29 628
Politie

nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 maart 2005

Hierbij bied ik uw Kamer, mede namens de minister van Justitie, de rapportage aan1 van het onderzoek van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (Inspectie OOV) naar de wijze waarop de uitwisseling van politie-informatie georganiseerd is. Tegelijkertijd stel ik uw Kamer in kennis van de beleidsreactie op dit rapport.

Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor het scheppen van de randvoorwaarden waaronder een goede uitwisseling van informatie bij de politie kan plaatsvinden, streef ik er naar de informatiehuishouding en de informatievoorziening bij de Nederlandse politie verder te versterken.

Onderliggende rapportage met de daarin vervatte conclusies en aanbevelingen leveren naar mijn mening een nuttige bijdrage aan de verdere ontwikkeling van de uitwisseling van politie-informatie, meer in het bijzonder de verdere ontwikkeling van het systeem van Landelijke Informatie Coördinatie (LIC). Ik ben de Inspectie OOV dan ook zeer erkentelijk voor het verrichten van het onderzoek.

Aanleiding onderzoek

Het onderzoek van de Inspectie OOV vindt zijn oorsprong in het rapport «Uitwisseling van opsporings- en terrorisme-informatie» van de Algemene Rekenkamer (april 2003). In dit rapport signaleerde de Algemene Rekenkamer tekortkomingen in de uitwisseling van informatie tussen de dienst Nationale Recherche Informatie (NRI) van het KLPD en de regiokorpsen.

Daarnaast vormde de afronding van het project Landelijke Informatie Coördinatie DNP (LIC) een aanleiding om een evaluatief onderzoek uit te voeren naar de effectiviteit en de werking van het LIC-systeem. De structuur van informatiecoördinatie heeft daarom een centrale rol in het onderzoek.

Landelijke Informatie Coördinatie

Sinds december 2002 kent de politie een structuur van Landelijke Informatie Coördinatie met één Nationaal Informatieknooppunt (NIK) bij de dienst NRI van het KLPD en 25 Regionale Informatieknooppunten (RIK's) bij de regionale politiekorpsen. Daarnaast zijn binnen de 25 regionale politiekorpsen Districtelijke Informatie Knooppunten (DIK's) ingericht. Deze structuur heeft als doel de permanente coördinatie van informatie binnen de politie op zowel landelijk als op regionaal niveau. Ten behoeve hiervan wordt door de dNRI een informatiestrategie en een inwin/verzamelplan opgesteld. De informatie wordt na veredeling en analyse door het NIK (waar mogelijk) vastgelegd in registers en/of doorgeleid naar opsporingsdiensten en instanties die vervolgens bestuurlijke maatregelen kunnen treffen (zoals het NCC, de NCTb). De afgesproken paraatheid garandeert dat de informatieorganisatie in het hele land zonodig binnen 1 uur actief is, ongeacht de aard van het onderwerp.

Zo kan er snel en flexibel ingespeeld worden op allerlei ontwikkelingen.

Het onderzoek

De Inspectie OOV heeft zich in het onderzoek op twee punten beperkt.

In het onderzoek is de technische (ICT) kant van informatie-uitwisseling buiten beschouwing gebleven; de ontwikkelingen in het kader van het Bestek ICT 2001–2005 zijn daarom niet in het onderzoek betrokken.

Daarnaast is de informatie-uitwisseling specifiek gericht op het bestrijden en voorkomen van terrorisme buiten beschouwing gebleven. Deze beperking wordt overigens door de Inspectie OOV enigszins gerelativeerd; het onderzoek richt zich namelijk op politie-informatie in brede zin en daarmee deels ook op terrorisme.

De Commissie bestuurlijke evaluatie AIVD (Commissie Havermans) heeft dienaangaande in haar rapportage wel een aantal conclusies en aanbevelingen gedaan. Het eindrapport van de Commissie heb ik op 16 november 2004 aan uw Kamer gezonden (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 876, nr. 1). Op 24 januari 2005 heb ik uw Kamer in kennis gesteld van de kabinetsreactie op dit rapport (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 876, nr. 3).

In het voorliggende rapport is vooral gezocht naar een antwoord op de vraag wat het project Landelijke Informatie Coördinatie DNP (LIC) heeft opgeleverd en welke verbeteringen er op het gebied van informatie-uitwisseling en informatiecoördinatie zijn gerealiseerd. Hieronder zal op de door de Inspectie OOV gedane bevindingen en aanbevelingen worden ingegaan.

