Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 maart 2019
In mijn brief van 20 december 2018 (Kamerstuk 29 538, nr. 282) heb ik u geïnformeerd over de opdracht aan de Wetenschappelijke adviescommissie
Een tegen Eenzaamheid. Deze commissie, bestaande uit 11 wetenschappers, is geïnstalleerd
als onafhankelijke commissie om het veld en mij te adviseren over de monitoring van
eenzaamheid, de effectiviteit van interventies en de onderzoeksagenda met betrekking
tot eenzaamheid.
Bij deze bied ik u het eerste advies van deze commissie aan1. Dit (onafhankelijke) advies betreft de wijze waarop de prevalentie van eenzaamheid
gemeten en (jaarlijks) gemonitord kan worden en welke processen gemeten en gemonitord
kunnen worden als indicator van de beweging om een trend van eenzaamheid te doorbreken.
Ik neem het advies ter harte. De «De Jong Gierveld-schaal» is een goede indicator
van eenzaamheid. Zoals ik ook in het programma Eén tegen Eenzaamheid heb opgenomen
(bijlage bij Kamerstuk 29 538, nr. 252), is dat de lat waarlangs wij in Nederland meten of en hoe eenzaam men in Nederland
is.
Om te monitoren of dit meer of minder wordt (de prevalentie), heeft de WAC meerdere
opties in haar advies afgewogen. Het longitudinale onderzoek van LASA is het enige
onderzoek dat dezelfde groep mensen in de tijd volgt, waardoor inzicht wordt verkregen
in de ontwikkeling van eenzaamheid. De steekproef is stabiel vanwege de relatief lage
non-respons. Tussen de metingen van de Gezondheidsmonitor, waarin vierjaarlijks in iedere
gemeente langs de «De Jong Gierveld-schaal» wordt gemeten, zal ik dan ook het LASA
onderzoek gebruiken om te bezien of we de goede kant op bewegen om de trend van eenzaamheid
te doorbreken. Eén extra meting wordt toegevoegd zodat er tot 2021 jaarlijks nieuwe data
uit het LASA onderzoek komen. Het LASA onderzoek zal worden uitgebreid met enkele
vragen waardoor een verband gelegd kan worden van de uitvoeringspraktijk en de effecten
op eenzaamheid.
De WAC adviseert ook over de wijze waarop procesindicatoren gemeten kunnen worden
om een beeld te krijgen bij de vraag of de omstandigheden die eenzaamheid kunnen verminderen,
veranderen. De commissie stelt voor indicatoren te gebruiken op het gebied van sociale
cohesie, participatie en deskundigheidsbevordering. Ik volg dit advies. Daarbij zal
ik zoveel mogelijk bestaande bronnen gebruiken. Voor de overige procesindicatoren
(zoals bijvoorbeeld het aantal trainingen of vriendschapscursussen) zal ik u informeren
middels voorbeelden en kwalitatieve gegevens.
Daarnaast zal u met de volgende voortgangsrapportage ook geïnformeerd worden over
de volgende relevante procesindicatoren:
-
– Campagne effect;
-
– Aantal lokale coalities;
-
– Aantal deelnemers van de nationale coalitie en hun bereik;
-
– Aantal initiatieven en campagnes.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge