29 544 Arbeidsmarktbeleid

Nr. 700 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 februari 2016

Met mijn brief van 27 november 2015 informeerde ik uw Kamer over maatregelen tot vereenvoudiging van de Participatiewet en de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten1. Met deze brief informeer ik u, mede met het oog op het algemeen overleg van 2 maart over de Participatiewet, over de voortgang. Ik maak van de gelegenheid gebruik om u ook te informeren over een aantal gerelateerde onderwerpen. Achtereenvolgens komen aan bod:

  • voortgang van het wetsvoorstel vereenvoudiging en de mogelijkheden tot anticipatie;

  • voortgang van het overleg met partijen in de Werkkamer over vereenvoudiging;

  • ondersteuning dienstverlening en regionale samenwerking;

  • toezegging initiatieven transparantie;

  • aantal aanvragen en beoordelingen banenafspraak in 2015;

  • ontwikkelingen beschut werk;

  • experimenten;

  • systeem inleenverbanden quotumregeling;

  • inkoop van diensten.

Voortgang wetsvoorstel vereenvoudiging en mogelijkheden tot anticipatie

Relevante maatregelen

De volgende maatregelen uit de brief van 27 november vergen wijziging van wet- en regelgeving:

  • het zonder beoordeling opnemen van leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs in het doelgroepregister banenafspraak;

  • het mogelijk maken van forfaitaire loonkostensubsidie in de eerste 6 maanden van het dienstverband;

  • het mogelijk maken van flexibele termijnen voor de loonwaardemeting;

  • het mogelijk maken van loonkostensubsidie voor jongeren die al werken.

De eerste maatregel vergt een wijziging van een algemene maatregel van bestuur, de drie andere maatregelen vergen wetswijziging.

De wijzigingen zijn in nauwe samenspraak met betrokken partners uitgewerkt en in een wetsvoorstel verwerkt. Het wetsvoorstel wordt op korte termijn getoetst op uitvoerbaarheid. Volgens de huidige planning zal het wetsvoorstel kort na de zomer bij de Tweede Kamer kunnen worden ingediend. Ik acht het gewenst om uitvoerders waar mogelijk in de gelegenheid te stellen te anticiperen op de voorgenomen wetgeving en daarmee (tijdelijk) af te wijken van de thans geldende regelgeving zodat de verbeteringen zo snel als mogelijk kunnen worden toegepast. In deze brief informeer ik u over de mogelijkheden tot anticipatie.

Mogelijkheden tot anticipatie

Om van de mogelijkheid gebruik te maken om te anticiperen op inwerkingtreding van aangepaste wet- en regelgeving, moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan. Zo moet het gaan om een situatie waarin sprake is van in voorbereiding zijnde wetgeving, en waarin sprake is van zodanige onbillijkheden of uitvoeringstechnische problemen dat het anticiperen op een wetswijziging wenselijk wordt geacht voor de mensen om wie het gaat, voor de werkgevers die de mensen in dienst moeten nemen en voor gemeenten en de uitvoerders. Ook moet voorafgaand aan het gebruikmaken van dit zogenoemde gedogen onderzocht zijn of aan een aantal andere criteria is voldaan. Zo moeten de belangen zorgvuldig zijn afgewogen.

Ik heb deze belangen als volgt gewogen. De Participatiewet die onder meer de mogelijkheid bevat dat gemeenten loonkostensubsidie verstrekken aan werkgevers die bereid zijn werknemers in dienst te nemen met verminderde productiviteit is op 1 januari 2015 in werking getreden. De Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten en het daarop gebaseerde uitvoeringsbesluit zijn op 1 mei 2015 in werking getreden. Beide wetten alsmede de genomen maatregelen tot vereenvoudiging worden breed gedragen. Alle relevante partijen onderschrijven het doel en de urgentie van de extra banen voor de doelgroep van de banenafspraak en het belang van een goed gevuld doelgroepregister. De maatregel om leerlingen uit het voortgezet speciaal onderwijs zonder beoordeling door UWV op te nemen in het register draagt daaraan bij. Deze wijziging is reeds opgenomen in het ontwerpbesluit dat aan de Raad van State is voorgelegd. Het is mijn voornemen de AMvB zo snel mogelijk in werking te doen treden na het advies van de Raad van State en terug te laten werken tot 1 juli 2015.

Verder wil ik gemeenten in de gelegenheid stellen te anticiperen op twee maatregelen uit het pakket vereenvoudigingen. Het betreft het mogelijk maken van forfaitaire loonkostensubsidie in de eerste 6 maanden van het dienstverband en het mogelijk maken van loonkostensubsidie voor jongeren die al werken. Doel van de maatregelen is dat werkplekken sneller tot stand komen respectievelijk kunnen worden voortgezet. Anticipatie is mogelijk omdat de maatregelen de realisering van de banenafspraak en beschut werk stimuleren en begunstigend uitwerken voor cliënten met een beperking, van werkgevers, en gemeenten. Ik wil daarom gemeenten de ruimte bieden tot anticipatie van deze twee maatregelen vanaf het moment van indiening van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer. Op dat moment is de voorgenomen wetstekst immers bekend, en het traject van uitvoeringstoetsen en advisering door de Afdeling advisering van de Raad van State achter de rug. Van belang is verder dat gemeenten zich goed kunnen voorbereiden. Verder geldt als voorwaarde dat de tijd van anticipatie zo kort mogelijk is. Dit is naar mijn oordeel het geval. Volgens de planning wordt het wetsvoorstel kort na de zomer bij de Tweede Kamer ingediend. Streefdatum van invoering van het wetsvoorstel is 1 januari 2017.

Alle voorwaarden beoordelend, heb ik besloten om van de mogelijkheid om te anticiperen op inwerkingtreding van aangepaste wet- en regelgeving gebruik te maken. Ik zal de gemeenten dan ook via een brief informeren over de mogelijkheid om vooruit te lopen op de inwerkingtreding van de voorgenomen wetswijzigingen. Uiteraard wil ik dit niet doen zonder daarover ook volledige openheid aan de Eerste Kamer te bieden en om die reden stuur ik hierover ook een brief aan de Voorzitter van de Eerste Kamer.

De voortgang van het overleg met partijen in de Werkkamer over vereenvoudiging

Vanuit de Werkkamer is een werkgroep van start gegaan die nader kijkt naar verdere mogelijkheden tot vereenvoudiging van de Participatiewet en de banenafspraak. Naast mogelijkheden om de loonwaardemethodiek te vereenvoudigen en werkprocessen in de praktijk te verbeteren, gaat de aandacht uit naar de doelgroepbeoordeling voor de banenafspraak en het advies voor beschut werk. Om uitspraken te kunnen doen over de aard en opzet van de beoordelingen verzamelt de Werkgroep informatie over de beoordelingen uit een drietal proeftuinen die gemeenten in samenwerking met UWV uitvoeren. Deze proeftuinen zijn geëntameerd in Amsterdam, Nijmegen en Twente. Aandachtspunten zijn de indicatiecriteria die UWV hanteert voor de doelgroepbeoordeling banenafspraak en de ervaringen van gemeenten met het bepalen van de loonwaarde van cliënten op de werkplek. Verder is de Werkkamer voornemens om in het kader van de vereenvoudiging de herbezettingvoorwaarde (extra banen via een Wsw-detachering tellen tijdens de banenafspraak mee indien er een nieuwe voorziening beschut werk tegenover staat) nader te bezien op haar uitwerking. Deze voorwaarde levert onduidelijkheid op over wanneer banen meetellen voor de banenafspraak.

Het is op dit moment nog te vroeg voor de werkgroep om conclusies te trekken en aanbevelingen te doen aan de Werkkamer die in bestuurlijk overleg kunnen worden besproken. Ik ben voornemens om, zodra het proces in het voorjaar is afgerond, de conclusies samen met de partijen die zitting hebben in de Werkkamer vast te leggen in bestuurlijke afspraken. De rapportages uit de proeftuinen worden daarbij betrokken.

Ondersteuning dienstverlening en regionale samenwerking.

De partijen die samenwerken in de arbeidsmarktregio’s kunnen in 2016 en 2017 rekenen op ondersteuning vanuit de Programmaraad. De Programmaraad, het samenwerkingsverband van VNG, Divosa, Cedris en UWV, ondersteunt arbeidsmarktregio’s bij het uitvoeren van de Participatiewet en het vormgeven van de regionale samenwerking. De activiteiten van de Programmaraad zijn een vervolg op het implementatieprogramma dat de Programmaraad rondom de Participatiewet heeft uitgevoerd en zijn een belangrijk instrument om de dienstverlening van publieke partijen in de arbeidsmarktregio’s te verbeteren. De nadruk ligt op praktische ondersteuning en bijeenkomsten die partijen in de arbeidsmarktregio helpen om de afspraken die zij gemaakt hebben, werkend te krijgen. Onder meer op de thema’s samenwerking in de Suwi keten en de regio, werkgeversdienstverlening en beschut werk.

Een belangrijk thema waarop de Programmaraad ook ondersteuning biedt is hulp bij het transparant krijgen van het werkzoekendenbestand. De Programmaraad biedt arbeidsmarktregio’s via een vliegende brigade hulp bij het opstellen van profielen voor mensen uit de doelgroep banenafspraak. Half februari hebben alle wethouders van de centrumgemeenten een brief met het ondersteuningsaanbod van de Programmaraad gekregen. Het streven van de Programmaraad is dat er eind 2016 57.500 gevalideerde profielen beschikbaar zijn.

Initiatieven transparantie

In het Algemeen Overleg van 29 oktober 2015 heb ik toegezegd kennis te nemen van enkele (regionale) initiatieven over een betere matching van werkzoekenden (Kamerstuk 33 161, nr. 204). Dit naar aanleiding van een vraag van Kamerlid Nijkerken-De Haan. Hierbij geef ik vervolg aan mijn toezegging.

Om invulling te geven aan de banenafspraak is het van belang dat werkgevers en (private) dienstverleners werkplekken aanbieden voor mensen met een arbeidsbeperking. Inzicht in de mogelijkheden van (potentiële) werkzoekenden is hierbij wezenlijk, zeker om op regionaal niveau tot een adequate dienstverlening te komen. De regionale initiatieven «dit-WERKt» en «100% Werkzaam» zijn praktijkvoorbeelden die hierin voorzien. Zo wordt in het laatste voorbeeld, met inzet van een intermediair van uitzendbureau Timing, de juiste werknemer via zachte factoren gematcht aan de wens van een werkgever.

Een ander noemenswaardig initiatief die bijdraagt aan randvoorwaarden om de aanpak regionaal te laten slagen, is de pilot Regio regelluw2. Inmiddels is de pilot geëvalueerd. Dit heeft onder meer geresulteerd in een verordening met één set instrumenten voor de hele arbeidsmarktregio. Daarnaast blijkt uit de evaluatie dat het gevoel van urgentie voor regionale samenwerking verder is gegroeid. Dergelijke inzichten (en het onderling delen ervan) is cruciaal om tot een gerichte aanpak te komen. Aandacht voor het ontzorgen van werkgevers bij het bieden van een baan voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, is hierbij van groot belang.

Aantal aanvragen en beoordelingen banenafspraak in 2015

In mijn brief van 27 november 20153 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat het aantal aangevraagde beoordelingen voor het doelgroepregister van de banenafspraak fors is gestegen in de periode tussen juli 2015 en oktober 2015 (zie tabel 1 in de bijlage). In november en december 2015 is het aantal aanvragen voor een beoordeling arbeidsvermogen verder gestegen in vergelijking met het aantal aanvragen dat in oktober 2015 is ingediend. Dit geldt voor zowel het aantal aanvragen van gemeenten als het aantal aanvragen van burgers rechtstreeks bij UWV. Voor de beoordeling arbeidsvermogen kijkt UWV of iemand behoort tot de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. En als dit niet het geval is, of iemand mogelijk recht heeft op Wajong 2015.

In totaal hebben burgers en gemeenten 7.269 aanvragen voor een beoordeling arbeidsvermogen ingediend in 2015. UWV heeft in dezelfde periode 4.503 aanvragen afgehandeld. Van de afgehandelde doelgroepaanvragen is 59 procent toegekend. Zoals ik ook in mijn brief van 27 november heb aangegeven is dit percentage vergelijkbaar met het toekenningpercentage bij de nWajong beoordeling voor 2015 (circa 60 procent).

Beschut werk

In mijn brief van 27 november heb ik u geïnformeerd over de totstandkoming van beschut werk door gemeenten, op basis van de cijfers eind oktober. Volgens de meest recente gegevens van UWV zijn er tot en met november 2015 263 aanvragen voor een advies beschut werk bij UWV binnengekomen. Daarvan is ongeveer de helft afgehandeld. In 65 procent van de gevallen heeft dit geleid tot een positief advies. Hoewel het aantal adviesaanvragen toeneemt (ruim een kwart meer adviesvragen ten opzichte van de stand eind oktober) en ook het aandeel positieve adviezen is gestegen, blijft het aantal adviesaanvragen aanzienlijk achter bij de verwachtingen. Nog steeds zijn dit lage aantallen om conclusies te kunnen trekken over de criteria beschut werk en het beoordelingsproces. Zoals ik in mijn brief van 27 november ook heb aangegeven heb ik de Werkkamer gevraagd om samen met UWV te verkennen of er- indien daar aanleiding voor is- aanpassingen in de criteria mogelijk zijn. Ik wacht met belangstelling de resultaten af.

Om gemeenten te ondersteunen bij en te stimuleren tot de inrichting van beschut werk heeft het kabinet voor de periode 2016–2020 cumulatief 100 miljoen euro beschikbaar gesteld voor drie tijdelijke maatregelen:

  • No risk polis voor beschut werk (circa 26 miljoen periode 2016–2020), geregeld in de Wet harmonisatie van instrumenten ter bevordering van arbeidsdeelname van arbeidsbeperkten (in werking getreden op 1 januari 2016).

  • Financiële stimulans voor gemeenten voor gerealiseerde beschut werkplekken (circa 74 miljoen periode 2016–2020). Gedacht wordt aan een bedrag van gemiddeld ongeveer € 3.000 per gerealiseerde beschut werkplek. De middelen worden via een decentralisatie-uitkering toegekend. In 2017 ontvangen de gemeenten middelen over de gerealiseerde beschut werkplekken in 2015 en 2016. Gemeenten krijgen niet alleen extra middelen voor nieuw gecreëerde beschutte werkplekken, maar ook voor de plekken die zijn gecontinueerd.

  • Implementatieondersteuning. De Programmaraad organiseert in samenwerking met mijn ministerie in maart vijf bovenregionale bijeenkomsten voor gemeenten met als doel kennis en ervaringen uit te wisselen evenals goede voorbeelden. Ook worden signalen opgehaald op grond waarvan meer specifieke ondersteuning kan worden ingericht.

De Inspectie SZW doet op mijn verzoek wederom onderzoek naar de invulling van beschutte werkplekken door gemeenten. Ik zal uw Kamer voor het zomerreces over de uitkomsten informeren. Als mocht blijken dat gemeenten ondanks deze handreikingen onvoldoende werk maken van beschut werk, zie ik mij genoodzaakt om wettelijk te verankeren dat gemeenten beschut werkplekken beschikbaar moeten stellen.

Experimenten met de Participatiewet gericht op arbeidsinschakeling

Zoals u weet ben ik in gesprek met wethouders van de gemeenten Groningen, Tilburg, Utrecht en Wageningen over experimenten met de Participatiewet. Ook heb ik onlangs een brief ontvangen namens wethouders Sociale Zaken van veertien gemeenten4 waarin de gemeenten kenbaar maken graag te willen deelnemen aan deze experimenten. In mijn brief van 27 oktober 20155 aan de Tweede Kamer heb ik aangegeven dat experimenten met de Participatiewet mogelijk zijn bij AMvB op basis van artikel 83, Participatiewet6. Deze bepaling kan het mogelijk maken dat gemeenten een beleidsexperiment uitvoeren waarin wordt afgeweken van een aantal artikelen van deze wet. Het doel van experimenten is het onderzoeken van mogelijkheden om de Participatiewet doeltreffender uit te voeren. Ik vind het van belang dat eventuele experimenten passen in de geest van de Participatiewet.

Op maandag 29 februari heb ik wederom een bestuurlijk overleg met de wethouders van de 4 gemeenten over de totstandkoming van een AMvB om experimenten met de Participatiewet mogelijk te maken.

Systeem inleenverbanden tijdens de eventuele quotumregeling

In mijn brief van 27 oktober 20157 heb ik u laten weten in overleg te zijn met betrokken partijen over de verdere uitwerking van het systeem van inleenverbanden tijdens de eventuele quotumregeling. Ik heb u laten weten dat het ontwikkelen, beheren en bekostigen van het register inleenverbanden hier onderdeel van is. Ook heb ik in deze brief het voornemen geuit om het besluit waarin het systeem is uitgewerkt in het eerste kwartaal van 2016 aan uw Kamer voor te leggen. Met deze brief informeer ik u over de voortgang.

Met uitzendbranche, AWVN, VNO-NCW, MKB-Nederland, Cedris, de Belastingdienst en UWV is overeenstemming bereikt dat bij een eventuele activering van de quotumheffing een apart systeem nodig is om ingeleende mensen uit de doelgroep bij de inlenende werkgever mee te kunnen tellen. Hierover heb ik u in de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten 8 geïnformeerd.

Vanwege de rol voor UWV in het beoogde systeem dat in samenwerking met betrokken partijen is uitgewerkt, heb ik UWV gevraagd een tussentijds oordeel te geven over de uitvoerbaarheid van de eerste schets van het systeem. Hieruit is naar voren gekomen dat de eerste uitwerking niet op een effectieve en fraudebestendige wijze en binnen een acceptabele foutmarge uitvoerbaar is. Voortschrijdend inzicht heeft geleid tot een aantal noodzakelijke wijzigingen die moeten leiden tot een robuuste en fraudebestendige vormgeving. In de volgende paragraaf wordt de aard van deze wijzigingen beschreven.

Het uitgangspunt is dat de kwaliteit van de gegevens gewaarborgd is voor een verantwoorde en juridisch houdbare uitvoering. De gegevens zullen daarom voldoende «hard» moeten zijn. Een mogelijkheid is dat UWV hiervoor kan uitgaan van de reeds beschikbare gegevens over verloonde uren van uitzendkrachten bij uitlenende werkgevers in de polisadministratie. En deze gegevens vervolgens combineert met bestaande gegevens in het doelgroepregister en een overzicht van werkgevers die zich professioneel bezig houden met het uitlenen van arbeidskrachten. Op basis hiervan kan UWV per uitlenende werkgever een overzicht samenstellen van verloonde uren van mensen uit de doelgroep van de banenafspraak die uitlenende werkgevers ter beschikking hebben gesteld aan inlenende werkgevers. De verloonde uren van mensen uit de doelgroep zullen na wederzijds akkoord van de in- en uitlenende werkgever worden overgedragen aan de inlenende werkgever, zodat deze uren bij de inlenende werkgever meegenomen worden in de berekening van het quotumtekort en de eventuele quotumheffing. Hiertoe stelt UWV de overzichten ter beschikking aan uit- en inlenende werkgevers. In samenspraak met onder andere de Belastingdienst en UWV wordt ook bekeken hoe onnodige administratieve lasten voorkomen kunnen worden.

Op zijn vroegst treedt de quotumheffing in 2017 in werking. Dit betekent dat het systeem inleenverbanden quotumregeling, indien de quotumheffing wordt geactiveerd, in 2018 operationeel moet zijn. Het vergt, zoals gezegd, meer tijd om het geschetste systeem uit te werken. Het hierboven voorgestelde systeem moet nog getoetst worden op zowel uitvoerbaarheid als haalbaarheid in 2018. Hierdoor is het niet mogelijk om het systeem, conform mijn toezegging in de nota naar aanleiding van het verslag9, op 1 juni 2016 te hebben uitgewerkt in lagere regelgeving. Wel ben ik voornemens het besluit, onder voorbehoud van uitvoerbaarheid en haalbaarheid, voor de zomer aan uw Kamer toe te sturen.

Stand van zaken quotumoverdracht bij inkoop van diensten

In deze brief informeer ik uw Kamer over de voortgang van de uitvoering van de motie Heerma c.s.10. Deze motie verzoekt de regering de mogelijkheden te onderzoeken van het doorgeven van het quotum bij het afnemen van diensten, indien de dienst wordt uitgevoerd door een sociale onderneming. Hiermee is tevens de motie van de leden Potters en Schouten11 gestand gedaan. Deze motie verzoekt de regering om maatwerk mogelijk te maken voor werkgevers door verschillende typen van arbeidsrelaties – zoals social return, detachering en inlening – ook mee te laten tellen voor de extra banen.

In mijn brief van 27 oktober 2015 heb ik moeten constateren dat er toentertijd onvoldoende houvast was over wat quotumoverdracht bij de inkoop van diensten voor de complexiteit en de uitvoerbaarheid van de Wet banenafspraak betekent. Bovendien was nog onvoldoende helder wat quotumoverdracht bij inkoop van diensten voor gevolgen heeft voor de mensen uit de doelgroep en voor de branches die nu al (arbeidsintensieve) diensten op de werkvloer van een inkoper leveren. Toen heb ik aangegeven een onderzoek naar inkoop van diensten te laten doen.

Inmiddels is onderzoeksbureau Berenschot begonnen met dit onderzoek. Doel van het onderzoek is om meer inzicht te krijgen in, zowel de beleidsmatige als de uitvoeringstechnische, voor- en nadelen van quotumoverdracht bij inkoop van diensten. Bij dit onderzoek zijn alle stakeholders betrokken, waaronder VNO, VSO, VNG, AWVN, FNV, Landelijke cliënten raad, Cedris, UWV en Belastingdienst. Zoals al aangegeven in mijn brief van 27 oktober 2015, blijkt ook tijdens dit onderzoek dat het zeer complex is om tot een handhaafbare en uitvoerbare robuuste oplossing te komen voor quotumoverdracht bij inkoop van diensten. Berenschot is voornemens om het rapport over de mogelijkheid van quotumoverdracht bij inkoop van diensten medio april 2016 op te leveren. Mede op basis van de resultaten van dit rapport, zal ik nog voor de zomer een definitief besluit nemen over de mogelijkheid om de verloonde uren bij inkoop van diensten al dan niet mee te laten tellen bij de inkopende partij.

Slot

De Participatiewet en de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten hebben als doel om de arbeidsmarkt zo toegankelijk mogelijk te maken voor mensen met een beperking. Alle betrokken partijen, gemeenten, werkgevers en werknemers, UWV en arbeidsmarktregio’s zijn daarmee nu volop bezig. Ik volg de uitvoering van de Participatiewet op de voet. Als daar op basis van signalen en onderzoek aanleiding voor is blijf ik inzetten op verbeteringen van bestaande kaders. Sinds mijn brief van 27 november 2015 zijn er flinke stappen gezet om te komen tot vereenvoudiging. Het wetsvoorstel tot vereenvoudiging van de Participatiewet en Wet banenafspraak is voor een uitvoeringstoets voorgelegd aan de betrokken partijen en zal naar verwachting na de zomer worden ingediend bij de Kamer. In een door de Werkkamer ingestelde werkgroep waarin alle partijen zijn vertegenwoordigd, wordt verder nog een aantal belangrijke thema’s uitgewerkt.

Over de uitkomsten daarvan en de uitkomsten van andere zaken die in deze brief worden genoemd zal ik de Kamer uiteraard informeren.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Bijlage

Tabel 1: Maandelijks aantal aanvragen en beoordelingen arbeidsvermogen burgers en gemeenten 20151

Aanvragen en beoordelingen arbeidsvermogen

jan–juni

juli

aug

sep

okt

nov

dec

totaal

Aantal aanvragen

643

1051

778

1.080

1.142

1.386

1.189

7.269

Aantal afgehandelde aanvragen

342

268

519

666

838

904

966

4.503

Positieve beschikking banenafspraak

190

167

278

405

481

551

577

2.649

Percentage toekenning t.o.v. afgehandeld

56%

62%

54%

61%

57%

61%

60%

59%

Geen beschikking banenafspraak

152

101

241

261

357

353

389

1.854

Percentage niet toegekend t.o.v. afgehandeld

44%

38%

46%

39%

43%

39%

40%

41%

X Noot
1

Er zit een verschil in de cijfers in deze tabel en de tabel in de bijlage bij mijn brief van 27 november 2015. Dit verschil wordt veroorzaakt doordat de cijfers zijn geactualiseerd en lopende gevallen zijn afgerond.


X Noot
1

Kamerstuk 29 544, nr. 675

X Noot
2

De pilot Regio regelluw is één van de drie pilots die is voortgekomen uit het zogenaamde Malietorenberaad; een overleg tussen werkgevers(organisaties), UWV, grote gemeenten en het Ministerie van SZW naar aanleiding van het sociaal akkoord. Onder de naam «Werkgevers gaan inclusief» zijn naast de pilot Regio regelluw, de pilot «7500 banen» en de pilot «Businesscases» gestart. De pilot Regio regelluw is uitgevoerd in de arbeidsmarktregio IJsselvechtstreek en regionaal aangestuurd door een stuurgroep bestaande uit de wethouder van de centrumgemeenten, een vertegenwoordiger namens de gezamenlijke werkgeversorganisaties, idem vanuit onderwijs en zorg.

X Noot
3

Kamerstuk 29 544, nr. 675.

X Noot
4

Zwolle, Apeldoorn, Eindhoven, Amsterdam, Peel en Maas, Winterswijk, Oss, Amersfoort, Helmond, Schiedam, Maastricht, Geldrop-Mierlo, Doetinchem en Gouda.

X Noot
5

Kamerstuk 33 161, nr. 198.

X Noot
6

Artikel 83, lid 1. Bij algemene maatregel van bestuur kan bij wijze van experiment, met het oog op het onderzoeken van mogelijkheden om deze wet met betrekking tot de arbeidsinschakeling en de financiering doeltreffender uit te voeren, worden afgeweken van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 6 tot en met 10, 31, tweede lid, en paragraaf 7.1.

X Noot
7

Kamerstuk 33 161, nr. 198.

X Noot
8

Kamerstuk 33 981, nr. 8.

X Noot
9

Kamerstuk 33 981, nr. 8.

X Noot
10

Kamerstuk 33 981, nr. 33.

X Noot
11

Kamerstuk 33 161, nr. 170.

Naar boven