29 538 Zorg en maatschappelijke ondersteuning

Nr. 196 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 september 2015

Tijdens de Begrotingsbehandeling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is door uw Kamer op 27 november 2014 de motie1 van het lid Kerstens (PvdA) aangenomen. Daarin wordt de regering verzocht een pilot mogelijk te maken waarin nabestaanden die hun partner hebben verloren ondersteund worden vanuit de gemeente. In de motie is opgenomen dat gemeenten de ruimte moeten hebben om de begeleiding en eventuele re-integratie van nabestaanden zodanig in te richten dat er ruimte is voor verliesverwerking.

Middels deze brief informeer ik u over de opzet van de pilot «steun na partnerverlies», die is opgezet in samenwerking met de gemeente Zwolle, de stichting De Jonge Weduwe en welzijnsorganisatie Wijz. De gemeente Zwolle is verantwoordelijk voor de uitvoering van de pilot. Het doel van de pilot is enerzijds het bieden van ondersteuning aan nabestaanden onder de pensioengerechtigde leeftijd die hun partner hebben verloren en anderzijds het opdoen van ervaringen, zodat ook andere gemeenten gebruik kunnen maken van de opgedane kennis. De aftrap vindt plaats op 26 september 2015 tijdens een seminar van Stichting De Jonge Weduwe (www.dejongeweduwe.nl) in Bunnik. De pilot heeft een looptijd van een jaar, met aansluitend een afrondingstijd van lopende ondersteunings-trajecten van een half jaar. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ondersteunt de pilot eenmalig met een subsidie van € 122.000.

Opzet pilot

De pilot bestaat uit drie onderdelen. Het eerste onderdeel van de pilot voorziet in directe ondersteuning van nabestaanden onder de pensioengerechtigde leeftijd die tussen september 2015 en augustus 2016 hun partner verliezen. Nadat aangifte is gedaan van het overlijden ontvangen alle nabestaanden bij de overlijdensakte vanuit de gemeente een brief over de ondersteuningsmogelijkheden, aan welke instanties het gegeven van overlijden wordt doorgegeven en wat deze instanties met de gegevens doen. Op deze manier worden alle nabestaanden actief geïnformeerd. Vervolgens ontvangen nabestaanden uit de doelgroep van de pilot een brief met een folder over de pilot, waarin staat vermeld dat men na enige tijd telefonisch benaderd wordt met de vraag of er een ondersteuningsbehoefte is. Deze ondersteuningsvraag kan praktische steun betreffen, emotionele ondersteuning, of ondersteuning bij begeleiding naar werk. Afhankelijk van de ondersteuningsvraag wordt in overleg met de nabestaande bekeken of de ondersteuning verleend wordt door een vrijwilliger. Er is sprake van maatwerk.

Daarnaast worden nabestaanden onder de pensioengerechtigde leeftijd die in 2011 hun partner hebben verloren, benaderd met de vraag of zij destijds ondersteuning of informatie hebben gemist en hoe zij ondersteund hadden willen worden in de periode nadat zij hun partner hebben verloren. Ook wordt hen gevraagd aan welke ondersteuning zij op dit moment behoefte hebben. De gewenste ondersteuning, bijvoorbeeld begeleiding naar werk, zal worden gegeven. Doel hiervan is om ook de ondersteuningsbehoefte van mensen die al langer geleden nabestaande zijn geworden in kaart te brengen en deze ervaringen te gebruiken binnen de pilot.

Het derde onderdeel van de pilot levert een bijdrage aan de bredere maatschappelijke bewustwording over rouwverwerking. Niet alleen nabestaanden moeten leren omgaan met de nieuwe gezinssituatie. Het is ook belangrijk dat bijvoorbeeld leraren op basis- en voortgezet onderwijs en werkgevers weten hoe zij om kunnen gaan met het rouwproces van hun leerling respectievelijk werknemer. Er worden een aantal bijeenkomsten voor deze doelgroepen georganiseerd.

Uitrol naar andere gemeenten

Ik hecht er belang aan dat de ervaringen uit de pilot in de gemeente Zwolle gebruikt kunnen worden door andere gemeenten. De pilot is dan ook zo vormgegeven dat ik verwacht dat andere gemeenten de ervaringen kunnen gebruiken en kunnen inpassen in hun eigen organisatie. De ervaringen die worden opgedaan tijdens de pilot worden beschikbaar gesteld in de vorm een handboek. Daarnaast wordt een landelijke bijeenkomst georganiseerd waar gemeenten geïnformeerd worden over toepassing van de ontwikkelde werkwijze.

De Tweede Kamer wordt na 1 april 2017, na de oplevering van de eindevaluatie, over de uitkomsten geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Kamerstuk 34 000 XV, nr. 28

Naar boven