfsvoering nog gehaald kunnen worden. Ook vragen deze leden of bij de beslissing over mutaties de financiële gevolgen meegewogen worden, ook van een mogelijke verkoop van vastgoed?

De aan het woord zijnde leden merken verder op dat een ander duidelijk risico ligt in de hoogte van de voorziening voor functioneel leeftijdsontslag (FLO). Deze leden vragen welke risico’s er zijn die ervoor kunnen zorgen dat deze voorziening de komende jaren nog verder gaat stijgen. Ook willen zij weten wat er gedaan kan worden om verdere stijgingen te voorkomen.

De leden van de PVV-fractie constateren dat het rapport financiële risicoanalyse op 12 januari 2012 is gepubliceerd. Zij merken op dat er tussen het rapport en de openingsbalans anderhalf jaar zit. Deze leden vragen of er gedurende deze anderhalf jaar nog andere risico’s in de bedrijfsvoering zijn ontstaan die niet zijn meegenomen in het rapport en derhalve niet in de openingsbalans.

Voornoemde leden lezen dat bij het opstellen van de openingsbalans zo veel mogelijk rekening is gehouden met de resultaten van het rapport financiële risicoanalyse. In het rapport is aangegeven dat de benodigde cultuuromslag voor het ICT-aanvalsprogramma financiële risico’s meebrengt. Deze leden vragen een reactie op deze signalering. Tevens vragen zij naar de voortgang van het ICT-aanvalsprogramma en dan met name naar de financiële gevolgen.

De leden van de SP-fractie merken op dat er in het rapport financiële risicoanalyse een inventarisatie is gemaakt van de mogelijke financiële risico’s bij het oprichten van de nationale politie. Zij constateren dat er in de openingsbalans van de nationale politie nauwelijks wordt ingegaan op de voorgestelde maatregelen uit dit rapport. Kunt u aangeven welke maatregelen wel en niet zijn overgenomen uit dit rapport om de mogelijke financiële risico’s bij het oprichten van de nationale politie tegen te gaan, om welke reden en op welke wijze?

De leden van de CDA-fractie vinden het zinvol dat een analyse is gemaakt van de mogelijke financiële risico’s bij het oprichten van de nationale politie. Het ligt voor de hand, dat op grond daarvan de nodige maatregelen kunnen worden getroffen tegen ongewenste gevolgen van deze risico’s. Welke maatregelen zijn overgenomen uit het rapport financiële risicoanalyse om de mogelijke financiële risico’s bij het oprichten van de nationale politie tegen te gaan? Op welke wijze is dit gebeurd? Welke maatregelen niet zijn overgenomen en waarom niet?

De leden van de D66-fractie vragen waarom het rapport financiële risicoanalyse van januari 2012 pas in juli 2013 naar de Tweede Kamer is gestuurd. Deze leden constateren dat het rapport met richtlijnen en aanbevelingen in 2012 aan de kwartiermaker nationale politie is meegegeven voor het opstellen van de openingsbalans. In hoeverre zijn de aanbevelingen uitgevoerd? Kunt u een overzicht geven van de maatregelen die wel en de maatregelen die niet zijn geïmplementeerd? Kunt u per geval toelichten waarom er wel of niet rekening is gehouden met de resultaten van het rapport financiële risicoanalyse? Wat zijn de risico’s van het negeren van de maatregelen in het rapport?

3. Inhoud van de openingsbalans

De leden van de PVV-fractie vragen of de herinrichting van de meldkamerorganisatie nog enige financiële gevolgen zal hebben voor de balans van de nationale politie.

De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat onder de kortlopende schulden een bedrag van 2 miljoen euro is opgenomen voor OVW-periodieken (onvermijdelijke verzwarende werkomstandigheden). Deze leden vragen wanneer u verwacht dat het nieuwe functiewaarderingssysteem ingevoerd wordt en bekend is of de dekking voor OVW-premies (onvermijdelijke verzwarende werkomstandigheden) voldoende is? Wie is er verantwoordelijk als de kosten afwijken van de bijdrage die nu beschikbaar gesteld is voor de dekking van de OVW-premies?

De leden van de D66-fractie vragen een toelichting op de onvermijdelijke verzwarende werkomstandigheden. De kosten hiervan hangen samen met het nieuwe systeem van functiewaardering. Gelet op het staken van het overleg met de bonden, vragen deze leden wanneer het nieuwe functiewaarderingsysteem kan worden ingevoerd. Wanneer wordt bekend of de dekking voor de OVW-premies voldoende is? Wat zijn de extra risico’s door de vertraging in de invoering van het functiewaarderingsysteem?

Deze leden constateren verder dat de kosten van het ICT-aanvalsprogramma circa 40 miljoen euro hoger uitkomen en dat het aantal fte in de ICT-organisatie 400 hoger is dan verwacht. Worden er nieuwe aanpassingen verwacht? In hoeverre staat het bedrag van 365,6 miljoen euro en het aantal fte vast?

3.1 Functioneel leeftijdsontslag (FLO/FPU)

De leden van de SP-fractie lezen in het rapport financiële risicoanalyse dat de uitgaven voor de regelingen FLO/FPU als een risico bestempeld zijn, omdat de kosten hiervan over de restant looptijd 2012–2016 hoger zullen liggen dan de hiervoor beschikbare middelen. Dit risico wordt ten laste gebracht van de algemene reserve van de nationale politie. Hoe groot is dit risico, hoe hoog kan dit bedrag oplopen en wat zijn hiervan de gevolgen voor de reservepositie van de nationale politie? Waarom is er voor gekozen om niet, zoals bij de inkoop MAX wel het geval is, de nationale politie een vordering van gelijke omvang van het risico te geven op het ministerie, zodat dit risico niet bij de nationale politie komt te liggen?

De aan het woord zijnde leden merken voorts op dat in het rapport financiële risicoanalyse de voorziening FLO nog ingeschat is op 268 miljoen euro. Een jaar later wordt deze in de openingsbalans ingeschat op 349 miljoen euro. Dit is een toename van 30 procent. Kunt u deze toename verklaren? Hoe waarschijnlijk is het dat een dergelijke toename zich volgend jaar weer voordoet en wat de gevolgen hiervan zijn voor de beschikbare middelen van de politie?

De leden van de CDA-fractie lezen in de openingsbalans dat er een voorziening opgenomen wordt voor FLO. Voor de voorziening FLO wordt alleen gesproken over een jaarlijkse actualisatie van de voorziening tot 2015. Onder deze regeling valt echter ook de regeling ontslaguitkering vliegers landelijke eenheid die een reikwijdte heeft tot 2022. Hoe groot is het bedrag voor deze regeling en voor wie zijn de gevolgen van de bijstelling door de jaarlijkse actualisatie op deze voorziening? Hoe verklaart u dat voor de vordering FLO de toename van 30 procent ontstaan is in het bedrag in de openingsbalans ten opzichte van het bedrag in rapport financiële risicoanalyse? Hoe waarschijnlijk is het dat een dergelijk toename zich volgend jaar weer voordoet? Welke maatregelen zijn er genomen om er voor te zorgen dat een toename van deze voorziening gedekt blijft?

Deze leden vragen hoe het komt dat er een verschil is in de bijdrage van het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor FLO in het jaarverslag van het dit ministerie over 2012 (115 miljoen euro) en het bedrag in de openingsbalans van de nationale politie (112 miljoen euro). Waar is dit bedrag terug te vinden in de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor 2013?

Ook vragen zij aandacht voor de andere kant van de vergrijzing: de noodzakelijke instroom van nieuwe politiemensen. Zijn er voldoende middelen gereserveerd voor werving, selectie en opleiding van nieuwe politiemensen om de uitstroom als gevolg van de vergrijzing op te vangen?

3.2 Huisvesting

De leden van de PvdA-fractie vragen ten aanzien van de voorziening voor groot onderhoud hoe de actueel noodzakelijke voorziening in kaart gaat worden gebracht en waar de hoogte van het huidige bestemmingsreserve op gebaseerd is.

De leden van de PVV-fractie beseffen dat de uitwerking van de huisvestingsplannen nog even op zich zal laten wachten en het daardoor niet mogelijk is een onderbouwde inschatting te maken van de effecten van de huisvestingsplannen op de landelijke boekwaarde van de nationale politie. Deze leden vragen dan ook wat de onderbouwing is van het bestemmingsreserve voor groot onderhoud gebouwen. Zij zien graag een nadere onderbouwing van de 35 miljoen euro die de hiervoor is vrijgemaakt.

De leden van de SP-fractie constateren dat mutaties in de huisvestingsportefeuille nodig zullen zijn om de huisvesting van de politie aan te laten sluiten op de doelstellingen van de nationale politie. Deze leden vragen wat wordt bedoeld met mutaties. Wordt daarbij gedacht aan sluiting van gebouwen? Zo ja, wat wordt er dan gesloten en waar? Hoeveel besparing moet dit op gaan leveren?

Deze leden vragen voorts of het klopt dat op dit moment in Den Haag renovatie plaatsvindt van het hoofdbureau van de politie ten behoeve van de korpsleiding. Welke kosten zijn hiermee gemoeid? Hoe verhouden deze kosten zich tot de opmerking dat juist op het dossier van huisvesting besparingen noodzakelijk zijn?

De leden van de CDA-fractie constateren dat er in het rapport financiële risicoanalyse wordt gewezen op het risico van het verschil in boekwaarde ten opzichte van de opbrengst- of realisatiewaarde. Het is bijvoorbeeld door de huidige marktomstandigheden onzeker wat de realisatiewaarde bij verkoop van het vastgoed zal zijn ten opzichte van de geadministreerde boekwaarde. In de openingsbalans wordt niet aangegeven of en op welke manier dit risico heeft meegespeeld bij het beoordelen van de opbrengst- of realisatiewaarde. Op welke manier is rekening gehouden met waardevermindering van vastgoed dat zo specifiek is voor politietaken (bijvoorbeeld een gevangenis) dat het zeer moeilijk, zo niet onmogelijk, voor een ander doel gebruikt kan worden? Is de boekwaarde op grond en terreinen reëel, gezien de veranderingen door de economische crisis?

Voornoemde leden constateren voorts dat er in de openingsbalans enerzijds staat dat mutaties in het vastgoed nodig zijn, omdat die zullen bijdragen aan besparingen en om de huisvesting aan te laten sluiten op de doelstellingen van de nationale politie. Anderzijds staat er dat er geen risico is op acute en omvangrijke boekwaardeverliezen op het vastgoed, omdat de huisvestingsplannen tot 2025 geleidelijk en weloverwogen doorgevoerd worden. Hoe dragen de mutaties in het vastgoed tot 2025 bij aan de huidige wens voor besparingen en aansluiting op doelstellingen? Hoe wordt er omgegaan wordt met boekwaardeverliezen op het vastgoed, als er gezien de wens voor besparingen en aansluiting op doelstellingen, meer mutaties in het vastgoed gedaan moeten worden dan nu voorzien?

De leden van de CDA-fractie zijn verbaasd over het feit dat niet alle korpsen een (meerjarig) onderhoudsplan hadden. Gevolg is dat er nu onvoldoende inzicht is in de meerjarige onderhoudskosten. Hoe zijn de onderhoudslasten voor het vastgoed van korpsen die geen onderhoudsplan hadden in kaart gebracht? Welke maatregelen zullen genomen worden als blijkt dat het bestemmingsreserve van 35 miljoen euro niet voldoende is?

Deze leden merken op dat uit de niet in de balans opgenomen verplichtingen blijkt dat er voor 2013 voor doorlopende huurcontracten een bedrag opgenomen is van 57 miljoen euro. Deze leden vragen hoeveel procent van het gehuurde vastgoed leeg staat en naar alle waarschijnlijkheid niet meer in gebruik genomen zal worden. Op welke manier wordt er gewerkt aan het terugdringen van leegstand van panden die mogelijk niet meer in gebruik zullen worden genomen? Op welke manier wordt er gewerkt wordt aan het terugdringen van leegstand van vastgoed?

De leden van de D66-fractie vragen om toelichting over de huisvestingsportefeuille. Het is onzeker wat bij verkoop de realisatiewaarde zal zijn ten opzichte van de geadministreerde boekwaarde. Zijn de voorgestelde maatregelen uit het rapport financiële risicoanalyse toegepast? Zo ja, op welke wijze? Welke geschatte verschilmarge zit er in de huidige opbrengst- of realisatiewaarde? Hoe reëel werd deze waarde door de accountant ingeschat? Op welke manier is rekening gehouden met waardevermindering van specifiek vastgoed dat alleen voor politietaken kan worden gebruikt? Hoe dragen mutaties in het vastgoed tot 2025 bij aan de huidige wens voor besparingen en aansluiting op doelstellingen?

Voornoemde leden constateren daarnaast dat de gebreken in onderhoudsplannen al in 2012 bekend waren. Hoe zijn de onderhoudslasten voor het vastgoed van korpsen die geen onderhoudsplan hadden in kaart gebracht? Hoe kunt u weten of de tijdelijke bestemmingsreserve voor groot onderhoud gebouwen voldoende is? Wat gaat u doen als blijkt dat dit bedrag niet voldoende is?

4. Slotopmerkingen

De leden van de VVD-fractie merken op dat in de Begroting 2014–2018 Nationale Politie wordt verwoord dat een groot deel van de uitgaven het personeel betreft. Er wordt ingezet op strategisch HRM beleid: de juiste mensen met de juiste achtergrond, op het juiste moment, op de juiste plek in de politieorganisatie krijgen en hun inzet maximaliseren. Voor deze leden is dit van groot belang. Zij maken zich echter zorgen over het gevoel van urgentie en de haalbaarheid van dit HRM beleid binnen de politie. Voornoemde leden is ter ore gekomen dat de uitstroom onder hoger opgeleiden (zij-instromers en recherchekundigen) hoog is en dat de cultuur binnen de politie niet gericht is op flexibiliteit en kwaliteit maar eerder op anciënniteit. Herkent u dit beeld? Bent u van mening dat een cultuuromslag essentieel is voor de kans op succes? Zo ja, hoe wilt u hier invulling aan geven?

De leden van de D66-fractie vragen een oordeel over de financiële start van de nationale politie. Is dit een solide basis of toch een risicovolle uitgangspositie?

Deze leden constateren voorts dat de gerealiseerde sterkteontwikkeling op onderdelen kan afwijken van de eerder opgestelde prognoses. De feitelijke ontwikkeling wordt actueel gevolgd via maandelijkse rapportages. Bent u bereid deze rapportages per kwartaal naar de Kamer te sturen? Deze leden constateren dat er op dit moment sprake is van een overbezetting in de operationele sterkte die zal worden afgebouwd. Hoe zorgt u ervoor dat deze overbezetting betaalbaar blijft? Erkent u dat de geprognosticeerde cijfers voor operationele sterkte vaak hoger uitkomen? Welke economische risico’s brengt dit met zich mee? Waaruit blijkt dat de genomen maatregelen effectief zijn om dit te voorkomen? Wat zijn de kosten van het met een jaar doorschuiven van het beoogde aantal van 49.500 fte?

II. Reactie van de Minister van Veiligheid en Justitie

Noot voor de lezer

De vragen zijn geclusterd naar de diverse thema’s zoals benoemd in de aanbiedingsbrief die ik begeleidend bij deze beantwoording aan u heb doen toekomen.

Openingsbalans en risicoanalyse in algemene zin

Vragen (1, 2, 6 en 65)

1 (SP)

Deze leden vragen of de omvang en de samenstelling van het vermogen van de nationale politie voldoende is om de komende jaren de ambities waar te maken. Dat zijn er heel wat.

2 (SP)

De nationale politie dient verder uitgebouwd te worden, de aanvalsplannen voor vermindering van bureaucratie en verbeteren van de informatievoorziening dienen uitgevoerd te worden, het politieonderwijs moet met behoud van kwaliteit nog ondergebracht worden bij de nationale politie en het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie dient nog definitief vormgegeven te worden. Dit alles met een teruglopend budget richting 2018. Is dit haalbaar en realistisch?

6 (D66)

Zij maken zich zorgen over de betaalbaarheid van de nationale politie. De financiële start van de nationale politie wordt gemarkeerd door de openingsbalans. Deze leden vinden het opmerkelijk dat er pas zeven maanden na de officiële start van de nationale politie in januari 2013, duidelijkheid kan worden gegeven over de openingsbalans en dat er bepaalde punten pas in 2014 meegenomen kunnen worden.

65 (D66)

Deze leden vragen een oordeel over de financiële start van de nationale politie. Is dit een solide basis of toch een risicovolle uitgangspositie?

Antwoord:

De openingsbalans van de Nationale Politie markeert naar mijn mening op een goede manier de financiële startsituatie van de Nationale Politie. De begroting, zowel 2013 als 2014, van de Nationale Politie is sluitend. Duidelijk is dat de openingsbalans in combinatie met de begroting van de Nationale Politie een stringente financiële sturing vraagt om binnen de kaders, van zowel regelgeving als budget, te blijven. Ik stuur daar nadrukkelijk op en zie daar vanuit mijn verantwoordelijkheid ook op toe.

De openingsbalans van de Nationale Politie is gebaseerd op de balansen en de jaarrekeningen van de voormalige regiokorpsen. De voormalige regiokorpsen hadden formeel tot 1 april 2013 de tijd deze stukken in te dienen, Een aantal voormalige regiokorpsen heeft uitstel van deze datum gevraagd en ook gekregen. De openingsbalans is vervolgens in ruim 2 ½ maand opgesteld. Het was niet mogelijk en ook niet verantwoord dit proces te versnellen.

Wat betreft uw vraag dat bepaalde punten pas in 2014 meegenomen kunnen worden, verwijs ik u naar mijn antwoord op uw vragen 43, 44, 53, 54 en 60 t/m 62) over de bestemmingsreserve groot onderhoud, waarover ik pas in 2014 een besluit neem.

Vragen (11, 15, 17, 18, 19, 20, 21, 22 en 23)

11 (PvdA)

Deze leden willen graag weten welke aanbevelingen uit de risicoanalyse wel en welke niet uitgevoerd zijn, met een motivatie voor de gemaakte keuze.

15 (PVV)

De leden van de fractie constateren dat het rapport financiële risicoanalyse op 12 januari 2012 is gepubliceerd. Zij merken op dat er tussen het rapport en de openingsbalans anderhalf jaar zit. Deze leden vragen of er gedurende deze anderhalf jaar nog andere risico’s in de bedrijfsvoering zijn ontstaan die niet zijn meegenomen in het rapport en derhalve niet in de openingsbalans.

17 (SP)

Kunt u aangeven welke maatregelen wel en niet zijn overgenomen uit het rapport financiële risicoanalyse, om de mogelijke financiële risico’s bij het oprichten van de nationale politie tegen te gaan, om welke reden en op welke wijze?

18 (CDA)

Welke maatregelen zijn overgenomen uit het rapport financiële risicoanalyse om de mogelijke financiële risico’s bij het oprichten van de nationale politie tegen te gaan? Op welke wijze is dit gebeurd?

19 (CDA)

Welke maatregelen niet zijn overgenomen en waarom niet?

20 (D66)

Deze leden vragen waarom het rapport financiële risicoanalyse van januari 2012 pas in juli 2013 naar de Tweede Kamer is gestuurd.

21 (D66)

Deze leden constateren dat het rapport met richtlijnen en aanbevelingen in 2012 aan de kwartiermaker nationale politie is meegegeven voor het opstellen van de openingsbalans. In hoeverre zijn de aanbevelingen uitgevoerd?

22 (D66)

Kunt u een overzicht geven van de maatregelen die wel en de maatregelen die niet zijn geïmplementeerd? Kunt u per geval toelichten waarom er wel of niet rekening is gehouden met de resultaten van het rapport financiële risicoanalyse?

23 (D66)

Wat zijn de risico’s van het negeren van de maatregelen in het rapport?

Antwoord:

Het rapport Risicoanalyse is opgesteld ten behoeve van de openingsbalans. De nationale politie is per 1 januari 2013 van start gegaan. Derhalve heeft de openingsbalans dan ook als peildatum 1 januari 2013 en heeft Uw Kamer daarop volgende het rapport in combinatie met de openingsbalans toegestuurd gekregen. Gegeven het doel (opgesteld ten behoeve van de openingsbalans) heb ik het niet opportuun geoordeeld dit rapport eerder aan Uw Kamer toe te sturen.

Het rapport over de risicoanalyse was beschikbaar ten tijde van het opstellen van de begrotingen van de Nationale Politie voor 2013 en 2014. Bij het opstellen van die begrotingen en bij het opstellen van de openingsbalans is dan ook met deze uitkomsten van de risicoanalyse rekening gehouden. Ik ken geen andere risico’s, dan die welke benoemd zijn in de risicoanalyse en waarmee rekening is gehouden, die zijn ontstaan in de periode tussen het uitbrengen van het rapport en het opstellen van de openingsbalans.

Ik constateer dat het mogelijk is gebleken om met inachtneming van de gesignaleerde risico’s tot sluitende begrotingen over 2013 en 2014 te komen, alsmede tot een openingsbalans die, volgens de normen van de Ministeriële Regeling Financieel Beheer, voorziet in een adequaat niveau aan algemene reserve.

Arbeidsvoorwaarden algemeen

5 (SP)

De aan het woord zijnde leden constateren dat de onvrede onder de politiemedewerkers begint te groeien en juist zij nodig zijn om de komende jaren al deze veranderingen doorgevoerd te krijgen. Over dat draagvlak maken deze leden zich zorgen. Zij verzoeken u uitgebreid op dit punt in te gaan.

Antwoord:

De verdere vorming van de Nationale Politie is gebaat bij zorgvuldigheid, maar ook bij voortvarendheid. Het is van belang de politiemedewerkers zo snel mogelijk duidelijkheid te verschaffen. Omdat veranderingsprocessen gepaard gaan met onvrede, wordt, om de onvrede zo veel mogelijk te voorkomen en verwachtingen beter te kunnen managen, intensief overleg gevoerd met de Centrale Ondernemingsraad en de vakorganisaties. De belangen van het personeel worden door deze twee vertegenwoordigingen behartigd en geborgd. De vakorganisaties zullen dit mede doen vanuit het kader van de werkgelegenheidsgarantie die ik in het arbeidsvoorwaardenakkoord met hen heb afgesproken.

Vragen (3, 4)

3 (SP)

Wordt er ondertussen weer gesproken met de bonden over de invulling van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie?

4 (SP)

Wanneer verwacht de Minister dat het nieuwe functiewaarderingssysteem ingevoerd wordt? Welke gevolgen heeft dit nieuwe systeem voor de begroting en het budget van de nationale politie?

Antwoord:

De bonden hebben het gesprek met de Minister weer hervat, daarbij is de invulling van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie ook onderwerp van gesprek. Het functiewaarderingssysteem is in april 2013 vastgesteld in het overleg tussen Minister en vakorganisaties. Het systeem op zichzelf heeft geen gevolgen voor de begroting en het budget. Voor de gevolgen van de invoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie verwijs ik u naar mijn antwoord op de vragen 7, 25 t/m 30.

Vragen (7, 25, 26, 27, 28, 29, 30)

7 (VVD)

Deze leden vragen hoe een strakke sturing op de harmonisatie van arbeidsvoorwaarden en een streven naar heldere, eenduidige afspraken in cao’s met een eenduidige berekeningsmethodiek voor de hieraan verbonden lasten wordt geborgd? Kunt u hierin inzicht verschaffen?

25 (CDA)

Deze leden vragen wanneer u verwacht dat het nieuwe functiewaarderingssysteem ingevoerd wordt en bekend is of de dekking voor OVW-premies (onvermijdelijke verzwarende werkomstandigheden) voldoende is?

26 (CDA)

Wie is er verantwoordelijk als de kosten afwijken van de bijdrage die nu beschikbaar gesteld is voor de dekking van de OVW-premies?

27 (D66)

Deze leden vragen een toelichting op de onvermijdelijke verzwarende werkomstandigheden. De kosten hiervan hangen samen met het nieuwe systeem van functiewaardering.

28 (D66)

Gelet op het staken van het overleg met de bonden, vragen deze leden wanneer het nieuwe functiewaarderingsysteem kan worden ingevoerd.

29 (D66)

Wanneer wordt bekend of de dekking voor de OVW-premies voldoende is?

30 (D66)

Wat zijn de extra risico’s door de vertraging in de invoering van het functiewaarderingsysteem?

Antwoord:

Er is conform afspraken uit vorige cao’s sprake van harmonisatie van een belangrijk deel van de rechtspositie. In overleg met de politievakbonden wordt thans – zoals overeengekomen in de cao 2012–2014 – toegewerkt naar verdere standaardisering van (over het algemeen niet-arbeidsvoorwaardelijke) HRM-regelingen. De toepassing daarvan kent een strakke sturing en wordt centraal, binnen de context van de nieuwe Nationale Politie, aangestuurd.

Voor de raming van met het arbeidsvoorwaardenakkoord samenhangende kosten wordt zoveel mogelijk uitgegaan van een eenduidige berekeningssystematiek en vindt afstemming plaats tussen vertegenwoordigers van Politie en mijn ministerie.

Over het LFNP is in april 2013 overeenstemming bereikt met de bonden. In mei 2013 is het personeel geïnformeerd over de voorlopige besluiten met betrekking tot de omzetting van individuele functies naar het LFNP. Omdat dit heeft geleid tot veel bedenkingen van de kant van het personeel wordt in samenspraak met de bonden gekeken op welke wijze dit grote aantal bedenkingen zorgvuldig kan worden ondervangen. Het overleg hierover is gaande.

Het recht op OVW-punten en daarmee verband houdende OVW-periodieken is gekoppeld aan de individuele toekenning van de LFNP functie en zal na de afronding van het overleg met de bonden met terugwerkende kracht tot 1 januari 2012 zijn beslag hebben. Met de kosten van de OVW-periodieken is rekening gehouden in de begroting van de NP. In de openingsbalans is bij de kortlopende schulden een bedrag van € 37,6 mln opgenomen voor de OVW-periodieken. Dit bedrag is dekkend. De kostenontwikkeling van de toekenning van OVW-periodieken wordt gemonitord, net als overigens het geheel van personeelsuitgaven van de NP.

8 (VVD)

De aan het woord zijnde leden vragen voorts over het deelgebied «Fiscaal» waarom slechts één korps (eenheid) bezig is met de werkkostenregeling.

Antwoord:

De werkkostenregeling is op 1 januari 2011 ingevoerd ter vervanging van de in de wet op de loonbelasting opgenomen regeling voor vrije vergoedingen en verstrekkingen. Toepassing van de werkkostenregeling werd nog niet verplicht gesteld op de invoeringsdatum. Werkgevers konden en kunnen nog steeds tot 1 januari 2015 kiezen tussen de regeling van vrije vergoedingen en verstrekkingen of tussen de werkkostenregeling. Een inventarisatie uitgevoerd door het voormalig korps Amsterdam-Amstelland heeft uitgewezen dat invoering van de werkkostenregeling voor dat korps op 1 januari 2011 verantwoord kon geschieden en niet tot fiscaal nadeel leidt. De andere korpsen hebben de keuze gemaakt om niet over te stappen op de werkkostenregeling gedurende de overgangsperiode. De Nationale Politie werkt eraan de werkkostenregeling voor het hele korps per 1 januari 2015 in te voeren als onderdeel van verdergaande maatregelen om uiteindelijk te komen tot een totaal geharmoniseerde rechtspositie van politiemensen. Een en ander vergt uiteraard goed overleg met bonden en medezeggenschap.

Arbeidsvoorwaarden FLO

Vragen (14, 32, 34, 35, 37, 38, 39)

14 (PvdA)

De aan het woord zijnde leden merken verder op dat een ander duidelijk risico ligt in de hoogte van de voorziening voor functioneel leeftijdsontslag (FLO). Deze leden vragen welke risico’s er zijn die ervoor kunnen zorgen dat deze voorziening de komende jaren nog verder gaat stijgen. Ook willen zij weten wat er gedaan kan worden om verdere stijgingen te voorkomen.

32 (SP)

Deze leden lezen in het rapport financiële risicoanalyse dat de uitgaven voor de regelingen FLO/FPU als een risico bestempeld zijn, omdat de kosten hiervan over de restant looptijd 2012–2016 hoger zullen liggen dan de hiervoor beschikbare middelen. Dit risico wordt ten laste gebracht van de algemene reserve van de nationale politie. Hoe groot is dit risico, hoe hoog kan dit bedrag oplopen en wat zijn hiervan de gevolgen voor de reservepositie van de nationale politie?

34 (SP)

De aan het woord zijnde leden merken voorts op dat in het rapport financiële risicoanalyse de voorziening FLO nog ingeschat is op 268 miljoen euro. Een jaar later wordt deze in de openingsbalans ingeschat op 349 miljoen euro. Dit is een toename van 30 procent. Kunt u deze toename verklaren?

35 (SP)

Hoe waarschijnlijk is het dat een dergelijke toename zich volgend jaar weer voordoet en wat de gevolgen hiervan zijn voor de beschikbare middelen van de politie?

37 (CDA)

Hoe verklaart u dat voor de vordering FLO de toename van 30 procent ontstaan is in het bedrag in de openingsbalans ten opzichte van het bedrag in rapport financiële risicoanalyse?

38 (CDA)

Hoe waarschijnlijk is het dat een dergelijk toename zich volgend jaar weer voordoet?

39 (CDA)

Welke maatregelen zijn er genomen om er voor te zorgen dat een toename van deze voorziening gedekt blijft?

Antwoord:

De voorziening voor de FLO zal de komende jaren niet verder stijgen, behoudens exogene ontwikkelingen. De voorziening is berekend op basis van de voorzienbare instroom van medewerkers geboren in de jaren 1948 tot en met 1950. Deze medewerkers zijn bekend. De omvang van de voorziening ligt daarmee vast1. Wel kan de omvang van de voorziening, gezien de regeling, nog beïnvloed worden door de mogelijke nog uit te stromen medewerkers uit die geboortejaren 1948 t/m 1950. In dat geval zal de omvang van de voorziening afnemen.

In de openingsbalans is voor de FLO een voorziening van € 349 mln. opgenomen voor de thans geraamde kosten. Op dit bedrag is het totaal van het op de begroting voor de jaren 2013 t/m 2015 begrote budget van € 112 miljoen in mindering gebracht waardoor een tekort van € 237 mln ontstaat.

In het Rapport inzake Financiële Risicoanalyse Nationale Politie van Deloitte is dat tekort voor de FLO ingeschat op € 268 mln. In 2012 bestond echter de mogelijkheid om een deel van deze uitgaven binnen het departement te verantwoorden. Daarmee is het tekort van € 268 miljoen toen teruggebracht naar € 237 miljoen nu.

33 (SP)

Waarom is er voor gekozen om niet, zoals bij de inkoop MAX wel het geval is, de nationale politie een vordering van gelijke omvang van het risico te geven op het ministerie, zodat dit risico niet bij de nationale politie komt te liggen?

Antwoord:

Bij het opmaken van de financiële risico analyse van 2012 was nog niet definitief besloten de regeling FLO over te dragen aan de Nationale Politie. In het rapport financiële risicoanalyse zijn de uitgaven voor de FLO toentertijd bestempeld als een risico, omdat de uitgaven hoger uit zouden vallen dan het beschikbare budget. Voor de jaren 2013 t/m 2015 bedroeg het FLO-budget € 112 mln. De uitgaven voor deze periode zijn nu begroot op € 349 mln. Gelet op de vermogenspositie van de Nationale Politie en het feit dat de omvang van de uitgaven vast ligt, is daarop besloten ten laste van het eigen vermogen van de Nationale Politie het verschil tussen beschikbaar en benodigd budget te dekken. In combinatie met het gegeven dat de omvang van de voorziening vastligt is, in vergelijking met de regeling Inkoop Max, besloten de regeling FLO over te dragen aan de Nationale Politie.

Tevens zijn de budgetten, welke binnen mijn Ministerie waren gereserveerd voor de uitvoering van de regeling FLO overgedragen aan de Nationale Politie. De voorziening ziet u terug in de openingsbalans. De uitgaven zijn verwerkt in de begroting van de nationale politie.

Overigens komt in de openingsbalans de buffer in de vorm van de algemene reserve uit op € 332 mln. Dit is 6% van de gemiddelde bijdragen van de laatste drie jaar voorafgaand aan het jaar waarover dit deel van het vermogen wordt berekend. Dit valt binnen de wettelijke bandbreedte van minimaal 1,5% en maximaal 7,5%.

36 (CDA)

De leden van de CDA-fractie lezen in de openingsbalans dat er een voorziening opgenomen wordt voor FLO. Voor de voorziening FLO wordt alleen gesproken over een jaarlijkse actualisatie van de voorziening tot 2015. Onder deze regeling valt echter ook de regeling ontslaguitkering vliegers landelijke eenheid die een reikwijdte heeft tot 2022. Hoe groot is het bedrag voor deze regeling en voor wie zijn de gevolgen van de bijstelling door de jaarlijkse actualisatie op deze voorziening?

Antwoord:

Het bedrag voor de Regeling ontslaguitkering vliegers is becijferd op € 32 mln. Dat is een bedrag van € 5 miljoen voor reeds ingegane uitkeringen en € 27 miljoen voor nog in te gane uitkeringen. Het bedrag van € 27 mln is meegenomen in de bij openingsbalans gevormde voorziening FLO van € 349 mln. Voor de gevolgen van de genoemde jaarlijkse actualisatie verwijs ik u naar mijn antwoord op uw vragen 14, 32, 34, 35, 37 t/m 39.

Vragen (40, 41)

40 (CDA)

Deze leden vragen hoe het komt dat er een verschil is in de bijdrage van het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor FLO in het jaarverslag van het dit ministerie over 2012 (115 miljoen euro) en het bedrag in de openingsbalans van de nationale politie (112 miljoen euro).

41 (CDA)

Waar is dit bedrag terug te vinden in de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor 2013?

Antwoord:

De € 115 mln. die is opgenomen in het jaarverslag van het Ministerie van Veiligheid en Justitie is het bedrag dat in 2012 aan de FLO is uitgegeven. Het bedrag van € 112 mln. dat is opgenomen in de openingsbalans van de Nationale Politie betreft het totaal van het budget dat in de komende jaren 2013 t/m 2015 voor de FLO-uitgaven van de Nationale Politie is begroot. Deze bedragen maken onderdeel uit van begrotingsartikel 31.

ICT

9 (VVD)

Deze leden constateren dat de werking en nieuwe opzet van het ICT-aanvalsprogramma volgens Deloitte een cultuurverandering vergt. Kunt u aangeven hoe hieraan uitvoering wordt gegeven?

Antwoord:

Met het ICT-aanvalsprogramma wil ik de volgende doelen bereiken:

  • Minder uitval van systemen en verlies van gegevens;

  • Meer gebruiksgemak en grotere bruikbaarheid van systemen voor politiemensen;

  • Meer en betere informatie-uitwisseling binnen de politie en tussen politie en partners;

  • Meer flexibiliteit en toekomstvastheid van de informatievoorziening;

  • Lagere kosten van de informatievoorziening en ICT, vooral op het terrein van beheer.

Voor het bereiken van deze doelen is volgens Deloitte een cultuurverandering naar een meer formele klant-leverancier relatie nodig. Bij het ICT-aanvalsprogramma is deze relatie ingevuld door de volgende governancestructuur. Ik ben als Minister de opdrachtgever van het ICT-aanvalsprogramma. Gemandateerd opdrachtgever is de korpschef nationale politie en de LCIO is opdrachtnemer. Over de uitvoering van het programma rapporteert de LCIO maandelijks aan de Programmaraad, die wordt voorgezeten door de korpschef en waarin de directeur-generaal Politie zitting heeft. De programma quality assurance wordt vorm gegeven door de Review Board.

Dit adviescollege heeft een toezichthoudende taak en adviseert de Minister over de realisatie van het AVP. Ten slotte is er ook een interne afdeling Kwaliteit en Toezicht die de korpsleiding adviseert over zaken als EDP en compliancy audits waar het gaat om de informatievoorziening van de Nationale Politie.

16 (PVV)

Voornoemde leden lezen dat bij het opstellen van de openingsbalans zo veel mogelijk rekening is gehouden met de resultaten van het rapport financiële risicoanalyse. In het rapport is aangegeven dat de benodigde cultuuromslag voor het ICT-aanvalsprogramma financiële risico’s meebrengt. Deze leden vragen een reactie op deze signalering. Tevens vragen zij naar de voortgang van het ICT-aanvalsprogramma en dan met name naar de financiële gevolgen.

Antwoord:

Het ICT aanvalsprogramma kent een taakstellend budget en eventuele financiële risico’s dienen door herprioritering binnen dit budget te worden opgevangen. Het risico dat in het rapport risicoanalyse gesignaleerd is wordt gedekt door de programmasturing die erin voorziet dat risico’s met een financiële impact tijdig worden gesignaleerd zodat er passende maatregelen kunnen worden getroffen. Dit gebeurt ook. Voor de voortgang van het ICT aanvalsprogramma verwijs ik naar de halfjaarlijkse voortgangsrapportages aan uw Kamer. De laatst voortgangsrapportage over de tweede helft 2012 heb ik u bij brief van 4 april 2013 aangeboden (Kamerstuk 04-04-2013). Binnenkort zend ik u de voortgangsrapportage over de eerste helft van 2013.

31 (D66)

Deze leden constateren verder dat de kosten van het ICT-aanvalsprogramma circa 40 miljoen euro hoger uitkomen en dat het aantal fte in de ICT-organisatie 400 hoger is dan verwacht. Worden er nieuwe aanpassingen verwacht? In hoeverre staat het bedrag van 365,6 miljoen euro en het aantal fte vast?

Antwoord:

In het BAVP werd tot nu toe rekening gehouden met meerlast van € 326 miljoen. Als gevolg van een met het Ministerie van VenJ overeengekomen stelselwijziging ten aanzien van activering van eigenbouw van applicaties, is de meerlast verhoogd naar € 365 miljoen. De nieuwe activeringsregels bepalen dat de kosten van eigenbouw direct genomen moeten worden in plaats van verspreid over meerdere jaren (via afschrijvingen). In latere jaren worden deze kosten terugverdiend, omdat de afschrijvingslast in die jaren met deze technische wijziging zijn vervallen. De feitelijke bezetting in de ICT kolom zal de komende (twee) jaren ruim 400 fte hoger zijn dan in de oorspronkelijke business case ICT gedacht, omdat anders te weinig bezetting resteert om de continuïteit in de uitvoering van de overige activiteiten in de ICT kolom te kunnen waarborgen.

Inkoop

10 (VVD)

Voornoemde leden merken op dat door samenvoeging en schaalvergroting, inkoop en contractenbeheer als aandachtspunt wordt benoemd in het rapport financiële risicoanalyse. Kunt u aangeven of hiervoor al maatregelen zijn getroffen? Zo ja, welke?

Antwoord:

Per 1 januari 2013 is de Politiewet 2012 van kracht en is het landelijke besturingsmodel voor inkoop gewijzigd en zijn alle taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden voor inkoop, contractbeheer, operationele inkoop, contract- & leveranciersmanagement alsook verzekeringen overgedragen aan de directeur Facilitair Management (FM) van de Staf Korpsleiding.

Conform het ontwerp- en inrichtingsplan NP is de directeur FM verantwoordelijk voor de beleidsmatige taken (kaderstelling, normen en richtlijnen) en de werking van het stelsel van besturing (governance) van de Inkoopfunctie, alsmede de wijze waarop toezicht op de Inkoopfunctie van de politie wordt uitgeoefend.

In het inrichtingsplan Nationale Politie is de organisatie, visie en de werking van de Inkoopfunctie i.c. Inkoopmanagement (IKM) en Producten en Diensten Management (PDM) op hoofdlijnen beschreven.

In het ontwerp, de inrichting en het in werking brengen van de Inkoopfunctie zijn de aanbevelingen van de commissie Schouten/Telgen verwerkt. De aanbevelingen van deze commissie hadden betrekking op het aanbrengen van een duidelijke scheiding in verantwoordelijkheden in aanbestedingstrajecten (checks and balances), de besturing en besluitvorming op het strategisch niveau, en het sturen op samenhang in beleid en daarmee op de doelmatigheid en rechtmatigheid langs de lijn van Europese aanbestedingen, de kwaliteit van de organisatie (personeel en processen) en externe communicatie.

Een (concept) integraal verbeterplan voor de Inkoopfunctie Nationale Politie zal samen met Ministerie van Veiligheid en Justitie/DG Pol verder worden uitgewerkt m.b.v. een brede stuurgroep onder leiding van een lid Korpsleiding en een begeleidingsadviescommissie onder leiding van de Projectmanager PDC Dienst FM.

Meldkamer

24 (PVV)

Deze leden vragen of de herinrichting van de meldkamerorganisatie nog enige financiële gevolgen zal hebben voor de balans van de nationale politie.

Antwoord

Het kabinet Rutte heeft met de herinrichting van de meldkamerorganisatie in de eerste plaats een kwaliteitsslag voor ogen. Daarnaast levert de herinrichting ook een meerjarige besparing op. Het aandeel van de Nationale Politie in de meerjarige bezuinigstaakstelling is in de begroting van de Nationale Politie verwerkt. De taakstelling is daarmee inbegrepen in de balanspositie van de nationale politie. De invlechting van de balansposities van meldkamerorganisaties in de balanspositie van de Nationale Politie heeft een beperkt financieel effect.

Huisvesting

Vragen (12, 13, 49, 50)

12 (PvdA)

Voornoemde leden vragen over de risico’s op het gebied van vastgoed of de huidige waardering voldoende realiteitswaarde heeft. In hoeverre hebben er taxaties per object plaatsgevonden of is dit nog gepland? Is er rekening gehouden met de effecten die de specifieke bruikbaarheid voor de politietaak hebben op de marktwaarde van een pand?

13 (PvdA)

Deze leden vragen of deze termijn voorzien was in de begroting van de politie en of hiermee de beoogde bezuinigingen op de bedrijfsvoering nog gehaald kunnen worden. Ook vragen deze leden of bij de beslissing over mutaties de financiële gevolgen meegewogen worden, ook van een mogelijke verkoop van vastgoed?

49 (CDA)

Op welke manier is rekening gehouden met waardevermindering van vastgoed dat zo specifiek is voor politietaken (bijvoorbeeld een gevangenis) dat het zeer moeilijk, zo niet onmogelijk, voor een ander doel gebruikt kan worden?

50 (CDA)

Is de boekwaarde op grond en terreinen reëel, gezien de veranderingen door de economische crisis?

Antwoord:

De waardebepaling in de openingsbalans is conform de regels toegepast. Dit houdt in dat de waardebepaling van de huisvesting is gebaseerd op de aanschafwaarde minus afschrijving minus eventuele investeringssubsidies minus thans bekende bijzondere waardevermindering verliezen. Er hebben bij de waardebepaling van de huisvesting geen taxaties per object plaatsgevonden zoals door deze leden gevraagd. Het overgrote deel van de politiepanden zullen hun functie behouden. Aanvullend wordt opgemerkt dat vergelijking is gemaakt van de boekwaarde van de panden met de WOZ waarden 2011 welke een beperkte indicatie van mogelijke boekwaardeverliezen oplevert.

Bij deze waardebepaling is er geen rekening gehouden met mogelijke effecten op de marktwaarde van panden met een specifiek politietaak. In 2014 zal het huisvestingsplan nader vorm krijgen – zoals ik ook in de openingsbalans heb opgenomen – en eventuele effecten verwerkt worden in de begroting 2015. Zoals ook in de openingsbalans gemeld is zullen mutaties in de huisvesting geleidelijk tot 2025 worden doorgevoerd. In deze periode kunnen de (markt) omstandigheden zich nog aanzienlijk wijzigen ten opzichte van de huidige situatie. Het is daarom niet mogelijk om op voorhand een verantwoorde inschatting te maken van alle effecten van het nieuwe huisvestingsplan op de landelijke boekwaarde van de politie. Met de politie sta ik daarom een aanpak voor waarbij wijzigingen in de huisvestingsportefeuille geleidelijk en weloverwogen worden doorgevoerd. Op deze wijze sturen we op het voorkomen dan wel beperken van eventuele boekwaardeverliezen. Het afstoten van panden zal daarbij altijd gepaard gaan met een business case waarin alle risico’s inclusief de financiële zorgvuldig gewogen worden. Op de gefaseerde uitvoering van de huisvestingsplannen zal stevig sturing plaats vinden.

Tot slot is in de begrotingen en meerjarenraming van de Nationale Politie rekening is gehouden met de beoogde bezuinigingen op de huisvesting. Vanwege het structurele karakter van de besparingen op de bedrijfsvoering is in de begroting van de politie rekening gehouden met een in opeenvolgende jaren oplopende reeks aan besparingen op de huisvesting en met de investeringen die nodig zijn om deze besparingen te realiseren.

Vragen 45, 46, 47, 48

45 (SP)

Deze leden constateren dat mutaties in de huisvestingsportefeuille nodig zullen zijn om de huisvesting van de politie aan te laten sluiten op de doelstellingen van de nationale politie. Deze leden vragen wat wordt bedoeld met mutaties. Wordt daarbij gedacht aan sluiting van gebouwen? Zo ja, wat wordt er dan gesloten en waar?

46 (SP)

Hoeveel besparing moet dit op gaan leveren?

47 (SP)

Deze leden vragen voorts of het klopt dat op dit moment in Den Haag renovatie plaatsvindt van het hoofdbureau van de politie ten behoeve van de korpsleiding. Welke kosten zijn hiermee gemoeid?

48 (SP)

Hoe verhouden deze kosten zich tot de opmerking dat juist op het dossier van huisvesting besparingen noodzakelijk zijn?

