29 628
Politie

nr. 117
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 maart 2009

Uit door TNO en de VU in 2007 gehouden evaluatieonderzoeken naar de politiemunitie in Nederland en in het buitenland, bleek dat het schieten op (rijdende) voertuigen ineffectief en onveilig is. In het Algemeen Overleg met uw Kamer van 15 april 2008 (31 207/29 628, nr. 6), heb ik u toegezegd een onderzoek te laten uitvoeren naar andere middelen voor de politie om voertuigen veilig en effectief te stoppen. Dit onderzoek is uitgevoerd door de Adviescommissie bewapening en uitrusting van de Raad van Hoofdcommissarissen (RHC). Het advies treft u bijgaand aan.1

Ik ben op basis van het advies van de RHC van mening dat het vooralsnog niet opportuun is om een pilot te starten met alternatieve middelen om voertuigen te stoppen dan wel om alternatieve middelen in te voeren, omdat er op de markt nog geen alternatieve middelen, die veilig en praktisch inzetbaar zijn voor het stoppen van rijdende voertuigen, verkrijgbaar zijn. Voor zover het gaat om het «stoppen» van stilstaande voertuigen zijn er wel alternatieve middelen verkrijgbaar, maar daarvoor geldt dat er onvoldoende ervaringsgegevens van buitenlandse korpsen beschikbaar zijn om te kunnen besluiten tot het starten van een pilot of invoeringstraject. Wel heb ik de RHC, door tussenkomst van het Korpsbeheerdersberaad, verzocht de ontwikkelingen op de markt en de ontwikkelingen bij buitenlandse korpsen voor dit onderwerp scherp in de gaten te houden en mij, indien zich relevante ontwikkelingen voordoen, daarover te informeren.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven