29 565
Wijziging van de Wet milieubeheer en enige andere wetten ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PbEU L 275) en de instelling van een emissieautoriteit (Implementatiewet EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten)

nr. 10
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 17 juni 2004

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel IX komt te luiden als volgt:

ARTIKEL IX

Indien het bij koninklijke boodschap van 4 april 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet openbaarheid van bestuur en enige andere wetten (Wet uitvoering Verdrag van Aarhus) (28 835) na tot wet te zijn verheven in werking is getreden of in werking treedt vóór of op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel N, van deze wet in werking treedt, wordt in artikel I, onderdeel N, van deze wet de aanduiding «5.» vervangen door: 6.

B

Artikel X komt te luiden als volgt:

ARTIKEL X

Indien het bij koninklijke boodschap van 4 april 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet openbaarheid van bestuur en enige andere wetten (Wet uitvoering Verdrag van Aarhus) (28 835) na tot wet te zijn verheven in werking treedt na het tijdstip waarop artikel I, onderdeel N, van deze wet in werking treedt, wordt in artikel I, onderdeel M, subonderdeel 3, van die wet de aanduiding «5.» vervangen door: 6.

C

Onder vernummering van de artikelen XII en XIII tot de artikelen XIII onderscheidenlijk XIV wordt na artikel XI een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XII

1. Indien een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 16.5, eerste lid, van de Wet milieubeheer wordt ingediend vóór de inwerkingtreding van deze wet, wordt die aanvraag aangemerkt als een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 16.5, eerste lid, van de Wet milieubeheer, zoals dat artikel komt te luiden na de inwerkingtreding van deze wet.

2. Indien de voorbereiding als bedoeld in artikel 16.7 van de Wet milieubeheer heeft plaatsgevonden vóór de inwerkingtreding van deze wet, wordt die voorbereiding aangemerkt als een voorbereiding als bedoeld in artikel 16.7 van de Wet milieubeheer, zoals dat artikel komt te luiden na de inwerkingtreding van deze wet.

Toelichting

Onderdelen A en B

Deze wijzigingen betreffen een technische verbetering van de artikelen IX en X die de samenloop met het voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet openbaarheid van bestuur en enige andere wetten (Wet uitvoering Verdrag van Aarhus) regelen.

Onderdeel C

Dit onderdeel (artikel XII) bevat een voorziening die beoogt de verlening van vergunningen als bedoeld in artikel 16.5, eerste lid, van de Wet milieubeheer (emissievergunning) zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van de wet te kunnen laten plaatsvinden. Naar verwachting zal de periode tussen de bekendmaking van de wet in het Staatsblad en de inwerkingtreding kort zijn, mede gelet op het feit dat het systeem van handel in emissierechten ingevolge de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten per 1 januari 2005 operationeel moet zijn. Eerst nadat het nieuwe hoofdstuk 16 van de Wet milieubeheer zoals opgenomen in dit wetsvoorstel, in werking is getreden, kunnen de emissievergunningen worden verleend. Van de zijde van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zijn de inrichtingen die onder het nieuwe systeem van handel in emissierechten komen te vallen, medio 2004 aangeschreven. Daarbij is hen de mogelijkheid geboden hun monitoringsprotocol, dat onderdeel uitmaakt van de aanvraag, vooruitlopend op de inwerkingtreding van deze wet nu al in te dienen en te laten beoordelen door de emissieautoriteit in oprichting, zodat de emissievergunningen te zijner tijd sneller kunnen worden verleend.

Om te bewerkstelligen dat de emissievergunningen zo spoedig mogelijk na de beoogde inwerkingtreding van de wet op 1 januari 2005 worden verleend, is het zaak dat de emissieautoriteit in oprichting vóór de inwerkingtreding van de wet reeds de formele aanvragen om een vergunning heeft ontvangen en in behandeling kan nemen. Met het oog op de vergunningplicht van artikel 16.5, eerste lid, van de Wet milieubeheer zoals die zal gelden na de inwerkingtreding van deze wet, rust op de bedrijven die onder het systeem van handel in broeikasgasemissierechten zullen vallen, de feitelijke verplichting om vóór de inwerkingtreding van de wet een aanvraag om een vergunning in te dienen bij de emissieautoriteit in oprichting.

Gelet hierop is bepaald (artikel XII, eerste lid) dat aanvragen om een emissievergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze wet, worden aangemerkt als zijnde aanvragen om een vergunning als bedoeld in artikel 16.5, eerste lid, van de Wet milieubeheer, zoals dat artikel komt te luiden na de inwerkingtreding van deze wet. Dit is geregeld om te voorkomen dat in een dergelijk geval deze aanvragen niet rechtsgeldig zouden zijn ingediend. Artikel XII, tweede lid, bevat een soortgelijke voorziening met betrekking tot de voorbereiding van de beslissing op de aanvraag om een emissie-vergunning. Met deze voorzieningen wordt bewerkstelligd dat de procedure omtrent de emissievergunning zo snel mogelijk kan worden afgerond.

Een inrichting die niet op tijd over een emissievergunning beschikt, kan in die tijd niet de emissies meten overeenkomstig de daarvoor geldende wet- en regelgeving. De inrichting beschikt immers dan nog niet over het vereiste monitoringsprotocol. Het wetsvoorstel bevat een voorziening voor het geval een inrichting haar emissies niet overeenkomstig het monitoringsprotocol heeft gemeten en daarmee een emissieverslag heeft ingediend dat niet voldoet aan de eisen die daaraan bij of krachtens hoofdstuk 16 van de Wet milieubeheer worden gesteld. De emissies kunnen dan ambtshalve worden ingeschat (artikel 16.17 van de Wet milieubeheer).

Overigens geldt ten algemene bij het gebruik maken van de handhavingsbevoegdheden dat het bestuur van de emissieautoriteit enerzijds de redelijkheid en anderzijds de doeltreffendheid van de sancties in ogenschouw zal nemen. Hierbij speelt verwijtbaarheid van de overtreder een belangrijke rol, behoudens bij overtreding van artikel 16.37, eerste lid, van de Wet milieubeheer. Dit geldt in het bijzonder ten aanzien van een bedrijf dat in de aanvangsfase nog niet over de vereiste emissievergunning beschikt en dit niet aan het bedrijf kan worden tegengeworpen.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Mileubeheer

P. L. B. A. van Geel

Naar boven