Antwoord:

In antwoord op de vragen met betrekking tot de mutaties in de huisvesting portefeuille is gedoeld op alle mogelijke veranderingen in de huisvesting, zowel het afstoten, hergebruiken of toevoegen van gebouwen of objecten aan de huisvestingsportefeuille. Op dit moment is echter nog niet aan te geven waar deze veranderingen plaats gaan vinden. Hiervoor dient eerst het strategisch huisvestingsplan nader uitgewerkt te worden en voorzien te worden van een detailplanning per object. Over het strategische huisvestingsplan heb ik uw Kamer geïnformeerd bij mijn brief van 19 juni jl. over «De stand van zaken vorming nationale politie»2. Ik heb daarbij aangegeven dat de uitwerking van de huisvestingsplannen voor de basisteams nog nadere uitwerking behoeft. De huisvestingplannen zullen echter gefaseerd in uitvoering worden gebracht in de periode tot en met 2025. Tot en met 2015 zullen er geen politiebureaus worden gesloten, behalve wanneer daar dringende operationele noodzaak toe is en dan alleen in volledige afstemming met het gezag. De besparingen op de huisvesting lopen naar huidige inschatting tot 2025 op tot € 76,5 mln.

De kosten voor de verbouw van het nieuwe hoofdbureau van politie zijn voorlopig geraamd door de Rijksgebouwendienst op € 16,7 miljoen euro. De kosten gaan voor de baten uit en ook hier zijn eerst investeringen nodig om op de langere termijn te kunnen besparen. Zowel de investeringen, die onder andere nodig zijn om tot één hoofdbureau van politie te komen, als de besparingen zijn in de begroting opgenomen.

Vragen 51, 52

51 (CDA)

Hoe dragen de mutaties in het vastgoed tot 2025 bij aan de huidige wens voor besparingen en aansluiting op doelstellingen?

52 (CDA)

Hoe wordt er omgegaan wordt met boekwaardeverliezen op het vastgoed, als er gezien de wens voor besparingen en aansluiting op doelstellingen, meer mutaties in het vastgoed gedaan moeten worden dan nu voorzien?

Antwoord:

Het spreekt voor zich dat voor de realisatie van de doelstellingen van de NP vanaf 1 januari 2013 nog vele stappen gezet moeten worden. In het door de politie opgestelde strategisch huisvestingplan (zie ook mijn antwoord bij de vragen 45, 46, 47, 48), is rekening gehouden met de toekomstige huisvestingbehoefte van politie. De belangrijkste veranderingen hierbij zijn een meer centrale bedrijfsvoering en de introductie van flexwerken bij de politie, waardoor agenten meer op straat hun werk kunnen doen. De doorvoering van deze plannen is zoals aangegeven een geleidelijk proces en vragen jaarlijks de nodige investeringen. Tegelijkertijd zal door de afname van het aantal werkplekken en het afstoten van objecten die niet meer nodig zijn oplopende besparingen te realiseren zijn. Op deze wijze dragen de mutaties in de huisvestingsportefeuille bij aan de doelstellingen van de politie en de besparingen. De huisvestingsstrategie wordt gebaseerd op een samenhangende visie op de dienstverlening door de politie. De hoofdlocaties van de politie zijn wel bepaald en uw kamer is hierover ingelicht. De locaties voor de basisteams worden in overleg met het gezag bepaald.

Vragen 56, 57, 58, 59

56 (D66)

Deze leden vragen om toelichting over de huisvestingsportefeuille. Het is onzeker wat bij verkoop de realisatiewaarde zal zijn ten opzichte van de geadministreerde boekwaarde. Zijn de voorgestelde maatregelen uit het rapport financiële risicoanalyse toegepast? Zo ja, op welke wijze?

57 (D66)

Welke geschatte verschilmarge zit er in de huidige opbrengst- of realisatiewaarde? Hoe reëel werd deze waarde door de accountant ingeschat?

58 (D66)

Op welke manier is rekening gehouden met waardevermindering van specifiek vastgoed dat alleen voor politietaken kan worden gebruikt?

59 (D66)

Hoe dragen mutaties in het vastgoed tot 2025 bij aan de huidige wens voor besparingen en aansluiting op doelstellingen?

Antwoord:

In antwoord op de vraag welke maatregelen uit het rapport inzake de financieel risico analyse zijn toegepast kan ik u melden dat dit alle genoemde maatregelen zijn. Dit betreft de totstandkoming van een inrichtingsplan voor de politie met een visie op de bedrijfsvoering, de uitvoering van een business case huisvesting en de opstelling van een strategische huisvestingplan voor de politie. Over dit strategische huisvestingplan heb ik uw Kamer geïnformeerd (zie ook mijn antwoord bij vragen 45, 46, 47, 48). Ik heb daarbij aangegeven dat de uitwerking van de huisvestingsplannen voor de basisteams nog nadere uitwerking behoeft. De huisvestingplannen zullen echter gefaseerd in uitvoering worden gebracht in de periode tot en met 2025.

In antwoord op de vragen over een mogelijk verschil tussen de huidige waarden en de realisatiewaarden antwoord ik u dat ik deze verschillen niet kan aangeven omdat een dergelijke vergelijking niet heeft plaatsgevonden. (zie ook mijn antwoord op vraag 12) De accountant heeft als oordeel gegeven dat er geen reden is tot afwaardering, daarom als waardering de boekwaarde van de overdragende korpsen overgenomen.

De reden tot niet afwaardering is gebaseerd op onvoldoende besluitvorming over af te stoten panden. Een eerste indicatie van de vergelijking boekwaarde van de boekwaarde met WOZ waarde gaf geen verontrustende verschillen. Per te verkopen pand wordt een business case opgesteld om eventuele verliezen te beperken. Per individueel te verkopen object wordt het boekverlies of boekwinst genomen.

Vragen 43, 44, 53, 54, 60, 61, 62

43 (PvdA)

Deze leden vragen ten aanzien van de voorziening voor groot onderhoud hoe de actueel noodzakelijke voorziening in kaart gaat worden gebracht en waar de hoogte van het huidige bestemmingsreserve op gebaseerd is.

44 (PVV)

Deze leden vragen wat de onderbouwing is van het bestemmingsreserve voor groot onderhoud gebouwen. Zij zien graag een nadere onderbouwing van de 35 miljoen euro die de hiervoor is vrijgemaakt.

53 (CDA)

Hoe zijn de onderhoudslasten voor het vastgoed van korpsen die geen onderhoudsplan hadden in kaart gebracht?

54 (CDA)

Welke maatregelen zullen genomen worden als blijkt dat het bestemmingsreserve van 35 miljoen euro niet voldoende is?

60 (D66)

Voornoemde leden constateren daarnaast dat de gebreken in onderhoudsplannen al in 2012 bekend waren. Hoe zijn de onderhoudslasten voor het vastgoed van korpsen die geen onderhoudsplan hadden in kaart gebracht?

61 (D66)

Hoe kunt u weten of de tijdelijke bestemmingsreserve voor groot onderhoud gebouwen voldoende is?

62 (D66)

Wat gaat u doen als blijkt dat dit bedrag niet voldoende is?

Antwoord:

De omvang van de bestemmingsreserve is de optelsom van 19 voormalige voorzieningen voor groot onderhoud. Het doel van deze soort voorzieningen is geen inzicht in het totale onderhoud van deze gebouwen maar het spreiden van periodieke grote uitgaven in het onderhoud van gebouwen. Het reguliere onderhoud, zoals schilderen van gebouwen of de dagelijkse reparaties vallen daar vanwege de comptabele regelgeving niet onder.

De lasten voor groot onderhoud van de voormalige korpsen die geen voorziening hadden opgenomen, zijn opgenomen in de begroting van de Nationale Politie. Er zal door de Nationale Politie gewerkt worden met een landelijk ingevoerd onderhoudsprogramma.

