Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juli 2021
Op 25 juni jl. verzocht de commissie voor Buitenlandse Zaken de Kamer te informeren
over het incident op woensdag 23 juni jl. in de Zwarte Zee tussen Rusland en een marineschip
van het Verenigd Koninkrijk en hierbij een feitenrelaas te geven over wat er waar
precies is gebeurd, hoe dit zich verhoudt tot het internationaal recht, en hoe het
een en ander zich verhoudt tot het Nederlandse schip dat met de Britten meevaart.
Ik heb u eerder, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, geïnformeerd over
de Nederlandse deelname aan de reis van de Britse Carrier Strike Group (CSG) in het algemeen en over de inzet van het Nederlandse luchtverdedigings- en
commandofregat Zr.Ms. Evertsen in de Zwarte Zee in het bijzonder (Kamerstuk 28 676, nr. 358, d.d. 22 maart jl., Kamerstuk 29 521, nr. 418, d.d. 3 mei jl., en Kamerstuk 29 521, nr. 422, d.d. 17 juni jl.).
Zr.Ms. Evertsen vormt samen met de Britse destroyer Her Majesty’s Ship (HMS) Defender een taakeenheid die ten behoeve van beeldopbouw en geruststelling
van NAVO-bondgenoten en regionale partners een patrouille uitvoerde in de Zwarte Zee.
Daarnaast brachten beide schepen een aantal havenbezoeken, waaronder aan Odesa (Oekraïne).
Op 23 juni jl. voer het Britse schip op doorvaart naar een haven in Georgië door de
territoriale wateren van Oekraïne waarbij het, in overeenstemming met internationaal
recht, gebruik maakte van het recht van onschuldige doorvaart. Ten tijde van de doorvaart
vond een vooraf aangekondigde Russische schietoefening plaats in de nabijheid van
de vaarroute waarvan het Britse schip gebruik maakte. Volgens de Britse regering hebben
de Russische schepen gedurende de doorvaart van de HMS Defender geen waarschuwingsschoten
gelost. Zr.Ms. Evertsen voer op dat moment op ruime afstand van HMS Defender in internationale
wateren. Hoewel in internationale wateren de vrijheid van navigatie geldt, werd het
Nederlandse schip daarbij op korte afstand voorbij gevolgen door Russische gevechtsvliegtuigen.
Op 24 juni jl. kreeg Zr.Ms. Evertsen tijdens een patrouille in internationale wateren
opnieuw te maken met laag overvliegende Russische gevechtsvliegtuigen. De Russische
toestellen waren bewapend en de acties hielden uren aan. Het Nederlandse fregat opereerde
te allen tijde in overeenstemming met het internationaal recht, in bijzonder het Verdrag
van de Verenigde Naties inzake het Recht van de Zee (UNCLOS).
Het kabinet beschouwt de intimiderende Russische activiteiten als onverantwoord en
een inbreuk op de afspraken die Nederland met Rusland heeft over het voorkomen van
onveilige situaties op zee, zoals vastgelegd in de Incidents at Sea (INCSEA)-overeenkomst. Nederland heeft conform deze overeenkomst Rusland hier op
1 juli op aangesproken en om een formele reactie gevraagd.
Voor het overige is dit onderdeel van de reis van de CSG in de Zwarte Zee voorspoedig
verlopen en heeft Nederland door middel van gezamenlijke oefeningen en havenbezoeken
kunnen investeren in de band met NAVO-bondgenoten en partners in de Zwarte Zee regio.
De CSG vervolgt de reis naar de Indo-Pacifische regio. Zoals reeds aangekondigd in
de brief van 17 juni jl., nopen de omstandigheden rondom COVID-19 in de Indo-Pacifische
regio tot aanpassingen van de planning. Zodra de planning voor dit gedeelte van de
reis verder is uitgewerkt zal uw Kamer hierover worden geïnformeerd.
Mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken,
De Minister van Defensie,
A.Th.B. Bijleveld-Schouten