29 576
Agenda Vitaal Platteland

nr. 11
VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG

Vastgesteld 7 oktober 2004

De vaste commissies voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1, voor Economische Zaken2, voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer3 en voor Verkeer en Waterstaat4 hebben op 4 oktober 2004 overleg gevoerd met minister Veerman van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over Agenda voor een Vitaal Platteland.

Van het overleg brengen de commissies bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Schreijer-Pierik

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Hofstra

De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Buijs

De voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat,

Atsma

De wnd. griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Van Leiden

Stenografisch verslag van een notaoverleg van de vaste commissies voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, voor Economische Zaken, voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en voor Verkeer en Waterstaat

Maandag 4 oktober 2004

16.00 uur

De voorzitter: Waalkens

Aanwezig zijn 8 leden der Kamer, te weten:

Kruijsen, Schreijer-Pierik, Vos, Snijder-Hazelhoff, Van der Ham, Van der Vlies, Slob en Waalkens,

en de heer Veerman, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Aan de orde is de behandeling van:

de nota Agenda voor een Vitaal Platteland (29576).

Onderstaande brieven kunnen bij het overleg worden betrokken:

- de brief van de minister van LNV van 2 april 2003 met reactie op het advies van de Raad Landelijk Gebied "Voor boeren, burgers en buitenlui" over de betekenis van sociaal-culturele ontwikkelingen (28600-XIV, nr. 126);

- de brief van de ministers van LNV en VW van 4 juli 2003 over uitvoering visie agrologistiek (LNV0300456);

- de brief van de minister van LNV van 26 september 2003 met stand van zaken Plattelandsontwikkelingsprogramma (LNV0300598);

- de brief van de minister van LNV van 27 november 2003 met tussentijdse evaluatie Plattelandsontwikkelingsprogramma (LNV0300827);

- de brief van de minister van LNV van 12 december 2003 over landelijke natuurdoelenkaart (29200-XIV, nr. 63);

- de brief van de minister van LNV van 25 februari 2004 met de kabinetsreactie op IBO en SER-advies "Naar een doeltreffender, op duurzaamheid gericht EU-landbouwbeleid" (28461, nr. 2);

- de brief van de minister van 8 juni 2004 met stand van zaken Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) (LNV0400357);

- de brief van de minister van LNV van 24 juni 2004 met zijn reactie op brief van de ANWB over bosaanleg buiten de EHS (LNV0400401);

- de brief van de minister van LNV van 1 juli 2004 over resultaten en vervolgaanpak Task force landelijk gebied (29200-XIV, nr. 89);

- de brief van de minister van LNV van 1 juli 2004 over uitwerking Groene Diensten (29200-XIV, nr. 88);

- de brief van de minister van LNV van 8 juli 2004 n.a.v. een verzoek van de commissie inzake begrenzing van probleemgebieden (bergboerenregeling) (LNV0400450);

- de brief van de minister van LNV van 16 augustus 2004 met de uitgangspunten nieuwe Plattelands Ontwikkelingsprogramma (29717, nr. 1);

- de brief van de minister van LNV van 14 september 2004 met overzicht reacties betrokkenen en beantwoording n.a.v. procedure conceptaanmelding Habitatrichtlijngebieden bij Europese Commissie (LNV0400546);

- de brief van de minister van LNV van 27 september 2004 over het bestuurlijk akkoord over het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) (29800-XIV, nr. 5);

- de brief van de minister van LNV van 27 september 2004 over varkensvrije zones in de Reconstructiewet (28973, nr. 11);

- de brief van de minister van LNV van 1 oktober 2004 met nadere informatie over de aanmelding bij Europese Commissie van Habitatrichtlijngebieden (29800-XIV, nr. 8).

De voorzitter:

Ik heet iedereen welkom, in het bijzonder de minister en de hem vergezellende ambtenaren. Wij gaan in dit notaoverleg de Agenda Vitaal Platteland en de aangehechte brieven bespreken. De fracties zullen in volgorde van grootte spreken. De LPF is overigens verhinderd. Ik stel voor om vóór de dinerpauze de eerste termijn van de Kamer af te werken. Daarna kan de minister een reactie geven op de inbreng van de Kamer. Wij hebben in de voorbereiding van dit notaoverleg, in samenwerking met de commissies voor VROM en LNV, werkbezoeken afgelegd. Verder hebben wij maatschappelijke organisaties ruim de gelegenheid gegeven om in te spreken middels een rondetafelgesprek. Iedereen is dan ook maximaal geprepareerd om dit gesprek over de Agenda voor een Vitaal Platteland te voeren.

MevrouwKruijsen(PvdA)

Voorzitter. Dit kabinet spreekt in het regeerakkoord uit dat het kabinetsbeleid gericht moet zijn op een leefbaar platteland. De minister heeft namens het kabinet een Agenda voor een Vitaal Platteland gepresenteerd. Die agenda geeft voor het eerst een integrale rijksvisie op de ontwikkelingen op het platteland in al haar facetten, aldus de minister. "Prachtig", denkt dan eenieder die dat leest, "nu ga ik op het puntje van mijn stoel zitten." Dat heb ik in ieder geval wel gedaan, maar helaas: ik ben van die stoel af gevallen. In mijn nieuwsgierigheid en in afwachting van wat er allemaal zou komen, moest ik steeds verder naar voren schuiven. Wat kwam er nou? Er kwam helemaal niets. Er kwam geen integrale rijksvisie en er kwam geen visie op de ontwikkeling op het platteland in al haar facetten. Het puntje van mijn stoel hield helaas opeens op te bestaan. Het blijkt namelijk vooral een landbouwnota te zijn, een nota over de natuur in Nederland. Zij zou echter eigenlijk moeten gaan over de ontwikkelingen op het platteland in de volle breedte. Er waren inderdaad prachtige woorden en er waren ook prachtige foto's te zien. Maar helaas, van die integrale visie waar in de inleiding nog wel naar werd verwezen, bleek geen sprake. En van een integrale aanpak en een concreet stappenplan al evenmin.

Laten wij daarom beginnen bij het begin. Goede oplossingen vereisen namelijk een goede probleemstelling en oplossingen die niet de werkelijke problemen aanpakken, zijn helaas slechte oplossingen. Waarom zou er een aparte nota moeten bestaan voor het platteland? Omdat de problemen van het landelijk gebied en de oplossingen voor deze problemen van een andere aard zijn dan die voor het stedelijk gebied. Daar waar één huismeester in een flatgebouw voor meer sociale cohesie in een volksbuurt kan zorgen, zijn er voor verspreid liggende kleine kernen toch andere maatregelen nodig. Daar waar voor velen in de stad een Centrum voor Werk en Inkomen dichtbij en goed bereikbaar is, kan het voor een plattelandsgemeente soms betekenen dat de bewoners 40 km moeten reizen. Dan is het nog maar te hopen dat het openbaar vervoer dat ook mogelijk maakt, want soms rijdt dat niet eens meer. Zo zijn er nog vele voorbeelden, zoals de aandacht voor de breedtesport, de bibliotheken en de marktwerking voor de kinderopvang. Uiteindelijk zijn het allemaal oplossingen die hier in Den Haag worden bedacht, maar het blijkt dat de oplossingen die wij hier in Den Haag zo prachtig kunnen bedenken in de praktijk van het platteland lang niet altijd even functioneel zijn. Ouders willen hun kinderen namelijk niet naar een centrale sportvoorziening sturen die enorm veel kilometers verderop ligt en dat terwijl een voetbalveldje in het kleine dorp al meer dan genoeg is. Een kleine bibliotheek in het "Kulturhus" gecombineerd met kinderopvang kan al een veel betere oplossing zijn dan elke ochtend tientallen kilometers met de auto rijden om het kind naar de opvang te brengen. Kinderen gaan dan gewoonweg niet meer sporten. Zij gaan geen muziek meer maken of boeken lezen. Kortom, zijn dat nu de oplossingen die wij van dit kabinet mogen verwachten voor een vitaal platteland? Al deze problemen worden niet benoemd, laat staan van een integrale aanpak voorzien. Veel van deze problemen, waar de mensen op het platteland dagelijks mee worstelen, komen gewoonweg niet terug in deze nota. Het kabinetsbeleid in de volle breedte strookt ook niet met dat streven naar een vitaal platteland. Om twee voorbeelden te noemen: er wordt weer bezuinigd op het streekvervoer en op het onderwijs.

Maar ook de landbouwproblematiek, de natuurbescherming zijn bij lange na nog niet volledig verpakt in deze Agenda Vitaal Platteland. De boeren vormen weliswaar de grootste beheerder van het platteland, maar er verdwijnen ook elke dag drie boeren. Wat gebeurt er met deze mensen? Wat gebeurt er met het land dat zij achterlaten? De economische activiteiten op het platteland moeten zich verbreden. Maar hoe stimuleren wij die vernieuwing, die innovatie op het platteland? Hoe nemen wij zo snel mogelijk alle belemmeringen weg die dit soort verbreding juist tegenhouden? Hoe zorgen wij voor een goede kennisuitwisseling tussen aan de ene kant de kennisvernieuwers, de innovatoren, en aan de andere kant degenen die gebruik maken van die nieuwe kennis? Er wordt ook niet ingespeeld op wat er wel goed is op het platteland. Er gebeurt ontzettend veel dat allang wijst naar een vitaal platteland. Ik noem de sociale cohesie, waar wij met zijn allen zo trots op kunnen zijn. Dat is duidelijk een sterk punt, maar het is ook een kwetsbaar punt. Het vereist dan ook zeker onze aandacht. Er bestaan ook overal kleine brandhaardjes van veelbelovende, vernieuwende en duurzame economische activiteiten. In dit verband denk ik aan de brouwer van het Gulpener bier, die er met liefde voor het Limburgse land in geslaagd is om een heerlijk, milieuvriendelijk bier te brouwen. Geen drievoudig, maar een viervoudige "P", "people, planet, profit and pleasure", zoals wij afgelopen week nog konden lezen.

Wat mist de Agenda Vitaal Platteland volgens de PvdA. Deze agenda pretendeert in alle facetten van het platteland voor een integrale rijksvisie te zorgen. Maar is dat zo? Nee dus. De vele facetten van het platteland worden niet integraal opgepakt. In deze nota worden niet de benodigde relaties gelegd met alle betrokken departementen. Het is niet duidelijk wie nu de coördinerend minister is voor het platteland. De zwakke punten en bedreigingen worden niet adequaat opgepakt. De sterke punten en kansen voor het platteland worden niet volledig benut en waar mogelijk zelfs versterkt.

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

Voorzitter. In heel wat gebieden, zeker de gebieden waar wij te maken hebben met de WGR-plusregeling, bestaat de bezorgdheid dat de steden het dan voor het zeggen hebben. In bepaalde gebieden is de stemverhouding 75/75%-verhouding. Mevrouw Kruijsen pleit ervoor dat de inbreng uit de plattelandsgemeenten duidelijker naar voren moet komen in de beleidsuitingen.

MevrouwKruijsen(PvdA)

Voorzitter. Zoals ik net heb gezegd gaat het mij er niet zozeer om dat het platteland ineens meer overwicht of meer macht krijgt; het gaat erom dat de problemen op het platteland van een andere aard zijn. Niet altijd, maar wel op bepaalde punten. Daar moeten wij adequate oplossingen voor bieden.

Voorzitter. De fractie van de PvdA moet concluderen dat deze nota niet biedt waar wij met zijn allen op zaten te wachten. Het is zonde van het papier en het is zeker zonde van alle tijd en moeite die er de afgelopen jaren in is gestoken om deze nota tot stand te laten komen. Maar helaas, ik zal deze minister terug moeten sturen naar het kabinet met het verzoek om deze aanzet maar eens verder uit te werken. Helaas schieten de mensen op het platteland die zich betrokken voelen en met liefde werken aan het vitaal houden van het platteland daar nu niets mee op. Die willen namelijk concreet aan de slag. Wij willen de minister en al deze mensen niet met lege handen terugsturen. Wij willen de minister een handreiking bieden. Volgens de Partij van de Arbeid mist de Agenda Vitaal Platteland, zoals deze nu door de minister is aangeboden, de volgende vijf elementen.

  • 1. De relatie met de burgers en de diverse overheden.

  • 2. De kwaliteitsborging van het landelijk gebied.

  • 3. De verbreding van de economische activiteiten in het landelijk gebied.

  • 4. Het versterken van de leefbaarheid rond wonen en allerlei voorzieningen op het platteland.

  • 5. Er moeten adequate financiële middelen zijn.

Voorzitter. Ik zal deze vijf punten kort uitwerken. Ik begin bij de relatie met de burger. Het ontbreken van de invulling van de sociale pijler is tekenend voor de leegte van deze nota. De mensen die op het platteland leven, moeten centraal staan. Het gaat om het behouden en versterken van de sociale cohesie. Het gaat om het "wij"-gevoel en niet meer om ieder voor zich. Dat mag nooit een vertaling zijn van eigen verantwoordelijkheid. Een vitale leefomgeving is niet alleen de verantwoordelijkheid van de mensen die op het platteland wonen, het is ook een collectief belang om het platteland leefbaar te houden. De overheid heeft daar dus ook een actieve rol te spelen. De Partij van de Arbeid wil burgerinitiatieven actief ondersteunen. Sociale samenhang op het platteland ontwikkelen en behouden is van een geheel andere orde dan die in de stad. "Kulturhusen", sportvoorzieningen, een huisartsenpost en een post- of een bankagentschap. Er zijn ontzettend veel dingen op te noemen die niet vanzelf ontstaan, omdat iemand daar behoefte aan heeft. Daar gaat tijd en moeite in zitten. De overheid zou die initiatieven juist moeten ondersteunen.

Ik zal twee voorbeelden noemen. Op het eiland Tholen worden ontzettend veel initiatieven ontplooid, juist voor het behoud van de leefbaarheid in de kleine kernen. De rol van de woningcorporatie is daar heel belangrijk. De overheid kan wel degelijk een ondersteunende rol spelen bij het samenwerken met allerlei partners op het platteland. Een ander voorbeeld is het "Kulturhus", waarvan ik er een aantal mocht bezoeken. Ik was zeer gecharmeerd van de wijze waarop daar de leefbaarheid van de kleine kernen wordt gewaardeerd en opgepakt. In Manderveen kan er zelfs een "Kulturhus" tot stand komen, juist vanwege het feit dat een kleine samenleving hier samen aan bouwt. Dat kan alleen als de overheid daar ook als partner optreedt en men samen verdergaat.

Het tweede punt betreft de relatie met de andere departementen. Ik heb dit zojuist al genoemd. Waar is het water in deze nota? Hoe zit het met de mobiliteit? Hoe zit het met het toerisme, recreatie en de afstemming tussen die twee? Hoe gaan we om met de nieuwe wet op de maatschappelijke ondersteuning die eraan komt? Waar blijven de woningen voor starters en ouderen met een zorgvraag? Hoe zit het met de aandacht voor de kinderopvang? Kortom, dit zijn allemaal zaken waarvoor dit departement, als het zichzelf ziet als coördinerend ministerie voor het platteland, heel duidelijk afstemming moet zoeken met de andere departementen.

De PvdA wil graag een voorstel doen om deze afstemming tot stand te laten brengen. We stellen daartoe voor dat er een plattelandseffectrapportage komt. Het beleid dat bij de overige ministeries wordt ontwikkeld, zou een soort plattelandsbestendigheidstoets moeten doormaken. Ik ben benieuwd wat de minister hiervan vindt. Een vergelijking zou kunnen worden gemaakt met een sinds kort ingestelde emancipatie-effectrapportage. Ook daarin wordt gekeken wat het effect is van het nieuwe beleid op allerlei andere beleidsterreinen.

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

Voorzitter. Ik kom nog even terug op mijn eerste vraag. Manderveen ligt in de gemeente Tubbergen. Wie heeft het bij de uitvoering van het beleid dan voor het zeggen, het platteland of de grote steden? Dat is een belangrijk punt. Mevrouw Kruijsen heeft het verder over een plattelandseffectrapportage. Wij praten echter ook steeds over administratieve lasten. Hoe kijkt zij daartegenaan? De PvdA vindt ook dat er afgestreept moet worden.

MevrouwKruijsen(PvdA)

Voorzitter. Ik begin met het laatste. Het mag inderdaad niet betekenen dat er een enorme stapel papierwerk rondgeschoven moet gaan worden. Het gaat ons erom om de specifieke problemen van het platteland adequaat op te lossen. Daarbij gelden niet altijd dezelfde regels als voor de stad. Je zult daar een aparte toets voor moeten ontwikkelen. Er zal wel wat extra papier verschoven moeten worden, maar het uiteindelijke doel is dat er een verbetering ontstaat van het beleid.

Dan de vraag wie de baas is als het gaat om "Kulturhusen" in de gemeente Tubbergen. Als uit de kernen blijkt dat daar de behoefte en ook de kracht en de mogelijkheden zijn om dit soort "Kulturhusen" op te richten, dan zijn zij in staat om dat te doen en te organiseren. Manderveen en Tubbergen moeten dat in dit geval ondersteunen.

MevrouwSnijder-Hazelhoff(VVD)

Ik hoor u heel sterk bepleiten dat de landelijke overheid iets doet aan de sociale cohesie op het platteland, maar wij moeten decentraal doen wat kan. Ik proef uit uw verhaal dat wij heel veel dingen van bovenaf moeten doen, maar ik zou graag ook van de Partij van de Arbeid horen dat ontwikkelingen vanuit de basis, van de gemeenten zelf, vooral ook blijven gebeuren.

MevrouwKruijsen(PvdA)

Dan hebt u mij verkeerd begrepen. Ik ben er niet voor dat de rijksoverheid al die initiatieven van de kleine kernen gaat steunen. Het gaat erom dat wij mogelijk maken dat initiatieven kunnen uitgroeien, als zij er zijn, en niet tegen allerlei belemmeringen oplopen.

Het ministerie dat gaat over het platteland, heeft ook een duidelijke relatie met Europa. Europa biedt enorm veel kansen om het platteland te versterken. De Partij van de Arbeid is van mening dat deze kansen met beide handen moeten worden aangegrepen. Er verandert veel, ook vanwege Europa. Er vindt een liberalisering en een verbreding van het gemeenschappelijk landbouwbeleid plaats. Dat heeft allerlei effecten op de landbouw, natuur, milieu en waterbeleid. Er liggen allerlei kansen bij een integrale aanpak. De Partij van de Arbeid vindt dat Nederland daar veel meer en actiever op in kan springen.

Ik wil nog vier punten aan de minister meegeven. Het tweede in de rits van vijf is de kwaliteitsborging van het platteland. De kwaliteit van het platteland gaat ons allemaal aan het hart. Het gaat er niet alleen om dat wij de landbouw een serieuze kans willen geven, maar om veel meer. Het gaat om de kwaliteit van het land waar wij doorheen rijden, als wij door Nederland rijden. De conclusie van het Milieu- en natuurplanbureau over de nota Ruimte is dat deze geen garanties biedt dat provincies en gemeenten de natuur goed in hun ruimtelijk beleid laten doorwerken. Er is geen werkelijke bescherming in het bestemmingsplan. Hoe zorgen wij nu voor afstemming tussen die verschillende belangen en voor een kwaliteitswaarborg van het landelijk gebied? Hoe wordt de afweging gemaakt tussen rood en groen? Wie kan er nog bijsturen als de Hollandse identiteit van het open landschap wordt aangetast? De behoefte aan regie wordt weliswaar erkend in de nota Vitaal platteland, maar hoe wordt hier invulling aan gegeven? Kortom, hoe denkt de minister over een integrale kwaliteitsborging en hoe denkt hij daar zelf invulling aan te geven?

Bij de nationale landschappen zijn drie punten van belang. Wij willen unieke landschappen in Nederland bewaren, omdat zij bepaalde kenmerken hebben. De Partij van de Arbeid pleit dan ook voor specifieke parameters voor landschapskwaliteit. Per nationaal landschap moeten de unieke kenmerken waarmee de kwaliteit van het landschap kan worden beschreven, worden ontwikkeld en vastgesteld. Om daar werkelijk invulling aan te geven voor het nationale landschap moet er een coördinator worden aangesteld, die ervoor zorgt dat iets wat niet past bij die landschapskenmerken, wordt hersteld, en dat nieuwe ontwikkelingen worden getoetst aan die parameters, zodat er een nieuw landschap ontstaat. Het derde punt bij de nationale landschappen zijn de financiële middelen. Er is 30 mln beschikbaar voor drie jaar en voor 20 landschappen. Dat is geen serieuze inzet om tot beheer van deze nationale landschappen te komen. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat wij werkelijk het gevoel krijgen dat er verschillende, unieke landschappen zijn, als wij straks door Nederland rijden?

Het derde punt dat ik deze minister graag wil meegeven, is de verbreding van economische activiteiten. De transitie naar duurzame landbouw moet een extra impuls krijgen. Wat ons betreft is de minister hier medeverantwoordelijk voor. Hij kan dit niet alleen aan de markt overlaten. Wij zouden de koplopers moeten ondersteunen, maar de achterblijvers moeten wij ook een serieus alternatief bieden. De verbreding van de plattelandsactiviteiten moet versterkt worden. Als hier belemmeringen voor zijn, moeten zij worden weggeruimd. Kan de minister hiervoor zorgen en hoe gaat dit gebeuren?

In het regeerakkoord beweerde het kabinet zich in te zetten voor een vitaal platteland. Volgens mij gaat het bij de investeringen in het kader van "Pieken in de delta" niet alleen om investeringen in het platteland. Er moet niet alleen in "Pieken in de delta" worden geïnvesteerd, maar het platteland heeft ook een investeringsimpuls nodig.

Het vierde punt betreft het versterken van de leefbaarheid rond wonen en voorzieningen. Er is een groot tekort voor starters, maar ook voor ouderen in kleinere kernen. Hier zijn prachtige voorbeelden te vinden van hoe het wel kan. Dit soort voorbeelden zou ook elders zijn weerklank moeten kunnen vinden. Wij zijn onder andere op werkbezoek geweest in de Kempen, in Aa en Hunze. In dit soort plaatsen, juist op inbreidingslocaties waar nu nog rommelig gebied is, zijn prima nieuwe leefomgevingen te creëren, zowel voor starters als voor ouderen.

Er moet actief worden ingezet op het op peil houden van voorzieningen. Ik noemde al het voorbeeld van het eiland Tholen, waar samenwerking wordt gezocht met de lokale woningcorporatie rond huisartsenposten en seniorenwoningen, maar ook rond allerlei voorzieningen, van kleine winkeltjes tot aan een apotheek. Het op peil houden van de ontsluiting van het platteland is ook een belangrijk punt. Het kabinet beweerde in het regeerakkoord zich niet voor niets in te zetten voor dat vitale platteland, maar waarom wordt er nu dan weer bezuinigd op het streekvervoer? Dat snap ik niet.

MevrouwSnijder-Hazelhoff(VVD)

Ik heb een vraag over uw opmerking over woningbouw in de gemeente Aa en Hunze etc. Is de PvdA-fractie op zich voorstander van bouwen op het platteland en steunt zij in die zin dus de nota Ruimte, die ruimte biedt voor bouwen in kleine kernen?

MevrouwKruijsen(PvdA)

De PvdA-fractie wil zich vooral richten op de leefbaarheid in die kleine kernen, daar waar het nu nog een "verrommeld" gebied is. Er zijn allerlei plekken in kleine kernen waar leegstaande schuren, oudere huizen en een oud hotel dat het niet gered heeft, staan. Die plekken hebben wat ons betreft voorrang bij het ontwikkelen van de leefbaarheid in die kleine kernen. Mocht het daarna mogelijk en nodig zijn om voor de eigen bevolking – de starters, de ouderen – extra woningen te creëren, dan hebben wij er het volste vertrouwen in dat ook die kleine gemeenten prima in staat zijn om de kwaliteit van de leefbaarheid op peil te houden en eventueel uitbreidingslocaties te vinden. Het zal echter in eerste instantie altijd gericht moeten zijn op de leefbaarheid binnen die kleine kernen.

Nog twee punten over de financiële middelen. Er ligt nu een eerste aanzet voor een nieuw investeringsbudget voor het landelijke gebied. Helaas dreigt dit een Poolse landdag te worden; dat is onze eerste indruk. Het Rijk moet wel degelijk duidelijker kaders stellen. Er zal een bundeling plaatsvinden van wettelijke verankering van sturing, planvorming, programmering en uitvoering van rijksbeleid. Dat is op zich prima. Die integrale aanpak spreekt ons zeer aan, maar we maken ons ook zorgen over allerlei rijksdoelen die de minister tegelijkertijd wil uitvoeren. Hoe gaat het straks met de cofinanciering van de gelden vanuit Brussel? Er zijn nog vele vragen waar wij ons grote zorgen over maken. Wij hopen dat daar snel duidelijkheid over komt, ook voor de mensen op het platteland die daarvan gebruik moeten gaan maken.

Ten aanzien van de financiële middelen tot slot iets over de voorstellen voor voorfinanciering door Natuurmonumenten en de landschappen. Het is de minister aardig gelukt om deze twee instanties zich bereid te laten verklaren om voor te financieren; ik hoop dat minister Zalm daarvoor ook zijn dank heeft uitgesproken. Is dit echter voor de toekomst goed vastgelegd in allerlei contracten? Zorgt de minister ervoor dat, als in de toekomst om wat voor reden dan ook ineens bezuinigd moet worden, dat niet ten koste gaat van de aflossing en rente van deze instellingen?

Ik kom tot een afronding. De voorliggende Agenda Vitaal Platteland is slechts een eerste aanzet tot een visie. Wij zijn er nog lang niet. Laat staan dat er sprake is van een concreet meerjarenplan. Er is maar één conclusie te trekken. Dit is nu een LNV-nota, maar geen integrale kabinetsnota. Als deze minister zichzelf ziet als de coördinerend minister van het platteland, zal hij op korte termijn met een concretere en integralere analyse en met adequaat beleid ter uitvoering daarvan moeten komen. De PvdA-fractie heeft daarvoor nu achttien suggesties gedaan. Wij zijn benieuwd naar de reactie van de minister.

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

Voorzitter. Namens de CDA-fractie kan ik zeggen dat wij blij zijn met de Agenda Vitaal Platteland. Wij hebben heel wat kabinetten gehad waarbij wij dat niet hebben gezien, maar nu hebben wij een nota Agenda Vitaal Platteland op de agenda staan, als onderdeel van de nota Ruimte. Het gaat over 80% van de oppervlakte, waar 40% van de inwoners woont. Ook de anderen mogen daar echter allemaal van genieten of werken daar. Het is dus een heel belangrijk gebied. Wij spreken over een vitaal platteland, maar wat is een vitaal platteland? Een vitaal platteland is voor ons een plaats die gekenmerkt wordt door een aantrekkelijk landschap met een zeer beschermde natuur, maar het is ook een plek waar zowel jong als oud goed kan wonen, werken en recreëren. Wij hebben het over MKB-bedrijven, ondernemers, verbrede landbouw en zeker ook over de toekomst van de paardenhouderij, die nu al groter is dan de pluimveehouderij. Essentieel voor een vitaal platteland zijn natuurlijk de sectoren, maar ook de levende dorpen en de kernen, met een behoorlijk voorzieningenniveau. Wij gaan ervan uit dat die in de toekomst zeer zeker behouden worden.

De beleidsopgave waar wij nu voor staan, is niet gering. Enerzijds dienen natuur en landschap goed beschermd te worden. Anderzijds moet voldoende ruimte worden geboden voor ontwikkeling. Dat vraagt moed en wijsheid van de rijksoverheid. Natuurlijk komt het neer op de kunst van het loslaten, ook bij ambtenaren van provincie en gemeenten. Wij moeten echt vertrouwen stellen in de medeoverheden. Wij moeten voldoende instrumenten en middelen dereguleren en burgers daadwerkelijk betrekken bij het beleid. Wij moeten echt dereguleren en kappen in de administratieve lasten. De kansen moeten benut worden. De ramen moeten open.

Wat ons aanspreekt, is het uitgangspunt van de rijksoverheid die vooral nationale doelen formuleert, deze waarborgt en op afstand de helpende hand biedt aan medeoverheden bij de uitvoering van het beleid. Dus: decentraal wat kan en centraal wat moet. Wij vinden dat de ILG en de WILG snel tot stand moeten komen. Ook daar moeten de burgers bij betrokken worden. Wij hebben daar nogal eens kritische opmerkingen over gemaakt. Wij constateren dat het in deze nota veel gaat over de ruimtelijke hoofdstructuur, maar er zijn ook heel veel witte gebieden. Wij vinden dat ook boeren in de witte gebieden moeten kunnen profiteren van de subsidies. Het platteland is echt iets meer dan het deel binnen de ruimtelijke hoofdstructuur.

Dan kom ik bij het ondernemen op het platteland. Het kabinet kiest de goede weg door het beleid te richten op de overgang naar een duurzame, concurrerende landbouw en het geven van ruimte aan verbreed ondernemerschap. Toch plaatsen wij hier wat kanttekeningen bij. De CDA-fractie heeft bezwaar tegen landelijk verplicht opgelegde landbouwontwikkelingsgebieden. Wij noemen ze de LOG's. Wij zien er de noodzaak, noch de wenselijkheid van in. De LOG's kunnen resulteren in een reconstructie voor heel Nederland, aanvullend op de al lopende reconstructieprojecten. Wij zijn daartegen. Bedrijfsontwikkeling moet, uiteraard binnen de gebruikelijke randvoorwaarden, mogelijk blijven. Wij hebben daar een brief van de noordelijke provincies over gekregen. Het kabinet ontwikkelt geen specifiek ruimtelijk beleid voor de grondgebonden sectoren akkerbouw en melkveehouderij. Dit wordt weer overgelaten aan de medeoverheden. Om ontwikkelingsmogelijkheden van deze sectoren te waarborgen en te komen tot structuurverbetering van de landbouw is het nodig dat de nieuwe agrarische landinrichtingsopgaven en kavelruil een plek krijgen in het beleid, ook buiten de EHS. Wij hebben daar vorige week nog over gepraat met gedeputeerde Bleker uit Groningen. Vooral de noordelijke provincies vinden dat men hier ook buiten de EHS van gebruik moet kunnen maken. De Koopmans-gelden moeten hier ook voor ingezet kunnen worden. Wij verwijzen in dit verband naar de motie van een paar jaar geleden over een bedrag van 700 mln.

Wat betreft de reconstructie vinden wij dat nu vastgehouden moet worden aan de ingediende en de ontwikkelde plannen. Van de ministers vragen wij verder duidelijkheid over de positie van de intensieve veehouderij binnen de EHS en de zonering en buiten de reconstructiegebieden. Een gematigde ontwikkeling moet wat ons betreft in principe mogelijk blijven. Wij vinden dan ook dat de provincie, onder andere de provincie Drenthe, daar veel te strak in zit. De provincies gebruiken de ruimte niet die zij ten tijde van minister Pronk al hebben gekregen. De geleidelijke ombouw van het programma Beheer naar een regeling voor groene diensten heeft onze instemming. Wanneer krijgen wij nu te maken met de langdurige contracten?

Wat wij missen in de agenda, is een heldere aanpak van de vele obstakels die de leefbaarheid en de economische ontwikkeling op het platteland nu nog in de weg staan. Bekend zijn de vele problemen, de veel te rigide, soms belachelijke regels en ingewikkelde vergunningen en administratieve lasten. Ik pleit dan ook voor uitbreiding van de Experimenteerwet voor stad en milieu naar het platteland. Wij hebben pas geleden nog gesproken over de Stankwet. Wanneer zal die worden uitgevoerd? Is het mogelijk een noodwet in het leven te roepen, want op het platteland blijken er toch heel wat belemmeringen te zijn voor een goede ontwikkeling? Ook zouden er innovatieprojecten moeten worden opgezet.

De derde grote sector in ons land is recreatie en toerisme. Het voorgestelde beleid voor deze belangrijke groeisector vinden wij niet sterk en niet overtuigend. PTR heeft een duidelijke knelpunteninventarisatie opgesteld, maar wij vinden daar weinig van terug in de Agenda Vitaal Platteland. Ruim 850 recreatiebedrijven zullen in de EHS en de vogelhabitatrichtlijngebieden komen te liggen. Wat wordt er gedaan om deze bedrijven nog enig ontwikkelingsperspectief te bieden, natuurlijk met inachtneming van de natuurwaarden?

De onderuitputting van de EU/POP-middelen voor toerisme en recreatie is buitengewoon te betreuren. Wij verwachten beterschap voor het volgende POP. Kan de minister verder zoeken naar mogelijkheden om recreatiefondsen op te nemen in de ILG en deze beschikbaar te stellen via het ILG?

De ontwikkeling van groen in en om de stad baart zorgen. Dit is onder meer door het RIVM naar voren gebracht. Planologische duidelijkheid en een krachtige bestuurlijke regie zijn nodig. Het mag niet zo zijn dat er straks om de steden geen natuur meer is te vinden. PPS-constructies en particulier initiatief zijn erg belangrijk en kansrijk, maar wat mogen wij daarvan verwachten? Een duidelijke rijksbijdrage blijft noodzakelijk. Hoe denkt de minister de stagnerende realisatie van randstadgroen te doorbreken?

Ik kom nu op een heel belangrijk onderdeel van mijn betoog, namelijk natuur, landschap en milieu. Kortingen op de EHS-budgetten voor de komende jaren, het uitschrijven van leningen voor natuurrealisatie, voorfinanciering door provincies bij landinrichting, wij hebben dit allemaal gehoord. Het is duidelijk dat er sprake is van een niet al te ruim bemeten budget voor natuurrealisatie. De ambities zijn evenwel onverminderd hoog. Er is dus alle reden om nu prioriteit te geven aan de realisatie van de oorspronkelijke ecologische doelstellingen van 1990 en dus niet aan de robuuste verbindingen. De motie die de heer Van der Vlies twee jaar geleden over dit onderwerp heeft ingediend, heeft nog niets aan actualiteit ingeboet en wacht op uitvoering.

Als geheel vinden wij het natuurbeleid blijvend te conserverend en te weinig gericht op het accommoderen van de ontwikkeling die juist nodig is om de natuur goed te beschermen, het landschap te onderhouden en de leefbaarheid te waarborgen. Het natuur- en landschapsbeleid leidt al geruime tijd tot toenemende beperkingen voor agrarische bedrijfsvoering en ontwikkeling op het platteland. Ik doel dan vooral op het cumulatieve effect van allerlei beleidsmaatregelen op het gebied van natuur en milieu. Of het voorgestelde beleid daar enige verandering in kan brengen, lijkt ons verre van zeker.

De door de provincies begrensde EHS is nu al omvangrijker dan de oorspronkelijke taakstelling van 728.000 ha. Daar bovenop komen de beïnvloedingsgebieden rond de EHS waarvoor de criteria niet helder zijn geformuleerd en die extra beperkingen met zich meebrengen.

Het "nee, tenzij"-regime is van kracht in en nabij natuurterreinen. Het uitstralingseffect van deze regels is en blijft volstrekt onduidelijk. De gevolgen kunnen groot zijn en behoorlijk ver buiten de EHS reiken. Dit is niet acceptabel voor agrarische bedrijven en voor andere economische bedrijven die in deze gebieden zijn gevestigd. Wij wijzen het "nee, tenzij"-regime nabij natuurgebieden af, evenals de aanwijzing van de beïnvloedingsgebieden.

De heerVan der Ham(D66)

Mevrouw Schreijer begon flink met de opmerking dat zij nu op een belangrijk onderdeel van haar betoog kwam over natuur, landschap en milieu. Vervolgens neemt zij de schaar ter hand en gaat zij flink knippen in de plannen van de minister. Ik neem aan dat zij ook de berichten van de natuurorganisaties heeft ontvangen die schrijven dat het zo belangrijk is dat er een natuurdoelenkaart wordt gemaakt, opdat er op doelen kan worden afgerekend. Hoe willen wij dat het eruit komt te zien? Welke doelen streven wij na met de natuur in Nederland? Zij gaat daar vervolgens van de andere kant in snijden. Wat is nu precies de harde kern van het natuurbeleid van mevrouw Schreijer? Als zij de minister de vrijheid geeft om de doelen van de EHS na te streven – niet alleen de kaart, maar ook de doelen die erachter zitten – waarom gaat zij dan met haar pen krassen in zijn beleid? Híj moet het toch uitvoeren? Als de minister denkt dat de robuuste verbindingen op bepaalde momenten belangrijker zijn dan een ander stuk van de EHS, dan moeten wij hem toch de vrijheid geven?

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

Ik ben nog maar op de helft van mijn hele verhaal over de natuur.

De voorzitter:

Gaat u nu maar in op de interventie van de heer Van der Ham!

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

Ik ben helder en duidelijk. Wij doen precies wat in het regeerakkoord staat: de oorspronkelijke EHS.

De heerVan der Ham(D66)

Er is een minister, zelfs met uw eigen kleur, die zegt dat het voor hem erg belangrijk is om bepaalde natuurdoelen na te streven. Hij heeft zijn eigen keuze te maken. U wilt echter met uw rode pen zelf de contouren aangeven. U heeft het over natuur en milieu, maar eigenlijk heeft u het vooral over de belangen van boeren en over bepaalde milieuonvriendelijke activiteiten. Wat is nu eigenlijk uw agenda? Wat voor vrijheden geeft u de minister?

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

Wij laten de minister alle ruimte en vrijheid in overleg met de provincies. Een en ander heeft echter ook duidelijk met financiële middelen te maken. Ik wil er best uitvoerig op ingaan, voorzitter.

De voorzitter:

Dat hoeft u niet te doen. U moet ingaan op de interventie van de heer Van der Ham.

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

Wij hebben vorige week de algemene politieke beschouwingen gehad. Wij blijven staan achter de oorspronkelijke EHS. Daarnaast hebben wij duidelijk aandacht voor gebiedsgericht beleid. Wij hebben vertrouwen in de provincies en de gemeenten. Vanuit het verleden hebben wij er heel wat voorbeelden van dat de natuurdoeltypen ook dan gewaarborgd zijn.

MevrouwVos(GroenLinks)

Mevrouw Schreijer zegt dat wij afmoeten van het al het "nee, tenzij"-beleid in de buurt van de EHS. Maar het gaat er toch om dat de natuur in de Ecologische Hoofdstructuur echt een kans krijgt? Daarom moet toch ook iets worden gedaan aan de vervuiling van bedrijven in de buurt? Die moeten toch rekening houden met de Ecologische Hoofdstructuur? Wat wilt mevrouw Schreijer anders?

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

Natuurlijk ben ik het met uw eens. Maar het beleid is al duidelijk gebiedsgericht. Wij zijn aan het dereguleren. De provincies zullen duidelijk aangeven wat wel en niet kan in bepaalde gebieden. Een gedeelte van de buffer van de zeer kwetsbare natuur ligt al in de Ecologische Hoofdstructuur. Als je de bundelingsgebieden eromheen op slot doet, bloeden nog meer gebieden eromheen door. De CDA-fractie is daartegen. Wij zijn voor economie en ecologie.

MevrouwVos(GroenLinks)

Ik hoor mevrouw Schreijer zeggen dat de Ecologische Hoofdstructuur leuk is, maar dat agrarische bedrijven volop hun gang moeten kunnen gaan. Zegt zij nu dat die bedrijven in hun bedrijfsvoering geen rekening hoeven te houden met het feit dat zij vlak bij de Ecologische Hoofdstructuur zitten? Is dat waar de CDA-fractie voor staat?

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

Dat zegt de CDA-fractie niet. Overigens gaat het niet alleen om landbouw. Ik doel ook op de 850 recreatieve en andere bedrijven. Ik kan Noordoost-Twenthe noemen, het zuiden van Limburg en delen van Friesland. De provincies moeten afspreken wat er aan uitbreidingen mag plaatsvinden. Wij vinden dus niet dat je bedrijven moet laten doodbloeden.

De heerVan der Ham(D66)

Een aantal provincies willen verdergaan dan het kabinetsbeleid, onder meer inzake milieuhandhaving. Ik neem aan dat u ze de ruimte geeft om dat te doen. U bent immers van de decentralisatie.

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

U zegt milieuhandhaving. Daar zijn wij altijd wel voor. Overigens ben ik in een andere commissie woordvoerder op dat gebied. U hebt het over het aanwijzen van meer natuur en robuuste verbindingszones. Ik spreek in dat verband ook over de gebieden eromheen. Die zijn nog veel meer een zorg voor de toekomst. Wij willen daarbij een pas op de plaats. Ik kijk naar mevrouw Vos. Wij hebben nu een enquête waarbij zij betrokken is. Wij moeten goed weten wat wij met het geld doen, zodat wij ons niet over twintig jaar achter de oren krabben en ons afvragen waarin wij het geld hebben gestoken, wat wij gedaan hebben en of het allemaal klopt.

De heerVan der Ham(D66)

Ik was hiervoor al bang. U vindt dat het allemaal decentraal moet. Vervolgens zeggen een aantal provincies dat ze zelfs nog iets verdergaan dan het kabinet. Ze willen voor de natuur liggen, nog iets meer dan mevrouw Schreijer-Pierik wil. Maar dán moet volgens haar de rijksoverheid een pas op de plaats maken. Dan is zij heel betuttelend bezig. Dat had ik helemaal niet van haar verwacht.

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

Volgens mij zijn wij, net als de gehele coalitie, niet betuttelend bezig. Ik wil wel de afspraken nakomen die wij hebben gemaakt. Wij hebben de provincies voorgefinancierd. Ik wil niet dat er over twintig jaar geen geld meer is om het terug te betalen. Wij moeten nu eerlijk tegen onze provincies zeggen wat wel en niet kan. Ik hoor graag de reactie van de minister hierop.

MevrouwKruijsen(PvdA)

Ik begrijp het niet meer. Misschien kan mevrouw Schreijer-Pierik het nog eens uitleggen. De CDA-fractie is voor natuur, een vitaal platteland, deregulering en het overlaten aan de provincies. Gaat de CDA-fractie ook de recreatieve bedrijven tegenwerken die naar haar zeggen juist gebaat zijn bij extra natuur? Het gaat er toch om dat juist de provincies de vrije hand krijgen? Zij hebben een goed overzicht van wat er lokaal moet gebeuren. Laat de provincies dan beslissen of er een robuuste verbindingszone of een ecologische verbindingszone moet komen. Het Rijk is daar dan niet meer verantwoordelijk voor.

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

Precies, het is dan aan de provincies. De beschikbare budgetten zijn dan ook voor de provincies.

Beheersgebieden inclusief "ruime jas" werden en worden natuurgebieden in de ecologische hoofdstructuur. De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer heeft inmiddels gezegd dat het "nee, tenzij"-regime niet van toepassing is op de agrarische activiteiten in deze gebieden. Dit stelt ons enigszins gerust wanneer wij in de Agenda Vitaal Platteland op blz. 39 lezen dat grote delen van de geplande ecologische hoofdstructuur momenteel nog als landbouwgrond worden gebruikt. Het overgrote deel van deze terreinen moet natuurgebied worden. Hoe zit het met de vrijwilligheid? Wat gebeurt er met de gemaakte afspraken? Hoe serieus moeten wij de gewekte verwachtingen nemen? Hoe betrouwbaar is de overheid? Het eindscenario van het kabinet geeft te denken. Wij roepen de minister op om het "nee, tenzij"-regime voor bedoelde gebieden te vervangen door een "ja, mits"-regime en om te formaliseren dat functie- en bestemmingswijziging van deze gebieden alleen op basis van vrijwilligheid kan plaatsvinden. Dit is conform hetgeen collega Van Wijmen bij de Vijfde nota Ruimtelijke Ordening heeft ingebracht.

MevrouwKruijsen(PvdA)

Wil de CDA-fractie nog steeds dat de ecologische hoofdstructuur wordt gerealiseerd? Ziet zij dat als rijksverantwoordelijkheid?

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

De oorspronkelijke ecologische hoofdstructuur beschouwen wij als rijksverantwoordelijkheid. Er komt alleen van alles bij. Wij hebben niet alleen de oorspronkelijke ecologische hoofdstructuur, maar ook de provinciale ecologische hoofdstructuur, de verbindingsgebieden enz. Als je aan mensen en vooral bestuurders vraagt over welke ecologische hoofdstructuur zij hebben, is dat niet duidelijk. Wij staan achter de oorspronkelijke ecologische hoofdstructuur van 1990.

MevrouwKruijsen(PvdA)

Maar u vindt ook: afspraak is afspraak. Het Rijk zegt dat er ook robuuste verbindingszones en ecologische verbindingszones komen. Afspraak is afspraak. Die moet u nakomen.

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

Nee, de CDA-fractie heeft altijd duidelijk afgesproken dat zij in eerste instantie achter de oorspronkelijke ecologische hoofdstructuur staat en heeft de motie van collega Van der Vlies dan ook gesteund.

Wij onderschrijven het belang van herbegrenzing van de ecologische hoofdstructuur om de ruimtelijke samenhang van natuurgebieden te versterken. Uit de stukken maken wij echter op dat alleen ecologische overwegingen een rol spelen in dezen. Verdere beperkingen kunnen het gevolg zijn. Ontsnippering van landbouwgebieden of niet-natuurgebieden moet volgens mijn fractie ook een doelstelling kunnen zijn van herbegrenzing. Dit belang moet mede worden overwogen. Wij vragen om dit punt formeel te betrekken bij het onderzoek dat in het kader van de herbegrenzing zal worden uitgevoerd. Ik wacht graag op een antwoord van de minister.

De aanwijzing van de foerageergebieden voor ganzen laat op dit moment uitvoeriger over zich spreken. Wij hebben het hier deze week ook nog over. Op voorhand vinden wij dat aanwijzing in goed overleg en op basis van vrijwilligheid dient plaats te vinden. Wat is de stand van zaken? Wij roepen de minister met klem op om meer tijd te nemen om de aanwijzing met behoud van draagvlak in vooral de noordelijke provincies en Zeeland te realiseren.

Volgens het kabinet zullen er twintig nationale landschappen worden gerealiseerd. De strategie wordt ontwikkelingsgericht genoemd. Alles mag mits het bijdraagt aan de kwaliteit van het gebied. Dat klinkt heel mooi, maar wat betekent het als wij voor het overige gebonden blijven aan bestaande ruimtelijke kaders en overige wetten, regels en randvoorwaarden? Die bepalen toch uiteindelijk wat wel en niet mag en wat mogelijk is? Ons bekruipt enigszins het gevoel dat wij de burger in de nationale landschappen zeggen: u zit in een harnas, u zit in een keten, maar daarbinnen bent u helemaal vrij. Kan de minister ons ervan overtuigen dat wij dit helemaal verkeerd zien en dat er echter voldoende ruimte blijft voor economische ontwikkelingen in de nationale landschappen en dat niet alleen de grondgebonden landbouw een perspectief wordt geboden? Het gaat ons hier uiteraard niet om grootschalige uitbreiding, maar om een duurzaam toekomstperspectief voor aanwezige bedrijven. Wij vragen de minister om in het integrale uitvoerders programma voor de nationale landschappen aanvullend aandacht op te nemen voor de eveneens aanwezige gemengde bedrijven, niet-grondgebonden landbouwbedrijven en intensieve veehouderij. Is hij daartoe bereid?

Ik kom ten slotte bij Europa en het plattelandsbeleid. De toetsbaarheid en afrekenbaarheid van het huidige POP laten te wensen over. Wat gaat en de minister daaraan doen? Wat meerjarenprogramma en rijksactieprogramma betreft vinden wij als vuistregel dat ambities in ieder geval niet te hoog moeten worden gesteld, als de benodigde middelen niet voor handen zijn.

MevrouwKruijsen(PvdA)

Vindt de CDA-fractie werkelijk dat dit een integrale rijksvisie is op alle facetten van het platteland?

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

U hebt van mij gehoord dat wij op bepaalde punten kritische opmerkingen hebben. Aan de andere kant zeg ik ook, als je jarenlang goed hebt geluisterd, dat ik wel blij ben met deze Agenda Vitaal Platteland.

MevrouwVos(GroenLinks)

Voorzitter. Ook mijn fractie heeft met veel belangstelling de Agenda Vitaal Platteland en het meerjarenprogramma gelezen. Ook wij moeten zeggen dat het een goed idee en een goed initiatief is, maar uiteindelijk vraag je je wel af wat wij eraan hebben. De vraag is wat de concrete betekenis is van deze nota voor bijvoorbeeld mensen op het platteland die elk jaar de busverbindingen zien teruglopen, hun apotheker zien verdwijnen en steeds meer moeite krijgen om nog een bibliotheek of arts te vinden. Hetzelfde geldt voor boeren en boerinnen die graag willen vernieuwen, die zoeken naar nieuwe duurzame activiteiten. Welke nieuwe perspectieven biedt deze nota aan hen? Hetzelfde geldt ook voor burgers die samen met de boeren en boerinnen willen zoeken naar die vernieuwing en een andere benadering. Ook voor hen vinden wij heel weinig concrete aangrijpingspunten wat men verder met deze notitie wil. Wij vinden dat jammer, omdat wij denken dat er echt kansen liggen en dat juist vanuit zo'n integrale visie heel veel moois mogelijk is. Ten slotte maken wij ons ook zorgen wat de nota voor natuur en landschap en de bescherming daarvan biedt. Ik zal daar ook een aantal vragen over stellen.

Het valt ons op dat de nota sterk is ingekleurd vanuit de agrarische sector. Er is natuurlijk veel meer aan de hand in het landelijk gebied dan landbouw. Ik vond eerlijk gezegd dat het Centrum voor Landbouw en Milieu wel een mooie vraag opwierp. Het vroeg namelijk waarom niet is gekeken naar de wens van de samenleving voor het platteland en waarom zo sterk vanuit de agrarische sector is gekeken wat hij te bieden heeft. De vraag zou toch eigenlijk moeten zijn wat de behoeften en de wensen van de samenleving zijn met het platteland. Van daaruit zou je het beleid moeten invullen. Ik vind dat een zeer zinvolle opmerking. Misschien kan de minister daarop reageren.

De minister schrijft – hij doet dat overigens ook in zijn landbouwbegroting – dat wij moeten gaan naar een overheid die zorgt voor en een overheid die zorgt dat. De fractie van GroenLinks zou het al heel mooi vinden als er vanavond een minister zit, die ervoor wil zorgen dat wij aan het eind van de avond precies weten wat dat precies is. Wij horen graag concrete instrumenten en doelen. Wij willen een sterker zicht op de toetsbaarheid van het beleid.

Ik vraag mij ook af wat precies de relatie is tussen deze agenda en de nota Ruimte. Vroeger was er het structuurschema groene ruimte met een PKB status. Alles wat PKB-achtig was, zit nu in die nota Ruimte. Wat houden wij dan nog over? Deze minister is coördinator van het beleid voor het platteland. Welke sturingsinstrumenten heeft hij nog? Of ligt nu alles bij de minister van VROM? Hij hoeft absoluut niet alles te bepalen. In grote lijnen zijn wij het ermee eens dat het op het platteland zelf moet gebeuren. De minister moet er echter wel voor zorgen dat internationale en nationale afspraken over natuur en landschap nageleefd en afgesproken doelen gerealiseerd worden. Welke instrumenten heeft de minister nog om ervoor te zorgen dat aan de kwaliteit van de EHS voldaan wordt? En hoe zorgt hij ervoor dat aan de kwaliteitsdoelen voor het landschap voldaan wordt? De borging van kwaliteit zowel voor de natuur als voor het landschap vinden wij onvoldoende terug. Dat is voor ons een groot punt van zorg. Wij menen dat de nota op dit punt verbeterd moet worden. Is de minister dat met mij eens, of vindt hij dat het allemaal prima in orde is?

Ook op dit punt is de samenhang met de nota Ruimte een probleem. Ruimtelijke samenhang is voor de kwaliteit van natuur en landschap van ongelooflijk belang. Wij zien dat gemeenten in 2003 en 2004 in hun bestemmingsplannen nog geen ecologische hoofdstructuur hebben verankerd. Hoe zit het met de borging op dat punt?

Het samenwerkingsverband Nederland Natuurlijk stelt dat er een systeem zou moeten zijn zoals VBTB, waarbij jaarlijks aan de Kamer gerapporteerd wordt hoe de instrumenten zijn ingezet en tot welke resultaten dat geleid heeft bij het realiseren van de doelen. Wij willen graag een verantwoording van de minister over de geboekte resultaten op het terrein van natuur-, landschap- en milieubeleid. Zeker de uitwerking van het beleid met betrekking tot de kwaliteit van het landschap staat nog aan het begin. Dit beleid is heel moeilijk te toetsen. De kwaliteitsdoelen zijn niet duidelijk geformuleerd en niet goed toetsbaar. Kan de minister hierop ingaan?

Wij zijn specifiek bezorgd over de regierol bij de naleving van internationale afspraken, zoals de vogelrichtlijn, de habitatrichtlijn, de nitraatrichtlijn, de kaderrichtlijn water, enz. De minister kan in grote problemen komen als bepaalde zaken niet gerealiseerd worden, dan krijgt hij ruzie met Europa. Hoe wil hij ervoor zorgen dat Nederland zich houdt aan de gemaakte afspraken? Er kan immers wel degelijk sprake zijn van een botsing tussen wat in deze Agenda Vitaal Platteland gezegd wordt en wat Europa van Nederland verwacht. Als voorbeeld noem ik de kaderrichtlijn water. Daarin worden hoge eisen aan ons waterkwaliteitsniveau gesteld. Ons mestbeleid voldoet daar op dit moment niet aan. De minister stelt dat er aanvullend gebiedsgericht beleid moet komen. Het is leuk om de lagere overheden op te zadelen met fosfaat- en nitraatproblemen! Ik denk dat dat een illusie is. Het is voor lagere overheden niet te doen om die problemen op te lossen. Ik vind dat het de verantwoordelijkheid van de minister van Landbouw is om te zorgen dat wij internationaal kunnen voldoen aan onze verplichtingen. Hij moet dat invullen. Dat hij in dat kader ruimte biedt aan lagere overheden, kan ik mij voorstellen, maar dan moeten er wel van zijn kant sturing en financiële middelen komen om dat te realiseren, want anders gaat het echt fout.

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

U vraagt zich af of provincies en gemeenten dat gebiedsgericht beleid wel kunnen uitvoeren. Wij hebben echter ook fosfaat- en nitraatrechten. Als iets goed wordt gedaan door ambtenaren, is het dat wel. Er komt niets meer bij. Waar doelt u dan op?

MevrouwVos(GroenLinks)

Het mestbeleid zoals wij nu hebben afgesproken, zal uiteindelijk niet voldoende zijn om in 2015 onze afspraken in Europa na te komen. De kaderrichtlijn water stelt in feite strengere eisen dan waar wij nu aan kunnen voldoen met ons mestbeleid. Ik lees uit de brief dat de minister zegt: als dat zo zou zijn, moet men maar via gebiedsgericht beleid dat probleem oplossen. Dat vind ik én een illusie én niet terecht. Ik denk dat het dan echt fout gaat lopen. De minister moet op dat punt al bedenken hoe wij na 2007 toch naar een aantal landelijke aanscherpingen moeten gaan als het gaat om het mestbeleid.

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

U heeft dus geen vertrouwen in de provincies en gemeenten.

MevrouwVos(GroenLinks)

Daar gaat het helemaal niet om. Het gaat erom dat ons landelijk mestbeleid niet voldoende is om in 2015 die doelen te realiseren. Ik ben het er niet mee eens als tegen de gemeenten wordt gezegd dat zij dat maar moeten oplossen. Ik vind dat dat een verantwoordelijkheid van het Rijk is. Als er extra financiële middelen nodig zijn, moet het Rijk daarmee over de brug komen. Ik ben er dus voor dat het Rijk generiek het beleid aanscherpt en ook zo nodig de middelen daarvoor op tafel legt en het niet op het bordje van de lagere overheden legt.

MevrouwSnijder-Hazelhoff(VVD)

Ik wil deze vraag graag aan de minister doorgeleiden. Ik begrijp mevrouw Vos namelijk niet goed en ik hoop straks van de minister een duidelijk antwoord te krijgen. Volgens mij moet de Tweede Kamer nog de norm van de kaderrichtlijn water vaststellen. Deze suggestie gaat dan ook te ver.

MevrouwVos(GroenLinks)

Ik ben het niet met u eens. U heeft gelijk dat de Kamer nog het een en ander moet vaststellen, maar de fractie van GroenLinks is ervan overtuigd dat wij met het mestbeleid dat wij nu hebben, niet kunnen voldoen aan de doelen die in Europa zijn gesteld. Het lijkt mij inderdaad zeer zinvol dat de minister daarop reageert.

MevrouwSnijder-Hazelhoff(VVD)

U stelt dit dus nu, vooruitlopend op het debat op dit punt, vast.

MevrouwVos(GroenLinks)

Ik ben duidelijk over de inzet van mijn fractie en over onze opvatting. Dat zullen wij straks in het debat naar voren brengen. Het is duidelijk dat uw fractie daar anders over denkt, maar dat gebeurt wel vaker.

Ik heb nog specifieke vragen over de militaire terreinen. Dat punt komt nog in een later debat aan de orde, maar het is ons opgevallen dat heel veel militaire terreinen in de ecologische hoofdstructuur liggen. Een aantal daarvan worden afgestoten. Dat is natuurlijk een prachtige kans voor de ecologische hoofdstructuur, maar Defensie wil de terreinen verkopen. Dat is nu de nieuwe lijn van Defensie. Wij lopen daarmee echter het risico dat, waar die terreinen altijd om niet werden overgedragen en dan mooi konden worden opgenomen in de ecologische hoofdstructuur, het nu misschien naar een betere bieder gaat. Wij maken ons daar zorgen over. Misschien dat de minister daar al vast iets over kan zeggen.

Voorzitter. Wij missen zeer sterk de invulling van alle sociale aspecten in de nota Vitaal Platteland. Het openbaar vervoer is een ongelofelijk zorgenkind. Het RIVM stelt zeer duidelijk dat het gebrek aan openbaar vervoer de vitaliteit van het platteland ondergraaft. Het leidt tot isolatie van mensen die zichzelf niet kunnen verplaatsen. Dan gaat het om mensen die geen geld hebben voor een eigen auto of mensen die niet kunnen autorijden. Voor veel oudere mensen is dit een gigantisch probleem. Het leidt tot een enorme extra mobiliteitsstroom. Aan dit grote probleem zou de minister meer moeten doen. Dat kan hij niet afdoen door te zeggen dat er in de regio wat afspraken gemaakt moeten worden. Dit is gewoon een gigantisch knelpunt als het gaat om ons landelijk beleid. Ik verzoek de minister dit onder anderen op te nemen met zijn collega van Verkeer en Waterstaat. Zonder openbaar vervoer gaat de vitaliteit van het platteland er gewoon aan. Dit is absoluut onvoldoende.

De heerVan der Ham(D66)

Ook de fractie van D66 maakt zich zorgen over het openbaar vervoer op het platteland. Van de GroenLinks-fractie hoor je heel vaak dat het altijd de bus moet zijn en geen vervangende taxi of wat dan ook. Dat vindt deze fractie geen goed openbaar vervoer. Is de fractie daarin nog steeds zo star? Goed openbaar vervoer vinden wij belangrijk, maar het mag verschillende vormen hebben. Mag dat wat de GroenLinks-fractie betreft ook?

MevrouwVos(GroenLinks)

Ik ben mij er niet van bewust dat wij daar star in zijn. Natuurlijk kan het in sommige gevallen ook een kleiner busje of een taxi zijn. Alleen mag het niet zo zijn dat er geen enkele reguliere verbinding is, zoals in veel kernen voorkomt. Er is een probleem als men voortdurend moet bellen of er een taxi beschikbaar is, terwijl er structureel geen openbaar vervoer is. Helaas moet ik constateren dat het wat dit betreft elk jaar achteruitholt. De bezuinigingen slaan hier keihard toe. Dat vind ik, eerlijk gezegd, dramatisch.

Voorzitter. Deze minister zou zich veel harder moeten inspannen voor de sociale zaken. Ik denk natuurlijk aan het openbaar vervoer, maar ook aan zorg, welzijn, wonen, de publieke diensten. Dat beroep doen wij op hem. Wij verzoeken hem dat in toetsbare beleidsdoelen om te zetten, want dat is een cruciaal onderdeel van vitaliteit van het platteland.

Er zijn te weinig mogelijkheden om de economie op het platteland te vitaliseren en te vernieuwen. Mijn fractie mist wat de landbouw betreft zeer sterk een beleid gericht op mogelijkheden om als ondernemer duurzamer te werken. Ik doel dan op een beleid gericht op stimulering van duurzame landbouw. Dat zou nu juist onder het motto van de minister "zorgen dat" thuishoren. Het lijkt erop alsof deze minister vindt dat er geen subsidies meer verstrekt moeten worden. Hij wil een aantal dingen via Europa regelen. Verder vindt hij dat iedereen zich vooral moet houden aan wet- en regelgeving. Wij zijn bang dat het op deze manier fout gaat lopen met de inzet naar meer duurzame landbouw. Eerder hebben wij al gezegd dat het teleurstellend is dat de minister op dat punt geen nieuwe initiatieven neemt. Er is weldegelijk ruimte voor de hervorming van het landbouwbeleid. Waarom wil de minister niet nu al meer gelden inzetten voor de stimulering van duurzame landbouw en de stimulering van biologische landbouw? Wij vinden het een gemiste kans dat de minister dat niet wil doen.

Verder is het mij opgevallen dat de minister EU-geld wil inzetten voor agrarische bedrijven die in probleemgebieden zitten, waar juist het agrarische bedrijfsleven van belang is voor bijvoorbeeld het behoud van karakteristieke landschappen en voor natuur. Dat vindt mijn fractie op zich prima. Ik heb daar wel een vraag over, omdat de minister zegt dat de provincies voor 1 oktober 2004 voorstellen moeten doen voor een begrenzing of een herbegrenzing van de probleemgebieden. Hoe staat het daarmee? Wat zijn de criteria voor dit type probleemgebieden? Ook als het gaat om andere economische activiteiten op het platteland is de vraag wat de minister te bieden heeft aan initiatiefnemers op dat terrein. De minister spreekt van een stimuleringsimpuls sociale infrastructuur. Kan de minister concreter maken wat hij daarmee bedoelt? Hij verwijst wel naar de investeringsbudgetten landelijk gebied die op termijn vrijkomen, maar daar is nu nog te weinig duidelijkheid over. Wat heeft de minister het komende jaar te bieden aan zowel agrarische ondernemers als andere ondernemers die met vernieuwende initiatieven komen? Welke fondsen en welke middelen heeft hij voor hen beschikbaar.

Voorzitter. Wat mijn fractie betreft zou het heel goed zijn om het buitengebied meer open te stellen voor recreanten. Het aanleggen van fietspaden en wandelpaden zou een belangrijke bijdrage kunnen zijn aan recreatiemogelijkheden. Wat gaat de minister doen om dit te stimuleren en mogelijk te maken?

MevrouwSnijder-Hazelhoff(VVD)

Voorzitter. Bij de presentatie van de Agenda Vitaal Platteland luidde de kop: "Inspelen op veranderingen". Het kabinet wil daarbij vooral de andere overheden de ruimte bieden om op gebiedsniveau tot een integrale aanpak te komen. Een integrale rijksvisie wat betreft de economische, ecologische en sociaal-culturele aspecten van het platteland.

Voorzitter. Het platteland verdient het om een belangrijke plaats te krijgen in het rijksbeleid. De VVD vindt het uitbrengen van een Agenda Vitaal Platteland daarom een goed initiatief. Tal van ontwikkelingen zorgen ervoor dat het platteland in hoog tempo van karakter verandert. Vaak hebben de ontwikkelingen een eigen dynamiek. Het Rijk kan hierbij gewenste ontwikkelingen stimuleren, waarbij het uitgangspunt "centraal wat moet en decentraal wat kan" de basis vormt voor de nota. Dat spreekt de VVD op zich aan.

Wanneer wij echter de nota in haar geheel beoordelen, zoals wij na lezing hebben gedaan, dan wordt er vanuit de ontwikkelings- en vernieuwingsgedachte niet helder gemaakt wat er daadwerkelijk dient te gebeuren. We zien een waslijst met een groot aantal doelen, waarbij bij verschillende zaken de integrale afweging ontbreekt. We zien vervolgens dat een heldere uitvoeringsstrategie van het meerjarenprogramma ontbreekt, met name waar het gaat om instrumenten, financiering en de noodzakelijke aanpassing van knellende regelgeving. De VVD heeft dan ook enige twijfel over de extra impulsen die de titel van de nota suggereert. Het beleid dat betrekking heeft op het platteland, wordt integraal samengevat. Dat is een heel mooi streven. Maar echt nieuwe ontwikkelingen worden in de nota niet beschreven. Het natuurbeleid is immers bestaand beleid. Wat het economische deel betreft hebben ondernemers vooral baat bij een goed ondernemersklimaat met zo min mogelijk belemmeringen en bureaucratie. Maar ook dat was al een gegeven voor ons.

Voorzitter. Ik loop graag drie hoofdpunten langs die voor een vitaal platteland belangrijk zijn. Dat zijn de economie, de natuur en de cultuurlandschappen.

Ik begin met de visie op het economische deel. Wat ons betreft ontbreekt in de Agenda Vitaal Platteland een goede visie op de versterking van de economische dragers van het platteland. Ik wil daarbij eerst ingaan op de positie van de landbouw als grootste grondgebruiker van het platteland. De agenda beschrijft de ontwikkeling naar een brede plattelandseconomie en spreekt over de transitie naar een duurzame landbouw. Vastgesteld kan echter worden dat ondernemers in de land- en tuinbouw daar al volop mee bezig zijn. Ontwikkelingsrichtingen zoals schaalvergroting en talloze vormen van verbreding zijn overal al herkenbaar. Op de betekenis van de echte productielandbouw voor de plattelandseconomie als zodanig wordt echter in de nota onvoldoende ingegaan.

Ook de positie van de grootschalige landbouwgebieden ontbreekt in de nota. Juist deze gebieden zullen op korte termijn in het kader van de hervorming van het EU-landbouwbeleid zwaar onder druk komen. De productielandbouw is in deze gebieden nog steeds de belangrijkste drager van de plattelandseconomie. De VVD is dan ook van mening dat hier een meer constructieve, duidelijke visie over dient te komen. Vooralsnog lijkt er vooral te worden gesproken over bestaand beleid. De VVD wil dan ook graag dat de minister met een duidelijke visie op de grootschalige landbouw komt.

Ook wat de recreatie- en toeristische sector betreft staan er niet zoveel nieuwe aanknopingspunten in de nota. De nota geeft alleen aan waar medegebruik van het landelijk gebied mogelijk is en spreekt over de aanleg van wandel- en fietspaden. Dat betekent dat het genieten op zich kan beginnen maar het ruimte geven aan de recreatieondernemer ontbreekt. Ruimte dus voor ondernemers, agrarisch maar ook voor recreatie. Willen we, voorzitter, het landelijk gebied vitaal houden, dan zal daadwerkelijk ruimte moeten worden geboden aan ondernemers. De VVD wil dan ook dat de mooie woorden worden omgezet in daadkracht om het platteland krachtig te houden. Dit betekent: minder maar wel helderder regelgeving.

Op het moment worden grote delen van het platteland geteisterd door strenge en belemmerende regelgeving. Ik noem de vogel- en habitatrichtlijn, de mestregelgeving en de langdurige vergunningsprocedures. De VVD vraagt dan ook aan het kabinet om daadwerkelijk de snoeischaar te zetten in deze belemmeringen. De ambitie van het kabinet is er, maar in de nota hebben wij daar onvoldoende van teruggezien.

Er dient ruimte te zijn voor de bestaande grootschalige landbouw. Deze moet door kunnen, met het oog op de toekomst. Deze heeft ruimte nodig voor schaalvergroting en om te kunnen anticiperen op het nieuwe, gemeenschappelijke landbouwbeleid en de liberalisering van de wereldhandel. De VVD is van mening dat de rol van de grootschalige landbouw onderbelicht is. Deze landbouw speelt een belangrijke rol in de agri-food keten, die voor Nederland van belang is als basis, zoals blijkt uit de cijfers uit de notitie "Het Nederlandse agrocluster in kaart". Structuurverbetering en landinrichting kunnen behulpzaam zijn en faciliteiten bieden voor schaalvergroting in de desbetreffende gebieden. Wij horen graag de mening van de minister over de brief van de noordelijke provincies, Flevoland en Zeeland, waarin meer aandacht wordt gevraagd voor deze vorm van landbouw. Is de minister bereid om de instrumenten landinrichting en vrijwillige kavelruil in te zetten voor de agrarische structuur in deze provincies?

Er is wat ruis dat er op dit moment alleen landinrichtingsprojecten in gang kunnen worden gezet waarbij een groot deel van het budget is gerelateerd aan de ecologische hoofdstructuur, en dat dit ook geldt voor oude projecten die mogen worden afgemaakt. Wij hopen dat deze ruis niet op waarheid berust.

Door een aantal provincies zijn in gesprekken met ons opmerkingen gemaakt over het stopzetten van de bosaanleg, ook in relatie met landinrichting. Wij vinden dat afspraken die reeds zijn gemaakt, dienen te worden nagekomen. De overheid moet een betrouwbare partner zijn en niet halverwege het beleid wijzigen waar zij aan begonnen is, of in ieder geval afmaken waar afspraken over zijn gemaakt.

Is het inzet van het beleid om de oude, lopende landinrichtingsprojecten zo snel mogelijk af te handelen? Hoeveel budget is hiervoor beschikbaar? Is dit voldoende? Ik vraag dit ook, omdat het naar onze mening voor het nieuwe ILG-budget van belang is dat wij de oude landinrichtingsprojecten kwijt zijn, zodat wij met een schone lei kunnen beginnen.

In andere gebieden dan de grootschalige landbouwgebieden op het platteland zoeken bedrijven hun toekomst in verbreding en het ontwikkelen van nieuwe activiteiten. Dit soort initiatieven komen uit de ondernemers en zijn op zichzelf heel positief. De overheid dient hiervoor een behoorlijk instrumentarium te bieden. Het kan toch niet zo zijn dat een gemeente heel moeilijk gaat doen, wanneer een agrariër een zorgboerderij wil opstarten, omdat er een agrarische bestemming is? Deze ondernemers horen aan de ene kant van de overheid dat zij moeten verbreden, maar dat wordt aan de andere kant belemmerd bij het afgeven van de vergunning. Wij verwachten actief beleid in plaats van een knellende overheid.

Ik heb een aantal opmerkingen over de financiële middelen voor de uitvoering van de nota, te weten het ILG. Mijn fractie vindt dit een goed initiatief, omdat er middelen worden ontschot en er met integrale programma's en middelen gewerkt kan worden. Provincies zijn als regisseur van het gebiedsgerichte beleid verantwoordelijk voor het realiseren van de vastgestelde rijksdoelen. Er is in totaal ruim 700 mln euro als investeringsbudget beschikbaar. Dit is een optelsom van rijksbudgetten en geldstromen die nu reeds aanwezig zijn, maar die in het ILG integraal kunnen werken.

Bij de VVD-fractie rijst wel de vraag of de ambities van de nota voor wat wij willen met het ILG, wel in verhouding staan met het budget. Zijn het doel en het budget wel in verhouding met elkaar?

Volgens mijn fractie moeten er heldere kaders worden gegeven bij decentralistie van beleid, wanneer er rijksdoelen dienen te worden uitgevoerd. Er dient helderheid te zijn over het doel en het gewenste resultaat. Ook al is er vertrouwen in de decentralisatie, diverse maatschappelijke organisaties hebben er in de inspraakronde op gewezen dat dit een zorgpunt is. Hoe staat het dus met de toetsingscriteria, wie bepaalt het resultaat en hoe wordt er afgerekend? Dienen belanghebbenden te gaan shoppen bij de provincie? Hoe zal het geld worden toegekend? Hoe ligt de verdeelsleutel precies? Is het geld voornamelijk beschikbaar voor natuur? Dat legt namelijk reeds een groot beslag op die 700 mln euro. Komen de economische sectoren dan nog aan bod? Wat gebeurt er met de Europese fondsen? Welke positie neemt het programmabeheer in? Zitten bijvoorbeeld de POP-middelen hierin verwerkt of wordt dat een opplussing? Welke rol speelt de omzetting van het EU-landbouwbeleid naar dit EU-plattelandsbeleid volgens de minister en wanneer denkt hij daarover duidelijkheid te kunnen geven? Dat is immers een wezenlijk onderdeel van het realiseren van de doelen uit deze nota.

Er is ook nog een vraag die tijdens het gesprek is gerezen en waarover wel duidelijkheid moet zijn. Hoe staat het met de thans voorgestane invulling van het ILG in relatie tot de discussie die in Europa wordt gevoerd over de nieuwe kaderverordening platteland? Past ons nieuwe plattelandsbeleid op de eventuele uitkomsten van de nieuwe kaderverordening? Zijn er, als dat zo blijkt te zijn, voldoende middelen voorhanden om straks te kunnen cofinancieren?

Nog één opmerking in dit blok over de leegkomende bebouwing. Door veranderingen en schaalvergroting in de landbouw komen er op het platteland veel leegstaande gebouwen. Hier dienen ondernemers nieuwe bedrijven in te kunnen vestigen, die echter niet belemmerend mogen zijn voor de huidige ondernemers. Gemeenten dienen dus soepel om te gaan met een bestemmingswijziging, maar alert te zijn op verrommeling.

Dan het blok natuur, een heel wezenlijk onderdeel van het platteland. De VVD-fractie is blij met de ruime aandacht voor natuur, maar vindt wel dat dit niet belemmerend mag werken op de economische bedrijvigheid op het platteland. Er dient dan ook steeds een goede afweging te zijn tussen de consequenties en de andere functies op het platteland. Ook dienen, gelet op onze financiën, reële ambities te worden gesteld.

Dan de robuuste verbindingen. Kiezen voor een robuuste EHS betekent versterking van de ruimtelijke samenhang. De robuuste verbindingen maken daar onderdeel van uit. Een aantal provincies heeft kritiek op het loslaten van de oude verbindingszones. Aandachtspunt daarbij is dat in het verleden gemaakte afspraken met bedrijven naar de mening van de VVD toch nagekomen moeten worden. De robuuste verbindingen dienen meegenomen te worden met de herbegrenzing van de EHS – zo is het volgens mij ook aangegeven – en dienen niet direct planologische doorwerking te krijgen. De herbegrenzing en de aanwijzing van de robuuste verbindingen dienen in goed overleg met betrokkenen plaats te vinden. Ik geef een voorbeeld. De provincie Limburg heeft ons een brief doen toekomen en heeft ons erop gewezen dat bij de herbegrenzing zowel naar de ecologische als naar de economische aspecten moet worden gekeken. Dat is ook steeds de inzet van de VVD geweest: bij die herbegrenzing bekijken of het mogelijk is om een aantal bedrijven net buiten de begrenzing te laten.

De heerVan der Vlies(SGP)

Ik herinner mij dat een motie van mij over die robuuste verbindingen door de Kamer is aangenomen, met steun van de VVD-fractie. Moet ik nu begrijpen dat de VVD-fractie twee jaar later toch wat ruimte voor provincies vraagt om daar "genuanceerd" mee om te gaan? Lopende verplichtingen zijn één en goed overleg is twee. Dat heb ik ook altijd bevorderd, maar de kern ervan was het voor de ecologische hoofdstructuur, met alles erop en eraan, zo effectief mogelijk benutten van het beschikbare geld. Blijft u daarbij of verwijdert u zich daarvan?

MevrouwSnijder-Hazelhoff(VVD)

Eerst kopen wat wij met elkaar hebben afgesproken in de EHS, maar dit is gewoon vooruitlopend omdat de provincies nu kritisch naar de begrenzing kijken.

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

Dit punt luistert nogal nauw. De motie-Van der Vlies is een paar jaar geleden bij de begrotingsbehandeling ingebracht, maar ook vorig jaar werd die motie bij de begrotingsbehandeling nog ondersteund. Toen hebben wij daar nog uitvoerig met elkaar over gesproken. Ik merk nu toch een andere uitleg van de kant van de VVD-fractie. Staat u nu nog achter de oorspronkelijke strekking van de motie of gaat u daar nu van weg?

MevrouwSnijder-Hazelhoff(VVD)

Daar heb ik "ja" tegen gezegd, maar daar ga ik in mijn verhaal helemaal niet op in. Het gaat puur om het herbegrenzen van de gebieden. Ik heb het absoluut niet over de vraag wat wij eerst aankopen.

De heerVan der Ham(D66)

U zegt dat wij het vooral decentraal moeten regelen. Stel dat de provincies zeggen dat zij het geld gaan besteden aan robuuste verbindingen. Die mensen zijn tenslotte ook gekozen in provinciale staten. U zegt dat dit niet decentraal mag gebeuren. Dat is toch ook een beetje betuttelend? Dat mogen zij toch zelf weten?

MevrouwSnijder-Hazelhoff(VVD)

Ik zeg helemaal niet dat provincies dat niet mogen. Als er afspraken zijn gemaakt, moeten ze worden nagekomen.

De heerVan der Ham(D66)

Ook als er geen afspraken zijn en als de provincies nieuwe afspraken willen maken?

MevrouwSnijder-Hazelhoff(VVD)

Wij hebben afgesproken dat wij de EHS zullen uitvoeren. Dat is de eerste prioriteit. Dat hebben wij ook uitgesproken in de motie-Van der Vlies. Laat dat duidelijk zijn: daar blijven wij bij.

MevrouwVos(GroenLinks)

Ik ben blij dat u het belang van de robuuste verbindingszones benadrukt. Dat vind ik een mooi geluid vanuit de VVD-fractie. Betekent dit niet dat er middelen voor beschikbaar moeten zijn?

MevrouwSnijder-Hazelhoff(VVD)

Die middelen zijn er nu nog niet. Op zichzelf zijn wij blij met die robuuste verbindingszones, want dat geeft een robuuster beeld met minder knelpunten. Ik heb het nu alleen niet over aankopen. Ik zei dat het beleid verschoven is van de kleinere ecologische verbindingszones naar de robuuste verbindingszones. Daar hebben de provincies ons op aangesproken. Zij vinden dat de minister op dat punt het beleid moet loslaten. Zij hebben al afspraken gemaakt over de kleine ecologische verbindingszones en zij zien nu dat de minister die niet meer financiert. Wij zeggen dat de minister afspraken die zijn gemaakt moet nakomen.

MevrouwVos(GroenLinks)

Dat betekent dat de minister die financiering moet zeker stellen. Betekent dat niet dat er meer geld nodig is?

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

Waar komt dan dat bedrag van 27 mln vandaan?

MevrouwSnijder-Hazelhoff(VVD)

Ik heb het over de kleinere verbindingszones die eerst in de plannen zaten. Daar hebben provincies met een aantal boeren afspraken over gemaakt. Wij zeggen dat afspraken die met de boeren zijn gemaakt over de kleinere verbindingszones moeten worden nagekomen. Ondernemers mogen niet de dupe worden van een beleidswijziging.

Voorzitter. De zogenaamde "ruime jas"-gebieden hebben een agrarische bestemming en dienen die ook te behouden. Dit zijn dus geen ecologische hoofdstructuurgebieden. Ons bereiken berichten uit het veld dat lokale overheden deze gebieden toch interpreteren als natuurgebied. Dat zorgt voor problemen bij ondernemers. De VVD-fractie is van mening dat hier het "ja, tenzij"-principe c.q. het "ja, mits"-principe dient te worden gehandhaafd.

Natuurontwikkeling betekent ook onderhoud. Voor de natuur is het nodig dat er borging van de kwaliteit is. Zelfs nu al zie ik natuurgebieden waar distels de overhand hebben. Dit staat voor mij ver af van de definitieve natuurontwikkeling. Het zorgpunt is dan ook of het budget dat straks in het ILG zit in de toekomst voldoende is om de kwaliteit van de natuur te waarborgen. Er is al door meer sprekers op gewezen.

Er is een duidelijke rol voor natuur, nationale landschappen. Wij zijn echter bezorgd over het behoud van cultuurlandschappen, zeker in de kleinschalige gebieden waar landbouw de komende jaren zal afnemen. Het kabinet heeft een duidelijke keuze gemaakt voor twintig nationale landschappen met een budget van 30 mln euro voor de komende drie jaar. Kan de minister uitleggen wat dit betekent? Een bedrag van 30 mln over drie jaar is 10 mln per jaar voor 20 nationale landschappen. Wat moeten wij ons daar bij voorstellen? Welk doel heeft de minister? Hoe ziet de tijd er na deze periode van drie jaar uit? Is hiermee wel een echte keuze voor deze landschappen gemaakt? Hetzelfde geldt voor het aanwijzen van de probleemgebieden. 40.000 ha met € 94 per hectare als ondersteuning. Wij lezen dat dit een tijdelijke maatregel is. Een bedrag van € 94 lijkt ons erg weinig om zoden aan de dijk te kunnen zetten. Denkt de minister echt dat wij hiermee boeren in het veenweidegebied kunnen behouden? Hoe zal dit er in de toekomst uitzien?

De VVD-fractie wil haar zorg uitspreken over het cultuurlandschap zoals de oostelijke zandgebieden, de Achterhoek en Twente; een landschap zoals wij het wensen met boeren en met koeien in de wei. Hoe kan dit met behulp van de Agenda Vitaal Platteland gestalte krijgen? Dit is misschien een goede aanzet om in te gaan op de rol die u hier ziet weggelegd voor het programmabeheer.

Het zal duidelijk zijn dat de VVD-fractie het uitbrengen van deze nota en het agenderen van het platteland als aandachtspunt door dit kabinet van harte ondersteunt, maar uit mijn vragen en opmerkingen kunt u opmaken dat wij ons grote zorgen maken of de ambities voor het vitaal houden en maken van het landelijk gebied wel kunnen worden verwezenlijkt. Belangrijke vragen zijn in dit kader: wat zijn de doelen en hoe kunnen wij de uitwerking van deze nota ter hand nemen.

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

Ik wil nog een vraag stellen over de nationale landschappen. Niet alleen uit Overijssel, maar ook uit andere provincies, krijgen wij signalen waaruit blijkt dat men zich zorgen maakt over de keuze voor alleen grondgebonden landbouw. Is mevrouw Snijder het ermee eens dat er ook plaats moet zijn voor gemengde bedrijven en andere sectoren op basis van kwaliteitseisen die in het gebied worden opgesteld?

MevrouwSnijder-Hazelhoff(VVD)

Bedrijven die nu al in die gebieden zijn gevestigd, moeten de ruimte krijgen als zij voldoen aan de voorwaarden die wij hebben gesteld. Zij moeten zich dan verder kunnen ontwikkelen, want zij maken nu al onderdeel uit van het landschap dat wij als nationaal landschap hebben ingekleurd.

De heerSlob(ChristenUnie)

Voorzitter. Als woordvoerder van een niet-coalitiepartij heb ik even geaarzeld, maar ik wil toch beginnen met een compliment aan het adres van de minister voor de Agenda Vitaal Platteland. Het is natuurlijk niet zo moeilijk om uitgebreid aandacht te besteden aan de zaken die er niet in staan, maar als je kijkt naar het verleden, is het toch goed dat er nu een agenda ligt en dat er in ieder geval een poging is ondernomen om die te schrijven op basis van een visie op het platteland die zich richt op de economische, ecologische en sociaal-culturele aspecten van het landelijk gebied.

De titel Inspelen op veranderingen vind ik niet echt spetterend. Aan de andere kant is die raak gekozen, zeker als je terugkijkt. Ik zeg dit op de dag dat bekend is geworden dat oud-hoogleraar agrarische geschiedenis Slicher van Bath is overleden. Op het platteland is er heel veel veranderd. De plattelandssamenleving was lange tijd vrij uniform en overzichtelijk, maar zij is intussen veranderd in een heterogene samenleving waarin allerlei actoren wonen en zich bewegen. Het platteland verandert steeds meer van een productieruimte in een consumptieruimte, ook al is ruimtelijk gezien de landbouwproductie nog altijd de belangrijkste functie met alle gevolgen van dien voor de plattelandssamenleving.

De vele functies van het platteland, veelal complementair maar niet altijd, brengen steeds meer tegenstrijdige ruimteclaims met zich mee. Hier komt bij dat het platteland steeds minder los van stedelijk Nederland kan worden gezien. Wij weten ook dat steeds meer stedelingen hun weg hebben gevonden naar het landelijk gebied met alle gevolgen van dien voor de sociale leefbaarheid en de cohesie, ook al is dat moeilijk te kwantificeren.

Gecombineerd met de eisen van de maatschappij en van Europa staat het platteland in het algemeen en de landbouw in het bijzonder momenteel voor een grote veranderingsopgave in het landelijk gebied. De Agenda Vitaal Platteland probeert een antwoord te geven op de vele ontwikkelingen en uitdagingen waarvan ik er zojuist al enkele schetste. De fractie van de ChristenUnie vind het van belang dat het plattelandsbeleid voor de komende jaren zodanig wordt vormgegeven dat de kwaliteit en de leefbaarheid van het landelijk gebied gewaarborgd en versterkt worden. Het is dan logisch dat er bijzondere aandacht wordt geschonken aan de grondgebonden landbouw als een van de primaire dragers van het landschap, maar het gaat natuurlijk niet alleen om de taak en de plaats van de landbouw, hoe belangrijk die ook zijn. Ook het voorzieningenniveau, ik denk dan aan het postkantoor, de huisarts, de politiepost, enz., is van belang voor de leefbaarheid en zaken als het openbaar vervoer verdienen onze aandacht. Wat betreft het laatste hebben wij ons een aantal keren verzet tegen bezuinigingen van het Rijk. Die hebben namelijk behoorlijk wat consequenties gehad voor het al niet al te ruime OV-aanbod in het landelijk gebied. Dat werd erdoor verder verschraald.

Er is een heel ruime inspraakronde geweest. Wij hebben dat zelf zeer op prijs gesteld. Wij konden niet altijd persoonlijk aanwezig zijn, maar uiteraard hebben wij kennisgenomen van de gesprekken die de Kamer heeft gevoerd, en van de heel uitgebreide brieven en notities die naar ons toe zijn gekomen. Ons is opgevallen dat de uitgangspunten en de hoofdlijnen van de Agenda Vitaal Platteland over het algemeen positief zijn ontvangen. De uitgangspunten zijn vooral samengevat in "kreten"– dat moet men niet als een negatieve kwalificatie zien – zoals "van zorgen van naar zorgen dat" en "centraal wat moet en decentraal wat kan". De ontwikkelings- en gebiedsgerichte aanpak zijn over het algemeen goed ontvangen. De concreetheid van de nota is iets minder goed ontvangen. Ook wordt de vraag gesteld of er wel voldoende financiële middelen worden gekoppeld aan de doelen die in de nota worden gesteld.

Zelf denken wij dat de Agenda Vitaal Platteland in principe een goede richting aangeeft. Het Rijk regelt wat nodig is; gemeenten en provincies krijgen een grotere rol. Initiatiefnemers krijgen meer ruimte. In het meerjarenprogramma worden vervolgens de algemene instrumenten, te weten geld en regelingen, in het vooruitzicht gesteld. Daarbij is het wel van belang dat het meerjarenprogramma zo concreet mogelijk is. Velen hebben de vinger daarop gelegd. Het is van belang dat het Rijk taakstellend heel concreet aangeeft om welke instrumenten het gaat, om welke budgetten en waar en onder welke condities die te krijgen zijn. Naar ik meen heeft de Raad voor het Landelijk Gebied dit gezegd. Waar het Rijk zicht terugtrekt en het ruimtelijk beleid decentraliseert, dient geen ruis te ontstaan. Gecontroleerd terugtrekken moet daarom gewoon het devies zijn. Op de cruciale punten moet het vlaggetjes uitzetten. Het moet bovendien duidelijk zijn in het decentraliseren en adresseren van verantwoordelijkheden.

Ook is van belang dat gaten tussen de ambities en de mogelijkheden om tot uitvoering te komen, wel worden gedicht. Ons valt toch wel op dat tussen uitgesproken doelen en toegezegde middelen enigszins frictie zit. Ik noem één voorbeeld, te weten het GIOS (Groen in en om de stad). Daarvoor wordt een bedrag gereserveerd van 20 mln, maar naar verwachting is dat toch te weinig om bijvoorbeeld het recreatief groen in de Randstad te realiseren terwijl dat hard nodig is. Op dat punt willen wij graag een reactie van de minister hebben.

De grondgebonden landbouw staat onder druk, omdat enerzijds de marges steeds kleiner worden en anderzijds de implementatie van de nitraatrichtlijn en, over niet al te lange tijd, de implementatie van de Europese kaderrichtlijn water voor de nodige hoofdbrekens zorgen. Schaalvergroting en verbreding zijn wegen die worden bewandeld om te ontsnappen aan de schaarbeweging tussen in- en outputprijzen. Wij roepen de minister op om meer te doen aan structuurverbetering voor bedrijven. Bovendien willen wij meer aandacht voor de groene diensten. In de Agenda Vitaal Platteland wordt de nodige aandacht gegeven aan de verbreding en de groene diensten, maar graag zien wij dat de minister meer zal experimenteren met bijvoorbeeld agrarisch natuurbeheer. Daardoor kan dit op meer plaatsen in ons land een integraal onderdeel worden van agrarische bedrijfsvoering.

Onlangs heeft de Europese Commissie het voorstel voor de plattelandsverordening 2007-2013 gepresenteerd. Daarin worden drie hoofddoelen uitgewerkt: versterking van concurrentiepositie van de landbouw, beheer, en economische diversificatie van het platteland. Daarbij is het mogelijk om 60% van het POP-geld in te zetten voor versterking van de landbouwsector. Is de minister van plan die 60% hiervoor daadwerkelijk in te zetten? Zoals hij zal begrijpen acht mijn fractie het van belang om de beschikbare middelen uit Europa, waarmee invulling wordt gegeven aan de zo belangrijke tweede pijler van het GLB, zo veel mogelijk aan te wenden voor de grondgebonden landbouw. In verband met de cofinanciering zal dat overigens ook wat nationale middelen vergen.

Mevrouw Snijder had het al over de westelijke veenweiden. Ons heeft een noodkreet bereikt van de burgemeesters van de gemeenten die in die gebieden liggen. Het was niet voor het eerst dat wij zo'n noodkreet ontvingen; de burgemeesters hebben al vaker met enige kracht aan de bel getrokken. Op het document dat wij kregen, stond niet voor niets in rode letters "herhaling". Wij willen een reactie van de minister krijgen op het pleidooi om de subsidieregeling voor landbouw met natuurlijke handicaps sneller en ruimhartiger in te voeren in de veenweidegebieden. Moet het subsidiebedrag van € 94 per hectare als een eerste stap worden beschouwd of is dat het definitieve eindbedrag?

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

De heer Slob heeft het over de veenweidegebieden, over de natuurlijke handicaps. Ik vind eigenlijk dat wij het over de natuurlijke kroonjuwelen zouden moeten hebben, want het zijn ontzettend mooie gebieden. Wij hebben op andere plekken in het land ook een veelvoud aan dit soort gebieden. De heer Slob vraagt om een verhoging van het bedrag, maar in Overijssel en Gelderland bestaan ook veel van dit soort gebieden. Wil de heer Slob dat dit bedrag wordt verhoogd of wil hij aan de minister vragen of hij de andere gebieden ook in overweging neemt?

De heerSlob(ChristenUnie)

Dit soort interrupties zijn altijd mooi, want daardoor heb je meer tijd.

De voorzitter:

Dat is nog maar de vraag natuurlijk. U gaat rechtstreeks in op de interventie van mevrouw Schreijer.

De heerSlob(ChristenUnie)

Ik heb u vaker als voorzitter zien functioneren. Volgens mij was u altijd zeer lankmoedig als het om dat soort dingen ging, maar er kan iets veranderd zijn.

Het voorbeeld van de westelijke veenweidegebieden maakt de problematiek duidelijk. Uiteraard spreekt het voor zichzelf dat er in dit land andere gebieden zijn die met de zelfde knelpunten kampen. Mijns inziens is het van belang dat wij daar gezamenlijk over nadenken. Als mevrouw Schreijer als vertegenwoordigster van de CDA-fractie mogelijkheden ziet om daar extra geld voor beschikbaar te stellen, is dat mooi, want dan kunnen wij samenwerken.

De heerVan der Ham(D66)

Ik heb hierover een vraag in aansluiting op de vraag van mevrouw Schreijer-Pierik. Ik kom zelf uit de veenweidegebieden in het westen van Nederland. Zij zijn omringd door steden. De veenweidegebieden vormen dus een bedreigd stukje groen. In Overijssel is dat anders, want daar is meer ruimte. Stel dat er financiële middelen waren – ik weet ook niet waar die te vinden zijn – wil de heer Slob dan een onderscheid maken tussen bedreigde stukken groen in een stedelijke omgeving en plaatsen die minder bedreigd worden? Zou hij voor die plaatsen minder geld willen uittrekken?

De heerSlob(ChristenUnie)

Dit is ook extra tijd. Ik vind dat je inhoudelijk moet bestuderen of het op dergelijke plaatsen in Nederland verantwoord is. De westelijke veenweidegebieden vragen niet alleen om meer geld, maar ook om een inhoudelijke aanpak. Straks zeg ik nog iets over de aandacht die in de Agenda Vitaal Platteland is besteed aan water. Dat is vooral voor die gebieden een kwetsbaar punt.

Wij horen graag wat de reactie van de minister is op het voorstel van LTO om een studie te doen naar gebieden die als probleemgebied kunnen worden aangemerkt, want Nederland heeft nog ruimte met het oog op de percentages die daarvoor gelden en met het oog op wat uiteindelijk, zogezegd, tot de mogelijkheden behoort.

Wij vinden het samenbrengen van alle financiën in een enkel investeringsbudget voor het landelijk gebied een goede stap. De concrete doorwerking van de afspraken tussen het Rijk en de provincie op andere overheden als waterschappen en gemeenten is in onze ogen onderbelicht. Aan de andere kant is het zaak dat er niet te veel toetsingscriteria komen in het budget voor het landelijk gebied. Het blijft dus zoeken naar het juiste evenwicht, want het mag ook geen bureaucratisch gedrocht worden.

De Dienst landelijk gebied doet de aankopen in het kader van de ecologische hoofdstructuur. Daarbij dragen de provincies nog veel verantwoordelijkheid voor het verwezenlijken van de ecologische hoofdstructuur. Wat gaat de minister doen om ervoor te zorgen dat de afstemming tussen de Dienst landelijk gebied en de provincies goed is in verband met de aankopen in het kader van de ecologische hoofdstructuur? Goede aansturing van de Dienst landelijk gebied en duidelijke prestatieafspraken tussen het Rijk en de provincies zijn in onze ogen nodig.

Aan water had van ons meer aandacht mogen worden besteed in de Agenda Vitaal Platteland. Water is in ons land een van de belangrijke ordenende principes. Er lijkt op het vlak van water ook frictie te bestaan tussen de ambities en de beschikbaarheid van financiële middelen. Ik geef daarbij twee voorbeelden die ons zijn opgevallen. Door verwezenlijking van natuurdoelen kan planschade ontstaan. Waar zijn de financiën om de planschade te compenseren? Het rijksbeleid voor herstel van de zoet-zoutgradiënten, onder andere het Haringvliet, vraagt om voorraadberging om verzilting tegen te gaan. Hiervoor dient na een kosten-batenanalyse een bedrag op de rijksbegroting gereserveerd te worden.

Verder brengt de implementatie van de EKW extra ruimtebeslag mee. Wij hebben het idee dat daaraan voorbij wordt gegaan in de Agenda Vitaal Platteland.

Ik sluit mijn bijdrage in eerste termijn af. Het is van belang dat wij waar de mogelijkheden er zijn, proberen om de Agenda Vitaal Platteland verder te verbeteren op de punten waarvoor ik in eerste termijn aandacht heb gevraagd, waarvan wij denken dat er nog witte vlekken zijn. Ook van belang is dat wij daadwerkelijk energiek en voortvarend daarmee aan de slag gaan. Dat is niet alleen een zaak voor de bestuurders, hoe belangrijk ook de rol is die zij daarin hebben. Dat zijn dan de minister en zijn ambtenaren, de provincies, de gemeenten, de waterschappen. Het is ook van belang dat de boeren, de burgers en de buitenlui inspanningen verrichten, creatief zijn en met initiatieven komen teneinde de kwaliteit en de leefbaarheid van ons mooie platteland, waarvoor ik aan het begin van mijn bijdrage aandacht vroeg, te verbeteren.

De heerVan der Ham(D66)

Voorzitter. Ik kom uit Nieuwkoop. Dat is in het hart van het Groene Hart. Als je daar op de dijk gaat staan, zie je precies in het klein of in het groot wat er aan de hand is met de landbouw en met het platteland, althans zeker in de Randstad. Je staat daar op de dijk en je ziet een prachtig veenweidengebied en een prachtige Nieuwkoopse Plas. Je ziet daar een dorp dat een beetje een arm dorp was toen mijn ouders er kwamen wonen, maar dat nu zo langzamerhand een villawijk aan het worden is van mensen uit de grote stad die daar gaan wonen en vervolgens werken in de stad. Op zichzelf zijn er goede busverbindingen. De Rabobank is er natuurlijk aanwezig. In het dorpje ernaast, dat Noorden heet, is dat er allemaal niet. Dat is een armer dorpje. Allerlei voorzieningen die je in Nieuwkoop hebt en had, zijn daar niet meer. Daar gaat ook niet zo vaak meer een bus naartoe. De 101 ging daar vroeger, maar die komt er nu ook niet meer. Je kunt er nu alleen nog met een taxi komen.

MevrouwVos(GroenLinks)

Dat vindt u toch fantastisch?

De heerVan der Ham(D66)

Dat vind ik mooi. Ik heb die ook heel vaak genomen toen ik naar Woerden moest.

Maar goed, je ziet twee dorpjes naast elkaar waarvan je ziet dat het platteland in de Randstad is. Het is steeds minder agrarisch en nog steeds mooi. Het is ook heerlijk om er doorheen te fietsen. Eigenlijk realiseer je je niet, als je er doorheen fietst, dat je eigenlijk door industrielandschap fietst. Het landschap is er alleen maar, omdat er nog een boer is. Het is nog steeds mooi, omdat er nog steeds boeren zijn. Maar die krijgen het steeds moeilijker. Als ik op een andere dijk in Nederland zou gaan staan, buiten de Randstad, zie je weer heel andere beelden. Dan zie je veel meer verarming van het platteland, vergrijzing ervan. Veel jongeren trekken weg naar de stad. Het is overigens een proces dat al honderden jaren gaande is en dat gaat alleen maar door.

Anderen hebben al gezegd dat er nog veel meer aan het platteland moet veranderen dan alleen maar de landbouw. Ik kan mij daar alleen maar bij aansluiten. Voor een deel kun je er ook niet zoveel aan doen en ben je afhankelijk van de toekomst van de landbouw die het land structureert. Ik vind dat in de Agenda Vitaal Platteland wat dat betreft een kans is blijven liggen. Ik concentreer mij dan alleen op de landbouw en de inrichting van het landschap. Er wordt heel veel lippendienst bewezen aan analyses die er al zijn geweest en er wordt heel weinig wenkend perspectief geboden. Ik verwijs wat dat betreft naar een aardige studie die is gedaan. Het was een wedstrijd van Habiforum. Die hebben een paar studenten de opdracht gegeven om het landschap te ontwerpen in 2121. Er kwamen prachtige studies uit, heel fantasievol, met allemaal water in plaats van landbouw in het westen van het land. Het is soms heel prettig om vanuit dat wenkend perspectief te denken. Je kunt je ook afvragen hoe de landbouw er over 50 jaar uitziet. Dat zie je in deze notitie niet terug. Ik weet wel dat niet alles maakbaar is vanuit Den Haag, maar het kan ook prikkelend werken in de zin dat het niet alleen kommer en kwel is en dat het niet alleen maar minder wordt. Er kan ook iets bij komen. Als wij bijvoorbeeld verwachten dat wij over 50 jaar een wat extensievere landbouw willen, een meer duurzame landbouw, ziet het landschap er ook anders uit. In deze agenda is te weinig vanuit dát perspectief gedacht. Waarom heeft de minister het zo gedaan? Wil hij alleen maar pragmatisch zijn? Mensen moeten toch enig gevoel krijgen dat het goed komt met het platteland en niet alleen maar minder wordt!

Ook ik heb enige argwaan bij de inzet van Nederland in Europa. Als Nederland iets wil veranderen aan het beleid, komt het vaak te laat. De Agenda Vitaal Beleid doet voorkomen alsof het allemaal uit Europa komt en ons een beetje overkomt. Dat is flauwekul. Elk land of gebiedsdeel dat proactief in dit proces zit, heeft invloed op en profiteert van het Europese beleid. Nederland is nu voorzitter. Wat heeft de minister tot nu toe ingebracht en hoe informeert het ministerie zich over het Europese beleid? Hoe worden lagere overheden daarbij betrokken? Die weten vaak heel weinig over wat er op Europees niveau speelt. Zijn zij klaar om hun plannen voor het Europese plattelandsbeleid vorm te kunnen geven en op tijd het geld binnen te halen?

Bij het wenkend perspectief gaat het vooral om inspelen op veranderingen, de ondertitel van de Agenda Vitaal Platteland. Ik vind dat jammer omdat er zo ongelooflijk veel toekomst kan zijn voor nieuwe vormen van landbouw. Ik verwijs naar een artikel in de NRC van 10 juli 2004, getiteld "Benut de bietenpulp". Dat klinkt ouderwets, maar betreft high tech toepassingen van bieten: witte biotechnologie, enzymen en genetisch gemanipuleerde gewassen die van alles kunnen betekenen o.a. om Kyoto-doelstellingen na te streven. Een dergelijke insteek mis ik in deze notitie. Alles wordt heel sectoraal benaderd. Heeft de minister bijvoorbeeld overleg gehad met het Innovatieplatform en met de minister van Economische Zaken?

Een ander voorbeeld is de duurzame landbouw. Ik lees heel weinig over agroclusters. Die worden slecht heel kort genoemd. Wat zijn de langetermijnvisies hierop? En dan de duurzame energievoorziening. In Duitsland worden er enorme zonnepanelen op braakliggende terreinen geplaatst. In Duitsland wordt immers ook veel landbouw afgebouwd. Die zonnepanelen leveren enorm veel duurzame energie op. Dergelijke ideeën vind ik niet in de notitie, terwijl deze ook alles te maken hebben met de inrichting van het landschap. Kan de minister aangeven waarom dat niet gebeurd is? Wellicht komt de minister helemaal los op dit punt.

MinisterVeerman

Reken maar!

De heerVan der Ham(D66)

U weet, minister Veerman, dat mijn verwachtingen van u nog steeds heel hoog gespannen zijn. Dat kan ook niet anders bij een coalitiepartij.

Nederland Natuurlijk heeft een brief doen uitgaan waarin een aantal opmerkingen gemaakt is over deze Agenda Vitaal Platteland. Op een aantal punten ben ik het van harte eens met deze organisatie, bijvoorbeeld de kwaliteitsborging van de EHS. Ik heb daarover al met mevrouw Schreijer gesproken. Er wordt ook gesproken over de robuuste verbindingen die daarvan een inherent onderdeel vormen. Ik wil dat beeld ondersteunen, maar hoe gaat de minister de kwaliteitsborging organiseren? Hoe wil hij de sturing op natuurdoelen, monitoring en evaluatie vormgeven? En hoe worden gemeenten en natuurorganisaties benaderd die de EHS nog te weinig in hun bestemmingsplannen hebben opgenomen? Ook mevrouw Vos sprak daarover. Aan de hand van de natuurdoelenkaart kunnen wij zien of wij daadwerkelijk op schema zitten en controleren en afrekenen op de bereikte doelen. Dat komt een beetje in de buurt van het VBTB-denken.

Wij kunnen dan ook wat beter meedenken over de prioriteiten binnen de EHS. Te vaak gaan de discussies over de hoeveelheid hectaren die is opgekocht of ingezet voor agrarisch natuurbeheer. Dat vind ik de verkeerde benadering. Het gaat erom dat wij in de bedreigde gebieden allereerst de natuur en de groene zaken veiligstellen of herstellen. Dat is soms duurder en daardoor kunnen minder hectaren aangekocht worden, maar uiteindelijk is het een betere investering. Bij de realisering van de EHS zullen wij dus eerst moeten inzetten op het hooghangend fruit, in plaats van op het laaghangend fruit. Het gaat dan dus om de Randstad en de verstedelijkte gebieden, want die zijn het meest kwetsbaar. Dan maken wij misschien wat minder hectares, maar de kwaliteit die wij willen, zal er wel zijn.

Vandaag kregen wij ook nog een brief van de regio Randstad, waarin een aantal zorgpunten stonden. Daarin stond ook dat het heel belangrijk is dat daar als eerste dingen worden gerealiseerd.

MevrouwSnijder-Hazelhoff(VVD)

Het is misschien goed als de heer Van der Ham dit nog eens goed uitlegt. Hij stelde mij zojuist namelijk de vraag of ik prioritering aanbracht in de EHS. Ik proefde daar een beetje een verwijt in. Ik hoor hem nu echter duidelijk zeggen dat de Randstad eigenlijk eerst moet en dat vervolgens pas moet worden gekeken wat er verder kan. Het zou ook eventueel een beetje kunnen worden aangepast, als de hoogwaardige natuur maar kan worden binnengehaald.

De heerVan der Ham(D66)

Dat heb ik inderdaad gezegd. Het punt is echter dat de robuuste verbindingen in de gebieden die heel kwetsbaar zijn, ook beschermd moeten worden. U maakt een onderscheid tussen EHS en robuust en ik zeg dat de minister de vrijheid moet hebben om alles wat kwetsbaar is, vooral rond verstedelijkte gebieden waar het zo onder druk staat, integraal te gaan beschermen. Daar moet u dan niet weer in gaan shoppen. Ik laat het aan de minister om dat vorm te gaan geven.

MevrouwVos(GroenLinks)

Het verbaast mij dan wel dat uw fractie verleden week heeft ingestemd met nog een extra bezuiniging van 10 mln op de ecologische hoofdstructuur. U bent zeer duidelijk in uw ambities, maar hoe is dat met elkaar te rijmen?

De heerVan der Ham(D66)

U weet ook dat dit kabinet veel meer geld uittrekt voor natuur dan vorige kabinetten. Dat mag wat ons betreft – en waarschijnlijk ook wat u betreft – nog veel meer zijn, maar dat geld is er op dit moment niet. Als het gaat om de EHS en die kleine bezuiniging van 10 mln, gaat het om de lagere grondprijzen. Dat is dus een bezuiniging die per saldo niet zo heel veel nadeel oplevert voor de doelen die wij nastreven, namelijk de ecologische hoofdstructuur realiseren in 2008. Ik zeg echter tegen de minister dat hij moet proberen zo snel mogelijk die dingen te realiseren die het meest relevant zijn. Het gaat wat mij betreft dan om EHS en robuuste verbindingen. Ik denk daarover dus anders dan CDA en VVD. Is het mogelijk om dat te realiseren?

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

Heb ik dan goed gehoord van mijn coalitiegenoot dat met name als het gaat om EHS de prioriteit in het westen van het land ligt?

De heerVan der Ham(D66)

Nee, want er zijn veel gebieden in andere delen van het land die ook bedreigd worden.

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

U zei zojuist echter: wat mij betreft in het Westen ...

De heerVan der Ham(D66)

Dat heb ik niet gezegd. Ik heb gesproken over verstedelijkte gebieden. U weet dat ook andere delen van het land verstedelijkt zijn, zoals Brabant en het Oosten van Nederland.

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

Hebt u vertrouwen in gebiedsgericht maatwerk vanuit de provincies?

De heerVan der Ham(D66)

Ja, daar heb ik zeker vertrouwen in. Ik heb ook een heel groot vertrouwen, anders dan u, mevrouw Schreijer-Pierik, in het oordeelsvermogen van deze minister – het is een CDA-minister, maar mijn grote vertrouwen heeft hij – om precies die keuzes te maken. Wat dat betreft kan het niet op met mijn kabinetssteun. Dat geldt ook voor u, mevrouw Schreijer-Pierik?

D66 is ook blij met de positie van de nationale landschappen, maar ook daarvoor geldt weer de vraag welke instrumenten de minister gebruikt om de kwaliteit te waarborgen.

Ik heb nog een paar opmerkingen over groen in en om de stad. Ik vind de suggestie van Nederland natuurlijk om de beleidsmatige en financiële scheiding tussen stad en platteland op te heffen, interessant en zeer goed. Ik zou graag willen dat de minister daarop ingaat. Wat voor overleg is er gevoerd tussen deze minister en de minister van BVK, die gaat over het grotestedenbeleid, om dit meer in elkaar te voegen? D66 vindt groen in en om de stad dus erg belangrijk. In de nota zie ik echter heel weinig terug van de doelen die bij de Randstad groenstructuur aan de orde kwamen. Die lijken een vervlogen te zijn. Deze nota is een beetje een samenvatting van allerlei andere nota's. Een aantal jaren geleden is er een mooie nota uitgekomen die "Land in de stad" heette. Dat was een nota van LNV en VROM, waarin werd voorgesteld om tot nieuwe bosbouw te komen. Het is interessant te zien dat het RIVM al een paar keer heeft aangegeven dat heel veel mensen andere doelen nastreven dan ambtenaren of politici. Opvallend is bijvoorbeeld dat zij natuur en bossen in de buurt willen hebben. Er zal aandacht moeten zijn voor de aanplant van nieuwe bossen rond verstedelijkte gebieden. Het ontbreekt in deze nota heel erg aan dat wenkend perspectief. Waar is het Amsterdamse bos? Waar is het idee in de sfeer van een "national forest" dat in Engeland op dit moment wordt ontwikkeld? Het is interessant om te zien dat een kleine stad als Alphen a/d Rijn via een enquête heeft laten blijken een bos in de buurt te willen hebben. Dat is midden in de polder. Dit soort projecten moet ruimte krijgen, ook al vinden bepaalde ecologen dat bos minder interessant dan een prachtig moeras. Ik vind dat daar zeker ruimte voor moet zijn.

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

Dit is nu precies het punt waarop ik een reactie wil van de heer Van der Ham. Voor nieuwe bosbouw is geld nodig. Ik heb uit de antwoorden van de minister begrepen dat het allemaal met geld en budgetten te maken heeft. Nogmaals, ik hoop dat de lopende projecten afgemaakt kunnen worden. Waar denkt de heer Van der Ham dat nieuwe geld vandaan te halen? Dat is mijn punt als het gaat om de robuuste verbindingszones. Het gaat om keuzes. Wij hebben maar één pot met geld uit te geven. Wij hebben te maken met zorg. Wij hebben geen geld voor oma van 85. Mijn concrete vraag aan de heer Van der Ham is: waar haalt u het geld vandaan?

De heerVan der Ham(D66)

Wij hebben het hier over een vitaal platteland en niet over bezuinigingen tot 2007. Dan zou het afgedaan kunnen worden met een kabinetsnotitie. Wij hebben het hier over ambities. Hoe willen wij dat Nederland er over een aantal jaren uitziet? Dan gaat het ook over plannen die misschien op dit moment nog niet financierbaar zijn, maar die wellicht wel onderdeel uit kunnen maken van de onderhandelingen bij een volgende coalitie. Ik nodig mevrouw Schreijer van harte uit! Hoewel, er zijn CDA'ers met wie ik het vaker eens ben, bijvoorbeeld de minister. In de nota die voorligt ontbreekt een wenkend perspectief. Misschien is er op dit moment geen geld voor, maar dat zou in de toekomst wel het geval kunnen zijn. Ik vind de nota heel beperkt in dit soort projecten. Nogmaals, het wenkend perspectief ontbreekt te veel. Ik zou daar graag wat meer ronkende verhalen van de minister over willen horen. Dat kan hij vast!

Voorzitter. Bos en bomen hebben een structurerend effect op landschap. Ook dat is een van de aanbevelingen uit de Randstad groenstructuur. Zeker in verstedelijkte gebieden kunnen bomen gebruikt worden om daadwerkelijk een groene grens te trekken. Het maakt het gemakkelijker om niet steeds over de grens te discussiëren, wat wel het geval is wanneer er een weiland ligt. Je kunt dus bomen gebruiken om ervoor te zorgen dat dingen mooi blijven. Het is wat dat betreft een ideale groene grens.

Door allerlei instanties wordt aangedrongen op experimenteerruimte voor ondernemerschap. Graag wil ik die ruimte claimen bij deze minister. Ik heb het vaak gehad over mest uitrijden. Dat soort experimenten op het platteland dragen bij tot verschillende soorten landschap. Ik denk aan experimenten in de sfeer van woonkwaliteit, zorgboerderijen, etc.

De minister vindt dat de Wet op de openluchtrecreatie afgeschaft moet worden. Hij vindt dat overbodige regelgeving. Daar kan ik mij wel iets bij voorstellen. Er is namelijk onderliggende regelgeving die precies hetzelfde regelt. Wil de minister nu dat de ondernemers langs aparte kantoortjes moeten gaan om een stempel te krijgen? Maakt het afschaffen van die wet het allemaal niet extra ingewikkeld voor de ondernemers?

Ik mis in de nota het behoud van het cultureel erfgoed en verbetering van de huidige bouwstijlen. Graag een reactie hierop van de minister. Hoe wil hij investeringen in rijksmonumenten combineren met regelingen in de sfeer van "rood voor groen"? Dit lijkt mij een aardig idee om bepaalde doelen op dit terrein te bereiken.

Voorzitter. De nota die vandaag voorligt is zeer omvangrijk. Ik ben niet aan alles toegekomen. Ik heb het niet eens over het water gehad. Mijn complimenten voor al het werk dat gedaan is, al had ik iets meer wenkend perspectief van deze minister verwacht. Maar ik weet zeker dat hij ons dat in zijn antwoord zal geven.

De heerVan der Vlies(SGP)

Voorzitter. De Agenda Vitaal Platteland is tegelijk gepresenteerd met de nota Ruimte en richt zich op de hoofdlijnen van het beleid voor het platteland. De Agenda Vitaal Platteland komt in de plaats van het Structuurschema groene ruimte-2. Kan de regering helder aangeven hoe het verder zal gaan met het SGR-2, mede gezien het feit dat het SGR een PKB-werking heeft? Ik sluit mij aan bij mevrouw Vos, die hiernaar ook al heeft gevraagd. Wordt de PKB-procedure van SGR-2 verder voortgezet in en meegenomen met de nota Ruimte? Zo ja, heeft dat nog consequenties voor de beide trajecten?

Voorzitter. Mijn fractie vindt dat de regering gecomplimenteerd kan en moet worden met de visie die is neergelegd in de nota. Mijn fractie steunt in hoofdlijnen de gedachte van de decentralisatie, waarbij provincies, gemeentes en waterschappen meer armslag krijgen om het beleid uit te voeren. Mijn fractie is van mening dat de keerzijde van die medaille zou moeten zijn: terughoudendheid bij de rijksoverheid bij het stellen van toetsingscriteria, regels etc. in het op handen zijnde Investeringsbudget landelijk gebied, dat nog moet gaan komen. De bundeling van gebiedsgerichte regelingen in het ILG is positief: ontschotting en slagkracht door meer bundeling. Drager van die regeling is de Wet investeringsbudget landelijk gebied, de Wilg. Wanneer komt deze wet bij de Kamer?

Voorzitter. Het zou in dit proces van de vitalisering van het platteland moeten gaan om het vinden van win-winsituaties. Er is een heleboel aan de gang. Het een is positief, het ander negatief. Het gaat erom slim bezig te zijn en win-winsituaties op te zoeken. Mevrouw Kruijsen sprak over integraliteit. Daarbij stuit je op het voorzieningenniveau. Het gaat dan om een veelheid aan aspecten, de brievenbus, de apotheek, de school, de winkel op de hoek, het openbaar vervoer. Het gaat ook om het creëren en ondersteunen, het vitaliseren van de economische dragers onder zo'n gebied. Anders is het een kwestie van water naar de zee dragen en houd je een verschraling op langere termijn niet tegen. Mijn fractie wil tot het uiterste gaan om deze verschraling wel tegen te houden. Zij heeft daarom met grote belangstelling naar deze agenda gekeken.

Er is een tijdshorizon aangegeven tot 2010. De vraag is dan hoe het platteland eruit zou komen te zien als je deze beleidsintensivering niet op de rails zet. Wat zou de agenda kunnen veranderen aan de autonome ontwikkelingen die zich nu aftekenen op een tijdas van 2010, 2015, 2020? Ik kijk even naar de uitdunning van het aantal agrarische bedrijven. Momenteel gaat het om drie bedrijven per dag. Dat betekent binnen tien jaar een halvering van het aantal bedrijven. Dat heeft geweldige consequenties voor het platteland. Niet al het vrijvallende areaal zal worden opgevuld door andere ruimtelijke functies, een deel ervan zal meegenomen worden door "de buurman" ter versterking van het bedrijf dat blijft. Dat levert schaalvergroting op. Dat is een proces dat erbij hoort en dat geweldige consequenties heeft. Ik houd dat de minister voor in de hoop dat hij daarover een kwalitatieve beoordeling wil geven. Naar mijn bescheiden mening heeft dit wel van doen met het specifieke karakter van het platteland, als het gaat om het voorname aandeel van de agrarische functies op dat platteland. Er is een discussie over wat het gezinsbedrijf is. Er is in de loop der jaren een heleboel veranderd in de definitie ervan, maar wij weten allemaal wat wij daarmee bedoelen. Het is kenmerkend voor het landschap en het zou op de een of andere manier overeind moeten kunnen blijven. Wij zouden dat type bedrijf moeten behouden, ook al kan dat lang niet op elk erf.

Ik herinner aan de inzet van mijn fractie om de agrarische bedrijfsovername te faciliteren en bedrijfsbeëindigingen ter wille van de continuïteit te voorkomen of te temporiseren, als dat kan. Dan gaat het om agrarische structuurversterking. Je zou de economie van de landbouw kunnen ondersteunen door de inzet van de POP-gelden en door de verbreding van de landbouw. Deze is voor lang niet alle boeren een ideaal, maar eerder een noodoplossing. Zij is wel een oplossing voor de versterking van het economische draagvlak bij de bedrijfsvoering. Wat ons betreft gaat het hierbij vooral om agrarisch natuurbeheer, zorgfuncties, streekeigen producten, en minder om activiteiten zoals caravanstalling. Dat moet ook gebeuren en dat kan hier en daar wel, maar het is toch een sectorvreemd element. Hoezeer dit ook een uitkomst kan zijn op individueel of incidenteel niveau, wij moeten er niet te zeer op inzetten, omdat dit tot verrommeling van het platteland kan leiden, en dat moeten wij toch niet hebben.

Net als in de nota Ruimte wordt in de Agenda Vitaal Platteland wat mij betreft een te zwaar accent gelegd op het verstedelijkte Randstaddenken. Het platteland is de achtertuin van die steden en moet daaraan dienstbaar worden gemaakt. Mijn fractie is het met die teneur niet eens. Uiteraard kunnen natuur en groen om de stad zeker een functie hebben, maar dan houdt het wel op. Er moet een evenwicht zijn in de prioritering tussen de verstedelijkte agglomeraties en de uitstraling op het platteland en op de regio zelf. De recreatieve voorzieningen op het platteland leveren natuurlijk financiële voordelen op, maar de keerzijde is dat er rommel wordt achtergelaten, soms zelfs letterlijk. Er worden sporen getrokken, de rust wordt verstoord en wat dies meer zij.

Mijn fractie pleit er al jaren voor om een belangrijk deel van de POP-gelden in te zetten voor typisch agrarische doelen. Fietspaden zijn op zichzelf goed, maar het hoofdaccent moet worden gelegd bij de agrarische doelen, zie ook de Europese regelgeving. Wordt het percentage van 60 gerealiseerd en wordt hieraan vastgehouden in de toekomst? Mevrouw Snijder vroeg al hoe de benadering van deze agenda zich verdraagt met de nieuwe Europese kaderrichtlijn die in 2007 operationeel wordt. Er moeten nog besprekingen over komen, maar het kan niet zo zijn dat wij dan weer tot herijkingen of reparaties komen.

Ik heb al gezegd dat mijn fractie op zichzelf met decentralisatie instemt, omdat deze kansen biedt. Er mag een zekere divergentie ontstaan, maar geen rechtsongelijkheid, en dat is wel een risico bij decentralisatie. Als je niet vanuit één regime blijft aansturen, maar dat op 12 provinciale niveaus en op een 400 lokale niveaus legt, kan er rechtsongelijkheid ontstaan en een zekere daarmee verbonden efficiency. Bestuurders weten waar het dan om gaat. Deze minister is voldoende gepokt en gemazeld om te begrijpen dat daar toch wel op gelet moet worden. De consequentie van decentralisatie is dat je de autonome beslissingsbevoegdheid daar legt, maar een zekere bandbreedte op het punt van rechtsgelijkheid en -ongelijkheid moet daar wel bij blijven.

Ik was overigens aangenaam getroffen door de oproep van de minister in een paginagroot interview in een krant om boeren, tuinders en aanverwante ondernemers ertoe op te roepen om, juist als er gedecentraliseerd gaat worden, bestuurlijk te participeren. Dat is uiterst belangrijk en ik ondersteun die oproep.

Dan de landbouwontwikkelingsgebieden. De greenports zijn aangewezen. Daarnaast vraagt mijn fractie zich af of verdergaande clustering van niet-grondgebonden en kapitaalintensieve landbouwbedrijven nog nodig is, gelet op de tegemoet te ziene afslanking van de landbouwsector op het punt van milieudruk. Dat is onontkoombaar. Hebben wij dat dan nog nodig? Het kost geweldig veel geld. Aan elke bedrijfsverplaatsing hangt een label. Als je dat niet hoeft te doen of niet in dat tempo hoeft te doen, is daar winst te bekomen.

In de AVP staat dat de bloembollenteelt buiten de landbouwontwikkelingsgebieden wordt afgeremd. Daarvoor zocht ik een verklaring, maar die vond ik niet. Misschien kan dat dus nog worden uitgelegd. Ruimtelijk gezien ontsiert deze sector het landschap in elk geval niet.

Wat de landinrichting betreft: mijn fractie steunt het streven van de regering naar een nieuwe vorm van landinrichting. Daar moet dan wel voldoende geld voor in het vooruitzicht zijn gesteld. De lopende projecten moeten ook wel fatsoenlijk ten einde worden gebracht; dat lijkt mij helder.

In de integrale uitvoeringsprogramma's van de nationale landschappen moet ook, uiteraard geconditioneerde, ruimte zijn voor de aanwezige gemengde bedrijven, niet-grondgebonden landbouwbedrijven en intensieve veehouderij. Ik las ergens: "Wat er nu is, kan blijven", maar "nationale landschappen" heeft, al of niet terecht, de geur van conservering die onverhoopt zou kunnen leiden tot verstolling. De vraag is dan altijd: wat kan daar wel en niet of wat kan er op termijn niet meer? Onder die slagschaduw boer je in een nationaal landschap. Dat moet zo goed mogelijk worden ingezet.

Dan de veenweidegebieden. De oproep van de burgemeesters heeft ook mij bereikt, maar er zijn ook andere vergelijkbare gebieden. Daarvoor vraag ik aandacht.

Tot slot de EHS. Het accent verschuift van aankoop naar beheer. Dat is op zich goed, maar de taakstelling van de EHS tot 2018 heeft mijn fractie altijd gesteund, zij het dat ik indertijd wel wat kritiek had op de aanscherping van de totale tijdsduur van de realisering van de EHS. Die leidt immers tot geweldige financiële implicaties en het moet allemaal wel opgehoest worden. Dat heeft mij toen gebracht tot deze aanpak: laten wij nou inzetten op wat onontkoombaar moet en minder op wat nu nog niet hoeft en wat misschien later een keer kan. Die robuuste doorverbindingen zijn er later bij gekomen. In dat verband heb ik gezegd dat wij er nog eens kritisch naar moesten kijken. Dat was de inzet van de motie.

Dan kom ik bij de beheerskant. Ik ben blij dat de minister inzet op agrarisch en particulier natuurbeheer. Ik vind dat de tijdshorizon van die plannen – nu zes jaar – verruimd zou moeten worden naar twaalf tot twintig jaar. Ik maak maar eens een flinke sprong. Ik denk dat dit nodig is.

De correlatie met de reconstructiegebieden en -plannen is er natuurlijk. Er moet nu toch wat vaart komen in dat proces. De functie- en bestemmingsplanwijziging inzake de "ruime jas"-beheersgebieden is wat ons betreft alleen op basis van vrijwilligheid overeen te komen.

Het "nee, tenzij"-regime nabij natuurgebieden en beïnvloedingsgebieden rond de EHS moet wat ons betreft worden voorkomen vanwege de schaduwwerking en omdat de compensatieregeling te weinig is zeker gesteld.

De kaderrichtlijn water komt hier te zijner tijd overheen. Ik zal daar niet op vooruitlopen. Ik hoop nog steeds dat de regering in staat zal zijn om de implicaties van de kaderrichtlijn water op een zodanig creatieve en slimme manier te integreren in ons beleid dat het niet weer tot "opschoning" van de agrarische stand zal leiden.

De vergadering wordt van 18.20 uur tot 19.20 uur geschorst.

De voorzitter:

De heer Slob laat zich verontschuldigen voor de rest van deze vergadering.

De minister heeft mij gezegd dat hij, mede in reactie op de eerste termijn van de Kamer, vrij veel tijd nodig denkt te hebben voor zijn antwoord. Hij heeft zijn antwoord ingedeeld in zes blokken. Ik stel voor om aan het einde van ieder blok gelegenheid te bieden voor een korte reactie over en weer. Die zes blokken zijn: 1) de algemene beleidsfilosofie en de sturingsfilosofie; 2) de sociale component van het platteland; 3) de duurzame ondernemende landbouw; 4) natuur, landschap en milieu; 5) de uitvoering van het Meerjarenprogramma Vitaal Platteland en het Rijksactieprogramma; 6) varia.

MinisterVeerman

Voorzitter. Dank u wel. Ik dank de leden voor hun uitvoerige inbreng. Een uitvoerige inbreng noopt vaak tot een uitvoerig antwoord. Ik vraag dus enige tijd uw geduld en luisterend oor.

Het platteland gaat mij aan het hart; ik heb daar nogal wat redenen voor. In de plattelandseconomie wordt geld verdiend, in de landbouw en in de tuinbouw, en tegenwoordig ook in andere sectoren als recreatie en toerisme. Het platteland biedt mensen een plek om te werken, maar ook om te leven en te genieten. Het platteland is van grote waarde en het heeft voor ieder ander betekenis, maar het heeft ook een andere betekenis. Het platteland herbergt waardevolle natuur en cultuurhistorische landschappen die het waard zijn dat er zorgvuldig mee wordt omgegaan zodat wij er van kunnen blijven genieten.

Het kabinet zet in op een vitaal platteland waar ruimte is voor betrokkenheid van burgers en voor vernieuwend ondernemerschap. Met de Agenda Vitaal Platteland doen wij recht aan de samenhang tussen de economische, ecologische en sociaal-culturele aspecten van het platteland. Eigenlijk is het voor het eerst dat wij zo'n integrale visie neerleggen en wij zijn daar best trots op.

Dit is een agenda en geen nota waarin een aantal beleidsvoornemens is neergelegd waarvoor geen geld beschikbaar is. Een agenda is een lijst van dingen die te doen zijn. De dingen die te doen zijn, vindt u terug in het tweede deel van het boekwerk, het Meerjarenprogramma Vitaal Platteland. Ik hecht eraan om erop te wijzen dat wij nu spreken over beleid dat volledig is gedekt door middelen die op de begroting voor de volgende jaren zijn opgenomen. Dit geldt voor de begroting voor dit jaar, maar ook voor de intensiveringen voor natuur en reconstructie waartoe een beslissing is genomen bij het aantreden van dit kabinet. Dit is dus geen mooie filosofie over de toekomst waarvan het nog maar de vraag is of wij het geld er ooit voor krijgen. Wat hier in het meerjarenprogramma wordt gepresenteerd, is gedekt beleid. Dat is in het verleden wel eens anders geweest. Ik heb geen behoefte aan grote "filosoficaties" waarvoor wij geen geld hebben in deze schaarse tijden.

De agenda is dus geen dikke nota met stapels nieuw beleid. De visie erin geeft aan welke veranderingen op het platteland afkomen en wat de beleidsopgaven voor de komende jaren zijn. Ik noem er een paar. Zo maken de klimaatsverandering en de huidige versnippering van de EHS het noodzakelijk dat wij inzetten op een robuuste EHS. Tegelijkertijd moeten wij kritisch kijken naar de huidige begrenzing. Het bereiken van zowel de gewenste en vanwege Europese regels noodzakelijke omvang als de verplichte milieu- en watercondities van de EHS, is een grote opgave voor de toekomst. De kaderrichtlijn water is in dat verband natuurlijk door iedereen genoemd.

Een andere grote ontwikkeling die wij tegemoet kunnen zien, zijn de veranderingen in het Europese landbouwbeleid en de maatschappelijke wensen die leiden tot verschillende opgaven voor de landbouw. Ik doel op duurzaamheid. Wij willen de landbouw, een internationaal-economisch concurrerende sector, voldoende ruimte geven, onder andere door het aanwijzen van greenports. Ik kom straks terug op de door mevrouw Snijder en mevrouw Schreijer genoemde, grootschalige landbouw. Ruimte voor ondernemerschap is voor de landbouw en andere bedrijvigheid in de plattelandseconomie hard nodig. Zij wordt gecreëerd door mogelijkheden te bieden in het ruimtelijk beleid, door deregulering, door stimulering van innovatie en door vermindering van administratieve lasten. De benadering die het kabinet voorstaat in het kader van de interim-wet inzake stad en milieu, die voor alle gemeenten zal gelden, zie ik als een mooi voorbeeld van een nieuwe manier van werken. Er ligt verder een opgave voor specifieke gebieden, zoals het veenweidegebied, waar de productieomstandigheden moeilijk zijn, maar waar wij landbouw toch willen behouden omdat zij onlosmakelijk is verbonden met het landschap.

Een andere beleidsopgave is behoud en ontwikkeling van het landschap op zichzelf. Dat willen wij bereiken door het instellen van het nationale landschap en door een ontwikkelingsgerichte aanpak. Ik zeg met nadruk "ontwikkelingsgericht", want ook in de nationale landschappen gaat de boel absoluut niet op slot. De verantwoordelijkheid voor behoud en ontwikkeling van het overige landschap in Nederland ligt bij provincies en gemeenten. Het Rijk maakt daarbij dus een keuze. Wij willen provincies en gemeenten ondersteunen in de zin van het bieden van instrumenten om de kwaliteit te ontwikkelen. Daartoe wordt een kwaliteitsagenda opgesteld. Verder wijs ik op de speciale subsidiemogelijkheden van de landschapsontwikkelingsplannen.

Een vitaal platteland betekent ook vitale plattelandsgemeenschappen. In sommige delen van het Nederlandse platteland staat de leefbaarheid onder druk. De woordvoerders hebben dat allen onder de aandacht gebracht. Vaak wordt lokaal of regionaal niveau naar nieuwe creatieve organisatievormen van voorzieningen en diensten gezorgd. Het Rijk kan daarbij in een aantal gevallen de helpende hand bieden, bijvoorbeeld door specifieke aandacht voor de problematiek in lopende beleidsprocessen, zoals de reconstructie, of een andere wijze, zoals in het kader van het proces van bibliotheekvernieuwing van mijn collega van OCW. Bibliotheken in de plattelandskern krijgen daarbij nadrukkelijk een brede sociale en culturele functie.

Ook op Europees niveau verandert het beleid voor het platteland. Op dit moment lopen onder Nederlands voorzitterschap de eerste besprekingen van de kaderverordening in de raadswerkgroep Platteland. In de maanden september en oktober wordt de kaderverordening op hoofdlijnen besproken ter voorbereiding op het debat in de Landbouw- en Visserijraad van 22 en 23 november. Ik zal de Kamer in november in een brief op de hoogte stellen van de stand van zaken. Medio 2005 moet definitieve overeenstemming zijn bereikt. Mijn inzet bij de kaderverordening is om de breedte en de gebiedsgerichte aanpak van het plattelandsbeleid, zoals in de agenda is beschreven, ook in Europees verband mogelijk te maken.

Ik wil dat de Europese nationale doelen en bijbehorende programmering naadloos op elkaar aansluiten. Daarom is het meerjarenprogramma ook het kader voor de rijksdoelen in het POP 2. Vrijwel alle woordvoerders hebben op die verbinding gewezen. Met de Agenda Vitaal Platteland zetten wij een goede stap in de richting van de daadwerkelijke uitvoering van beleid. Vanuit het uitgangspunt "beleid dat werkt", is het beleid in het meerjarenprogramma geoperationaliseerd. De doelen en de daarvoor beschikbare budgetten zijn hierin één op één aan elkaar gekoppeld. Daarbij is drastisch gesnoeid in een aantal beleidscategorieën en in oud beleid. Dat doet hier en daar zeer. Dat moge duidelijk zijn. Op basis van dit interdepartementale meerjarenprogramma gaat het Rijk over op meerjarige afspraken met provincies over de realisatie daarvan. De heer Van der Ham vroeg naar de afstemming bijvoorbeeld met het ministerie van Economische Zaken. Daar kom ik later op terug in meer ronkende bewoordingen. De provincies zijn de regisseurs die op basis van rijksdoelen op gebiedsniveau zorgen voor de integratie en de realisatie. Het is vanzelfsprekend dat gemeenten en waterschappen eveneens een belangrijke rol in de realisatie spelen. Met provincies, gemeenten en waterschappen hebben wij afgesproken om het aantal gebiedsgerichte regelingen te beperken en die te bundelen in het Investeringsbudget landelijk gebied. Hierbij zullen de provincies meerjarige financieringen krijgen en flexibel met de middelen mogen schuiven. Wij zullen met de provincies afspraken maken over de te realiseren rijksdoelen en over de aanpak indien deze onverhoopt niet of onvoldoende worden gehaald. Het sturen op hoofdlijnen zal af en toe even wennen zijn, niet alleen voor provincies, gemeenten en waterschappen, maar ook voor de Tweede Kamer en voor het departement. Ik sluit mijn ministerie in. Ik ben ervan overtuigd dat wij met de Agenda en de gemaakte afspraken over het Investeringsbudget landelijk gebied veel vooruitgang hebben geboekt op het vlak van de invulling van de sturingsfilosofie voor het platteland.

Zoals het woord agenda al duidelijk maakt, is dit nog maar het begin van het werk. Voor een vitaal platteland is het nodig dat alle partijen hun verantwoordelijkheid nemen en aan de slag gaan. Ik ben van mening dat de Agenda daarvoor een goede basis vormt.

Mevrouw Kruijsen heeft over de sturingsfilosofie, ILG en WILG gevraagd hoe rood en groen worden afgestemd. In de nota Ruimte en de Agenda Vitaal Platteland wordt gekoerst op de zogenoemde rood-groen-blauw-balans. In de sturingsfilosofie bepaalt het Rijk het kader, maar staan de gemeenten en provincies voor de invulling aan de lat. U zult deze basisfilosofie steeds terugvinden. Mevrouw Kruijsen heeft opgemerkt dat kwaliteitsborging veel meer vergt en heeft gevraagd hoe ik voor de goede afstemming tussen de verschillende overheden zou zorgen. De provincie is de regisseur bij de uitvoering van het plattelandsbeleid. De provincie zorgt voor afstemming tussen plannen op provinciaal niveau en stimuleert bundeling op gebiedsniveau. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit maakt namens het Rijk afspraken met provincies. Die afspraken worden in convenanten vastgelegd. Daarbij worden de rijksdoelen en de bijbehorende budgetten met afzonderlijke provincies afgesproken. Als stok achter de deur om de prestaties te realiseren, wordt afgesproken dat rijksgeld wordt teruggevorderd indien dat niet gebeurt. Wij bieden immers veel aan. Wij bieden ontwikkelingsplannen aan, een rijksadviseur voor het landschap en een financiering van het Rijk die duidelijk is voor de komende jaren. Met andere woorden: aan het Rijk zal het voor wat betreft de aantallen doelen, de financiering en de ondersteuning ervan niet liggen.

Mevrouw Schreijer pleit voor het voortvarend tot stand brengen van de WILG. Dat is koren op mijn molen. De WILG vormt de wettelijke verankering van de financierings- en sturingsfilosofie van het ILG. Dit wetsvoorstel zal met provincies, gemeenten en waterschappen worden opgesteld. Het is de bedoeling dat het in de eerste helft van 2005 wordt behandeld in de ministerraad en dat dan ook het advies van de Raad van State komt. Wij hopen dat medio 2005 de parlementaire behandeling ervan kan plaatsvinden, zodat de zaak ruim voor de beoogde invoeringsdatum van 1 januari 2007 kan worden afgerond.

Mevrouw Vos vraagt in dit verband naar de relatie tussen het Agenda Vitaal Platteland en de nota Ruimte. Zij heeft ook gevraagd wat ik in handen heb om te kunnen sturen. Tijdens het opstellen van de Agenda Vitaal Platteland is continu afgestemd met het hervormingsproces van de nota Ruimte. De Agenda Vitaal Platteland bestaat uit een integrale visie op het platteland en een meerjarenprogramma. Zij zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De ruimtelijke aspecten van de Agenda Vitaal Platteland zijn gebaseerd op de nota Ruimte. In dit verband zijn met name de PKB-kaarten van belang, waaronder PKB-kaart 1 inzake Economie en Landbouw, PKB-kaart 4 inzake Water, PKB-kaart 5 inzake de Ecologische Hoofdstructuur, PKB-kaart 6 inzake de vogel- en habitatrichtlijngebieden en Natuurbeschermingswetgebieden, PKB-kaart 7 inzake de Nationale Landschappen en PKB-kaart 8 inzake de overige thema's waaronder de recreatietoervaart in Nederland. Over de nota Ruimte zijn in totaal 334 schriftelijke vragen gesteld aan het kabinet. Een aantal is relevant voor de behandeling van de Agenda Vitaal Platteland. Een belangrijke noemer van veel vragen is de kwaliteitsborging nu het Rijk kiest voor "centraal wat moet en decentraal wat kan".

Mevrouw Vos vraagt op welke manier jaarlijks verantwoord kan worden hoe doelen van milieu en landschap gehaald worden. Zij wijst in dit verband op de VBTB-systematiek.

De doelen worden in operationele termen omschreven. Per doel zijn er in het meerjarenprogramma prestatie-indicatoren opgenomen op basis waarvan jaarlijks door de provincies wordt gerapporteerd. Daarover worden afspraken gemaakt tussen Rijk en provincie. Verantwoording in de zin van afrekenen vindt plaats na afloop van de afsprakenperiode.

Mevrouw Snijder vraagt hoe het zit met het ILG in relatie tot de kaderverordening. De grondslag van het ILG is dat het Rijk wil sturen op doelen en niet op instrumenten. Dat is een wezenlijke beleidsverandering. Uitgangspunt van de kaderverordening is sturen op maatregelen. In de bron is er dus een strijdigheid tussen die twee. Dat komt vooral tot uitdrukking in de wijze van verantwoorden. Dat hoeft echter niet tot onoverkomelijke problemen te leiden wanneer in Nederland goede afspraken gemaakt worden over de wijze waarop de kaderverordening in het plattelandsontwikkelingsprogramma wordt uitgewerkt. Feitelijk komt het erop neer dat voor de doelen die via het ILG worden gerealiseerd, de provincies de keuze hebben om deze in het POP op te nemen waardoor de handelingsvrijheid en de flexibiliteit worden beperkt. Wij kunnen vaststellen dat het ILG dus EU-proof is.

Mevrouw Snijder vraagt hoe het staat met de toetsingscriteria van het ILG en of de POP-middelen erin zitten. Een deel van het antwoord heb ik zojuist gegeven. Nogmaals, het Rijk toetst de provinciale beleidskaders en de programma's. Afhankelijk van de ambitie wordt de financiële bijdrage vanuit het Rijk gegeven. Nogmaals, het is een één-op-één-afstemming van doelen, afspraken en toegevoegde budgetten. De POP-middelen zijn dus deels meegenomen.

Bij de financiering van het ILG gaat het om 600 mln à 700 mln. Dat is het totaal van de betrokken ministeries: Verkeer en Waterstaat, VROM en LNV.

Op de vraag van de heer Slob of er voldoende financiële middelen zijn, heb ik reeds geantwoord. Het is inderdaad één op één gekoppeld; niet alleen van het Rijk maar ook van provincies, waterschappen en in sommige gevallen zelfs via PPS-constructies.

De heer Van der Vlies stelt de principiële vraag – hoe kan het ook anders – hoe verder met het SGR 2. Dat is een PKB. De heer Van der Vlies vraagt of die wordt meegenomen in de nota Ruimte en wat daarvan de consequenties zijn. De PKB SGR 2 is samen met de PKB Nationaal ruimtelijk beleid (de vijfde nota) geïntegreerd in het kabinetsstandpunt PKB Nationaal ruimtelijk beleid behorend bij de nota Ruimte. De consequentie hiervan is een beperking van het aantal regels dat het Rijk aan andere stelt, vergroting van de ruimte voor decentrale overheden, organisaties, burgers en andere private partijen. Het uitvoeringsproces wordt hierdoor versterkt.

De heer Slob vroeg of de consequente doorwerking van het ILG niet onderbelicht is. In het meerjarenprogramma is geregeld dat de provincies eigen programma's opstellen en dat het Rijk daar het geld voor geeft. Dat betekent dat het Rijk per doel toetst op kwaliteit en kwantiteit, zoals is verwoord in het meerjarenprogramma.

De heer Van der Vlies heeft ten slotte gezegd dat sturing geen rechtsongelijkheid tussen gebieden op mag leveren. De wettelijke basis is overal in Nederland hetzelfde. Er zal door decentralisatie echter meer differentiatie tussen gebieden ontstaan. In sommige gebieden zullen verschillende doelen tot realisatie worden gebracht, maar ook door beperkte financiële middelen zullen zowel Rijk als provincies selectiever in hun keuzes moeten zijn. Al met al levert dat maatwerk op. Er is dus geen sprake van rechtsongelijkheid, alleen van verschil in doelstellingen.

MevrouwKruijsen(PvdA)

Ik heb drie informatieve vragen. De minister spreekt over een ontwikkelingsgerichte aanpak bij landschappen en heeft het dan over een kwaliteitsagenda die opgesteld moet worden. Moet ik dat zien als een overzicht van parameters die de kwaliteiten van dat landschap beschrijven? Verder heeft de minister gezegd dat deze agenda interdepartementaal is afgestemd. Kan hij aangeven hoe het dan zit met de bezuinigingen ten aanzien van het streekvervoer en het onderwijs? Ten slotte zei de minister dat bij de afstemming richting de provincies convenanten worden afgesloten op basis van doelen en budgetten. Zijn die doelen rijksdoelen of zijn dat provinciale doelen? In hoeverre kan de provincie daar invloed op uitoefenen?

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

Ik ben blij dat de minister de experimenteerwet stad en milieu over wil nemen. Daar is namelijk veel vraag naar. Kan dat overal ingezet worden? Als het gaat om de nationale landschappen, wil ik graag weten of de minister bereid is om verder te gaan en ook te kijken naar grondgebonden landbouw. Neemt de minister recreatie en recreatiefondsen ook mee in het ILG?

MevrouwSnijder-Hazelhoff(VVD)

De minister zei ten aanzien van de nationale landschappen dat die niet op slot gaan. Het gevoel leeft echter wel dat er beperkingen zullen komen. Ik hoor graag van hem of er een regime komt. Over het ILG zei de minister dat die op zich strijdig is met de kaderverordening, maar dat als de provincies iets doen het EU-proof is. Dat slagje is voor mij nog wat vaag. Ik krijg daar graag opheldering over. Verder zei de minister dat POP-middelen deels zijn meegenomen in het ILG. Wat is deels? Welk deel wel en welk deel niet?

De heerVan der Vlies(SGP)

Voorzitter. Er worden dus convenanten tot stand gebracht tussen Rijk en provincies. Hoe wordt het rijksbudgettaire volume versleuteld over de provincies? Welke criteria gelden daarvoor? De WILG treedt in werking per 2007. Dat is nog een eind weg. Ik begrijp wel waarom dat zo is, maar in hoeverre kan er in beleidsplannen op worden geanticipeerd? Een klein knotwilgje voor 2007, dat is eigenlijk wat ik wil.

MevrouwVos(GroenLinks)

De minister heeft aangegeven hoe hij de kwaliteitsborging vorm gaat geven. Er is echter veel onrust en blijkbaar ook heel veel onduidelijkheid over in het veld. Ik wil daarom precies horen hoe hij die natuurdoelen gaat vastleggen en de controle op de uitvoering en de resultaten vorm gaat geven. Hetzelfde geldt voor landschappen waar die kwaliteiten nog veel meer in doelen moeten worden omgezet. Voelt de minister voor een VBTB, een jaarlijkse rapportage aan de Kamer, over wat hij gerealiseerd heeft in dit beleid?

MinisterVeerman

Voorzitter. Mevrouw Kruijsen had een vraag over een kwaliteitsagenda voor de landschappen. Wij willen wel met indicaties komen maar niet te gedetailleerd. Dat staat namelijk op gespannen voet met de beleidsfilosofie die ik uiteengezet heb. Dat hoeft ook niet om het beoogde resultaat te bereiken. Provincies hebben wat dat betreft toch in belangrijke mate het voortouw.

Op het streekvervoer ga ik straks nog in. In de convenanten staan de rijksdoelen, met één op één daaraan gekoppeld de budgetten. Daarvoor geldt een verantwoordingsplicht voor de provincies na verloop van tijd, na ommekomst van de projecten. Natuurlijk houden wij wel in de gaten of alles gaat zoals wij het hadden afgesproken, maar in principe hebben de provincies daar de ruimte om te handelen. Zij hebben ook de ruimte om in financiële zin te schuiven tussen projecten mits alle doelen maar na ommekomst van de periode zijn gehaald. Dat geeft de provincies noodzakelijke armslag, omdat soms als een werk tegenvalt in de tijd, bijvoorbeeld bij vergunningverlening, eerst prioriteit gegeven kan worden aan een ander werk. Zo kan binnen de provincies veel flexibeler worden gehandeld op basis van wat men in de dagelijkse praktijk ervaart. Dat lijkt mij voor de provincies een buitengewoon grote verbetering.

Mevrouw Schreijer had een vraag over het ILG. Daarin zitten de recreatiefondsen voor zover die het LNV-deel betreffen.

Mevrouw Snijder vroeg of er een regime komt voor het landschap. Dat komt er niet in de zin dat het beperkingen oplegt aan het gebruik. Wij proberen wel ontwikkelingen zodanig te ondersteunen en te begeleiden dat de kwaliteit van het desbetreffende landschap omhoog gaat. Een agrarisch bedrijf mag best uitbreiden, maar de wijze waarop dat gebeurt en de omstandigheden waaronder moeten zodanig zijn dat de totale landschapskwaliteit verbetert. Daar zijn ook, zij het nu nog beperkte, fondsen voor. Wij maken er een begin mee. Er is voor de komende tijd een bepaald bedrag voor uitgetrokken dat volgens iedereen te laag is. Wij leven echter in schaarse tijden. Dat moet wel in ogenschouw worden genomen.

De onduidelijkheid die er is tussen de systematiek van het ILG en de systematiek van de kaderrichtlijn is hierin gelegen dat het ILG van een ander beginsel uitgaat. Wij stellen daar rijksdoelen. De kaderrichtlijn werkt met instrumenten. Dat is niet onverenigbaar, maar het vereist wel een goede afstemming tussen die twee. Helaas maken wij niet de Brusselse manieren, maar wij hebben goede redenen om dat op onze eigen wijze te doen. De EU vraagt op gecofinancierde maatregelen heel gedetailleerde antwoorden, zoals bekend. Dat is een veel gedetailleerder verantwoording dan wij van plan zijn in het ILG. Gelukkig is het POP maar 10% van het ILG. Dat betekent dat het te overzien is. Ik zei al dat de provincies vrij zijn in de bestedingswijze binnen de ruimte van de EU-kaders en binnen de ruimte van de beleidsdoelen die het Rijk heeft gesteld.

De heer Van der Vlies vroeg om een overzicht van de verdeling van gelden over de provincies. Dat hangt natuurlijk ook af van de rijksdoelen. Daar ligt een groot zwaartepunt in het overleg met de provincies. Er zal bijvoorbeeld relatief veel geld gaan naar de reconstructieprovincies omdat de rijksdoelen daar zo pregnant benoemd zijn. In andere provincies zal dat anders zijn. Het is niet zo dat wij iedereen het zijne geven en dat wij dat door twaalf delen. Het hangt samen met de rijksdoelen bij reconstructie, maar natuurlijk ook met de EHS. Wij kunnen niet zeggen dat iedereen evenveel krijgt. De verdeling gaat naar de mate van de noodzaak.

We zullen ons best doen voor het kleine knotwilgje, maar het jaar 2007 is het begin van de nieuwe POP-periode. Het is daaraan gekoppeld. Wij zullen de knotwilg zeker in gedachten houden, mijnheer Van der Vlies.

Voorzitter. Ik kom over de vraag van mevrouw Vos over natuur- en landschapscriteria nog te spreken.

De voorzitter:

Ik stel voor, naar het tweede blokje te gaan en de sociale pijlers te behandelen.

MinisterVeerman

Mevrouw Kruijsen zegt dat kinderopvang en sporters in de nota niet benoemd zijn. We zijn het eens over het belang van goede voorzieningen. Ik heb dat in zijn algemeenheid in de nota ook willen benoemen. Ik noem in het rijksactieprogramma een groot aantal specifieke zaken, zoals de stimuleringsimpuls sociale infrastructuur en de zogenaamde BOS-regeling. Als mevrouw Kruijsen het meer specifiek wil weten, dan kunnen wij haar straks de desbetreffende bladzijden precies aanwijzen. Ik kan mij voorstellen dat dit in de veelheid van stukken niet eenvoudig is.

Mevrouw Vos en de heer Slob vroegen naar de situatie rond het openbaar vervoer. Deze is zorgelijk en er is meer inzet nodig. In de nota Mobiliteit van de collega van V&W is 1,5 mld in de zogenaamde brede doeluitkering uitgetrokken. Daarbij is specifieke aandacht besteed aan de vervoersproblematiek van de kleine kernen. Met dat bedrag wordt ruimte geschapen voor de lagere overheid in het kader van regionale vervoersplannen. De filosofie is om het in handen te leggen van de regio. Hiervoor is dus 1,5 mld beschikbaar. We kunnen twisten over de vraag of dit genoeg is. De uitvoering ligt in handen van de regio's.

Mevrouw Vos vroeg verder naar meer informatie over de stimuleringsimpuls sociale infrastructuur. In het vervolg op de resultaten van BANS-vitaal platteland en de experimenten die het ministerie van SZW heeft uitgevoerd in het kader van Dagindeling, wil het ministerie van LNV samen met de departementen van SZW, VWS en OCW en in overleg met provincies en gemeenten een tijdelijk budget inrichten, dus geen ingewikkelde nieuwe regeling. Daarbij staan de inzet in het versterken van de sociale infrastructuur en de leefbaarheid centraal. Het budget zal vooral gericht zijn op het stimuleren van vernieuwende organisatie- en financieringsvormen van diensten en voorzieningen. Mevrouw Vos wordt dus op haar wenken bediend, zij het misschien niet in de mate die zij wenst.

Mevrouw Kruijsen stelt de kwestie van de sociale cohesie aan de orde. Zij zegt dat er al zeer veel gebeurt en vraagt waarom wij dat niet vermelden. Het antwoord is dat het Rijk zich niet hoeft te bemoeien met alles wat al gebeurt. Maar er staat in ons rijksactieprogramma onder paragraaf 4.3.5. een aantal voorbeelden. Ik verwijs kortheidshalve naar de bladzijden 70 en 71.

Mevrouw Vos heeft ook gevraagd naar het toetsen van maatschappelijke wensen ten aanzien van het platteland. Momenteel worden via het Nationaal Netwerk Plattelandsontwikkeling de mogelijkheden onderzocht van een ruraal parlement, een zogenaamde rurale dialoog. Daarbij zal met een zeer brede vertegenwoordiging van maatschappelijke organisaties, burgers, ondernemers en parlementariërs worden gediscussieerd over de toekomst van het platteland. Dit gebeurt naar voorbeeld van wat in een aantal Scandinavische landen gebeurt. Voor die benadering wordt ruimte geboden in de conceptkaderverordening.

Mevrouw Vos vraagt waarom niet is gekeken naar de wens van de samenleving. Dat is een zeer terechte vraag, maar ik denk dat wij dat wel gedaan hebben. Er is zeer uitdrukkelijk en uitvoerig geluisterd naar de wensen van de samenleving. Bij het opstellen van de Agenda Vitaal Platteland – Petra en andere ambtenaren van mijn ministerie zitten in de zaal en kunnen daar getuigenis van afleggen – is gesproken met vertegenwoordigers uit de regio, maatschappelijke organisaties, provincies en gemeenten. De resultaten van die gesprekken zijn verwerkt in de visievorming van de Agenda Vitaal Platteland, het zogenaamde sturen op hoofdlijnen. Er is een zeer uitvoerige consultatie van maatschappelijke groeperingen aan voorafgegaan.

De heer Van der Ham vroeg of EZ erbij betrokken is. Ik kan de achtergrond van die vraag wel bevroeden. Deze nota's worden niet geschreven in een goed verwarmde kamer, met uitzicht op een binnenplein, waarbij wij wachten tot de diepe gedachten opwellen die vervolgens aan het papier worden toevertrouwd en waarvan wij veronderstellen dat zij corresponderen met de werkelijkheid. Ik kan mij voorstellen dat het in sommige gevallen een blij vooruitzicht is om op deze wijze tot nota's te komen, maar dat is niet de werkwijze, omdat daarmee het maatschappelijk draagvlak ontbreekt.

Er is met iedereen overlegd. Er bestaat ook nog zoiets als interdepartementaal overleg, de angst en vrees van elke minister. Wanneer hij een fantastisch plan heeft, gaat dat rond in Den Haag. Afgezien van de tijdsduur die daarmee gemoeid is, komen er eerst ambtelijk en later in de ministerraad op politiek niveau allerlei dingen naar voren. De vurige hoop van elke minister is dat er nog iets van overblijft. Dat hebben wij allemaal doorgemaakt en nu zijn wij hier.

Mevrouw Kruijsen vraagt of er een plattelandsrapportage nodig is. Een voorbeeld daarvan is de emancipatie-effectrapportage. Ik ben niet voor nieuwe nota's en de bijbehorende administratieve druk. Natuurlijk is er oog voor de effecten van beleid in het landelijk gebied. Het Sociaal en cultureel planbureau zal tweejaarlijks een zogenaamde sociale staat van het platteland uitbrengen. In het kabinet wordt samengewerkt op dit terrein. In het traject dagindeling, dat wordt getrokken door SZW, wordt bijvoorbeeld expliciet aandacht besteed aan de kleine kernen op het platteland.

Mevrouw Vos heeft het openbaar vervoer een geweldig knelpunt genoemd. Ik denk dat ik daarover al heb gesproken. Tot zover de sociale paragraaf.

De voorzitter:

Ik geef dit even in bespreking en begin aan de andere kant, bij mevrouw Vos.

MevrouwVos(GroenLinks)

De minister heeft de middelen en instrumenten genoemd voor de versterking van de sociale poot van de nota. Hoeveel geld is er beschikbaar voor de impuls voor de sociale infrastructuur en aan welke besteding wordt er dan gedacht? Wat mijn fractie mist, maar dat is misschien onterecht, zijn mogelijkheden voor groepen die op lokaal niveau initiatieven willen nemen. Daarbij kan het om allerlei initiatieven gaan, maar de participatie van onderop moet op de een of andere manier financieel mogelijk worden gemaakt. Kan dat ook met deze pot geld of heeft de minister daarvoor iets anders in de aanbieding?

Ik vind het interessant wat de minister vertelt over de rurale dialoog. Ik hoor graag wat het vervolg hierop is. Ik denk dat wij het niet helemaal eens worden over het openbaar vervoer. Gezien de enorme achteruitgang op het platteland denk ik dat er voorlopig nog heel veel werk aan de winkel is. Ik vind dat deze minister daar hard achteraan moet.

De heerVan der Ham(D66)

De minister sprak over consultatie en noemde daarbij allerlei maatschappelijke organisatie. Dat is de polder. Van die organisaties, zoals de LTO en de natuur- en milieuorganisaties, weet je van tevoren wat zij zullen inbrengen. Mijn vraag is of er niet alleen een dialoog is gevoerd met een of andere bobo van een belangenorganisatie, maar ook enquêtes zijn geweest onder de mensen die daar wonen.

Mijn vraag of Economische Zaken is geconsulteerd, had betrekking op het toekomstperspectief, niet voor de komende drie jaar, maar voor twintig jaar. Over welke nieuwe ontwikkelingen is er met het innovatieplatform gesproken? Zijn daar dingen uitgekomen die een wenkend perspectief bieden en waar wij op voort kunnen bouwen?

De heerVan der Vlies(SGP)

Als ergens duidelijk is dat provinciale en lokale overheden belangrijke trekkers moeten zijn in het proces, is dat wel ter zake van het voorzieningenniveau. Dat bracht mij tot de speelse gedachte – zo kwam die gedachte althans op mij over; nou maar hopen dat een ander dat ook vindt – dat niet alleen op rijksniveau een Agenda Vitaal Platteland zou moeten ontstaan, maar dat er ook een pendant tot ontwikkeling zou moeten komen op provinciaal en misschien zelfs op lokaal niveau, zeker voor die gemeenten waar dat relevant is. Is dat al een voorziene bouwsteen in die wilg of moet dat de departementen nog langs, in de hoop dat er iets van over blijft?

MevrouwSnijder-Hazelhoff(VVD)

De minister verwees zojuist naar een aantal bladzijden, 70, 71 en volgens mij ook 69, die betrekking hebben op het sociale aspect. Naar het budget is al gevraagd; bij die vraag van mevrouw Vos sluit ik mij dus aan. Op die bladzijden wordt echter bijvoorbeeld ook gesproken over "Leader Plus"-gelden. Blijft die route volledig ingezet worden, met middelen erbij?

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

Ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Van der Ham. Met name bij de hoorzittingen hebben onder andere de plattelandsvrouwen in de Vereniging kleine kernen duidelijk uitgesproken dat er van alles wordt ingebracht. Waar wordt dat overgenomen en krijgt die inbreng ook vorm in een bestuurlijk kader? Tot slot een vraag over de sociaal-economische vitalisering; komt de minister daar nog op terug?

MevrouwKruijsen(PvdA)

Ook ik heb gelezen dat er een BOS-regeling komt, maar die is in eerste instantie alleen op de grote steden gericht, terwijl die juist ook interessant kan zijn voor alle kleinere kernen, de plattelandsgemeenten. Dat is punt één: in hoeverre komt er snel een verbreding van de BOS-regeling, juist naar plattelandsgemeenten?

De minister zei dat de dagindeling een goed voorbeeld is waar de "plattelandsproef" wordt getoetst. Dat is inderdaad een goed voorbeeld van hoe het zou moeten. Wat mij betreft, geldt dat dus ook als voorbeeld voor allerlei andere projecten, bijvoorbeeld de nieuwe WMO die op ons af komt. Vandaar mijn pleidooi: het hoeft natuurlijk niet voor alles, bijvoorbeeld niet voor ontwikkelingssamenwerking. Ik zou graag willen dat op meerdere beleidsterreinen de plattelandsbestendigheid wordt getoetst.

De voorzitter:

Ter afronding van dit blok gaan we terug naar de minister.

MinisterVeerman

Voorzitter. Voor de sociale infrastructuur is 2,2 mln euro extra beschikbaar en 7% van het POP in de leaderbenadering. Dat is meteen het antwoord op de vraag van mevrouw Snijder.

MevrouwVos(GroenLinks)

Is die 2,2 mln euro jaarlijks en structureel of in totaal?

MinisterVeerman

In totaal. Wij leven in schaarse tijden.

Hoe gaan wij verder met die rurale dialoog? Daar moeten wij onze gedachten nog over vormen, maar het gaat om het idee op zich en om de vraag hoe wij daar verder vorm aan kunnen geven. Het moet dus een functie hebben, maar wij hebben in de voorbereiding van de Agenda Vitaal Platteland heel goede ervaringen met het spreken met zeer veel instanties, maar natuurlijk ook met mensen die op de daarvoor georganiseerde avonden van harte welkom waren om hun opvattingen te geven. Wij hebben ons oor dus niet te luisteren gelegd bij degenen van wie wij al wisten wat zij vinden. Dat was de achtergrond van de vraag van de heer Van der Ham.

De heerVan der Ham(D66)

De inspraakavond is een klassieke vorm van benaderen. Ik ken er ook veel uit mijn verleden: de wethouder met een glaasje water voor zich en zo. Zo ziet dat er meestal uit. Dat is meestal helemaal niet aantrekkelijk. Is ook buiten die zaaltjes gevraagd en zijn ook buiten die zaaltjes enquêtes gehouden?

MinisterVeerman

Wij hebben ateliers georganiseerd en wij hebben brainstormsessies gehad. Ik weet niet of het daar bij glaasjes water is gebleven; dat kan ik niet garanderen. Dat is echter nadrukkelijk geen inspraak. Dat is meedenken, mee ontwikkelen, opvattingen debiteren en onderbouwen om deze agenda tot stand te brengen. Wat u beschrijft als een misschien wel buitengewoon treffende, maar misschien ook traumatische ervaring met inspraakavonden uit het verleden, hebben wij dus vermeden. Het is juist omgekeerd geweest. Ik denk dat ook in de inbreng van de Kamer goed te horen valt wat de verschillende instanties er inmiddels van vinden. Ik hoor daar althans dingen van terug, als ik goed heb geluisterd.

Wij waren er eerder dan het Innovatieplatform. Wij hebben daar maar niet op gewacht en zijn gewoon doorgegaan. Wij hebben een innovatienetwerk Agrocluster en Groene Ruimte dat ook tal van bijdragen heeft geleverd. Wij zijn ook doorgedrongen in het Innovatieplatform. Wij zijn in blijde verwachting van de mededeling dat het een van de sleutelgebieden zou kunnen worden. Ik kom daar straks misschien even op terug als ik over het onderdeel economie spreek. Wij zijn het innovatieplatform dus wat voor en dat is alleen maar plezierig.

De heer Van der Vlies heeft gevraagd naar de provinciale agenda. Het is de bedoeling dat er beleidskaders komen op provinciaal niveau, waarbij wij kunnen aanbevelen om die tot stand te laten komen via de door ons gebruikte methoden en niet door de methode die de heer Van der Ham heeft geschetst.

De BOS-regeling is nog steeds een punt van discussie. Wij zullen ons best doen en kijken of het platteland dat met ons deelt.

De voorzitter:

Dan stappen wij over naar het derde blok: de duurzaam ondernemende landbouw.

MinisterVeerman

Mevrouw Kruijsen en de heer Van der Vlies hebben gezegd dat er elke dag drie boeren verdwijnen, maar dat is niet correct. Het zijn er meer dan drie; het zijn er elf per dag. In de laatste jaren waren het er 4000 per jaar. Per dag verdwijnen er wel drie melkveehouders. Dat is een heel serieuze zaak. In het visiedeel van de Agenda voor een Vitaal Platteland ga ik ook terdege in op de afname van het aantal boerenbedrijven. De boeren staan voor een forse opgave. De eisen vanuit het Europese landbouwbeleid worden strenger. De inkomenssteun wordt gebonden aan nauwe criteria. De nationale milieu- en waterbeleidseisen nemen toe. Denk maar aan de kaderrichtlijn en de nitraatrichtlijn. De boeren staan voor grote inspanningen. Niet alle boeren kunnen het hoofd boven water houden en velen staan voor ingrijpende beslissingen. Het beleid is erop gericht dat die keuzen ook worden gefaciliteerd. Ik heb al eerder met de Kamer gesproken over mijn drielagenmodel. Het is mijn voornemen om op de langere termijn te komen met een ontwikkelingsvisie voor de landbouw. Wij richten de blik echt op de toekomst: de situatie in 2010 en verder. De totstandkoming van een dergelijke visie zal geruime tijd vergen. Wij willen een doorkijk geven naar de lange termijn. Het gaat om de verwachting wat er in de komende tien jaar in de landbouwsector gaat gebeuren. Daaraan koppelen wij de vraag wat de overheid, de landelijke en de provinciale overheid, daaraan kan bijdragen om dat proces te begeleiden of te faciliteren, ook in financiële zin.

Mevrouw Kruijsen heeft gevraagd hoe het zit met de investeringen buiten de pieken in de delta. LNV kent geen specifiek regionaal economisch beleid, zoals EZ dat heeft. Vanaf 1 januari zullen de middelen voor het landelijke gebied zoveel mogelijk ingezet worden via het ILG. Zoals ik al zei, krijgen de provincies daar meer vrijheid in. Wij stellen de provincies graag in de gelegenheid om uit te maken waar zij het best kunnen worden ingezet.

Mevrouw Schreijer heeft gevraagd naar de positie van de intensieve veehouderij buiten de reconstructiegebieden. Het Rijk werpt geen belemmeringen op in ruimte en rechten. Of vestigingen ter plaatse mogelijk zijn, is afhankelijk van de streekplannen van de provincies en de vraag of de ondernemers dit willen. Het rijk werpt daarvoor geen belemmeringen op.

Mevrouw Schreijer vraagt ook om duidelijkheid over de ontwikkelingsmogelijkheden van de intensieve veehouderij in de EHS. In grote delen van de EHS staat de functie natuur voorop. Dit betekent dat intensieve veehouderij daar vaak niet past. Mijn beleid is erop gericht dat intensieve veehouderij langzaam uit de EHS verdwijnt, langs de wegen der geleidelijkheid. Ik ondersteun dit in beperkte mate met geld. Ik verwijs bijvoorbeeld naar delen van het reconstructiegebied.

Zij vraagt hoe boeren in de witte gebieden gebruik kunnen maken van de AVP. De kabinetslijn behelst bundeling van de niet-grondgebonden en/of kapitaalintensieve landbouw in de gelieerde functies in het LOG en de door het rijk benoemde "greenports"; dit uit het oogpunt van economie, milieu, landschappelijke kwaliteit en infrastructuur. Voor de grondgebonden landbouw vindt het kabinet het niet zo zinvol om op rijksniveau landelijke ontwikkelingsgebieden te benoemen. Het op rijksniveau eenzijdig voorrang geven aan de agrarische ontwikkeling in bepaalde gebieden zal een integrale benadering immers bemoeilijken.

Mevrouw Vos heeft gevraagd naar de stand van zaken bij de herbegrenzing van de probleemgebieden. Zij vraagt verder welke criteria daarbij worden gehanteerd. Ik heb de informatie van de provincies nog niet allemaal binnen, maar ik heb wel signalen dat de aanwijzing van probleemgebieden goed op stroom ligt. Ik heb de provincies gevraagd gebieden aan te wijzen in de volgende categorieën: de diepe veenweidegebieden, uiterwaarden en de hellingen. De categorie diepe veenweidegebieden is het meest omvangrijk. Brussel biedt ook de mogelijkheid om kleinschalige landschappen aan te wijzen, maar ik heb dit niet aan de provincies gevraagd, omdat er geen eenduidig criterium kan worden vastgesteld op dat punt.

Mevrouw Snijder vraagt naar mijn mening over de brief van de noordelijke provincies, Flevoland en Zeeland. Zoals ik al zei, het kabinet geeft in de Agenda Vitaal Platteland ruimte aan ondernemers en aan provincies om hen daarin te faciliteren. Dit geldt ook voor de grondgebonden grootschalige landbouw. De provincies kennen hun gebied en die kunnen dan ook het beste een zorgvuldige afweging maken. Het is dus logisch dat de provincies dit in hun regierol koppelen aan de door hen gesignaleerde behoeften van de sector.

De rijksoverheid heeft een faciliterende rol. De inzet van het rijk richt zich onder andere op kennisontwikkeling en structuurversterking. Ik wijs erop dat 28% van mijn begroting wordt besteed voor onderzoek en onderwijs. Dit zijn dus honderden miljoenen euro's per jaar en die zijn bedoeld om de concurrentiekracht van de sector te versterken. Het instrument kennisontwikkeling is zowel generiek als specifiek in te zetten voor bepaalde sectoren, bijvoorbeeld via het praktijkonderzoek.

Voor structuurversterking zet het kabinet actief in op het ondersteunen van het instrument kavelruil, zelfs op EU-niveau. Dit is een van de onderdelen van het huidige plattelandsontwikkelingsplan voor de komende planperiode van de nieuwe EU-kaderverordening die in 2007 begint.

Er loopt momenteel in het noorden een pilot uit de zogenaamde Koopmansgelden voor de inpassing van melkveebedrijven in zandgebieden. Daarnaast is er 2,3 mln euro uitgetrokken voor biologische landbouw in het noorden. Het LEI publiceert binnenkort een onderzoek naar de ervaringen van nieuwe melkveehouders in de veenkoloniën en er loopt nog een onderzoek naar de leefbaarheid en de vitaliteit van de kleine kernen in Friesland. Die onderzoeken worden beide door het ministerie van LNV bekostigd. Ik zei zojuist al dat ik op de lange termijn werk aan een landbouwontwikkelingsvisie, maar daar moet u nog een poosje op wachten. Het is van belang om vast te stellen dat de provincies het voortouw hebben om de mogelijkheid te bieden voor schaalvergroting en de daarbij behorende instrumenten als kavelruil. Ik kom straks nog terug op het instrumentarium voor de landinrichting.

