29 538 Zorg en maatschappelijke ondersteuning

Nr. 276 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 oktober 2018

Met deze brief informeer ik u over de opzet van het evaluatieonderzoek voor het Besluit reële prijs.1 Ik zal eerst de aanleiding van het evaluatieonderzoek schetsen en daarna toelichten welke hoofd- en deelvragen binnen het onderzoek worden beantwoord. Aansluitend hierop wordt uitgelegd hoe het onderzoek wordt uitgevoerd, welke informatie dit oplevert en wanneer deze informatie beschikbaar komt. Als laatste zal ik aangegeven op welke manier gemeenten en sociale partners zijn betrokken bij de evaluatie.2

Achtergrond evaluatieonderzoek

In de nota van toelichting is vastgelegd dat dit Besluit drie jaar na inwerkingtreding zal worden geevalueerd. Het gaat hierbij om de doeltreffendheid en de effecten van het Besluit in de praktijk. Hiertoe is dit jaar in overleg met sociale partners en de VNG een breed meerjarig evaluatieonderzoek opgezet.

Wat wordt onderzocht in de evaluatie?

In het onderzoek wordt over meerdere jaren bezien hoe het Besluit door gemeenten en aanbieders wordt toegepast. In het onderzoek wordt breed gekeken naar de toepassing van het Besluit voor alle Wmo-voorzieningen. Hierbij gaat het niet alleen om huishoudelijke hulp, maar ook om andere Wmo-voorzieningen zoals arrangementen van begeleiding, beschermd wonen en dagbesteding.

De hoofdvraag van het onderzoek luidt als volgt:

In hoeverre zorgt het Besluit ervoor dat gemeenten na toepassing ervan bij het vaststellen van de tarieven voor Wmo dienstverlening rekening houden met de vastgestelde kostprijselementen, zodat de kwaliteit en continuïteit van diensten worden gewaarborgd?

Om deze hoofdvraag zo volledig mogelijk te beantwoorden zijn in het kader van het onderzoek de volgende deelvragen geformuleerd:

  • 1. Passen alle gemeenten het Besluit toe, door in de verordening op te nemen dat voor het leveren van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de Wmo 2015, een reële prijs wordt vastgesteld op basis van de kostprijselementen benoemd in het Besluit? Zo nee, waarom niet?

  • 2. Op welke manier hebben gemeenten in de aanbestedingsprocedures voor Wmo-dienstverlening in de jaren 2015 t/m 2019 uitvoering gegeven aan het Besluit?

  • 3. Wat is de prijsontwikkeling voor de Wmo-dienstverlening voor de jaren 2015 t/m 2019?

  • 4. Wat is de volume ontwikkeling van de ingekochte Wmo-dienstverlening over de jaren 2015 t/m 2019?

  • 5. Welke verklarende factoren zijn er voor de prijsontwikkeling voor Wmo- dienstverlening tijdens de onderzoeksperiode van 2015 t/m 2019?

  • 6. Hoe bepalen gemeenten de percentages en/of vaste bedragen bij de verschillende kostprijselementen zoals overhead, ziekteverzuim, scholing, reiskosten en welke handreikingen of hulpmiddelen worden hiervoor gebruikt door de gemeente en aanbieders?

  • 7. Gebruiken gemeenten «kwaliteit» als onderscheidend gunningcriterium voor de selectie van aanbieders en op welke manier voeren zij dit uit? Indien er gebruik wordt gemaakt van «kwaliteit» als gunningscriteria op welke wijze is kwaliteit gedefinieerd?

  • 8. Zijn er ook aanvullende kostprijselementen opgenomen door de gemeente bij het vaststellen van een reële prijs die niet in het Besluit zijn opgenomen? Wat is daarvan het effect? Zijn er relevante kostprijselementen die niet in het Besluit zijn opgenomen?

  • 9. Welk effect heeft dit Besluit gehad op administratieve lasten voor gemeenten en aanbieders?

  • 10. Welke ervaringen hebben gemeenten bij de uitvoering van het Besluit in de praktijk en welke vraagstukken spelen er omtrent de uitvoering ervan en de verantwoording hierover aan de Gemeenteraad in het kader van administratieve lasten?

  • 11. Wat zijn de bedoelde en onbedoelde effecten van het Besluit en zijn er mogelijke andere factoren die hierbij een rol spelen?

  • 12. Staan de inspanningen die door aanbieders en gemeenten geleverd moeten worden voor de uitvoering van het Besluit in verhouding tot het effect dat het sorteert?

