Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 oktober 2012
Naar aanleiding van mijn toezegging in de brief van 29 juni 2012 (Kamerstuk 29 628, nr.325) wil ik u hierbij, mede namens mijn ambtsgenoot van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
de resultaten aanbieden van het, op mijn verzoek uitgevoerde, onderzoek door de Inspectie
Veiligheid en Justitie (IVenJ) in samenwerking met de Inspectie voor de Gezondheidszorg
(IGZ) naar de feiten en omstandigheden rond de storing in de 112-infrastructuur bij
de landelijke meldkamer in de nacht van 20 op 21 juni 2012 1). Ten tijde van de storing
is de hulpverlening voor een persoon in Amsterdam en mogelijk ook in Schiedam later
gestart als gevolg van de 112 storing. Beide personen zijn die nacht overleden. Ik
betreur het overlijden van deze personen ten zeerste. Het is dan ook van belang om
om de feitelijke gang van zaken te achterhalen. Het onderzoek van de inspecties is
bedoeld om lessen te trekken voor de toekomst.
Situatie voor 112 bellers
Uit het onderzoek is gebleken dat in de nacht van 20 op 21 juni 2012 tussen 00:15
tot 06:20 uur circa 50% van het binnenkomende mobiele 112 verkeer als gevolg van een
storing een meldtekst te horen kreeg in plaats van een 112 centralist. De bellers
bleven in de wacht staan. Als zij ophingen en opnieuw belden, hadden ze circa 50%
kans om al dan niet bij een centralist uit te komen of weer de meldtekst te horen.
Oorzaak storing
De aanleiding van de storing was het gelijktijdig buiten gebruik zijn van twee vitale
glasvezelverbindingen tussen de hoofdlocatie en de uitwijklocatie van het Korps Landelijke
Politiediensten(KLPD) in Driebergen. Een van de verbindingen bleek al sinds 30 mei
2012 defect te zijn zonder dat dit bekend was bij Voorziening tot samenwerking Politie
Nederland(VtsPN) of KLPD. De andere verbinding werd die nacht door een extern bedrijf
in onderhoud genomen. De eerste signalen over mogelijke problemen hebben niet geleid
tot vervolgstappen. Na een tweede melding vanuit een regionale meldkamer, dat bellers
aangaven lang in de wacht te hadden gestaan, is er opgeschaald. Dit heeft geleid tot
het vaststellen van de storing en (aanvankelijk gedeeltelijk) herstel van de verbindingen.
Vertraging
In Amsterdam leidde de storing met zekerheid tot vertraging in de start van de ambulancezorgverlening.
De IGZ kan echter niet vaststellen of de vertraging, en zo ja in welke mate, van invloed
is geweest op het overlijden van deze persoon.
Ten aanzien van het overlijden van de persoon in Schiedam kan men niet vaststellen
of de 1-1-2 storing de vertraging in de ambulancezorgverlening heeft veroorzaakt en
dus ook niet of dit van invloed is geweest op het overlijden van deze persoon. Aangezien
er geen calamiteiten in de ambulancezorgverlening zijn geconstateerd ziet de IGZ geen
reden om hier verder onderzoek naar te doen.
Verbetermaatregelen
Inmiddels heeft de VtsPN monitoring ingesteld op beide verbindingen en zijn de interne
procedures voor onderhoud aan de 112-infrastructuur aangescherpt. Tevens zijn de afspraken
met het externe bedrijf over het onderhoud gewijzigd. Ik heb de IVenJ om een oordeel
gevraagd of de voorgestelde maatregelen voldoende zijn om herhaling in de toekomst
te voorkomen. De IVenJ is van mening dat de getroffen maatregelen toereikend zijn
om dergelijke incidenten in de toekomst te voorkomen.
Daarnaast is de IVenJ en het Agentschap Telecom verzocht om de scope van de eerder
toegezegde quickscan van de 112 infrastructuur(nav storingen in maart 2012) verder
uit te breiden naar een breder onderzoek van de gehele 112-keten en -infrastructuur.
Hierbij zal de keten vanaf de burger tot en met de hulpverleningsdienst worden doorgelicht.
Integraal onderzoek 112-keten en -infrastructuur
Naar aanleiding van de uitkomsten van het integrale onderzoek naar de 112-keten en
-infrastructuur zullen mogelijk nieuwe conclusies en aanbevelingen volgen waarover
ik u in het najaar van 2012 nader zal informeren.
De minister van Veiligheid en Justitie,
I. W. Opstelten
1) Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer