nr. 32
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 februari 2006
Bijgevoegd bied ik u aan het Meerjarenbeleidsplan 2006–2008 van
de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (Inspectie OOV)1. Daar waar het gaat om het toezicht op de politie en het politieonderwijs,
is dat mede namens mijn ambtgenoot van Justitie.
Het toezicht door de overheid is in heroverweging. De basis hiervoor wordt
onder meer gevormd door de Kaderstellende visie op toezicht 2005, de (nog
te verschijnen) kabinetsreactie op het rapport Interbestuurlijk Toezicht Herijkt
en de kabinetsreactie op de rapportage van de Ambtelijke Commissie Toezicht
II. Deze ontwikkelingen zijn zowel in algemene zin, als specifiek van invloed
op het toezicht op het OOV-domein. In algemene zin worden (andere) eisen gesteld
aan de vorm, inhoud en intensiteit van het toezicht. Daarnaast zijn de effecten
van beleid, zoals de vorming van de veiligheidsregio’s, het intensiveren
van de crisisbeheersing en de evaluatie van het politiebestel specifiek van
invloed op de taken en werkwijze van de Inspectie OOV.
Om een antwoord te geven op de gesignaleerde vraagstukken zijn de mogelijke
consequenties van bovengenoemde ontwikkelingen in kaart gebracht en beschreven
in dit Meerjarenbeleidsplan Progressie in toezicht.
Daarmee is Progressie in toezicht de leidraad
waarlangs de Inspectie OOV zich zal ontwikkelen en richtinggevend voor de
thema’s waarop het toezicht zich de komende jaren concentreert.
Ik onderschrijf de ambities zoals beschreven in dit Meerjarenbeleidsplan.
Sinds de Inspectie OOV in mei 2002 (door samenvoeging van de Inspectie Brandweer
en Rampenbestrijding en de Inspectie voor de politie) heeft het toezicht op
het OOV-domein een forse ontwikkeling doorgemaakt. In het Meerjarenbeleidsplan Progressie in toezicht worden uitgangspunten en voornemens
ten aanzien van het toezichtsbeleid voor de komende jaren geformuleerd. Met
de keuze voor de thema’s waar het toezicht zich op zal richten, kan
ik mij in principe verenigen. Het gaat om:
– de maatschappelijke oriëntatie;
– de bestuurlijke verantwoordelijkheden;
– de professie van het vak;
– de informatiehuishouding.
Ik ben van mening dat toezicht op deze thema’s er toe doet. Het
geeft blijk van de gewenste selectieve benadering waar goed toezicht om vraagt.
Juist op deze thema’s kan de Inspectie OOV een effectieve bijdrage leveren
aan de kwaliteit van de taakuitvoering door politie, brandweer en de andere
onderdelen van de crisisbeheersingsorganisatie.
Ik ga er vanuit dat op grond van dit Meerjarenbeleidsplan de Inspectie
OOV vooruitgang op het terrein van toezicht zal blijven realiseren.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. W. Remkes