  • 13. Welke beleidsaanbevelingen kunnen worden gemaakt op basis van het onderzoek?

  • 14. Hebben de maatregelen uit het Besluit geleid tot juridische procedures? Zo ja, wat waren de uitkomsten hiervan?

Tijdens de formulering van de deelvragen waren de afspraken over de invoering van de nieuwe loonschaal Hulp bij het Huishouden nog niet definitief. Tevens was de salarisverhoging van 4% in de cao Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg (cao vvt) nog niet bekend. Naar aanleiding van de (definitieve) cao-afspraken is met de opdrachtnemer afgesproken dat hier binnen het onderzoek specifieke aandacht aan wordt geschonken. Gemeenten worden specifiek bevraagd op de nieuwe loonschaal voor Hulp bij Huishouden en de 4% loonsverhoging in 2018 op basis van de aangepaste cao vvt. Daarbij worden ook de vragen meegenomen op welke manier deze aanpassingen worden vertaald naar de tarieven voor huishoudelijke hulp en welk overleg hierover wordt gevoerd met aanbieders.

Hoe wordt het bovenstaande onderzocht?

Als eerste wordt (literatuur)onderzoek uitgevoerd naar de al beschikbare data met betrekking tot de wijze waarop gemeenten de Wmo-diensten hebben gecontracteerd. Ook wordt de reeds beschikbare data van het CAK onderzocht, meer specifiek betreft dit de tarieven die gemeenten doorgeven voor de berekening van eigen bijdrage evenals de data m.b.t. de volumes die zorgaanbieders hierover bij het CAK aanleveren. Deze data zijn bruikbaar voor het in kaart brengen van de prijs die wordt betaald per vorm van Wmo gecontracteerde ondersteuning. Op basis van deze reeds beschikbare data wordt vastgesteld wat nog aanvullend nodig is om uit te vragen aan de gemeente en aanbieders.

Gedurende het onderzoek zijn er drie metingen waarbij zowel gemeenten en aanbieders worden bevraagd:

  • 1. De eerste meting is aanstaande november, ten behoeve waarvan voor alle gemeenten informatie wordt uitgevraagd. In deze meting wordt informatie verzameld over de periode van 2015 tot en met 2018.

  • 2. De tweede meting zal medio 2019 plaatsvinden en dan wordt informatie verzameld voor de periode van 2018 en 2019.

  • 3. De derde en laatste meting vindt plaats in de laatste weken van 2019 en bevat nog aanvullende vragen over vastgestelde tarieven voor 2020 en de verwachte volumeontwikkeling voor 2020.

Bij alle drie de metingen wordt o.a. onderzocht in hoeverre de jaarlijkse loon- en prijsindexering een verklarende factor kan zijn van de prijs- en volumeontwikkeling. Daarnaast worden bij zowel de eerste en tweede meting verdiepende interviews gevoerd met gemeenten en aanbieders. Per meting worden 15 gemeenten en aanbieders geïnterviewd. Ook vinden bij de eerste en tweede meting enkele verdiepende interviews met Wmo-raden of raden sociaal domein plaats om scherp te krijgen hoe het clientperspectief wordt meegenomen bij de inkoop van Wmo-diensten en of het Besluit hierop van invloed is.

Met de uitvoerder van het onderzoek is afgesproken dat wordt gestreefd naar een zo hoog mogelijke respons van gemeenten. De onderzochte gemeenten moeten een goede afspiegeling vormen; het is van belang data van gemeenten te hebben uit alle verschillende categorieën naar inwonersaantal en geografische spreiding. Daarom is met de opdrachtnemer de afspraak gemaakt dat circa 150 gemeenten worden onderzocht. Ik zal zelf gemeenten oproepen mee te doen omdat het van groot belang is dat zij hun ervaringen met de toepassing van het Besluit delen.

De opdrachtnemer zal gedurende de gehele onderzoeksperiode via de methodiek van webscraping geautomatiseerd de relevante aanbestedings- en gemeentewebsites monitoren op het verschijnen van nieuwe Wmo-beleidsdocumenten en aanbestedingsdocumenten die na 1 juni 2017 zijn aangekondigd en gepubliceerd. Het doel is om meer inzicht te genereren in de manier waarop de inkoop wordt vormgegeven, welke contractvoorwaarden en tarieven gemeenten hanteren en welke selectiecriteria er opgesteld zijn. Het verzamelen en analyseren van deze gegevens leert of en de manier waarop gemeenten bij aanbestedingen uitvoering geven aan het Besluit en laat het zien in welk mate en op welke manier «kwaliteit» als gunningscriterium wordt gebruikt. Tevens geeft het inzicht in eventuele juridische procedures naar aanleiding van het Besluit.

Welke informatie wordt wanneer opgeleverd?

Hieronder vindt u een overzicht welke informatie vanuit de evaluatie wanneer wordt opgeleverd. Ik zal u als Tweede Kamer op basis van de voortgangsrapportages informeren over de voortgang van het onderzoek en mijn beleidsconclusies.

Wat weten we wanneer over de toepassing van Besluit reële prijs?

November 2018

Meetmoment 1

Uitvoering eerste meting: uitvraag via enquête onder alle gemeenten over prijs- en volume ontwikkeling in 2015 t/m 2018 en toepassing Besluit in 2017 en 2018.

Aansluitend interviews met gemeenten, aanbieders en Wmo-raden.

Data over prijs- en volume ontwikkeling en ervaring gemeenten en aanbieders met toepassen Besluit.

Medio januari 2019

Deelrapportage meetmoment 1

Specifieke rapportage over vertaling van de nieuwe HBH-loonschaal en 4% loonsverhoging cao-vvt, naar gemeentelijke tarieven.

Eerste brede beeld invoering loonschaal op basis van gegevens van circa 150 gemeenten.

Medio maart 2019

Rapportage meetmoment 1

Eerste brede tussenrapportage voor alle vormen van Wmo-dienstverlening.

Eerste brede beeld toepassing Besluit reële prijs voor de jaren 2017 en 2018.

Mei 2019

Meetmoment 2

Uitvoering tweede meting: uitvraag onder alle gemeenten die aan eerste meting hebben deelgenomen, over prijs- en volume ontwikkeling in 2018 en 2018 en toepassing Besluit in 2017 en 2019. Aansluitend interviews met gemeenten, aanbieders en Wmo-raden.

Data over prijs- en volume ontwikkeling en ervaring gemeenten en aanbieders met toepassen Besluit.

Februari 2020

Rapportage meetmoment 2

Tweede tussenrapportage vanuit meerjaarlijks onderzoek (o.b.v meting mei 2019)

Tweede brede beeld toepassing Besluit reële prijs voor het jaar 2019.

December 2019

Meetmoment 3

Uitvoering tweede meting: uitvraag onder alle gemeenten die aan tweede meting hebben deelgenomen, over prijs- en volume ontwikkeling in 2018 en 2018 en toepassing Besluit in 2017 en 2019.

Data over prijs- en volume ontwikkeling en ervaring gemeenten en aanbieders met toepassen Besluit.

Maart 2020

Rapportage meetmoment 3

Eindrapportage vanuit meerjaarlijks onderzoek.

Overkoepelend beeld toepassing Besluit reële prijs 2017 t/m 2019.

Betrokkenheid gemeenten en sociale partners bij opzet en uitvoering onderzoek

Gemeenten en aanbieders moeten uitvoering geven aan het Besluit in de praktijk. Daarom zijn zij gelijk na inwerkintreding op 1 juni 2017 betrokken bij de opzet van de evaluatie. Voorafgaand aan de opdrachtverlening voor deze evaluatie is op meerdere momenten met gemeenten en sociale partners de onderzoeksopzet besproken. De aandachtspunten die voor het onderzoek zijn meegegeven zijn in de opzet meegenomen waardoor alle relevante aspecten goed aan de orde komen.

Gedurende het onderzoek worden de sociale partners en gemeenten meegenomen in het verloop en de uitkomsten van het onderzoek via de bestuurlijke begeleidingscommissie die is ingericht voor dit onderzoek. Daarnaast is er ook een onderzoekstechnische begeleidingscommissie waarin CPB, SCP, Public Procurement Research Centre (PPRC) en VNG zitten. Deze onderzoekstechnische commissie bespreekt met de uitvoerder van het onderzoek de voortgang en kwaliteit van het onderzoek en fungeert als een klankbord.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge


X Noot
1

Besluit van 10 februari 2017, houdende regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de voorziening en de continuïteit in de hulpverlening tussen de cliënt en de hulpverlener (Kamerstuk 29 538, nr. 238).

X Noot
2

Tijdens het VAO Wmo op 3 oktober jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 8, item 7) heb ik toegezegd de opzet van de evaluatieonderzoek voor het Besluit reële prijs aan de Tweede Kamer te zenden.

Naar boven