Mevrouw Snijder gaf aan dat bedrijven mogelijkheden zoeken voor verbreding en dat de regelgeving voor veel belemmeringen zorgt. Zij vraagt mij om die op te heffen. Dat is natuurlijk een kolfje naar mijn hand. Ik doe niets liever dan die belemmerende regelingen verminderen. Mevrouw Schreijer sprak daar ook over; zij zegt zelfs dat deze zijn toegenomen. Ik moet die bewering ernstig weerspreken want dat is niet het geval. Het lijkt misschien wel alsof deze toenemen maar zij zijn in werkelijkheid afgenomen, wellicht niet in het gewenste tempo maar zeker in omvang. Wij hebben een project gestart om belemmeringen voor het sociaal ondernemerschap op het platteland te verminderen en tegelijk meer ruimte te bieden voor experimenten binnen de bestaande wet- en regelgeving rond zorg, ruimtelijke ordening en milieu. Verder is door de heer Van der Ham het experiment genoemd op het gebied van het mest uitrijden waarbij ik een expliciete uitzondering heb gemaakt voor een heel oude en tegelijkertijd weer nieuwe methode.

Er is gevraagd of ik bereid ben om op vrijwillige kavelruil in te zetten. Ik heb op die vraag reeds antwoord gegeven. Er is een ongedeeld budget voor landinrichting en kavelruil en daarover maken wij afspraken tussen Rijk en provincie in het kader van de IOG.

Mevrouw Snijder zegt dat een goede visie op economische dragers, zoals productielandbouw en grootschalige landbouwgebieden, ontbreekt. Zij vraagt mij om een dergelijke visie op te stellen. Ik heb gezegd dat ik voor de lange termijn een landbouwontwikkelingsvisie opstel. Het financieel budget voor het Europees landbouwbeleid ligt tot 2013 vast, maar in de tussentijd zullen allerlei stappen worden gezet die anticiperen op de periode daarna. Het is dus van belang om een beeld te vormen van de ontwikkelingen in de volgende tien tot vijftien jaar.

De heer Slob heeft gevraagd of ik daadwerkelijk van plan ben om 60% van de POP-gelden in te zetten. Op dit moment laten de plannen van de commissie dat niet toe. De commissie hanteert een verplicht percentage per as. Nederland probeert die verplichte percentages te laten vervallen. Ik zal verder nadenken over de vraag of 60% al dan niet te veel is, met inachtneming van de opvattingen in de Kamer.

De heer Slob heeft verder gevraagd naar mijn visie op een bredere inzet van de regeling landbouw met natuurlijke handicaps. Ik heb ervoor gekozen, de probleemgebiedenvergoeding een op een te koppelen aan een SAN-overeenkomst. Ik breng die koppeling aan omdat op dit moment geen financiële middelen voorhanden zijn om probleemgebiedenvergoedingen uit te keren in alle potentiële probleemgebieden. De centen zijn er gewoon niet. Ik kies er dus voor om de vergoeding expliciet te koppelen aan de beheersverplichting. In het kader van de programmeringsperiode voor de nieuwe kaderverordening plattelandsontwikkeling zal ik opnieuw de mogelijkheden bezien voor het verstrekken van vergoedingen van natuurlijke handicaps zonder beheersverplichting. Dat geldt dan vanaf 2007. Concreet heb ik op de veenweideconferentie op 23 juni te kennen gegeven met ingang van 2007 voor ongeveer 40.000 ha in het westelijk veenweidegebied tot een probleemvergoeding te willen komen, los van het SAN. Daarbij geldt de voorwaarde dat de criteria en de prioriteiten die de Europese commissie in dit opzicht stelt mij daartoe de ruimte bieden. Bovendien moet duidelijk zijn dat andere belanghebbenden ook een financiële verantwoordelijkheid hierin moeten nemen. Ik zeg dit in antwoord op de noodkreet. Die slaak ik dus ook maar eens. Ik zie op dit moment geen mogelijkheden om een en ander uit te breiden naar het kleinschalige landschap vanwege beperkte financiële middelen en vanwege een goed, adequaat afbakeningscriterium. De noodzaak en mogelijkheden van verhoging van het bedrag wil ik bezien binnen de financiële kaders die dan zullen gelden.

Door de heer Slob is gevraagd of ik bereid ben om mee te experimenteren in groene diensten. Mijn antwoord daarop is: ja. Ik heb in juli een brief naar de Kamer gezonden over groene diensten. Daarin staat dat wij met een aantal experimenten werken en dat wij een aantal verkenningen uitvoeren. Wij doen op dit moment voldoende ervaring op om te bezien of dit werkt en op welke wijze daaraan verder gestalte kan worden gegeven.

Mevrouw Vos vraagt waarom ik niet meer geld wil uitgeven voor biologische landbouw. Ervan afgezien dat wij er nog apart over komen te spreken, naar ik meen volgende week, zeg ik dat mijn inzet voor biologische landbouw een onderdeel is van de inzet voor duurzame landbouw. Bij de behandeling van de nota over het vervolgbeleid van biologische landbouw komen wij er nog nader over te spreken. In het meerjarenactieprogramma staat 8,8 mln voor 2004 genoemd. Dat vind ik een aanzienlijk bedrag. Verder noem ik nog een bedrag van 1,3 mln voor kennisontwikkeling en verspreiding van duurzame landbouw in het algemeen.

De heer Slob heeft gevraagd of ik een onderscheid wil maken in financiële inzet tussen de veenweidegebieden in het westen en het oosten. Dat wil ik niet bij voorbaat doen. Ik wacht wat dat betreft de voorstellen van de provincie af.

Mevrouw Schreijer vraagt of ik Koopmansgelden wil inzetten voor structuurverbetering van de landbouw. Ze zijn daarvoor juist bedoeld. Ze zijn bedoeld voor extensivering van de melkveehouderij, vooral in en rond gebieden met kwetsbare natuur en milieu. Er moeten twee doelen worden gediend: vermindering van de milieuoverlast en structuurverbetering van de melkveehouderij. Ik richt mij op de uitvoering ervan en ik onderzoek welke instrumenten kunnen worden gevonden. Een belangrijk instrument dat ik voor ogen heb, is het stimuleren van de vrijwillige kavelruil, omdat daarmee op een betrekkelijk goedkope en efficiënte wijze structuurversterking kan worden bereikt. Over de hoofden van de woordvoerders heen zeg ik tegen het bedrijfsleven dat de gelden er liggen en dat ervoor moet worden gezorgd dat er projecten komen die aan de criteria voldoen. Dan kan het geld feitelijk worden gebruikt. Het staat er namelijk al een groot aantal jaar.

Daarmee sluit ik dit onderdeel af.

De voorzitter:

Op 4 november wordt gesproken over biologische landbouw. Op verzoek van de minister is het debat daarover tot de genoemde datum uitgesteld.

Dat was blok 3 in de reactie van de minister op de inbreng van de Kamer, het blok inzake duurzame en ondernemende landbouw. Ik spring door de rijen heen. Heeft mevrouw Snijder vragen of opmerkingen?

MevrouwSnijder-Hazelhoff(VVD)

De minister spreekt over bundelen en clusteren van intensieve bedrijven. Juist in de LOG's wil hij dat vanuit milieuoogpunt doen. Dient het echter nog milieudoelen? Kan de minister dat staven? Er zijn immers steeds minder bedrijven. Een en ander legt geweldig veel beslag op het budget, omdat bedrijfsverplaatsingen erg veel geld kosten. Graag krijg ik een heldere motivatie, want mijn fractie kan het niet helemaal volgen.

Provincies hebben volgens de minister alle mogelijkheden om kavelruil te faciliteren, zelfs met een EU-kaderverordening in de hand. Ons bereiken geluiden dat dit niet loopt en dat er geen middelen voor zijn. Of duidt de minister alleen op vrijwillige kavelruil als die betrekking heeft op de EHS? Veel provincies willen natuurlijk iets buiten de EHS doen met vrijwillige kavelruil.

De minister zei dat hij de vergoeding van probleemgebieden koppelt aan de SAN-vergoedingen. Betekent dit dat er wordt opgeplust met € 94, plus de SAN-vergoeding? Zoals de minister het verwoordde klonk het heel aardig.

De heerVan der Vlies(SGP)

De minister heeft geschetst hoe de 60% van de POP-gelden voor agrarische doelen in Brussel wordt beoordeeld. Vervolgens heeft hij vastgesteld dat hij de breedte van de opvattingen in de Kamer op het netvlies heeft. Mijn vraag is klip en klaar en zakelijk: heeft hij daarbij nog een Kameruitspraak nodig? Ik heb er in elk geval een voorbereid.

De heerVan der Ham(D66)

De minister had het over de landbouwontwikkelingsvisie. Dat klinkt heel aanlokkelijk, maar ik had haar al willen zien. Los van de vraag wat de minister überhaupt aan de toekomst kan doen, zijn zijn ideeën daarover en zijn suggesties daarvoor zeer relevant. Daarom vraag ik of hij een tipje van de sluier wil oplichten. Naar aanleiding van het bietenverhaal vraag ik mij voorts af hoe het zit het met de vernieuwing op het platteland en in de landbouw. Dat is puur iets wat uit het Innovatieplatform kan voortkomen. Denkt de minister aan iets dergelijks, aan een nieuw gewas of gaat het over andere zaken, over bijvoorbeeld mijn suggestie om braakliggende landbouwgronden te gebruiken voor het neerzetten van windmolens of zonnepanelen?

MevrouwVos(GroenLinks)

Allereerst heb ik een vraag en een opmerking over de besteding van de POP-gelden. Het lijkt mij goed om het geluid van de GroenLinks-fractie te laten horen. Zij vindt dat er nu al te veel geld aan landbouw wordt besteed. Zij vindt het goed dat het van de Europese Commissie breder moet worden ingezet. Waarom verzet de minister zich hiertegen? Wij hebben het toch over een breed platteland en niet alleen over landbouw als wij het over een vitaal platteland hebben? Ik kan de minister niet volgen.

Ik heb mijn opmerking over de biologische landbouw met name geplaatst in het kader van de opmerking van de minister dat hij geen gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om inkomenstoeslagen onder andere toe te kennen aan mensen die aan biologische of duurzame landbouw doen. Waarom heeft de minister dat niet gedaan? Welke andere impulsen geeft de minister aan duurzame landbouw?

MevrouwKruijsen(PvdA)

Ik heb een vraag over de visie op de ontwikkeling van de landbouw. Deze langetermijnvisie is ons beloofd. Net als de heer Van der Ham had ik een dergelijke visie bij deze agenda verwacht. Die biedt juist de mogelijkheid daartoe. Bovendien staat de tijd niet stil. Volgend jaar zijn er weer ontwikkelingen. Ik neem aan dat de minister tot uitvoering over wil gaan tegen de tijd dat deze kabinetsperiode het einde nadert. Per wanneer kunnen wij de integrale visie verwachten?

Wanneer krijgen wij meer inzicht in de staatssteuntoets voor de groene diensten? Vorig jaar heb ik dit ook al gevraagd.

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

Voorzitter. Het is duidelijk dat wij over vijf jaar nog 20.000 boeren over hebben als wij zo doorgaan. Wij moeten daar dan zeer blij mee zijn. Het betekent ook dat wij het beleid moeten willen bijstellen. Wij vinden dat de grootschalige bedrijven in het noorden van het land niet hoeven te worden gebundeld en niet op verschillende plekken moeten worden geplaatst. De heer Kamp uit Tiendeveen heeft een intensief melkveehouderijbedrijf met 110 koeien. In een brief vraagt hij om een paar extra koeien. Hij krijgt echter geen uitbreiding, omdat hij onder geen enkel project valt. Wij kunnen wel uitspreken dat dit mogelijk moet zijn, maar dat is het niet. Wij hebben er ook geen geld voor. Wij zijn dan ook van mening dat er snel duidelijkheid moet worden geboden over de Wet ammoniak en veehouderij en over de Stankrichtlijn en dat ook buiten de reconstructieprovincies grootschalige landbouw moet kunnen plaatsvinden. Ik zal hierover op verschillende plekken een motie indienen.

MinisterVeerman

Mevrouw Schreijer zegt dat clusteren niet alleen vanuit het oogpunt van milieu, maar ook vanuit het oogpunt van het landschap wenselijk is. Gespreid glas is niet wenselijk. Het is duidelijk dat clustering niet alleen voordelig voor het landschap is, maar ook voor de energievoorziening en de aan- en afvoer.

Ik ben het eens met de opmerking over kavelruil buiten de ecologische hoofdstructuur. Het is mogelijk, al zijn de fondsen beperkt. Wij doen wat wij kunnen, maar er is altijd geld te kort. Ik denk dat ook in dezen geldt dat provincies een belangrijke rol spelen. Ik heb gezegd dat wij die € 94 gekoppeld hebben aan de beheersvergoeding. Het zijn immers dezelfde bunders.

MevrouwSnijder-Hazelhoff(VVD)

Als er gekoppeld wordt, verwacht ik dat zij een vergoeding krijgen voor het feit dat het een probleemgebied betreft plus een vergoeding voor het feit dat zij aan natuurbeheer doen.

MinisterVeerman

U weet dat wij die € 94 niet mochten geven in gebieden waar geen zand was. Die vergoeding zat er dus al die tijd al in. Dat is spijtig maar het is niet anders.

De heer Van der Vlies sprak over 60% van de POP-gelden. Dat is te vroeg, mijnheer Van der Vlies. Ik heb alleen willen aangeven dat ik de Kamer gehoord heb. Ik hoor echter ook andere geluiden, bijvoorbeeld van mevrouw Vos. U moet mij even de tijd geven om rustig na te denken over de goede oplossing in dezen. Ik ken u voldoende dat u mij het voorrecht van het nadenken gunt. Ik zou mij ook niet anders kunnen voorstellen.

Dan kom ik bij de heer Van der Ham. Ja, ongeduld hoort bij de jeugd!

De heerVan der Ham(D66)

Ook bij de ouderdom, hoop ik.

MinisterVeerman

Nee, als de schaduwen langer worden, neemt ook de mildheid toe. Vandaar dat ik de heer Van der Vlies op deze manier durfde te benaderen.

Ik kondig aan dat wij een langetermijnvisie gaan ontwikkelen en meteen vraagt iedereen waarom die er nog niet ligt. Neem mij niet kwalijk, dames en heren, de Agenda Vitaal Platteland is een "doe"-stuk. Er zijn gelden, doelen, afspraken met provincies en wij gaan aan de slag. Ik zeg dat wij ons ervan moeten vergewissen wat op lange termijn het perspectief is van het feit dat er iedere dag 11 boeren stoppen. Wij moeten in het land geen knollen voor citroenen verkopen door te zeggen dat wij er hard aan zullen werken dat er niet elke dag zoveel boeren hoeven te stoppen. Het wereldhandelsoverleg, de liberalisering, het verminderen van de gelden voor de landbouwsector, de uitbreiding van de Unie, de discussie of Turkije moet toetreden, de toenemende kosten voor de zorg en voor de veiligheid, een verminderende economische groei en een Lissabon-agenda die wij moeten realiseren, het zijn allemaal aanspraken op de financiële middelen.

Waar moeten wij ons dan op richten? Dat moeten wij goed doordenken! Neemt u mij niet kwalijk, dat kan ik niet op een achternamiddag. Misschien moet er meer onderzoek gedaan worden en specifieke vragen beantwoord worden. Media volgend jaar komen wij met die langetermijnvisie, dat zeg ik u toe. Daarop kunnen dan nieuwe beleidsintenties geënt worden voor de komende tijd. Misschien zal dat een deel van de erfenis zijn die ik achterlaat. Met de Agenda Vitaal Platteland moeten wij daarop echter niet wachten.

Als er even in de ziel van de minister wordt gekeken en in zijn beleidsagenda en dan gezegd wordt dat die langetermijnvisie er nog niet is, is dat voor mij een aansporing om niet meer het achterste van de tong te lagen zien. Dat moet u mij vergeven. Het ergste wat een minister kan overkomen, is dat hij te veel toezegt, zeggen de ambtenaren altijd.

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

Maar de minister is toch de baas!

MinisterVeerman

Ja, ik ben wel de baas maar ik kan het werk niet alleen doen, mevrouw Schreijer. Ik weet niet of u dat eens een poosje wilt ervaren, dan gaan wij even wisselen. Bovendien moeten wij het aantal ambtenaren met 25% verminderen. Dat is een doelstelling van de coalitie waaraan ik ijverig uitvoerig geef.

Voor food en nutrition bestaat bij het bedrijfsleven zeer grote belangstelling. Obesitas en dat soort moderne welvaartziektes zijn zaken die tot innovatieve ontwikkelingen en nieuwe gewassen leiden en tot nieuwe verwerkingswijzen aanleiding geven. Te denken valt ook aan nieuwe energiewinning. Al dat soort zaken komt in zo'n langetermijnvisie tot uitdrukking. Wij voeren al jarenlang discussie over bio-ethanol, snelgroeiend hout en allerlei andere brandstoffen. Er komt geleidelijk wat tekening in. Het is dus zaak dat wij bezien in hoeverre in Nederland grootschalige landbouw mogelijk is, waar en op welke voorwaarden en op welke wijze Rijk en provincies daarbij een rol kunnen spelen. Grootschalige landbouw is namelijk nodig om dergelijke ontwikkelingen mogelijk te maken. U moet mij de tijd gunnen om daar eens goed over na te denken.

De heerVan der Ham(D66)

Ik heb eerbied voor uw grijze haren. Dat is ook een prachtig lied.

MinisterVeerman

Ze zijn talrijk en lang.

De heerVan der Ham(D66)

U sprak nu over gewassen en nieuwe gewassen. Bent u ook van plan om in die nota, waar u nu natuurlijk geen uitspraak over gaat doen, te kijken buiten de landbouw, dus niet alleen naar bijvoorbeeld ethanol, maar ook naar het neerleggen van zonnepanelen en dat soort niet landbouwgerelateerde oplossingen?

MinisterVeerman

Ik ben niet van plan om een nota te schrijven, want ik heb een hekel aan nota's. In nota's kun je niet wonen, zei een groot Amsterdams wethouder eens. Ik wil wel een visie neerleggen. Landbouw is niets anders dan het zaken doen met de zon.

De heerVan der Ham(D66)

Dus zonne-energie is binnen.

MinisterVeerman

Mevrouw Kruijsen vroeg wanneer de staatssteuntoets ten aanzien van Groene Diensten er zal zijn. Ik hoop voor de kerst het eerste signaal van de commissie te krijgen. Wij doen met de commissie een pilot om dat te onderzoeken. Ik hoop dat nog voor de kerst te kunnen doen.

Mevrouw Schreijer deed de oproep om grootschalige landbouw mogelijk te maken. Dat kan al, zij het dat de landbouwers die dat willen, dat zelf moeten doen. In de drielagenbenadering, die ik al meerdere keren met de Kamer heb gecommuniceerd en verleden jaar bij de begrotingsbehandeling uitvoerig heb besproken, is dat laag één. Wereldmarktomstandigheden noodzaken tot grootschaligheid. Wij kunnen dat ondersteunen, bijvoorbeeld met inzet van de Koopmansgelden, kavelruil, inzet van de relevante delen van het investeringsbudget landelijk gebied en kennis en onderzoek. Het zijn echter de ondernemers die de afweging moeten maken of zij die grootschaligheid in voldoende mate kunnen bereiken, tegen acceptabele condities, in dit land of elders. Dat zijn ondernemersbeslissingen waar ik natuurlijk niet in wil en moet treden.

MevrouwSnijder-Hazelhoff(VVD)

Ik heb de minister nog niet gehoord over landinrichting. Wij hebben gesproken over structuurversterking en grootschalige landbouw.

MinisterVeerman

Daar heb ik duidelijk antwoord op gegeven. Het investeringsbudget landelijk gebied bevat ook de gelden die voor klassieke landinrichting waren bestemd. U heeft gevraagd hoe het zat met de oude landinrichtingsprojecten. Wij hebben een onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om die oude projecten versneld af te wikkelen. Dat is een beperkte oogst van mogelijkheden geweest. Iedereen wil dat wel, maar het blijkt toch moeilijk te zijn om dat ook te doen. Wij wilden het, omdat wij dan snel projectgewijs aan de nieuwe projecten konden beginnen. Ik moet echter vaststellen dat het in de praktijk heel lastig is om de oude projecten versneld af te wikkelen. Wij hebben dat uitvoerig besproken met de provincies. Het is mij ook tegengevallen dat de oogst zo beperkt is. Dat is echter een feit van het leven op dit moment. De gelden die wij nu voor landinrichting hebben, komen in het ILG. Die vormen samen met de andere bijdragen de basis voor de investeringen die ook ten behoeve van grootschalige landbouw in de provincie, als de provincie daar prioriteit aan wenst te geven, kunnen worden benut.

MevrouwSnijder-Hazelhoff(VVD)

Ik mag er dus van uitgaan dat in het ILG vanaf 2007 provincies volledig in staat zijn om, als er behoefte is aan landinrichting, dat in te vullen, los van ecologische hoofdstructuur of criteria. Wat is er dan waar van de ruis die er nu is? Tot 2007 moet alles gekoppeld zijn aan de EHS. Nu willen provincies in de grootschalige gebieden af en toe ook aan landinrichting doen. Ik heb inmiddels begrepen dat meer provincies dan deze vijf alleen daarmee aan de slag willen, los van de EHS.

MinisterVeerman

Dat laatste is mij niet bekend. Daar zou ik bewijzen van willen zien, want ik heb niets aan geruchten. Het is beter om man en paard te noemen. Aan ruis heb ik al helemaal niets. Als wij zaken willen doen, moeten wij weten waar wij het over hebben. Ik zou het prima vinden als u mij die adressen kunt geven.

De rijksmiddelen in het ILG voor zover die voor de doeleinden voor landinrichting worden benoemd, staan ter beschikking van de provincie. De provincie kan prioriteren in de nieuwe programma's. Maar wij geven niet meer dan de rijksmiddelen die wij nu hebben. Er komt geen nieuw geld bij voor landinrichting.

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

Voorzitter. Ik zal meteen de ruis weghalen. Vorige week heeft de heer Bleker tijdens het rondetafelgesprek namens het IPO duidelijk naar voren gebracht dat met name de EHS-doelstelling bij landinrichting een grote belemmerende factor is. Ik zie gedeputeerde Piet Jansen achter in de zaal "ja" knikken. Daarmee is duidelijk wat het grote knelpunt is. Wij vinden dat landbouwbedrijven nu samengevoegd moeten kunnen worden en dat landinrichting ingezet moet worden. Ik vraag de minister contact op te nemen met de provincies om dit probleem op te lossen.

MevrouwVos(GroenLinks)

Ik had de minister gevraagd welke impulsen hij geeft aan duurzame landbouw. Dat kan ik niet vinden in zijn nota. Hij schrijft alleen dat hij niet van plan is om een deel van de inkomenstoeslagen daarvoor in te zetten. Ik zie ook geen andere nieuwe instrumenten. Wij weten dat de DOA niet mag van Brussel. Graag verneem ik van de minister wat hij van plan is.

MinisterVeerman

Mevrouw Vos, u zei het zelf al, ik kan niet meer dan wat ik net genoemd heb voor duurzame landbouw en biologische landbouw. Wij moeten ons realiseren dat de middelen beperkt zijn. Ik begrijp wel dat het nooit genoeg is, maar ik heb gewoon niet meer. Zo simpel is het. Ik heb "ja" gezegd tegen een begroting, in het eerste kabinet en het tweede kabinet. Er is 700 mln bij geplust voor natuur en reconstructie. Een stukje daarvan hebben wij kunnen gebruiken voor de niet-reconstructiegebieden. That's it. Dat heb ik met de Kamer gecommuniceerd. Daar liggen de financiële kaders voor vast. Er komt dus geen nieuw geld voor landinrichting. Alleen de gelden die er zijn binnen de bestaande begroting lopen door. Dat zijn de meerjarige afspraken. Wij willen de oude landinrichtingsprojecten zo snel mogelijk beëindigen om nieuwe projecten te kunnen aanvatten. De prioritering kan dan veranderen. Ik zal onderzoeken of de klacht terecht is dat er alleen binnen de EHS iets mogelijk is. Zodra ik daar duidelijkheid over heb, kom ik daar bij de Kamer op terug.

De voorzitter:

Wij gaan nu over naar het vierde blok: natuur, landschap en milieu.

MinisterVeerman

Voorzitter. Gevraagd is of de borging van de natuurkwaliteit geregeld is. Dat is nergens beter geregeld dan in Nederland. In de eerste plaats hebben wij de natuurdoelenkaart. Daarop zijn de doelen vastgelegd. Wij hebben hierover prestatieafspraken met de provincies gemaakt, met verantwoording en sancties, in het kader van het ILG. De controle op dat natuurbeleid gebeurt door een onafhankelijk natuur- en milieuplanbureau. Ik zou zeggen: bij welk beleidsterrein is het zo duidelijk? Verder is gevraagd hoe het zit met de borging van de EHS via bestemmingsplannen. De doorwerking van bestemmingsplannen is de verantwoordelijkheid van de provincies. Het Rijk heeft natuurlijk de mogelijkheid om aanwijzingen te geven. In de nieuwe Wet RO moeten het Rijk en de provincies die moderne besturingsinstrumenten verschaffen.

Mevrouw Schreijer vraagt naar het niet al te ruim bemeten budget voor natuur. Zij zegt dat we prioriteit moeten geven aan de realisatie van de oorspronkelijke EHS-doelstellingen en niet aan de robuuste verbindingen. Hetzelfde is trouwens ook door anderen opgemerkt. Ik heb al gezegd dat er bij het aantreden van het kabinet-Balkenende II via de uitgavenintensivering een belangrijk bedrag ter beschikking is gekomen voor de EHS en de reconstructie. We kunnen nu flinke stappen zetten om het doel, realisatie van de EHS in 218 te realiseren. De leningconstructie voor grondaankopen voor particuliere natuurbeschermingsorganisaties leidt niet tot lagere ambities en een lager realiseringstempo. Er is gevraagd of de rente- en aflossingsverplichtingen zijn gegarandeerd. Ik kan dat bevestigend beantwoorden. Ik had anders de convenanten niet kunnen afsluiten. Als daarover onduidelijkheid was, zouden natuurmonumenten en Staatsbosbeheer deze convenanten niet zijn aangegaan.

De robuuste verbindingen staan qua doelstellingen voor mij niet ter discussie. Zij vormen onderdeel van de EHS. Wij hebben het hier over de prioritering conform de motie-Van der Vlies. We weten dat we, als we die robuuste verbindingen niet hebben, dan een serie losse elementen hebben die zonder verbinding zijn, waarmee we de populatiemogelijkheden ernstig bedreigen. Het is dus nodig om de robuuste verbindingen te maken, maar wij moeten het vizier daarbij houden op 2018. Ik ga dus mee in de gefaseerde aanpak. Ik heb dat al eerder gezegd bij de indiening van de motie-Van der Vlies. Ik wil dus in de eerste jaren de planvorming en de begrenzing door de provincies tot stand zien te brengen van de eerste tranche van de robuuste verbindingen. Ik vind het belangrijk dat een boer in de buurt van een robuuste verbinding die zijn grond nu wil verkopen, dat ook kan. Dat is een eenmalige gelegenheid die zich voordoet. Buurmans grond is maar een keer te koop. Het zou onverstandig zijn om dan te zeggen: we doen het even niet, anders laten we kansen liggen. We zouden dat later betreuren en we zouden daartoe dan wellicht tegen andere, moeilijker condities moeten overgaan. Het is ook een beetje met de genade meewerken, duidelijk vanuit de visie en de insteek, die in de motie-Van der Vlies is verwoord.

Voorzitter. Mevrouw Schreijer heeft gevraagd hoe het gesteld is met de vrijwilligheid van de omzetting van de agrarische gronden naar EHS en natuur. Zij wil verder het "nee, tenzij"-regime vervangen door een "ja, mits"-regime. Laat ik om te beginnen de tekst van het AVP over de omvang van de nieuwe natuurgebieden verduidelijken. Er worden de komende jaren 275.000 ha nieuwe natuur gerealiseerd, waarvan ongeveer 100.000 ha beheersgebied zijn. Boeren kunnen voor die hectares op vrijwillige basis een beheersovereenkomst sluiten. De natuurwaarde in de beheersgebieden is van belang, maar de primaire functie is landbouw. Vanuit die optiek is voor beheersgebieden functiewijziging en bestemmingswijziging dus niet aan de orde.

Wat de discussie over "ja, mits" ten opzichte van "nee, tenzij" betreft wil ik de Kamer een spiegel voorhouden. Ik streef naar een robuuste EHS omdat versnippering weinig effectief is. We zijn het daar allemaal over eens. Bij een robuuste EHS hoort ook een stevig ruimtelijk beschermingsregime. We steken zeer veel geld in de robuuste EHS. Een zwak ruimtelijk beschermingsregime betekent dat het geld niet zo goed besteed wordt. Ik vind dat moeilijk uit te leggen. Kijk naar het gruttobeheer waarbij er sprake is van een versnippering. We moeten vaststellen dat wetenschappelijk onderzoek vraagtekens stelt bij de effectiviteit van dat beleid. We komen tot een meer mozaïekvormig beheer daarvan, wat op een geheel andere filosofie is gestoeld. Het beschermingsregime is niet zwaarder dan nodig. Het komt er in essentie op neer dat voor beheersgebieden een normale agrarische bedrijfsvoering en een normaal agrarisch gebruik mogelijk blijven. Ik stel het op prijs om dat nog eens zeer duidelijk te zeggen.

Er is gevraagd of er voldoende geld is voor de nationale landschappen. Het Rijk stelt tot en met 2007 30 mln voor de nationale landschappen als cofinanciering ter beschikking. Het is de bedoeling dat ook provincies, gemeenten en particulieren daaraan bijdragen. Ik vertrouw erop dat de rijksbijdrage een multipliereffect heeft, zodat iedereen vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid ook financieel kan bijdragen. Er is allereerst behoefte aan goede, concrete plannen, waarvoor die extra middelen nodig zijn.

Door mevrouw Vos en mevrouw Kruijsen is gevraagd naar parameters voor landschapskwaliteit. Voor de nationale landschappen zijn de kenmerkende kernkwaliteiten benoemd in de nota Ruimte. Dat zijn de parameters waarop het Rijk de uitvoeringsprogramma's van de provincies beoordeelt. De provincies zijn aan zet om een adequate organisatiestructuur per nationaal landschap op te zetten. Een coördinator kan daar onderdeel van zijn. Die parameters zijn terug te vinden in de nota Ruimte.

Door verschillende woordvoerders is gevraagd waar het water is in deze nota. De doelstellingen van het bestuursakkoord over water, waarvoor destijds 100 mln beschikbaar is gesteld, zijn genoemd in het meerjarenprogramma. De EU-kaderrichtlijn moet nog ingevuld worden. Daar wordt in deze nota niet op vooruitgelopen. Mevrouw Vos vroeg wat de eisen moeten zijn, maar zo ver ben ik niet. Ik denk dat de discussie over de vereiste normstelling buitengewoon grote voorzichtigheid vergt, om niet te komen tot het bijna traumatisch effect dat wij hebben gehad met de nitraatrichtlijn. Ik ben zeer voorzichtig met ideeën vormen of vaststellen over normen voor de kaderrichtlijn over water.

Mevrouw Schreijer vraagt wat een ontwikkelingsgerichte strategie in de nationale landschappen betekent en of economische ontwikkelingen voor gemengde, niet-grondgebonden bedrijven mogelijk zijn. Daar waar gemengde, niet-grondgebonden en intensieve bedrijven geen beletsel vormen voor de kwaliteit van het nationale landschap, ben ik ervan overtuigd dat zij onderdeel zullen uitmaken van de uitvoeringsprogramma's die de provincies opstellen. Het uitgangspunt is dat de nationale landschappen zich sociaal-economisch kunnen ontwikkelen, terwijl bijzondere kernkwaliteiten worden behouden of versterkt. Zo staat het ook in de nota Ruimte en in de Agenda Vitaal Platteland. Er geldt dus een "ja, mits"-regime. In het kader van de sturingsfilosofie van dit kabinet, decentraal wat kan en centraal wat moet, zijn de provincies verantwoordelijk voor de integrale uitvoeringsprogramma's van de landschappen.

Hoe staan wij tegenover het begrenzen van de EHS op grond van andere argumenten dan natuur, bijvoorbeeld agrarische? Het belang van mogelijke herbegrenzing van de EHS om de ruimtelijke samenhang van een natuurgebied te versterken kan ik onderschrijven. Hierbij spelen niet alleen ecologische overwegingen, maar er kunnen ook andere beperkingen zijn, zoals ontsnippering van landbouwgebieden of ruime niet-natuurgebieden. Deze kunnen ook een doel zijn van herbegrenzing. Wij moeten deze ook formeel betrekken bij het onderzoek naar herbegrenzing dat nog wordt uitgevoerd.

Ik wil graag het functioneren van de EHS verbeteren. Ik heb het Natuur- en milieuplanbureau gevraagd om advies uit te brengen over de mogelijkheden om de samenhang te vergroten en te versterken. Een aspect daarvan is het verminderen van de contactzone tussen landbouw en natuur. Dat is van belang voor een robuustere EHS. Als de herbegrenzing aan de orde is, komt zij zowel ten goede aan de natuur als aan de landbouw. In die onderzoeksvraag wordt rekening gehouden met dit punt. Ik ben nog in afwachting van de resultaten van dat onderzoek. Mevrouw Schreijer zei dat wij ons moeten blijven richten op langdurige contracten. Dat gaat over de SAN. Wanneer zullen die langdurige contracten een feit zijn? Daarover is vandaag een brief naar de Kamer gezonden; ik kan de strekking daarvan aangeven. Ik heb de afgelopen maanden met het maatschappelijk veld de mogelijkheden voor een langere beheersovereenkomst onderzocht. Met Nederland Natuurlijk, LTO, de SBNL en de FPG hebben wij gezamenlijk de conclusie getrokken dat wij allemaal het principe van duurzaam beheer van harte ondersteunen. Wij hebben ook gezegd dat niet verlenging van de duur van de beheersbeschikking, maar het zo eenvoudig mogelijk maken van de overstap na zes jaar naar een nieuwe beheersbeschikking de methode is om dit te realiseren. Men wil dus niet primair een verlenging, maar een vergemakkelijking van de overstap. Dat heeft de voorkeur van alle partijen, omdat op die wijze flexibiliteit in de bedrijfsvoering kan worden behouden en omdat de natuurkwaliteit op die manier gestuurd kan worden met het oog op het tijdig realiseren van de EHS. Dat vindt u dus uitvoeriger beargumenteerd terug in de zojuist aangekondigde brief. Misschien is dat een enigszins verrassende conclusie, gelet op signalen die al herhaaldelijk zijn uitgezonden, maar toch is de oplossing van die flexibiliteit na ommekomst van de periode uiteindelijk een preferabele optie boven het verlengen van de termijn. Ook aan het verlengen van de termijn zitten immers nadelen.

Dan de vraag van mevrouw Schreijer over de koppeling van de probleemgebieden en de vergoeding aan de SAN. Daarop heb ik al antwoord gegeven, zowel wat betreft de 40.000 ha als wat betreft de mogelijkheid voor continuering.

Mevrouw Vos vroeg hoe de minister ervoor zorgt dat de doelen voor natuur en landschap worden gerealiseerd. Ook daarover heb ik in antwoord op mevrouw Kruijsen al iets opgemerkt. Ik heb ook al melding gemaakt van de natuurdoelenkaart en de wijze waarop wij dat meten en borgen.

Mevrouw Vos heeft ook de militaire terreinen aan de orde gesteld. Defensie wil verkopen, misschien wel aan een betere bieder dan het Rijk of LNV. Wij zijn op dit moment in overleg met Defensie, zowel op politiek als op ambtelijk niveau. Mag ik mij op dit moment hiervan afmaken met het verzoek om deze broedende kip even niet te storen? Zodra er nieuws is, hoort u dat van ons, maar de inzet is natuurlijk om die terreinen, voor zover die passen in het beleid, te verwerven. Wij zullen die onderhandelingen echter niet publiekelijk voeren.

Mevrouw Snijder zegt dat provincies moeite hebben met het schrappen van ecologische verbindingszones; hoe staat de minister daartegenover? Daarover heb ik al duidelijkheid gegeven, maar het is misschien goed om dat nog eens te beklemtonen. Over de oude verbindingszones die door de provincies zijn ontwikkeld, zeg ik: datgene wat verplicht is, komen wij na. Daarbij gaat het niet om gewekte verwachtingen. Dan blijken er immers ineens veel meer gewekte verwachtingen te zijn dan misschien in redelijkheid hard kan worden gemaakt, maar wat juridisch hard is, komen wij na; punt.

Vervolgens is er de kwestie van de robuuste verbindingen. Daarover heb ik zojuist al het nodige gezegd. Het staat de provincies natuurlijk vrij om de door hen ontwikkelde verbindingszones verder voort te zetten.

Tot slot de vraag of ik bereid ben om in vergevorderde projecten verplichtingen in verband met bosuitbreiding en landinrichting na te komen. Ik heb gezegd dat de rijksmiddelen voor bosaanleg geconcentreerd worden ingezet in de EHS, in de nationale landschappen en ten behoeve van recreatie om de stad en dat alle bosuitbreidingstaakstellingen van het Rijk vervallen. Dat betekent dat voor die vervallen categorieën dus geen nieuwe verplichtingen worden aangegaan. Dat is pijnlijk, maar dat hoort bij de beleidskeuzes. Uiteraard geldt ook hier: wat juridisch verplicht is, wordt nagekomen.

De voorzitter:

Ik geef ook dit blok even in bespreking, zodat wij het, wat de eerste termijn betreft, kunnen afronden.

MevrouwKruijsen(PvdA)

De minister heeft gezegd dat de borging van de natuurkwaliteit in Nederland eigenlijk het best geregeld is. Ik neem aan dat hij dan een vergelijking maakt met de landen om ons heen. Nu constateert het RIVM juist in de Natuurbalans dat de kwaliteit nog onvoldoende geborgd is. Wij vragen daar dus niet voor niets naar.

Dan kom ik bij de prioritering van de robuuste verbindingen. Ik heb de motie van de heer Van der Vlies er nog eens op na gelezen. De eerste overweging is dat er in die tijd, 2 december 2002, te weinig middelen waren. Nu is dat bedrag van 700 mln er wel en daarom is er ook extra aandacht voor de robuuste verbindingen. Ik hoop dat wij dit hiermee kunnen kortsluiten.

Ik heb niet voor niets een vraag gesteld over de parameters voor de nationale landschappen. In ons perspectief gaat de nota Ruimte boven de Agenda Vitaal Platteland. De Agenda is in feite een uitwerking van de nota Ruimte. Die parameters moeten meer verbijzonderd worden. Ik kan mij voorstellen dat het niet in detail wordt opgeschreven, maar er moet wel een verdere uitwerking komen van de parameters. Ik maak even een terugkoppeling naar de kwaliteitsagenda waar wij het eerder over hadden.

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

De minister heeft een duidelijk antwoord gegeven over de vragen over de robuuste verbindingszones.

Dan kom ik bij de langdurige contracten. Het gaat ons om een goede besteding van het belastinggeld. Wij weten dat mensen afhaken. De minister heeft het uitgelegd. Het zal dus wel niet anders kunnen, maar wij hechten wel waarde aan een langdurig contract.

Dan kom ik bij de nationale landschappen. De agenda heeft te maken met de nota Ruimte. In de amendering wordt heel duidelijk de grondgebonden landbouw genoemd en niet de brede uiteenzetting van de minister van zo-even. Ik ben blij met het antwoord, maar wij zullen daar toch een motie over indienen.

Het volgende punt is de beheersgebieden. Uit de antwoorden op de vragen blijkt dat het gaat om nieuwe natuur. Daarom zal ik ook op dit punt een motie indienen.

MevrouwSnijder-Hazelhoff(VVD)

De minister heeft gezegd dat hij streeft naar een robuuste EHS en daar ben ik het helemaal mee eens. Vervolgens ging hij in op het bestemmingsregime voor de gebieden die om de natuurgebieden heen liggen. Dat is juist het discussiepunt. Voor de "ruime jas"-gebieden gaat het "nee, tenzij"-principe gelden. Dat is zeer belemmerend. Ik krijg graag een nadere toelichting van de minister.

Dan ga ik nog even in op de bosuitbreiding. Ik kan mij voorstellen dat wij moeten schipperen met de middelen. Het was echter een heel duidelijke beleidslijn en daar hebben de provincies fors op ingezet. Er is nu sprake van een omslag. De minister heeft gezegd dat alleen wordt uitgevoerd wat juridisch geaccordeerd is. Zit er nog toekomstperspectief in de nieuwe kaderverordening? Wordt er op Europees niveau nog over bosuitbreiding gesproken of is dat nu volledig van de baan?

De heerVan der Vlies(SGP)

Voorzitter. Ik ben de minister erkentelijk voor zijn uiteenzetting over de robuuste verbindingen, inclusief de doorwerking van mijn motie. Ik vond het een correcte weergave van de bedoeling toen en dat geldt ook voor de doorwerking nu.

Dan kom ik bij het onderscheid tussen "ja, mits" en "nee, tenzij". Als je als bedrijf zekerheid zoekt met het oog op de continuïteit, dan is dat een groot verschil. Daarom leg ik daar nog even de vinger op.

Ik ben het volstrekt eens met de behoedzaamheid van de minister op het punt van de EU-kaderrichtlijn water. Laten wij oppassen dat wij niet weer allerlei misère over ons heen halen. Het is mogelijk dat die in andere landen met vergelijkbare stroomgebieden anders wordt ingevuld.

Tot slot ga ik in op de duur van de beheersplannen. De periodiciteit van zes jaar blijft erin vanwege de flexibiliteit. De discontinuïteit kun je gebruiken om de puntjes op de i te zetten, maar de zekerheid zou wel door moeten lopen. De minister heeft gezegd dat hij de overgang wil versoepelen. Dat mag dan wel zo zijn, maar daar gaat het die boeren natuurlijk om. Wat er in die brief staat, weet ik niet. Als het erin staat, prima, als het er nog niet in staat, wil ik graag dit accent plaatsen.

De heerVan der Ham(D66)

Er zijn heel veel dingen in dit blokje niet aan de orde gekomen. Allereerst de suggestie voor een VBTB-benadering van de natuurdoelen. Als er een grens in 2008 wordt gesteld, is het voor ons belangrijk om te weten wat wij tot 2007 van u kunnen verwachten. Ik wil daar meer inzicht in krijgen als verstrekker van het budget.

Het groen in en om de stad is niet aan bod gekomen. Ik heb de Randstad groenstructuur genoemd, maar ook de oude nota van LNV en VROM Land in de stad. Daarin staan veel behartigenswaardige zaken. Misschien is daar nu geen geld voor, maar de steden willen verder en willen net als ik weten, hoe dit op korte termijn kan worden voortgezet. Ik krijg hier dus graag wat meer informatie over.

Dit geldt ook voor de voorbeelden uit het buitenland zoals het national forest waar wordt gewerkt aan grote bosaanplant, maar ook voor kleinschalige initiatieven in Nederland.

MevrouwVos(GroenLinks)

Ik zal nog een keer vragen wat de minister ziet in het idee om de verantwoording van de natuurdoeltypen en zijn controle daarop aan de Kamer mee te delen in de vorm van de systematiek van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording.

Die vraag geldt ook voor de landschapskwaliteit. Ik maak mij daar zorgen over, omdat de minister in zijn nota letterlijk schrijft dat het rijk de kwaliteit van de landschappen borgt, maar ook dat het niet inhoudelijk toetst maar procesmatig. Ik vind dat die kwaliteitstoets een kerntaak van het rijk is. Wil de minister hier op ingaan?

Een ander punt dat mij zorgen baart is de mogelijkheid van aanvullend gebiedsgericht beleid. Als dit noodzakelijk mocht zijn, moet het worden afgewogen tegen een eventuele aanpassing van natuurdoelen en/of de herbegrenzing van natuurgebieden. Hoe moet ik dit lezen? Betekent dit dat natuurdoelen worden afgezwakt?

Tot slot zou ik graag horen hoeveel geld er is ingeboekt voor de robuuste verbindingen. Hoe ver is de minister gevorderd met de uitvoering van dit beleid?

MinisterVeerman

Mevrouw Kruijsen en mevrouw Vos stellen eigenlijk dezelfde vraag: hoe kun je borgen dat de natuuraankopen voldoende kwaliteit hebben, in een goed tempo verlopen en dat de belastingcenten goed worden besteed. Ik heb gezegd dat wij afrekenbare doelen stellen, dat wij sanctiemiddelen hebben, een natuurdoeltypekaart en een onafhankelijk instituut dat het monitored. Het RIVM is nog niet bekend met de nieuwe methodiek; het werkt tot nu toe altijd in retrospectief. De agenda bevat nu juist een methodiek van sancties. Als de doelstelling niet wordt gehaald, wordt het geld teruggevorderd. Dit is een totaal nieuwe methodiek die in het verleden niet bestond. Daarmee is de kritische vraag van het RIVM of dit wel goed komt ook niet relevant in zoverre die kritiek is gebaseerd op de werkwijze in het verleden.

Wij staan bij het ministerie van Financiën goed aangeschreven; wij hebben in het kader van de VBTB-doelstelling een heel goede score juist voor natuur. Financiën houdt dit heel goed in de gaten. Er is dus geen reden tot zorg.

De heerVan der Ham(D66)

De VBTB-systematiek gaat vooral uit van de financiën. Ik wil niet alleen weten of het financieel klopt, maar ook of er beleidsmatig overeenstemming bestaat met de wil van de Kamer.

MinisterVeerman

Het RIVM geeft een onafhankelijk oordeel aan de hand van de natuurdoeltypekaart waarop de doelen zijn aangegeven en de kwaliteit die moet worden gerealiseerd. Dit krijgt de Kamer ieder jaar te zien. De financiële kant verloopt via het VBTB-proces. Wat wilt u nog meer? U heeft deze twee instrumenten om na te gaan of het goed gebeurt. Het financiële instrument via de check van het ministerie van Financiën en het RIVM en het Planbureau die de gang van zaken volgen op basis van de kwaliteitscriteria die worden gesteld. Naar mijn mening moeten wij het daar maar bij laten. Wij mogen best vertrouwen hebben in de werking van deze instrumenten voordat wij naar andere grijpen. Wij moeten het aantal ambtenaren anders vermeerderen in plaats van verminderen. Ik doel op de motie die de Kamer vorige week heeft aangenomen waarin staat dat 1% op de bureaucratie wordt bezuinigd, ook bij mijn departement. Dat is natuurlijk terecht en ik buig mijn hoofd deemoedig, maar wij kunnen dus niet steeds weer nieuwe dingen vragen.

MevrouwVos(GroenLinks)

Mijn fractie heeft die motie niet gesteund. Ook die bezuiniging van 10 mln euro had ik graag ongedaan gemaakt.

MinisterVeerman

Ik keek ook niet uw richting op, hoewel mij dat moeite kost, dat begrijpt u wel. Ik kijk in de richting van de heer Van der Ham die deelgenoot was in deze conspiracy. Overigens was ook de heer Van der Vlies niet geheel onschuldig in dezen als ik de stemming goed begrepen heb.

Ten aanzien van de SAN heeft de consultatie opgeleverd dat het beter is om een flexibele overgangsperiode te hanteren dan een verlenging van de periode.

Mevrouw Snijder heeft gewezen op de beïnvloedingszone versus de ruime jas. Het gaat om verschillende zaken. De beïnvloedingszone aan de randen van de EHS verschilt van de ruime jas. De ruime jas betreft beheerseenheden in het gebied waarbij een beroep wordt gedaan op de beheersvergoedingen. In een aantal gevallen leidt dat traject tot heel gefragmenteerd beheer. Op vrijwillige basis wordt daaraan deelgenomen. De vraag is of de natuurdoelen die wij stellen daarmee daadwerkelijk worden bereikt. Tot op heden zijn de signalen niet bemoedigend.

Wat de bosaanleg betreft, heb ik gezegd dat ik geen geld heb. Ik ben gedwongen geweest om tot deze besluiten te komen.

MevrouwSnijder-Hazelhoff(VVD)

Dit is niet bevredigend.

De voorzitter:

Niet elk antwoord is bevredigend. In uw termijn kunt u uw politieke oordeel trekken.

MinisterVeerman

Ik doe natuurlijk wel mijn best.

De heer Van der Vlies stelt "nee, tenzij" en "ja, mits" aan de orde. In de beheersgebieden geldt dat beginsel niet ten aanzien van landbouw. Het geldt wel ten aanzien van andere activiteiten, zoals woningbouw en industrie. Het beïnvloedt de mogelijkheden van de landbouw dus niet en dat is van groot belang om vast te stellen.

De heer Van der Ham wijst op het groen in en om de stad. Ik kom daar nog op terug bij recreatie en toerisme. Met betrekking tot zijn opmerking over het national forest het volgende. De Veluwe 2010 is een prachtig plan dat ik iedereen aanraad. Wij hebben daar een national forest van 200.000 ha liggen. Dat is groter dan het national forest waar de heer Van der Ham over sprak. Het plan is fantastisch en wat daarmee gebeurt is van een indrukwekkende omvang en kwaliteit.

Er is nog een vraag gesteld over het geld voor de robuuste verbindingen. Het gaat om 27.000 ha, 60% via beheer en 40% via verwerving en inrichting. In 2018 moet een en ander klaar zijn. In totaal beloopt het ongeveer 500 mln euro.

De voorzitter:

Hiermee is dit blok afgerond. Wij gaan door naar het volgende blok: recreatie.

MinisterVeerman

Mevrouw Schreijer heeft gevraagd op welke manier ik de stagnerende realisatie van de Randstadgroenstructuur zal aanpakken. Uitvoering van het bestaande programma voor aanleg van recreatiegebieden om de stad is afhankelijk van de grondmobiliteit in het agrarisch gebied rondom de steden. In de intentieafspraken over verstedelijking tot 2010 zijn afspraken gemaakt met provincies en gemeenten over planologische doorwerking. Waar nodig wordt het instrument van de onteigening gebruikt.

Mevrouw Schreijer vraagt verder of ik meer recreatiefondsen kan opnemen in het ILG. Zoals ik al zei: alles wat ik heb op het gebied van recreatie, zit er al in. Ik doel op de huidige budgetten voor recreatie, te weten de routenetwerken en Groen in en om de stad.

Mevrouw Snijder wijst erop dat de visie op de recreatieve-toeristische sectoren ontbreekt en dat een aanvullende visie nodig is. Aandacht voor het belang van recreatie, toerisme en vrije tijd blijkt uit het investeren in toegankelijkheid, de zorg voor groen in en om de steden en het koppelen recreatie aan allerlei andere activiteiten, zoals de ruimte voor de rivier. Verder blijkt die aandacht uit het wegnemen van belemmeringen voor verdere ontwikkelingen. Ik doel daarmee bijvoorbeeld op de saldobenadering, die voor de vogelhabitatrichtlijngebieden geldt. De knelpuntenlijst van het platform is mij bekend. Wij zijn met het platform in gesprek. Veel van de knelpunten liggen in de administratieve en fiscale sfeer of hebben betrekking op andere overheden.

De heer Van der Ham herinnert eraan dat de Wet op de openluchtrecreatie is afgeschaft en vraagt of straks ondernemers weer langs de verschillende loketten moeten. De essentie is juist dat er één vergunning minder is. De Wet op de openluchtrecreatie vrijwaart de recreatieondernemer namelijk niet voor andere vergunningen, maar deze vergunning heeft hij dus niet meer nodig.

De voorzitter:

De Kamer kan hierop reageren na het blok overig. Wij nemen nu nog een aantal onderwerpen bij elkaar.

MinisterVeerman

Mevrouw Kruijsen vraagt hoe het gaat met de cofinanciering door Brussel van de kaderverordening van het platteland. De onderhandelingen in Brussel over de nieuwe programmaperiode lopen. De structuurfondsen zijn van start gegaan. Concrete programmatische inzet wordt dit jaar en begin volgend jaar in overleg met de provincies bepaald. Dan is zowel de gebiedsontwikkeling als de ontwikkeling van het duurzame landbouwbedrijf aan de orde.

Mevrouw Schreijer vraagt wat ik aan het POP doe. Mijn inzet laat volgens haar tot nu toe te wensen over. Het huidige POP is eigenlijk een lappendeken van grotere en kleine subsidieregelingen. Voor POP 2 streef ik naar meer inhoudelijke focus. De richting moet nog nader worden bepaald, in overleg met provincies.

De heer Van der Ham vraagt naar de brief over de regio Randstad. Hij vraagt of ik de Randstad prioriteit wil geven. Wij hebben de programma's voor de noord- en zuidvleugel die uit de nota Ruimte bekend zijn. Daarmee sturen wij het gebiedsgerichte beleid op basis van de rijksgelden.

Mevrouw Vos vraagt wat ik aanbied aan fondsen voor het stimuleren van de economische ontwikkeling. De Europese fondsen zijn talrijk. Ik noem bijvoorbeeld het POP, D2 en Leader. Verder zijn er budgetten die onderdeel uitmaken van het ILG. Ik heb ze allemaal al genoemd: kavelruil, landinrichting, herstructurering van de glastuinbouw, duurzame landbouw en reconstructie van de zandgebieden. Het gaat om omvangrijke bedragen.

Verder is mij gevraagd wat ik doe met de doelen van de nitraatrichtlijn. Ik heb er al op gewezen dat het nieuwe mestbeleid is bedoeld om de nitraatrichtlijn te kunnen implementeren per 1 januari 2006. Daarnaast zijn er gebieden waar als gevolg van belastingen uit het verleden extra maatregelen nodig zijn. Dat kan het best gebiedsgericht gebeuren. Dat betekent niet dat je het maar aan anderen overlaat. In het gebiedsgericht beleid binnen het ILG-systeem maken wij prestatieafspraken met provincies op dat punt.

De heer Van der Ham vraagt of ik voldoende snel inzet op het Europees beleid, zoals de kaderverordening. Wij zijn al anderhalf jaar bezig met de voorbereiding van de Nederlandse inzet in de plattelandskaderverordening. De ambtelijke voorbereiding is al in de zomer van 2003 gestart, interdepartementaal en met de provincies. Een brede delegatie van Rijk, provincie, LTO en andere is naar Salzburg geweest, naar de brede conferentie waar Fischler zijn ideeën uiteengezet heeft. Ook zijn de provincies zich nu al aan het beraden op POP-2. De conclusie is dat wij vroegtijdig zijn begonnen en dat wij gelijk opgaan met de Europese Commissie. De Europese Commissie wil medio 2005 de zaak vaststellen. Dan ronden wij dit ook af, zodat er in 2006 ruimschoots tijd is voor de goedkeuringsprocedure. Geen enkele andere lidstaat is al begonnen. Wij mogen ons dus een pluim op de hoed steken.

De heer Van der Ham had een vraag over bomen als groene grens. In het meerjarenplan is gesteld dat de provincies verantwoordelijk zijn voor het invullen van de recreatiegebieden om de stad. De locaties liggen vast. De provincies bepalen de percentages bos, water, wandelpaden enz.

De heer Slob heeft gevraagd of de afstemming tussen de Dienst landelijk gebied en de provincies over de aankopen in het kader van de ecologische hoofdstructuur goed verloopt. Via goed en zeer geregeld overleg komen Rijk, provincies en Dienst landelijk gebied er steeds weer uit. De provincies spelen nu al een belangrijke rol, maar met het ILG wordt die groter. Bij de uitwerking van het ILG worden hier nadere afspraken over gemaakt.

De voorzitter:

Ik voeg deze twee blokjes samen voor een reactie van de Kamer. Ieder blok kan tot zijn recht komen.

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

Voorzitter. De minister heeft nog geen antwoord gegeven op mijn vraag wat het ontwikkelingsperspectief is van de 850 toeristische bedrijven in de ecologische hoofdstructuur.

Kan de minister iets concreter ingaan op de onderuitputting van de POP-gelden voor toerisme en recreatie? Hij heeft eerder gezegd dat het LNV-deel van de recreatiefondsen in het ILG werd opgenomen. Net zei hij dat dit niet zo was. Wat is het nu?

Groen in en om de stad is zeer belangrijk. Wij hebben hier op dit moment geen geld voor gereserveerd, maar voorkomen moet worden dat alles dichtgebouwd is tegen de tijd dat er wel weer geld is. Hoe realiseren wij dan het groen rond de steden?

MevrouwSnijder-Hazelhoff(VVD)

De minister zegt dat hem de knelpuntenlijst inzake recreatie bekend is. Wordt de knelpuntenlijst op zeer korte termijn uitgevoerd?

De eventueel voor cofinanciering noodzakelijke middelen moeten worden gevonden in de ILG-pot. Is daarvoor een budget beschikbaar?

De heerVan der Ham(D66)

De Nederlandse regering zet op Europees niveau natuurlijk op verschillende scenario's in. Heeft zij een plan-B voor het geval zij haar zin niet krijgt? In het verleden is dat natuurlijk wel eens misgegaan, maar ik begrijp dat dit nu allemaal in kannen en kruiken is. Mijn complimenten dus aan de regering.

Over groen in en om de stad heb ik de zelfde vraag als mevrouw Schreijer. Als wij alles in een keer volbouwen, kunnen wij natuurlijk geen boom meer neerzetten. Wij moeten decentraliseren en de provincies krijgen meer bevoegdheden. In hoeverre worden ze daarbij ondersteund?

MevrouwVos(GroenLinks)

Voorzitter. De minister meldde net dat gebiedgericht beleid wordt ingepast in het ILG en dat met de provincies prestatieafspraken worden gemaakt over de realisering van waterbeleidsdoelen indien het landelijk beleid tekortschiet. Welke financiële middelen zijn hiervoor beschikbaar? Is het ILG daar afdoende voor? Welke garantie heeft de minister dat zijn wensen op dat vlak worden nageleefd?

In de nota staat dat extra milieu- en watermaatregelen kunnen worden afgewogen tegen een eventuele aanpassing van natuurdoelen of herbegrenzing van natuurgebieden. Betekent dit dat wie meer aan milieudoelen doet, minder aan natuurdoelen hoeft te doen? Hoe moet ik dit interpreteren?

MinisterVeerman

Ik heb in mijn antwoord gesproken over de saldobenadering. Dat is een belangrijke handreiking aan het soort bedrijven waarover mevrouw Schreijer sprak. Wanneer op een bepaalde plek niet kan worden uitgebreid zonder significante gevolgen voor de natuur, kan geprobeerd worden om het op een andere plek te doen of een compensatie te zoeken. De saldobenadering geeft ruimte en flexibiliteit om ondernemingen te conveniëren die nu vaak op slot zitten. Wij doen dat in goed overleg met Brussel. Het is duidelijk dat Brussel daarvoor het consent moet geven. Die saldobenadering is een buitengewoon grote versterking van de mogelijkheden. Wij proberen echt om dat ook door Brussel gedragen beleid te laten worden.

Er komt geen nieuw recreatiegeld. Ik wil dat duidelijk zeggen om een einde te maken aan de verwarring.

Ik heb met minister De Graaf afgesproken dat er voor de komende tijd 22 mln beschikbaar is voor groen om de steden. Daarna is er dus niets meer. Dit bedrag moet voor dat doel aangewend worden. Het is primair een zaak van de steden om in overleg met de provincies te bekijken hoe een en ander uit een oogpunt van ruimtelijke ordening gestalte kan krijgen. Het geld is er. Ik meen dat daar voor de steden een opgave ligt.

Mevrouw Snijder vroeg naar de cofinanciering. Onder wij worden de overheden verstaan: Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. Die moeten die cofinanciering organiseren.

Mijnheer Van der Ham, er is misschien wel een plan B en misschien ook wel een plan C, maar daarover weid ik verder niet uit. Dat zult u begrijpen.

Op de eerste 100 mln in het kader van het waterbeleid is een tender uitgeschreven. Die was heel snel vol. De vervolgfinanciën voor het waterbeleid vanuit Verkeer en Waterstaat gaan mee in het ILG.

De voorzitter:

Ik heb de Kamer in de gelegenheid gesteld om per blok te reageren. De minister heeft daarop geantwoord.

Ik stel voor, de beraadslaging 10 minuten te schorsen. Daarna heeft iedere fractie nog drie minuten voor een afronding van de behandeling.

De vergadering wordt van 21.30 uur tot 21.40 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik stel voor, dat de fracties in dezelfde volgorde als in eerste termijn zullen spreken. Zij hebben daarvoor drie minuten. Als er moties worden ingediend, vraag ik de griffier om die te nummeren en die bij de minister en zijn ambtenaren neer te leggen. Als het nodig is, kan er dan even geschorst worden, waarna de zaak kan worden afgerond.

MevrouwKruijsen(PvdA)

Voorzitter. Ik wil de minister bedanken voor zijn uitgebreide beantwoording. Volgens mij hebben wij allebei een groot hart voor het platteland. Wij willen ons er ook allebei sterk voor maken dat er daadwerkelijk wat gaat gebeuren. Ik wil graag dat er tempo wordt gemaakt en dat het een agenda wordt met actie, waar wij flink mee aan de slag kunnen gaan. Ik zeg dat niet alleen voor mijzelf, maar vooral voor alle partijen in het veld die, als ik het goed heb begrepen, staan te trappelen om integraal aan de slag te gaan. Ik ben zeer positief ingesteld en heb geconstateerd dat de minister een aantal zorgen heeft weggenomen als het gaat om de integraliteit van deze agenda. Er zal inderdaad afstemming zijn geweest met een aantal ministeries. Wat ons betreft kan dat echter nog beter. Ik verwijs naar het streekvervoer, waarover wij ons echt zorgen maken.

Wij hebben ervoor gepleit dat het beleid dat vanuit Den Haag Nederland in wordt gestuurd, ook daadwerkelijk plattelandbestendig is. Dat betekent niet dat wij voor elke brief, elke nota en elk wetsvoorstel een plattelandseffectrapportage willen. Wij willen wel dat er wordt gekeken hoe wij dat in de toekomst vorm zouden moeten geven. Daarom wil ik de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat op het platteland andere problemen spelen dan in de stad;

overwegende dat generiek beleid op het platteland anders kan uitvallen dan in de stad, waarbij de ervaring leert dat in veel gevallen negatieve neveneffecten ontstaan op het platteland;

overwegende dat het effect op de leefbaarheid op het platteland van veel maatregelen onduidelijk en onderbelicht blijft;

van mening dat ongewenste nevenactiviteiten van beleid op het platteland voorkomen moeten worden;

verzoekt de regering om de mogelijkheden van een plattelandseffectrapportage (vergelijkbaar met de emancipatie-effectrapportage), in het bijzonder ten aanzien van mobiliteit, wonen, zorg, welzijn en onderwijs, te onderzoeken en de Kamer hierover binnen een halfjaar te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kruijsen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2 (29576).

MevrouwKruijsen(PvdA)

Voorzitter. Er is veel discussie geweest over de verbreding van de economische ontwikkelingen op het platteland. De minister heeft hier veel over gezegd en heeft ons voorgeschoteld dat wij wellicht wat ongeduldig zijn, maar dat er in ieder geval een bredere visie op de ontwikkelingen in de duurzame landbouw zal komen. Wij kijken daar met smart naar uit. Wij zullen op de voet volgen via de minister hoe dat in zijn werk gaat.

Vervolgens is er veel gesproken over de kwaliteit van het landelijk gebied. De minister heeft weliswaar gezegd dat hij vindt dat dit in Nederland het beste geregeld is ten opzichte van de ons omringende landen, toch blijven wij ons daar zorgen over maken. Die zorgen deel ik in ieder geval met de fractie van GroenLinks. Wij dienen daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Rijk verantwoordelijk is voor de ecologische hoofdstructuur (EHS) en dat de uitvoering door provincies geschiedt;

overwegende dat in de Natuurbalans 2004 gesteld wordt dat de kwaliteit van de ecologische hoofdstructuur onvoldoende geborgd wordt en dat er geen garantie is voor de juiste natuurkwaliteit op de juiste (ruimtelijke) plek met de juiste milieuvoorwaarden;

verzoekt de regering om samen met de natuurorganisaties invulling te geven aan een instrument gericht op kwaliteitsborging van de voor de natuur geformuleerde beleidsdoelen op basis van een systeem van input, output en outcome, opdat eventuele knelpunten tijdig aan het licht komen en dat deze tijdig aan de Tweede Kamer worden gemeld conform het systeem van de VBTB, zodat uitvoering tijdig kan worden bijgesteld;

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kruijsen en Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 3 (29576).

De heerVan der Ham(D66)

Ik heb een vraag over deze motie. Ook ik heb de minister gevraagd dit punt inzichtelijker te maken. De minister heeft daarop geantwoord dat een nieuw instrument bedacht is waardoor het inzichtelijker wordt. Vond u dit antwoord niet voldoen? Het leidt alleen maar tot extra bureaucratie om in kaart te brengen wat in de motie wordt gevraagd. Dat wil mevrouw Kruijsen toch ook niet? Dat geld kan beter besteed worden.

MevrouwKruijsen(PvdA)

Als ik de minister goed heb begrepen, heeft dat vooral betrekking op het feit dat er een sanctie ligt. Op het moment dat dingen niet worden uitgevoerd zoals afgesproken, zouden de budgetten teruggevorderd kunnen worden. Dat ondersteun ik, maar wij willen dat verankeren in de manier waarop wij met elkaar omgaan. Om die reden hebben wij deze motie ingediend.

Voorzitter. Er is veel gesproken over de bescherming van de nationale landschappen, hoe wij daarmee om moeten gaan en hoe wij ervoor moeten zorgen dat het daadwerkelijk unieke landschappen worden die kenmerkend zijn voor Nederland. Hierover zal mevrouw Vos straks een motie indienen die mede door mij ondertekend is.

Tot slot spreekt de fractie van de PvdA haar hoop uit dat wij met zijn allen onze sterke schouders zetten onder dit platteland en dat er vanaf morgen sprake zal kunnen zijn van een vitaal platteland.

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

Voorzitter. De CDA-fractie heeft vandaag duidelijk proberen te maken dat de belangrijke taak waarvoor zij staat, is voorwaarden te scheppen voor een aantrekkelijk, leefbaar en vitaal platteland. De Agenda Vitaal Platteland biedt hiervoor wat algemene uitgangspunten en een globaal gekozen beleidsrichting. In principe zijn dit goede kansen. Mijn complimenten aan de minister, de ambtenaren en anderen die bij het opstellen van de agenda zijn betrokken. Ik heb ook begrepen dat heel veel burgers daar een rol in hebben gehad.

De uitwerking in concrete beleidsmaatregelen kan wel sterker. Er is gekozen voor een echt groeimodel. Wij hopen op een snelle en krachtige groei en vooral een goed groeiseizoen, ook al is het bijna winter. Absolute voorwaarde voor een vitaal platteland is dat breed agrarisch toeristisch ondernemerschap letterlijk en figuurlijk de ruimte krijgt en een helder toekomstperspectief geboden gaat worden. Dit alles uiteraard rekening houdend met de aanwezige landschappelijke en natuurwaarden. Beperkingen van bedrijvigheid dienen tot het strikt noodzakelijke beperkt te blijven. Wij hebben daar een aantal opmerkingen over gemaakt en geconstateerd dat de Agenda Vitaal Platteland op dit punt niet geheel overtuigend is.

Voorzitter. Wat het platteland dus nodig heeft, is een woord van dynamiek. Om die dynamiek en een ontwikkelingsperspectief voor het platteland beter te kunnen waarborgen dien ik vier moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het "nee, tenzij"-regime niet alleen in, maar ook nabij natuurgebieden van kracht is en dat rond de EHS "beïnvloedingsgebieden" zullen worden aangewezen, waarvoor geen heldere criteria zijn te ontwikkelen;

overwegende dat hiermee het algemeen aanvaarde uitgangspunt van interne buffering van natuurgebieden verlaten wordt;

overwegende dat de noodzaak van genoemde maatregelen, bóvenop de zonering op grond van vigerende milieuwetgeving, niet is aangetoond;

overwegende dat bedrijven in de nabijheid van natuurgebieden hierdoor in grote onzekerheid komen te verkeren en extra beperkingen kunnen gaan ondervinden bij hun bedrijfsuitvoering en bedrijfsontwikkeling;

roept de regering op het "nee, tenzij"-regime in de nabijheid van natuurgebieden niet van toepassing te verklaren en formeel geen "beïnvloedingsgebieden" aan te wijzen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schreijer-Pierik, Snijder-Hazelhoff, Van den Brink en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4 (29576).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de 1 op 1 begrensde beheersgebieden en de "ruime jas"-beheersgebieden tot de EHS gerekend worden, waardoor formeel het "nee, tenzij"-regime van kracht is;

constaterende dat volgens het kabinet grote delen van de geplande EHS die momenteel nog in gebruik zijn als landbouwgrond natuur zullen moeten worden;

overwegende dat vrijwilligheid basis en uitgangspunt was en is van het Programma Beheer en Realisatie van de EHS, en dat de deelnemers de verzekering is gegeven dat functie- en bestemmingswijziging van bedoelde gebieden alleen op vrijwillige basis zal plaatsvinden;

roept de regering op het "ja, mits"-regime formeel van kracht te verklaren voor agrarische bedrijven in bedoelde gebieden, en formeel vast te leggen dat functie- en bestemmingswijziging van bedoelde gebieden alleen op basis van vrijwilligheid zal plaatsvinden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Deze motie is voorgesteld door de leden Schreijer-Pierik, Snijder-Hazelhoff, Van den Brink en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (29576).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het rijksbeleid voor de niet-grondgebonden en kapitaalintensieve landbouw zich tot 2010 richt op verdere clustering van bedrijven binnen door provincies begrensde of nog te begrenzen landbouwontwikkelingsgebieden;

overwegende dat de noodzaak van verdergaande clustering van bedoelde bedrijven niet aanwezig is;

overwegende dat verdergaande clustering grote gevolgen heeft voor betrokken bedrijven en dat middelen om te komen tot bedrijfsverplaatsing en behoorlijk flankerend beleid in onvoldoende mate beschikbaar zijn;

roept de regering op, afgezien van de reeds aangewezen "Greenports", af te zien van rijksbeleid voor verdere clustering van niet-grondgebonden en kapitaalintensieve bedrijven in landbouwontwikkelingsgebieden en af te zien van verdere aanwijzing van landbouwontwikkelingsgebieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Deze motie is voorgesteld door de leden Schreijer-Pierik, Snijder-Hazelhoff, Van den Brink en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (29576).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het beleid voor de nationale landschappen specifiek aandacht wordt gevraagd voor grondgebonden landbouw, natuur, toerisme en recreatie en de veenweideproblematiek;

overwegende dat in de nationale landschappen óók gemengde bedrijven, niet-grondgebonden landbouwbedrijven, en intensieve veehouderij een plaats hebben;

roept de regering op, te bepalen dat in de integrale uitvoeringsprogramma's van de nationale landschappen niet alleen specifiek aandacht en ruimte nodig is voor de grondgebonden landbouw, natuur, toerisme en recreatie en de veenweideproblematiek, maar óók voor de aanwezige gemengde bedrijven, niet-grondgebonden landbouwbedrijven en intensieve veehouderij,

en gaat over tot de orde van de dag.

Deze motie is voorgesteld door de leden Schreijer-Pierik, Snijder-Hazelhoff, Van den Brink en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (29576).

MevrouwVos(GroenLinks)

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen. De minister begon zijn antwoord met de opmerking dat de nota concreet is uitgewerkt en financieel onderbouwd en dat hij niets doet dat niet financieel door hem is gedekt. Ik neem dat graag aan. Het is alleen voor ons als Kamer vaak moeilijk om precies uit te vinden hoe het zit. Ik zou dat graag bij de minister neerleggen. Wij moeten als Kamer het beleid kunnen controleren. De minister heeft op een aantal punten opheldering gegeven, maar ik vind niet dat het op alle punten helemaal duidelijk is.

Mijn tweede opmerking betreft de sturingsfilosofie van de minister. De minister verdedigt duidelijk het standpunt: decentraal wat kan en centraal wat moet. Ik ben nog steeds bezorgd of dit goed uitpakt voor de doelstellingen van natuur en landschap. Samen met de PvdA heb ik een motie ingediend om de toetsing van de naleving van natuurdoelen preciezer in te kaderen.

Ik blijf ook bezorgd over de kwaliteit van het landschap. Ik heb al gewezen op een zin uit de notitie dat het Rijk deze kwaliteit niet inhoudelijk borgt, maar procesmatig toetst. Ik word daar niet gelukkig van. Het lijkt mij dat het Rijk ook een inhoudelijke verantwoordelijkheid heeft om dat te toetsen. Daarom leg ik de volgende motie voor aan de Kamer.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de historisch bepaalde natuurlijke kwaliteit van het landschap een waarborg vindt in het vaststellen van nationale landschappen en dat de nationale landschappen ook een bijdrage leveren aan het bevorderen van de kwaliteit van natuur en landschap rondom de EHS;

overwegende dat het om de beoogde landschapskwaliteit te realiseren noodzakelijk is om duidelijke, toetsbare criteria voor de landschapskwaliteit van elk nationaal landschap vast te stellen en dat het aan deze criteria vooralsnog ontbreekt;

verzoekt de regering om door deskundigen en relevante maatschappelijke organisaties, onder leiding van de rijksadviseur voor het landschap, een set van toetsbare criteria voor landschapskwaliteit vast te stellen om vervolgens op basis van die criteria voor elk nationaal landschap de unieke gewenste kwaliteitsambitie op te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vos, Kruijsen en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (29576).

MevrouwVos(GroenLinks)

Ik heb de minister al twee keer een vraag gesteld waar hij niet op heeft geantwoord. Die vraag heeft hier een relatie mee en betreft een passage uit de nota die ik nog maar eens voorlees:

Waar de uitvoering van het landelijk milieu- en waterbeleid onvoldoende is om doelen te bereiken, zal bezien moeten worden of en welke aanvullende gebiedsgerichte maatregelen kunnen worden getroffen. Dit betekent dat op gebiedsniveau het nemen van extra milieu- en watermaatregelen wordt afgewogen tegen een eventuele aanpassing van natuurdoelen en/of herbegrenzing van natuurgebieden.

Mijn vraag is of dit betekent dat natuurdoelen worden ingeleverd of verlaagd, omdat een provincie of een regio wat extra's doet om een nitraat-, fosfaatdoel of waterbeleidsdoel te halen. Het kan toch niet de bedoeling zijn om doelen tegen elkaar uit te ruilen? Hetzelfde geldt voor de begrenzing van natuurgebieden. Hierover wil ik echt helderheid van de minister. Als dat nu niet kan, ontvang ik graag een toelichting in een brief, maar dit is echt een cruciaal punt.

De minister heeft uitleg gegeven over de impuls voor sociale infrastructuur op het platteland. Het is mooi dat er een pot voor is, maar deze is zeer beperkt. Wij vinden het zeer belangrijk dat deze minister initiatieven steunt van onderop, als burgers, boeren en buitenlui uit de lokale bevolking samen initiatieven nemen die bijdragen aan vernieuwing van het plattelandsbeleid. Ik denk dat daar meer voor nodig is dan deze 2,2 mln. Komen hiervoor extra middelen beschikbaar bij de kaderverordening voor het platteland? Welke initiatieven gaat de minister hiervoor nemen? Is er ruimte voor recreatie, zoals fiets- en wandelpaden, bij de uitwerking van de kaderverordening platteland?

Ik ben teleurgesteld dat de minister op mijn vraag naar extra impulsen voor duurzame landbouw heeft geantwoord dat er geen geld voor is. Geld is altijd een kwestie van prioriteiten stellen en afwegingen maken. Volgens mijn fractie moet hier wel geld voor komen, maar daarover zullen wij later nog spreken met de minister.

MevrouwSnijder-Hazelhoff(VVD)

Voorzitter. Ik was mijn verhaal ermee begonnen dat het belangrijk is dat er financieringsinstrumenten komen en noodzakelijke aanpassingen in knellende regelgeving. Die uitgangspunten wil ik ook bij mijn conclusies betrekken.

Ik dank de minister voor de vele antwoorden die hij heeft gegeven. Met veel daarvan kunnen wij wat. De agenda geeft het gevoel dat wij meer willen dan wij kunnen met de bijbehorende middelen. Het dilemma is dat wij eigenlijk te weinig geld hebben voor de zaken die wij willen.

Ik ben mijn verhaal begonnen met te zeggen dat het voor een vitaal platteland essentieel is dat er ruimte is voor ondernemers. Ik ben er niet helemaal gerust op dat dat wezenlijk gaat gebeuren. Ik loop daarbij nog een aantal onderwerpen langs. De minister heeft de VVD-fractie ook een aantal keren gehoord als medeondertekenaar van moties. Wij zien absoluut geen heil meer in het clusteren van bedrijven. Laten wij dat budget alstublieft inzetten voor iets anders, want bedrijfsverplaatsingen kosten erg veel geld.

Ook de landinrichting is een regelgeving waar wij voor de grootschalige landbouw echt iets mee kunnen. Nee, dat is geen regelgeving, maar een stimulans. Laten wij dat los zien van de EHS. Dan kunnen wij daar in veel meer gebieden iets mee. Op dat punt doe ik dus een oproep tot de minister. Daarover zal ik straks een motie indienen.

Wat de nationale landschappen betreft: het is uitstekend dat het kabinet kiest voor kwaliteit, maar is het een werkelijke keuze als je kiest voor twintig nationale landschappen? Wij zullen daar een geweldige inzet moeten plegen: 30 mln euro ernaast leggen en dan 94 per hectare. Hadden wij misschien minder nationale landschappen moeten aanwijzen, waarmee je dan echt iets denkt te kunnen doen? Wij zijn echt bang dat wij met deze keuze op zich wel een keuze maken, maar niet voor de lange termijn. Wij willen die nationale landschappen toch immers instandhouden?

Tot slot kom ik terug op de ruimte voor ondernemers. Dat geldt zowel voor agrarische ondernemers als voor recreatieondernemers. Wij blijven toch een beetje van mening verschillen, maar de motie ligt er nu en is duidelijk: ruime jasgebieden, geen "nee, tenzij", beïnvloedingsgebieden niet aanwijzen. Dat is echt beknotting van ondernemers in dat soort gebieden, zowel agrarische ondernemers als recreatieondernemers. Wij horen veel van recreatieondernemers. Zij zitten allemaal vlakbij natuurgebieden, kunnen niet uitbreiden en voelen zich zeer beknot. Wees dus ruimhartig met dat soort zaken en zet niet in op het "nee, tenzij"-principe.

Afsluitend zal ik de motie voorlezen over de inzet van de landinrichting.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit de notitie "Agrocluster in Kaart" is gebleken dat grootschalige landbouw van groot belang is voor de Nederlandse agri-food keten;

voorts constaterende dat de grootschalige landbouw door middel van structuurverbetering en schaalvergroting dient te anticiperen op het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en de liberalisering van de wereldhandel;

verzoekt de regering om voor de gebieden waar grootschalige landbouw plaatsvindt, kavelruil en landinrichting in te zetten als mogelijk structuurverbeterend instrument,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Snijder-Hazelhoff en Schreijer-Pierik. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (29576).

De heerVan der Vlies(SGP)

Voorzitter. Ik zeg de minister dank voor zijn beantwoording. Ik zei in mijn eerste termijn al dat de algemene uitgangspunten van de Agenda Vitaal Platteland door mijn fractie worden gesteund. Het komt uiteraard aan op de uitwerking, de maatvoering daarin en de kunst van het loslaten als het om de besturingsfilosofie gaat. Alle betrokkenen moeten die kunst leren verstaan en beoefenen. Dat zal niet meevallen, maar dat moet wel gaan gebeuren. Het is ook hard nodig dat er structuur komt in die integrale aanpak, want als je bekijkt welke lappendeken in de loop der tijden is ontstaan rondom beheersconstructies en allerlei ontwikkelingen en impulsen op het platteland, is het hard nodig dat dat gebundeld gaat worden. Dat zou ook tot kwaliteitsverbetering moeten leiden. Scharnierpunt in dat geheel is natuurlijk het Investeringsbudget landelijk gebied, met als grondslag de Wet investeringsbudget landelijk gebied. Die heeft haar eigen route en tempo. Dat is allemaal te begrijpen, maar van lieverlee zal natuurlijk toch gevraagd worden om anticipatie. Daarvoor is dan, woordspelenderwijs, die knotwilg in beeld gekomen. De minister heeft daar welwillend op gereageerd. Hij heeft geen toezeggingen gedaan, maar wel de bereidheid uitgestraald om daar, waar even mogelijk, positief op te willen inspelen. Dat lijkt mij winst.

De bestemmingen op de kaart worden in de nota Ruimte belegd. De moties die mevrouw Schreijer heeft ingediend, vat ik een beetje op als amenderende moties op dat document. Dat document zal echter nog een eigen behandelingstraject in de Kamer krijgen. De minister heeft daarop gereageerd. Hij heeft ons op bepaalde onderdelen gevraagd om hem daar niet over lastig te vallen, omdat het de goede lijn zou zijn. Misschien ontvangen wij daar wat meer begrip voor als wij naar de nota Ruimte kijken.

Zeer nieuwsgierig ben ik naar de ontwikkelingsvisie landbouw die medio volgend jaar wordt afgescheiden. Dat wordt een belangrijk document. Ik mag hopen dat het nog binnen deze kabinetsperiode behandeld wordt. Dat moet lukken als dit kabinet de rit uitzit. En waarom niet? Ik heb mij in die context overigens wel versproken en dat tot twee keer toe. Dat brengt mij tot een vergelijking met een bepaald viervoetig dier. Ik heb namelijk gezegd dat er drie boeren per dag stoppen, maar dat zijn inderdaad melkveehouders. Toen de minister het zei, vroeg ik mij af hoe ik bij herhaling in die fout terecht was gekomen. Het zijn er elf per dag, maar dat maakt het beeld alleen maar ernstiger.

Dan kom ik bij de 60% POP-gelden voor agrarische doelen. De minister heeft mij gevraagd om niet te gretig te worden. Hij wilde wat tijd om erover na te denken. Ik vond het woord "gretigheid" niet zo gepast. Ik had liever gehad dat hij had gesproken van "ongeduld" of "ambitie". Dat is het meer dat mij drijft op dit punt. Ik heb het allemaal even op mij laten inwerken. Wij moeten niet aan scoredrang voor de korte termijn ten onder gaan, maar vooral resultaatgericht opereren in het overleg tussen regering en parlement. Ik heb begrepen dat de minister in november komt met zijn inzet in Brussel voor de nieuwe kaderverordening. Wellicht kunnen al in die brief de signalen doorklinken over de bestemming van die gelden en de daarbij in acht te nemen grenzen. Zo niet, dan vinden wij wel weer een traject voor daarna. Uiterlijk medio volgend jaar moet het wel afgekaart zijn. De motie ligt hier, maar ik ben bereid af te zien van het indienen daarvan. Ik wil de minister niet voor de voeten lopen. Hij heeft gezegd dat hij de Kamer goed heeft begrepen en dat hij erover wil nadenken. Ik zie dus af van het indienen van deze motie.

De heerVan der Ham(D66)

De minister heeft gezegd dat hij volgend jaar met zijn ontwikkelingsvisie komt, die wij maar moeten beschouwen als zijn testament. Een politiek testament, mag ik hopen. Ik was direct benieuwd. Ik hoop dat het net zo ambitieus is als het klonk. De minister heeft mijn jeugdige onbevangenheid iets willen inperken door mij tot enig geduld te manen. Ik hoop dat dit verhaal mij iets meer kan prikkelen dan het verhaal waar wij vandaag over spreken. Dit is een beleidsvisie die met beperkte middelen wordt uitgevoerd en die is misschien wat minder prikkelend dan de vergezichten. Die vergezichten zijn belangrijk. Ik ben nu twee jaar woordvoerder landbouw en het is altijd een beetje negatief. Het gaat minder. Per dag stoppen elf boeren. Er is een voortdurend gevecht tussen de woordvoerders over de vraag of wij progressief moeten zijn of op de rem moeten gaan staan. Ik wil mij daar niet aan onttrekken, want dat is wel het gevecht dat wij nu moeten voeren. Als wij gaan kijken naar de toekomst van de landbouw, dan moeten er weer positieve verhalen zijn. Ik denk dat wij ons daar allemaal wel in kunnen vinden. Dan gaat het om innovatie en gekke projecten. Dat is wellicht de toekomst van de landbouw in Nederland. Ik ben dus zeer benieuwd naar wat hier uit komt.

Ik was wel een beetje teleurgesteld over hetgeen er over GIOS is gezegd. Daar is natuurlijk te weinig geld voor en het is dus ook een beetje aan onszelf om in de aankomende jaren te bezien of wij daar nog ergens geld voor kunnen vinden. Wij hebben het echter wel over iets levends en als wij dit niet goed aftimmeren en onvoldoende geld hebben om het in te vullen, is het al volgebouwd. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat groen in en om de stad zeer belangrijk is voor het leefbaar houden van stad en platteland;

overwegende dat bosaanplant rondom steden een natuurlijke buffer kan vormen tegen ongebreidelde stenen groei;

verzoekt de regering, de provincies aan te spreken om in hun ruimtelijke ordening rekening te houden met toekomstige GIOS-projecten indien hier weer financiële middelen voor zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (29576).

De heerVan der Ham(D66)

Er is ook nog het een en ander gezegd over de kwaliteitshandhaving van de EHS. Hoe kunnen wij niet alleen financieel maar ook inhoudelijk bijhouden of er gebeurt wat er moet gebeuren? Ik ben een beetje gerustgesteld door de opmerking van de minister dat de VBTB-benadering niet nodig is. Hij zegt dat dit eigenlijk een nieuw instrument is en vraagt of wij hem de kans willen geven om te laten zien wat het waard is. Ik ben bereid om dit af te wachten en volgend jaar te bezien hoe dit is uitgevallen. Als dan blijkt dat wij onvoldoende inzicht krijgen, kunnen wij altijd voor die benadering kiezen. Ik heb veel sympathie voor de motie van mevrouw Kruijsen, maar nu nog even niet, want ik wil eerst afwachten hoe de minister dit organiseert.

Tot slot wijs ik erop dat er nog een vraag is blijven liggen over de regeling voor rijksmonumenten zodat bij de restauratie van de stenen monumenten ook onmiddellijk het landschap en de omgeving worden meegenomen.

De voorzitter:

Wij zijn hiermee gekomen aan het einde van de tweede termijn van de Kamer. Er is een aantal moties ingediend. De minister heeft gevraagd om een korte schorsing, waarna hij een oordeel zal geven over die moties.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

MinisterVeerman

Voorzitter. Voordat ik de beoordeling van de moties ter hand neem, maak ik nog een paar algemene opmerkingen over de vragen die los van de moties zijn gesteld. Mevrouw Vos vraagt of ik de natuurdoelen ga aanpassen. Mijn antwoord daarop is bevestigend. Als natuurdoelen volstrekt onhaalbaar zijn, er geen kans is op realisering en wij onszelf voor de gek houden door deze op papier te laten staan – dat geldt ook voor herbegrenzing die nodig is omdat de natuurdoelen die ermee samenhangen irreëel zijn – dan moeten wij de plannen aanpassen aan de realiteit, zonder daarbij ambitie te verliezen. Het najagen van fantomen moeten wij voorkomen; daar ben ik eerlijk over. Als mevrouw Vos een onbereikbaar doel op papier wil laten staan, dan is dat haar goed recht. Ik wil deze er echter af halen.

Ten aanzien van de fietspaden in het POP het volgende: in de agenda staat wat wij willen doen aan de kilometers fietspaden. Wij houden daarbij rekening met hetgeen in het nieuwe POP mogelijk is. Ik kom daarmee bij de 60% van de heer Van der Vlies; ik prijs zijn grootmoedigheid om mij daarover te laten nadenken.

Mevrouw Snijder vindt 20 landschappen veel, maar ik wijs erop dat ik in het land met gemak tot 30 of 35 had kunnen komen. Bij provincies was er grote aandrang om onder deze paraplu een plekje te vinden. Het bedrag van 30 mln euro lijkt misschien weinig, maar wij kopen daar niets. Wij ondersteunen het behoud en de versterking van kwaliteit. Dat is heel wat anders dan de EHS waar gronden worden gekocht en beheerd. Het gaat hier om ondersteuning van kwaliteit. Het bedrag is dan ook wel degelijk van betekenis.

Voor de monumenten van de heer Van der Ham verwijs ik naar het Monumentenfonds. Hij moet daarvoor bij de staatssecretaris van OCW zijn.

MevrouwVos(GroenLinks)

Ik ben blij dat de minister eerlijk is over de aanpassing van de natuur want daar heb ik het meeste aan. De minister maakt nu wel een karikatuur omdat hij zegt dat hij geen fantomen najaagt. De vraag is waar hij dan wel mee bezig is. Wat is zijn ambitie? Als het zo gemakkelijk wordt om natuurdoelen aan te passen, dan vraag ik mij af waar ik de minister op kan afrekenen. Hoe hard zijn de natuurdoelen voor hem? Welke compensatie biedt hij voor aanpassing van de natuurdoelen? Ik ben op dit punt volstrekt niet tevreden met het antwoord van de minister.

De heerVan der Ham(D66)

Het verontrust mij dat aan het opknappen van rijksmonumenten in het platteland geld wordt besteed zonder overleg met de staatssecretaris van OCW. Ik hoop dat dat overleg alsnog plaatsvindt. Ik heb de minister gevraagd of hij intersectoraal en interministerieel bezig is geweest, maar blijkbaar is hij niet staatssecretariaal bezig geweest want hij heeft de staatssecretaris hierover niet gesproken.

MinisterVeerman

Als u eens wist. Afgelopen vrijdag heb ik nog zeer uitvoerig met de staatssecretaris gesproken. Wij doen ook van alles. Ik maakte uit uw vraag op dat er meer geld moet komen en daar ben ik natuurlijk buitengewoon gespitst op. Wij doen allerlei dingen samen met de staatssecretaris en ik benadruk dat er buitengewoon vruchtbaar overleg heeft plaatsgevonden. U hoeft zich geen zorgen te maken. De staatssecretaris behoort tot de vaste kring van intimi waarmee al deze dingen worden besproken. Het beroemde actieprogramma heet Cultuur en ruimte; het is het kenmerk van het kabinet om wat te doen en niet alleen zaken op te schrijven.

Mevrouw Vos zegt dat zij blij is dat de minister eerlijk is, maar dat ben ik altijd. De kwalificatie is prettig, maar die acht ik altijd van toepassing.

MevrouwVos(GroenLinks)

U zei het zelf zo nadrukkelijk en daarom haalde ik uw woorden aan.

MinisterVeerman

Ik ben hier heel eerlijk en open in want ik heb geen zin om eromheen te draaien. Ik ben geen verkoper van strohalmen. Ik zeg waar het op staat. Wij hebben in Johannesburg afgesproken dat in 2010 de achteruitgang van de biodiversiteit is gestopt. Dat is een buitengewoon afrekenbaar doel. Daaraan kan men mij houden. De natuurdoelen die in de natuurdoelenkaart staan, wens ik voor mijn rekening te nemen. Dat geldt niet voor de doelen die erbuiten vallen. Als er nog kans op is om ze toch te halen bovenop de Johannesburg-norm, dan zullen wij ons best doen. Wij moeten echter gewoon eerlijk durven zeggen dat wij het niet halen. Het is op grond van internationale verdragen ook niet nodig. In 2010 of 2008 kijken wij verder. Ik hecht eraan om dat hier in alle helderheid te zeggen.

Als ik goed heb geteld, zijn er tien moties ingediend. Over de motie van het lid Kruijsen zeg ik het volgende. Ik heb alle sympathie voor nog meer effectrapportages, maar het kabinet wil minder bureaucratie, minder toetsing en minder papier. De Kamer kan er zeker van zijn dat wij een en ander goed in de gaten houden. Ik heb erop gewezen dat het Sociaal en Cultureel Planbureau om de twee jaar de sociale staat van het platteland laat verschijnen. Ik moet aanvaarding van de motie ontraden. Ik heb echt geen behoefte aan weer een nieuw stelsel van toetsen.

De motie van de leden Kruijsen en Vos gaat over de kwaliteitssturing. Ik ondersteun het idee, maar ik heb een aantal goede instrumenten. Ik heb daarop een aantal keer gewezen. Ik wil wel toezeggen dat ik in overleg met de maatschappelijke organisaties zal bekijken of aanvullingen nodig zijn. Als ik de motie zo mag lezen, dan kan ik haar kwalificeren als een ondersteuning van het beleid.

De eerste motie van mevrouw Schreijer gaat over het "nee, tenzij"-regime van natuurgebieden. Wat wordt gevraagd is deels al geregeld in de Wet ammoniak en veehouderij. Dat geldt niet voor water en licht. Dit onderwerp raakt aan de nota Ruimte. Ik moet dan ook overleg voeren in de ministerraad in verband met de behandeling van de nota. Daarom vraag ik de motie aan te houden. Ik moet over dit onderwerp eerst spreken met mijn collega van VROM. Misschien kan de behandeling van de motie worden opgeschort tot de behandeling van de nota Ruimte. Ik kan de motie dus niet aanvaarden, want dan treed ik buiten mijn competentie.

De tweede motie van mevrouw Schreijer betreft de kwestie van de functie- en bestemmingswijzigingen. Ik moet hierbij duidelijk opmerken dat in de beheersgebieden geen sprake is van bestemmingswijzigingen. Beheersgebieden zijn niet als zodanig bestemd. Hierbij is sprake van beheersovereenkomsten die worden gesloten met boeren die beheerstaken willen verrichten. Het is dus SAN en niet SN. Er is geen bestemmingswijziging van het gebied. Ik hoef niet te zeggen dat wij het niet moeten hebben, want een en ander bestaat niet. Het is misschien goed dat nog een keer duidelijkheid wordt verschaft. Ik ben benieuwd op welke manier ik de motie moet opvatten. Er staat namelijk in dat deelnemers de verzekering is gegeven dat functie- en bestemmingswijziging alleen op vrijwillige basis zal plaatsvinden, maar dat is niet aan de orde, omdat functie- en bestemmingswijziging niet aan de orde is.

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

Ik heb de vragen over de nota Ruimte en de antwoorden daarop niet bij mij, maar die antwoorden zijn anders. Daarop is de motie gebaseerd. Ik blijf dan ook duidelijk achter de motie staan.

MinisterVeerman

Dat is uw goed recht, maar ik geef u nogmaals de verzekering dat er geen functie- en bestemmingswijziging is in die gebieden. Derhalve ontvalt de kracht aan de motie. Maar het staat u natuurlijk vrij om haar in stemming te brengen.

Ook op de derde motie van mevrouw Schreijer ontvang ik graag een toelichting. Het Rijk zal geen verdere clustering opleggen. Dat heb ik in mijn antwoord duidelijk gezegd. Het Rijk verbiedt de Gedeputeerde Staten niet om dat in sommige gebieden te overwegen of de mogelijkheid te bieden om dat te doen, want dat zou betekenen dat wij versnippering stimuleren. Als u vraagt of het Rijk dat voorschrijft, is het antwoord nee. Het Rijk schrijft dat niet voor. Moet ik de motie zo verstaan dat u de mogelijkheid uitsluit die aan GS wordt geboden? Dat lijkt mij niet verstandig. Ik heb op deze motie graag een toelichting.

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

Ik heb die motie mede ingediend naar aanleiding van de brief van de verschillende gedeputeerden in de noordelijke provincies en Zeeland om de ruimte te benutten. Het is dus een ondersteuning van de provincies die de ruimte naar eigen inzicht willen benutten.

MinisterVeerman

Het Rijk schrijft het niet voor, want er is geen geld voor. Als uw zin in de motie op deze manier moet worden uitgelegd, kan uw motie worden beschouwd als ondersteuning van mijn beleid. Als u het interpreteert als een verbod of een belemmering door het Rijk, moet ik mijn vinger opsteken.

MevrouwSchreijer-Pierik(CDA)

Nee, zo interpreteer ik het niet.

MinisterVeerman

Dan ondersteunt uw motie mijn beleid.

De motie op stuk nr. 7 over integrale uitvoeringsprogramma's kan ik als ondersteuning van het beleid kwalificeren.

Voor de motie op stuk nr. 8 van mevrouw Vos inzake de kwaliteitscriteria voor het landelijk gebied geldt hetzelfde als voor de voorstellen van mevrouw Kruijsen inzake de monitoring van de plattelandsontwikkeling. Allereerst is de landschapsarchitect, de rijksadviseur daar niet voor. Hij zit aan de voorkant van het proces en speelt een rol als zich ontwikkelingen voordoen. Hij zit niet aan de achterkant van het proces om te kijken of het allemaal goed is gegaan. De criteria in het kader van de nota Ruimte die ik in dit debat heb geschetst, zijn in mijn ogen voldoende duidelijk. Ik heb dus geen behoefte aan deze motie en ontraad de aanneming ervan.

De motie van mevrouw Snijder en mevrouw Schreijer ten aanzien van het GLB, de veranderingen en het verzoek om in gebieden waar grootschalige landbouw plaatsvindt, kavelruil en landinrichting in te zetten voor mogelijke structuurverbetering beschouw ik als een ondersteuning van mijn beleid. De middelen voor landbouw en landinrichting liggen namelijk vast in de verplichtingen die in de begroting zijn opgenomen. Indien er nieuw geld komt of lopende projecten zijn afgehandeld, starten wij nieuwe projecten. In die zin ondersteunt de motie het beleid dus. Er is geen nieuw geld.

Ik denk dat ik de motie van het lid Van der Ham op stuk nr. 10 als ondersteuning van het beleid mag kwalificeren, omdat zij overeenstemt met wat ik eerder in mijn antwoorden aan de Kamer heb gezegd.

De voorzitter:

De stemming over deze moties vindt waarschijnlijk plaats op 12 oktober aanstaande.

Ik zou de indieners van de moties die door de minister gekwalificeerd zijn als ondersteuning van het beleid, in overweging willen geven de moties ook in die zin te interpreteren. Ik zeg niet dat het overbodige moties zijn, maar ik zeg dit in het kader van de belasting van het apparaat van de Kamer.

De minister heeft toegezegd de Kamer in november te informeren over de programma's met betrekking tot de plattelandsontwikkeling.

Verder merk ik op dat de knotwilg van de heer Van der Vlies ook dit voorjaar weer nieuwe twijgen zal krijgen die mogelijkerwijs enige kleur kunnen geven aan het instrument van de WILG.

Alle toezeggingen zijn genoteerd en terug te vinden in het stenografische verslag.

Wij zijn aan het einde gekomen van de behandeling van de Agenda Vitaal Platteland en van de punten die daarbij zijn aangehaakt.

Ik dank de minister en zijn ambtenaren voor de adequate manier waarop gereageerd is op de inbreng van de Kamer. Ik dank mijn collega's, de luisteraars en degenen die in de zaal de lange zit hebben mogen en willen meemaken en ik dank voor de ondersteuning van de Kamer bij dit hele proces.

Sluiting 22.35 uur.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Cornielje (VVD), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Vos (GroenLinks), Herben (LPF), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA) en Mosterd (CDA).

Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Örgü (VVD), Spies (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Veenendaal (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Eerdmans (LPF), Gerkens (SP), Vendrik (GroenLinks), Van As (LPF) Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van Gent (GroenLinks), Van Bochove (CDA), Van der Laan (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA) en Dubbelboer (PvdA).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Crone (PvdA), Hofstra (VVD), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Van Egerschot (VVD), Ten Hoopen (CDA), Slob (ChristenUnie), Van den Brink (LPF), Duyvendak (GroenLinks), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Varela (LPF), Algra (CDA), Jonker (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Bakker (D66), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD).

Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Örgü (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Hijum (CDA), Koenders (PvdA), Vos (GroenLinks), Weekers (VVD), Joldersma (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Ruiter (SP), Van As (LPF), De Haan (CDA), Van Dijk (CDA), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Dittrich (D66), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA), Szabó (VVD).

XNoot
3

Samenstelling:

Leden: Duivesteijn (PvdA), Hofstra (VVD), Buijs (CDA), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GroenLinks), Geluk (VVD), Veenendaal (VVD), Dijsselbloem (PvdA), ondervoorzitter, Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van As (LPF), Van den Brink (LPF), Van Bochove (CDA), De Ruiter (SP), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Koopmans (CDA), Spies (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Timmer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA) en Samsom (PvdA).

Plv. leden: Crone (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ormel (CDA), Halsema (GroenLinks), Luchtenveld (VVD), Oplaat (VVD), Boelhouwer (PvdA), Örgü (VVD), Dubbelboer (PvdA), Hessels (CDA), Kraneveldt (LPF), Varela (LPF), Ten Hoopen (CDA), Vergeer (SP), Vos (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Vietsch (CDA), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Koer-Kaya (D66), Gerkens (SP), Verbeet (PvdA), Balemans (VVD), Waalkens (PvdA), Van Heteren (PvdA) en Wolfsen (PvdA).

XNoot
4

Samenstelling:

Leden: Duivesteijn (PvdA), Dijksma (PvdA), Hofstra (VVD), ondervoorzitter, Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Atsma (CDA), voorzitter, Dijsselbloem (PvdA), Depla (PvdA), Van As (LPF), Van Gent (GroenLinks), Duyvendak (GroenLinks), Bruls (CDA), Gerkens (SP), Van Lith (CDA), Van Hijum (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Mastwijk (CDA), Boelhouwer (PvdA), Dubbelboer (PvdA), De Krom (VVD), Hermans (LPF), Dezentjé Hamming (VVD) en Haverkamp (CDA).

Plv. leden: Heemskerk (PvdA), Samsom (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Smeets (PvdA), De Ruiter (SP), Slob (ChristenUnie), Aptroot (VVD), Szabó (VVD), Hessels (CDA), Van Dijken (PvdA), Waalkens (PvdA), Herben (LPF), Vos (GroenLinks), Halsema (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Vergeer (SP), Van Haersma Buma (CDA), Buijs (CDA), Jager (CDA), Bakker (D66), Van Winsen (CDA), Van Dam (PvdA), Verdaas (PvdA), Van Beek (VVD), Van den Brink (LPF), Luchtenveld (VVD) en De Pater-van der Meer (CDA).

Naar boven