Een voorziening betekent extra administratieve lasten in vergelijking met het opnemen van de lasten van groot onderhoud in de reguliere exploitatie. De voorziening moet administratief worden bij gehouden en aan het einde van het jaar degelijk onderbouwd worden. Daarbij is uit het verleden gebleken dat het bedrag voor de voorziening groot onderhoud gebouwen nauwelijks fluctueerde en daarmee geen onverwachtse belasting van de uitgave in enig jaar levert. Het weglaten van deze voorziening leidt dus tot besparing van administratieve lasten. Bij de beslissing betreffende het vormen van de bestemmingsreserve is bepaald dat voor eind 2014 besloten moet worden om een voorziening te vormen of alleen een technische onderhoudsplanning met een jaarbudget aan te houden. Bovenstaande zal ik meewegen in die beslissing.

55 (CDA)

Deze leden merken op dat uit de niet in de balans opgenomen verplichtingen blijkt dat er voor 2013 voor doorlopende huurcontracten een bedrag opgenomen is van 57 miljoen euro. Deze leden vragen hoeveel procent van het gehuurde vastgoed leeg staat en naar alle waarschijnlijkheid niet meer in gebruik genomen zal worden. Op welke manier wordt er gewerkt aan het terugdringen van leegstand van panden die mogelijk niet meer in gebruik zullen worden genomen? Op welke manier wordt er gewerkt wordt aan het terugdringen van leegstand van vastgoed?

Antwoord:

In antwoord op de vragen met betrekking tot de leegstand van (huur)panden zijn er nu nog geen exacte cijfers te geven. De leegstand zal in beeld gebracht worden bij de analyse van de bestaande huisvestingsportefeuille ten opzichte van de totale huisvestingsbehoefte van de politie. Hierbij wordt de lijn gevolgd dat eerst maximaal hergebruik van bestaande huisvesting plaats vindt voordat in gebruik name van nieuwe locaties wordt overwogen. Na deze vergelijking wordt duidelijk of er leegstand is die blijft bestaan aan het einde van de herschikking van de huisvestingsportefeuille. Op basis van dit beeld worden vervolgens maatregelen genomen om op actieve wijze de leegstand in huurpanden of in vastgoed in eigendom op te lossen.

Personeelsontwikkeling

42 (CDA)

Ook vragen zij aandacht voor de andere kant van de vergrijzing: de noodzakelijke instroom van nieuwe politiemensen. Zijn er voldoende middelen gereserveerd voor werving, selectie en opleiding van nieuwe politiemensen om de uitstroom als gevolg van de vergrijzing op te vangen?

Antwoord:

Ja, er zijn voldoende middelen begroot voor de werving, selectie en opleiding van nieuwe aspiranten.

Vragen 63, 64

63 (VVD)

Voornoemde leden is ter ore gekomen dat de uitstroom onder hoger opgeleiden (zij-instromers en recherchekundigen) hoog is en dat de cultuur binnen de politie niet gericht is op flexibiliteit en kwaliteit maar eerder op anciënniteit. Herkent u dit beeld?

64 (VVD)

Bent u van mening dat een cultuuromslag essentieel is voor de kans op succes? Zo ja, hoe wilt u hier invulling aan geven?

Antwoord:

Allereerst kan ik meegeven dat de uitstroom onder hoger opgeleiden niet significant hoger is dan gemiddeld bij de politie het geval is. Wel raakt u een onderwerp aan dat continue onder de aandacht van de politie is.

Aan de ene kant gaat het om de vraag: Welke politie hebben wij nodig? Aan de andere kant om de vraag: Wat verwachten de verschillende medewerkers die werkzaam of potentieel werkzaam zijn bij de politie van hun werkgever? De politie staat steevast in de top van aantrekkelijke (non-profit) werkgevers van het weekblad voor hoger opgeleiden, de Intermediair,.

Een Strategische Personeelsplanning (SPP) geeft antwoord op beiden. De politie werkt al langere tijd aan zo’n planning en deze planning vormt vast onderdeel bij de beleids- en beheerscyclus. Dat is een dynamisch proces waarbij de leiding van de politie steeds op zoek naar «de juiste mensen met de juiste achtergrond, op het juiste moment, op de juiste plek in de politieorganisatie krijgen en hun inzet maximaliseren.» Het korps streeft naar het optimaliseren van de werving en inzet van personeel dat past bij het korps, haar doelen en haar inrichting. Dat brengt al een cultuuromslag teweeg bij zowel het personeel dat al in dienst is bij het korps als bij nieuwe toetreders.

Niet alleen een verandering van cultuur maar ook een verandering van arbeidsverhoudingen zal dit met zich meebrengen. De generaties die vanaf 2020 maar ook eerder de politie komen versterken, hebben het idee van het levenslang werken bij één werkgever verlaten. Zij verwachten andere zaken van hun werkgever en de uitdaging is om hier het juiste personeelsplanning en arbeidsvoorwaarden bij te organiseren. Hierin zal een balans moeten worden gevonden tussen flexibiliteit, kwaliteit en anciënniteit.

Vragen 66, 67, 68, 69, 70

66 (D66)

Deze leden constateren voorts dat de gerealiseerde sterkteontwikkeling op onderdelen kan afwijken van de eerder opgestelde prognoses. De feitelijke ontwikkeling wordt actueel gevolgd via maandelijkse rapportages. Bent u bereid deze rapportages per kwartaal naar de Kamer te sturen?

67 (D66)

Deze leden constateren dat er op dit moment sprake is van een overbezetting in de operationele sterkte die zal worden afgebouwd. Hoe zorgt u ervoor dat deze overbezetting betaalbaar blijft?

68 (D66)

Erkent u dat de geprognosticeerde cijfers voor operationele sterkte vaak hoger uitkomen? Welke economische risico’s brengt dit met zich mee?

69 (D66)

Waaruit blijkt dat de genomen maatregelen effectief zijn om dit te voorkomen?

70 (D66)

Wat zijn de kosten van het met een jaar doorschuiven van het beoogde aantal van 49.500 fte?

Antwoord:

Er wordt maximaal gestuurd op het verwachte en feitelijke verloop van de operationele sterkte, onder andere middels een instroom passend op de vervangingsbehoefte. Echter, niet alle factoren hebben we in de hand. Bijvoorbeeld het feitelijk verloop is sterk afhankelijk geworden van individuele keuzes van medewerkers van de politie over onder meer het moment waarop zij met pensioen gaan. De laatste jaren is de uitstroom van personeel van de politie sterker afgenomen dan in prognoses werd verwacht. Gevolg is een hogere operationele sterkte. De prognoses worden steeds bijgesteld, waarbij onder meer via enquêtes een betere inschatting van individuele keuzes van medewerkers wordt gemaakt. De instroom wordt aangepast op de lagere vervangingsbehoefte waar door de te hoge operationele sterkte weer zal afnemen. Dit is een concrete maatregel die genomen kan worden om te sturen op operationele sterkte. Ik stel u jaarlijks in kennis van de sterkteontwikkeling via de jaarrekening en het jaarverslag van de politie. De fluctuerende beelden van de sterkteontwikkeling in maandelijkse rapportages binnen een jaar zijn bedoeld voor de interne sturing van de politieorganisatie. De begroting 2014 en meerjarenraming 2015–2018 maakt duidelijk dat de operationele sterkte en het verwachte verloop ervan nu meerjarig betaalbaar is. De begroting gaat wel uit van een daling van de op dit moment te hoge operationele sterkte, welke gegeven de huidige inzichten, te realiseren is. Ik volg de sterkteontwikkeling dan ook op de voet.


X Noot
1

Behoudens algemeen arbeidsvoorwaardelijke afspraken die een loonstijging inhouden. Dit zijn echter afspraken die voor alle ambtenaren gelden en niet specifiek betrekking hebben op voorzieningen.

X Noot
2

Vergaderjaar 2012–2013, Kamerstuk 29 628, nr 401

Naar boven