Bevindingen en aanbevelingen

Met de Inspectie OOV ben ik van mening dat de politie een goede weg is ingeslagen met de ontwikkeling van LIC. Met LIC is voorzien in een eenvoudige en heldere structuur voor communicatie en informatie-uitwisseling. Samen met een aantal andere parallelle ontwikkelingen op het gebied van ICT (Bestek ICT 2001–2005), informatiegestuurde politie (IGP), briefing en debriefing en processturing (ABRIO), levert LIC een belangrijke bijdrage aan het oplossen van de kritiekpunten waarover de Algemene Rekenkamer in 2003 heeft gerapporteerd. Om dit te realiseren is het volgens de Inspectie OOV nodig om regie te voeren op de samenhang van deze nu nog afzonderlijke ontwikkelingen. De Inspectie OOV beveelt aan hiervoor één «probleemeigenaar» aan te wijzen.

Ik onderken het belang van het voeren van regie op de samenhang van de verschillende aspecten die zich enerzijds richten op de verdere procesontwikkeling van de politie en anderzijds hun beslag dienen te krijgen in een adequate ICT ondersteuning.

Mijn rol op dit punt is evenwel beperkt. Het is aan de politieregio's zelf om te zorgen voor een adequate informatie-uitwisseling binnen de korpsen. De eindverantwoordelijkheid ligt bij de korpsbeheerders van de regionale politiekorpsen. Het is dan ook primair aan het Korpsbeheerdersberaad (KBB) om daadwerkelijk de regie te voeren op deze onderwerpen.

Ik zal vorenstaande onder de aandacht van het KBB brengen.

Binnen het kader van de te geven hoofdlijnen op grond van het Wetsvoorstel Versterking Rijksbevoegdheden kan de minister van BZK in de toekomst meer richting geven aan de ICT-ontwikkelingen.

De informatie-uitwisseling en communicatie tussen het landelijke en het regionale niveau dient naar de mening van de Inspectie OOV zo veel mogelijk te worden vereenvoudigd en waar mogelijk dient gebruik te worden gemaakt van zo min mogelijk verschillende kanalen.

Ten aanzien van de vraag of de NIK/RIK-lijn uitsluitend gebruikt zou moeten worden voor prioritaire zaken of dat het dé communicatielijn is voor algemeen gebruik, adviseert de Inspectie OOV de RHC hierin een keuze te maken. Als de NIK/RIK-lijn alleen gebruikt wordt voor calamiteiten, zoals oorspronkelijk bedoeld bij de opzet van LIC, dient de RHC vervolgens de criteria/grenzen te bepalen.

Het belang van eenvoudige en uniforme informatie-uitwisseling wordt door alle betrokkenen erkend. Dit blijkt ook uit de eindrapportage van de Werkgroep Informatiehuishouding Terrorisme, welke onlangs onder de auspiciën van de Portefeuillehouder Intelligence van de Raad van Hoofdcommissarissen (RHC) is opgeleverd. Deze werkgroep heeft een aantal aanbevelingen geformuleerd ten behoeve van de borging van de informatieprocessen op zowel regionaal (regiokorpsen) als nationaal niveau (KLPD). De regionaal informatiecoördinator (RIC) wordt hierbij steviger dan ooit gepositioneerd als spil in het proces van informatiecoördinatie. Bij de coördinatie wordt het gebruik van homogene processen en uniforme producten als uitgangspunt gehanteerd. De informatiecoördinatie zal gepositioneerd worden op het snijvlak van de opsporing, de basispolitiezorg, de conflict- en crisisbeheersing en de bewaking en beveiliging. Dit maakt dat afstemming over de informatie op deze sectoren integraal kan plaatsvinden.

Voorts zal de RHC zorgdragen voor de aanstelling van een portefeuillehouder binnen de korpsleiding van de regiokorpsen en voor de inrichting bij de regiokorpsen van een zogenoemde «stuurploeg» waarin periodiek afstemming plaatsvindt tussen de regionaal informatiecoördinator, het diensthoofd zware criminaliteit en de portefeuillehouder conflict en crisisbeheersing c.q. de portefeuillehouder bewaking en beveiliging binnen het korps. Daarnaast vindt periodiek afstemming plaats met het Openbaar Ministerie aangaande mogelijke strafrechtelijke (voor) onderzoeken.

Naast de ontwikkeling van LIC zal ook de realisering van het Bestek ICT 2001–2005 in grote mate bijdragen aan de vereenvoudiging van de communicatie tussen het landelijke en het regionale niveau. Het Bestek ICT 2001–2005 heeft als hoofddoel het realiseren van één robuuste, flexibele, gebruiksvriendelijke, consistente, veilige en beheersbare informatievoorziening voor het politiewerk, gebaseerd op de gestandaardiseerde werkprocessen van de politie. Een centraal element hiervan is de totstandkoming van de «Politiesuite». Dit is de basisverzameling van ICT-voorzieningen die door alle politiekorpsen zal worden gebruikt. Deze alles overkoepelende «Politiesuite» zal applicaties voor de besturende, de primaire en de ondersteunende werkprocessen bevatten.

