29 521 Nederlandse deelname aan vredesmissies

Nr. 397 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN, VAN DEFENSIE, VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 november 2019

Met de Kamerbrief over de samenhang van de Nederlandse inspanningen in het kader van snelle reactiemachten (hoofdtaak 1) en missies en operaties (hoofdtaak 2) tot en met 2021 van 14 juni jl. (Kamerstuk 29 521, nr. 381) is uw Kamer geïnformeerd over de belangrijkste besluiten van het kabinet over de Nederlandse inspanningen in het kader van hoofdtaak 1 en hoofdtaak 2 tot en met 2021. In deze brief informeert het kabinet u over enkele relevante ontwikkelingen die sindsdien hebben plaatsgevonden.

Maritieme veiligheid Golfregio

Zoals aangekondigd in de kennisgevingsbrief van 15 juli jl. (Kamerstuk 29 521, nr. 384), heeft het kabinet de wenselijkheid en mogelijkheid onderzocht om met daarvoor geschikte middelen een bijdrage te leveren aan het waarborgen van vrije en veilige doorvaart in de Straat van Hormuz en Golf van Oman. Hierover stond Nederland met bondgenoten en partners in contact. Relevante ontwikkelingen die zich sinds het versturen van de kennisgevingsbrief hebben voorgedaan zijn in het onderzoek meegenomen. Uw Kamer is separaat geïnformeerd over de uitkomst van het onderzoek in de artikel-100 brief over de Nederlandse bijdrage aan maritieme veiligheid in de Golfregio.

EUNAVFORMED Sophia

Zoals aangegeven in de antwoorden van 29 maart jl. (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 2134) op Kamervragen van het lid Groothuizen (D66), besloten de EU-lidstaten om het mandaat van operatie EUNAVFORMED Sophia per 1 april 2019 ongewijzigd met zes maanden te verlengen tot en met 30 september 2019. Wel werden de twee schepen die in de operatie meevoeren voor de duur van de verlenging teruggeroepen naar de haven. Deze verlenging vormde een tijdelijke oplossing om in de tussentijd een structurele oplossing te vinden voor het vraagstuk rond de ontscheping van geredde drenkelingen. Dit kwam voort uit het feit dat Italië eind 2018 aangaf het mandaat van operatie Sophia niet te kunnen verlengen, zolang Italië standaard als aanlandingsplaats voor door Sophia opgepikte migranten werd beschouwd.

Bij het uitblijven van een dergelijke structurele oplossing is het mandaat van de operatie op 26 september jl. opnieuw door de EU-lidstaten met zes maanden verlengd tot en met 31 maart 2020, waarbij de maritieme component van de operatie opgeschort blijft. In deze periode worden opties voor de toekomst van operatie Sophia geanalyseerd. Daarbij geldt dat een eventueel besluit over de toekomst van de operatie (inclusief de maritieme component) niet hoeft te wachten tot het einde van deze periode, maar kan plaatsvinden op elk eerder moment indien er nieuwe ontwikkelingen zijn.

Het kabinet onderstreept, net als alle andere EU-lidstaten, dat operatie Sophia een effectieve bijdrage heeft geleverd aan het ontwrichten van mensensmokkelnetwerken. Dit is van belang om irreguliere migratie via de centraal-mediterrane route op de Middellandse Zee tegen te gaan. Voor het kabinet is het voorts van belang dat afspraken over het ontschepingsvraagstuk in het kader van operatie Sophia niet vooruitlopen op een structurele oplossing voor ontscheping in de EU die in lijn is met de conclusies van de Europese Raad van juni 2018 en op onderhandelingen over het gemeenschappelijke Europees asiel stelsel (GEAS).

Ingeval van een besluit tot hernieuwde inzet van de maritieme component van operatie Sophia en indien de omstandigheden dat toelaten, is het kabinet bereid tot het leveren van een bijdrage in een vergelijkbare vorm als in 20161. Dit mede ter ontlasting van Nederlandse reders in het Middellandse Zeegebied. Uiteraard zal het kabinet de wenselijkheid en haalbaarheid van een bijdrage zorgvuldig afwegen in het licht van de situatie op dat moment en op basis van een militair advies.

UN Peacekeeping – inzet op rotatieschema’s

Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 14 juni jl., onderzoekt het kabinet de komende periode mogelijkheden voor additionele bijdrage(n) aan VN-missies, inclusief een bijdrage via rotatieschema’s van EU-lidstaten. Nederland ondersteunt in dat verband actief een initiatief van Ierland om op basis van de behoeftes van de VN en de capaciteiten van geïnteresseerde EU-lidstaten afspraken te maken over mogelijke bijdragen aan VN-missies. In het kader van dit onderzoek wordt momenteel gekeken naar twee sporen.

In de eerste plaats beziet het kabinet de mogelijkheden om in de tweede helft van 2021 of in 2022 gedurende een periode een bijdrage met transporthelikopters te leveren in VN-verband. Uiteraard zal het kabinet de wenselijkheid en haalbaarheid van een bijdrage zorgvuldig afwegen in het licht van de situatie op dat moment en op basis van een militair advies. In die afweging zullen de gevolgen voor de gereedheid en de geoefendheid en de mogelijke impact voor verplichtingen in het kader van de eerste en derde hoofdtaak worden meegenomen.

In de tweede plaats onderzoekt het kabinet de wenselijkheid en haalbaarheid van de oprichting van een VN-fonds voor commerciële inhuur van kritische enablers in VN-missies. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan strategisch luchttransport, medische faciliteiten en logistieke capaciteiten. Commerciële inhuur van dergelijke enablers zou een bijdrage kunnen leveren aan het breder beschikbaar stellen van dergelijke schaarse capaciteiten in VN-missies. Momenteel maakt de VN reeds gebruik van de mogelijkheid om bepaalde capaciteiten commercieel in te huren, bijvoorbeeld op het gebied van medische teams, strategisch luchttransport, beveiligings- en cateringpersoneel. Vanuit dit perspectief staat Nederland in contact met de VN en partners om de behoefte te onderzoeken voor het opzetten van een fonds waaraan landen financiële bijdragen leveren voor de inhuur van hoogwaardige enablers die voldoen aan bepaalde kwaliteitsstandaarden.

Strijd tegen ISIS

Zoals aangegeven in de genoemde Kamerbrief van 14 juni jl. heeft het kabinet besloten om het mandaat voor de Nederlandse bijdragen aan de anti-ISIS coalitie en de brede veiligheidsinzet in Irak te verlengen tot en met 31 december 2021, met een jaarlijks ijkmoment om ontwikkelingen en behoeftes op de grond in acht te nemen. In de artikel 100-brief van 18 oktober jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 662) heeft het kabinet uw Kamer geïnformeerd over de nadere invulling van deze Nederlandse bijdrage.

Daarnaast werd uw Kamer in de kennisgevingsbrief van 21 juni jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 651) geïnformeerd over een concreet verzoek van de VS om een hernieuwde Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS in Syrië. In de genoemde artikel-100 brief van 18 oktober jl. werd aangegeven dat uw Kamer, als gevolg van de recente ontwikkelingen in Syrië, op een later moment zou worden geïnformeerd over de uitkomst van het onderzoek naar de wenselijkheid en mogelijkheid van een aanvullende Nederlandse bijdrage in de strijd tegen ISIS, naar aanleiding van het verzoek van de VS. Momenteel werkt de VS aan een nieuwe invulling van dit verzoek. Zodra het onderzoek daartoe aanleiding geeft, zal uw Kamer hierover separaat worden geïnformeerd.

Sahel – Combined Joint Special Operations Task Force (CJSOTF)

Zoals aangekondigd in de kennisgevingsbrief van 5 september jl., onderzoekt het kabinet de wenselijkheid en mogelijkheid om aan het verzoek van Frankrijk tegemoet te komen om de deelname van Nederland aan een multinationale Combined Joint Special Operations Task Force (CJSOTF) te bespreken. Hierover staat Nederland met Frankrijk en andere Europese landen die zijn benaderd in contact. Zodra het onderzoek daartoe aanleiding geeft, zal uw Kamer hierover separaat worden geïnformeerd.

Indien de hierboven genoemde ontwikkelingen leiden tot nieuwe inzet zal deze worden gefinancierd vanuit het Budget Internationale Veiligheid.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Artikel 100 brief over Nederlandse bijdrage aan EUNAVFOR MED Sophia in 2016, 9 september 2016, Kamerstuk 29 521, nr. 323

Naar boven