29 628 Politie

Nr. 1013 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 april 2021

Inleiding

Op 28 januari jl. ontving uw Kamer mijn beleidsreactie op het eerste deelrapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: Inspectie) over de taakuitvoering van twee dienstonderdelen bij de Landelijke Eenheid (LE).1 Hierbij reageer ik op de procesmatige reconstructie2 die de Inspectie recent heeft gemaakt van de aard en omvang van de «onderzoeken uitgevoerd door de afdeling VIK van de politie en door de Rijksrecherche» bij het Team Criminele Inlichtingen (TCI) van de LE, waarnaar wordt verwezen in het rapport van de Inspectie.3

Tevens informeer ik uw Kamer in deze brief over de vormgeving van de programmatische aanpak, die ik in de beleidsreactie op het eerste deelrapport van de Inspectie aangekondigde en over het gezaghebbende externe advies dat zal worden ingewonnen over de gehele aanpak, alsook de uitrol.

Actualiteit en aanvullende onderzoeken

Allereerst moet ik uw Kamer met leedwezen informeren dat een medewerker van de Dienst Specialistische Operaties (DSO) van de LE onlangs is overleden. Mijn gedachten gaan uit naar de nabestaanden. Ik wens hen veel sterkte toe bij de verwerking van dit verschrikkelijke verlies. Naar aanleiding van het overlijden, hebben verschillende media bericht over werkomstandigheden binnen de afdeling Afgeschermde Operaties. Ik hecht eraan dat de zorgelijke signalen die hierbij naar voren zijn gebracht, grondig en onafhankelijk worden onderzocht.

Vanwege bijzondere omstandigheden onderzoekt de Rijksrecherche de oorzaak van het overlijden. Omdat de Inspectie naar de casuïstiek in kwestie geen onderzoek kan doen, heeft de politie in overleg met het OM besloten een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de feiten en omstandigheden van het overlijden van de medewerker, waaronder een mogelijk verband met de werkomstandigheden bij de DSO. De overleden medewerker was belast met zeer vertrouwelijke werkzaamheden en werkzaam bij de afdeling Afgeschermde Operaties. Het onderzoek zal worden uitgevoerd door een commissie onder leiding van de heer Oebele Brouwer als onafhankelijk voorzitter, die deze zeer vertrouwelijke werkzaamheden op een verantwoorde wijze kan onderzoeken. De uitkomsten van het onderzoek zullen derhalve vertrouwelijk zijn. Voor zover de vertrouwelijkheid het toelaat, zal ik uw Kamer over de uitkomsten van het onderzoek informeren. Tot slot heb ik van de Inspectie vernomen dat het geplande deelonderzoek naar de DSO, in het kader van haar onderzoek naar de kwaliteit van de taakuitvoering bij de LE, op dit moment wordt uitgevoerd. De Inspectie zal de uitkomsten van het onafhankelijke onderzoek naar het overlijden van de medewerker betrekken bij haar deelonderzoek naar de DSO.

Reconstructie Inspectie Justitie en Veiligheid naar aanleiding van het deelonderzoek naar de DLIO

De Inspectie heeft mij recent geïnformeerd dat zij uit eigen beweging een reconstructie op procesniveau heeft gemaakt van de aard en omvang van «onderzoeken uitgevoerd door de afdeling VIK van de politie en door de Rijksrecherche» bij het TCI van de LE. De aanleiding van deze reconstructie waren vragen van uw Kamer tijdens het notaoverleg politie van 3 februari jl. en berichtgeving in de media over een vermeende casus uit 2015 binnen het TCI van de LE en een VIK-onderzoek uit 2019 naar klachten omtrent (de stijl van) leidinggeven bij het TCI van de LE.

De Inspectie heeft mij laten weten dat zij concludeert dat er rondom de gebeurtenissen in 2015 en 2019 conform vastgelegde procedures contact is geweest tussen het TCI van de LE en het TCI van de Rijksrecherche. Tegelijkertijd concludeert de Inspectie dat de Rijksrecherche – in tegenstelling tot hetgeen in het inspectierapport over DLIO is vermeld – geen (strafrechtelijke) onderzoeken heeft gedaan. Het Openbaar Ministerie heeft dit aan mij en aan de Inspectie bevestigd. In 2015 was er sprake van collegiale consultatie tussen het TCI van de LE en het TCI van de Rijksrecherche. In 2019 heeft het bureau VIK een onderzoek gedaan naar klachten over de (stijl van) leidinggeven bij het TCI van de LE. Tijdens dit onderzoek kwam gerubriceerde TCI-informatie ter sprake. Het hoofd DLIO van de LE heeft het TCI van de Rijksrecherche verzocht de gerubriceerde informatie te onderzoeken. Het TCI Rijksrecherche heeft dit opgepakt als een (tweede) collegiale consultatie.

Collegiale consultatie is niet hetzelfde als een (strafrechtelijk) onderzoek. Het TCI werkt in een afgeschermde omgeving waarin sprake is van sterk geprotocolleerde werkwijzen. In de collegiale consultatie hebben TCI-functionarissen van de LE dilemma’s voorgelegd aan TCI van de Rijksrecherche om te bezien of de genoemde werkwijzen goed zijn gevolgd.

De Inspectie constateert dat de collegiale consultatie geen aanleiding heeft gegeven voor vervolgstappen. De Inspectie heeft mij tevens laten weten dat de voorgenoemde reconstructie niets afdoet aan de conclusie en aanbevelingen die zij doet in het rapport naar de kwaliteit van de taakuitvoering bij DLIO.

Aangezien nu, uit deze reconstructie van de Inspectie, is gebleken dat er geen onderzoek heeft plaatsgevonden, heb ik de politie en OM verzocht een onafhankelijk feitenonderzoek in te stellen. Dit feitenonderzoek zal in de afgeschermde, zeer vertrouwelijke TCI-omgeving plaatsvinden. Bijgevolg zal het onderzoekrapport ook vertrouwelijk van aard zijn. Ook voor dit onderzoek geldt dat zover de vertrouwelijkheid het toelaat, ik uw Kamer over de uitkomsten van het onderzoek zal informeren.

Voortgang programmatische aanpak LE en instelling externe adviescommissie

Programmatische aanpak

De korpschef heeft inmiddels opdracht gegeven tot een programmatische aanpak voor de realisatie en borging van (verbeter)maatregelen bij de LE. De programmatische aanpak zal gericht zijn op:

  • 1. het (organisatorisch) op orde brengen van de basis;

  • 2. het verbeteren van leiderschap en cultuur;

  • 3. het versterken van de interne en externe sturing en monitoring.

Vanuit het oogpunt van samenhang zullen de al lopende LE-interne trajecten gericht op leiderschap en cultuur integraal deel gaan uitmaken van de programmatische aanpak. De programmatische aanpak moet op korte termijn leiden tot verbeteringen binnen de huidige organisatorische kaders van de LE. Daarbij zijn het versterken van de (centrale) sturing en de aandacht voor de personeelszorg van belang. Daarnaast zal de organisatie en de bedrijfsvoering van de LE worden doorontwikkeld in het licht van de positie van de LE in het huidige politiebestel.

Inmiddels is de eenheidsleiding van de LE versterkt met een externe programmadirecteur. Deze programmadirecteur is met de politiechef van de LE verantwoordelijk voor de inrichting, uitvoering en monitoring van de programmatische aanpak. De externe programmadirecteur zal zorg dragen voor de vormgeving, samenhang, voortgang en uitvoering van deze maatregelen. Daarnaast zal de externe programmadirecteur in opdracht van de korpschef en in afstemming met de politiechef van de LE, de organisatie en de bedrijfsvoering van de LE doorontwikkelen. Dit deel van de opdracht betreft niet alleen de LE, maar ook het samenspel met het Politiedienstencentrum en de beleidsdirecties binnen de Korpsstaf.

De externe programmadirecteur zal zorg dragen voor de integraliteit van het programma en over het geheel regelmatig rapporteren aan een programmaboard, waarin de korpsleiding, de politiechef van de LE, de directeur van het Politiedienstencentrum, evenals een vertegenwoordiger van mijn departement zitting zullen hebben.

Externe adviescommissie

Er is een tweeledige adviesaanvraag geformuleerd. Ten eerste zal een op korte termijn aan te stellen externe adviescommissie onder voorzitterschap van de heer Bernt Schneiders een advies uitbrengen over de vormgeving van de programmatische aanpak, alsook de (wijze van) uitrol. De externe adviescommissie zal bezien of er een logische verbinding is tussen de geconstateerde problemen en de maatregelen die worden genomen, of de geïdentificeerde knelpunten afdoende worden geadresseerd en of de juiste balans wordt gerealiseerd tussen tijdige verbeteringen en structurele borging.

Ten tweede zal dezelfde externe adviescommissie een advies uitbrengen over de vraag of een herpositionering van de LE in het huidige politiebestel nodig is en, zo ja, welke modaliteiten daartoe bestaan. Mocht herpositionering aan de orde zijn, dan zal besluitvorming plaatsvinden over de wijze waarop dit zich eventueel zal verhouden tot de programmatische aanpak.

Gegeven de samenhang tussen de maatregelen die op korte termijn worden genomen in het kader van de programmatische aanpak en het oriënteren op een lange termijn-herpositionering van de LE, moeten beide elementen van de adviesaanvraag in nauwe samenhang worden bezien.

Vervolg

De korpschef en ik staan in nauw contact over de voortgang van de programmatische aanpak en het gezaghebbend extern advies. Indien nodig zal de programmatische aanpak of de adviesaanvraag aan de commissie op basis van nieuwe inzichten worden uitgebreid, bijvoorbeeld naar aanleiding van nog te verschijnen rapporten van de Inspectie betreffende de LE. Waar nodig zal ik uw Kamer hierover informeren.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Naar boven