Ik ben mij er terdege van bewust dat het Bestek ICT 2001–2005 met voorrang tot resultaten dient te komen, dit om te voorkomen dat verdere vertraging in de ontwikkeling van noodzakelijke ondersteunende registratie- en communicatiesystemen de effectiviteit van de landelijke informatie-uitwisseling en informatiecoördinatie vermindert.

Ik wil de uitwisseling van opsporingsinformatie op korte termijn verbeteren. Daarom is de ontwikkeling van een nieuw informatiesysteem voor de opsporing gekozen voor een tweesporen-aanpak. Het eerste spoor voor het oplossen van de bestaande knelpunten in de uitwisseling van opsporingsinformatie op basis van de bestaande regionale systemen. Het tweede spoor is het vervangen van de regionale systemen door een landelijk systeem.

Om de beschikbaarheid van de informatiecoördinatie organisatorisch te borgen, zal de 24-uurs bereikbaarheid van de RIK's en het NIK dienen te worden gehandhaafd.

Bij informatie-uitwisseling en communicatie tussen het landelijke en het regionale niveau dient de nadruk te worden gelegd op het delen van informatie. Deze cultuur kan zich vormen op basis van een aantal elkaar versterkende ontwikkelingen, die nu al zijn ingezet (Informatie Gestuurde Politie, ondersteuning door een landelijke set aan ICT-applicaties). Na uitvoering van het ICT-bestek zullen alle politie-applicaties op elkaar zijn aangesloten en is de gewenste situatie inzake informatie-uitwisseling bereikt. Tenslotte zal de daadwerkelijke cultuur van het delen van informatie door de politie bevorderd worden door opleiding en permanente sturing van de agenten.

De cultuur van het delen van informatie is meer en meer onderdeel geworden van de standaard werkwijze van de politie.

Voor de uitwisseling van informatie tussen regiokorpsen, dienst NRI, NCC en de NCBB wordt in de meeste gevallen geen specifiek beveiligd communicatiekanaal gebruikt.

Op dit moment worden binnen mijn departement acties ontwikkeld, specifiek gericht op beveiliging en bedrijfszekerheid van de communicatiemiddelen. De aanbevelingen van de Inspectie OOV zullen hierbij worden betrokken. Daarnaast wordt ernaar gestreefd te komen tot een risicobeoordeling ten aanzien van gebruikte communicatiemiddelen.

Daarnaast beveelt de Inspectie OOV de RHC aan zorg te dragen voor monitoring van de voortgang bij de implementatie en doorontwikkeling van de landelijke informatiecoördinatie en zorg te dragen voor het systematisch bevragen van de opdrachtgevers. De dienst NRI wordt door de Inspectie OOV aangewezen als verantwoordelijke voor de doorontwikkeling en handhaving (monitoring) van de uitgangspunten van informatiecoördinatie evenals het gebruik van homogene processen en uniforme producten. Tevens draagt de dienst NRI zorg voor borging van de kwaliteit van de informatie-uitwisseling.

Dit is in lijn met hetgeen de minister van Justitie en ik wenselijk achten, zoals wij uw Kamer reeds eerder hebben gemeld per brief van 22 november 2004 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 911, nr. 1). De dienst NRI zou zich zo namelijk kunnen ontwikkelen tot een landelijk intelligence-instituut met een coördinerende, kwaliteitsbewakende en signalerende taak. Naast de inzet en verantwoordelijkheid van de betrokken organisaties vindt ondersteuning en monitoring plaats op een aantal niveau's, zoals de Board Opsporing van de Raad van Hoofdcommissarissen en het OM-Politieberaad.

De Raad van Hoofdcommissarissen heeft tevens aangegeven op nationaal niveau een probleemhebber te zullen benoemen die verantwoordelijk is voor het landelijk coördineren van anti-terrorisme maatregelen in de sectoren opsporing, bewaken en beveiligen en handhaving van de openbare orde.

Conclusie

Ik ben voornemens om in het najaar van 2005 onderzoek te (laten) verrichten naar de informatie-uitwisseling tussen de diverse inlichtingendiensten. Dit in verband met de huidige ontwikkelingen binnen een aantal regiokorpsen om de inlichtingenfuncties in één organisatie te integreren.

Bij het onderzoek zal het volledige spectrum van het inlichtingenwerk worden betrokken.

Concluderend kan worden gesteld dat de rapportage van de Inspectie OOV een grote bijdrage levert aan het inzicht in het functioneren van Landelijke Informatie Coördinatie. De aanbevelingen van de Inspectie geven een stevig houvast voor een verdere versterking van dit functioneren.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven