29 521 Nederlandse deelname aan vredesmissies

Nr. 148 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 24 december 2009

Binnen de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken1 en voor Defensie2 bestond bij een aantal fracties de behoefte de ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie enkele vragen en opmerkingen voor te leggen over hun brief 16 december 2009 inzake de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan de NAVO-trainingsmissie in Irak (29 521, nr. 130).

De ministers hebben op de vragen en opmerkingen geantwoord bij brief van 24 december 2009. De vragen en opmerkingen van de fracties en de antwoorden van de ministers zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Ormel

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,

Van Miltenburg

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Van Toor

Vragen en opmerkingen van de fracties

Inbreng van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de voorliggende brief. Genoemde leden erkennen het grote belang van de opbouw van veiligheidsstructuren en het trainen van functionarissen in Irak. Een goed functionerend veiligheidsapparaat van leger en politie is noodzakelijk om de veiligheidssituatie in Irak verder te verbeteren. De Nederlandse bijdrage aan de NAVO-trainingsmissie in Irak (NTM-I) werd dan ook altijd door deze leden gesteund. Het nieuwe plan dat zich richt op het borgen van behaalde resultaten en aanvullende trainings- en mentoringsactiviteiten aanwijst, laat zien dat de missie de afgelopen jaren succesvol is geweest en dat belangrijke vooruitgang is geboekt. Voorwaarde voor steun aan de Nederlandse bijdrage aan deze missie is wel dat de veiligheid van de deelnemers aan de missie gewaarborgd is. Kunt u garanderen dat de risico’s voor de betrokken militairen tot een minimum beperkt zijn? Kunt u aangeven in hoeverre het veiligheidsbeeld het afgelopen jaar veranderd is?

De leden van de CDA-fractie steunen de inzet om voort te bouwen op de bereikte resultaten en de concrete doelstellingen die in brief worden genoemd. Kunt u aangeven op welk moment u verwacht dat fase vier van de missie daadwerkelijk afgerond is? Kan u daarnaast aangeven of het bereiken van de oorspronkelijke doelstellingen van de missie gevolgen heeft voor de taakstelling van het betrokken Nederlandse personeel? Kunt u ook ingaan op de planning van de nieuw gestelde doelen en de reden voor verlenging van het mandaat tot 2011?

De Long Term Agreement, waarin de privileges en immuniteiten van het NTM-I personeel wordt geregeld en dat op 26 juli 2009 tussen de NAVO en Irak werd gesloten, treedt pas in werking na instemming van de Irakese Council of Representatives. Tot dat moment is de status van het personeel gewaarborgd door afspraken in een briefwisseling tussen de NAVO en de Irakese nationale veiligheidsadviseur. Kunt u aangeven op welk moment u verwacht dat de Council of Representatives zal instemmen met de Long Term Agreement? Kunt u daarnaast garanderen dat de status van het personeel ook in de genoemde briefwisseling voldoende geborgd is?

De leden van de CDA-fractie spreken hun teleurstelling uit over het moment waarop voorliggende brief aan de Tweede Kamer is gestuurd. Deze leden zijn van mening dat, ondanks dat het hier geen artikel 100 procedure betreft, de Kamer tijdig van een besluit tot inzet van militairen in het buitenland op de hoogte moet worden gesteld en dat daar in dit geval geen sprake van is. Kunt u aangeven waarom pas eind november het besluit werd genomen om deze missie te verlengen? Kunt u daarnaast ingaan op de reden van de late toezending aan de Kamer van voorliggende brief, namelijk op de een na laatste dag van de zitting van de Kamer? Waarom is de Kamer niet daags na het besluit geïnformeerd? Graag een reactie. Kunt u toezeggen de Kamer over dergelijk toekomstige besluiten op een meer tijdig moment te informeren?

Inbreng van de fractie van de PvdA

De leden van de PvdA fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voornemen van het kabinet tot verlenging van de Nederlandse bijdrage aan de NAVO-trainingmissie in Irak. De leden van de PvdA-fractie stemmen in met deze verlenging. Deze leden hebben echter nog wel enkele vragen betreffende de nieuwe taken van NTM-I en de Nederlandse bijdrage aan deze missie en betreffende de artikel 100 procedure.

Kunt u in detail aangeven welke nieuwe taken er in 2010 voor NTM-I bijkomen en welke taken in het plan voor 2010 een vervolg zijn van de huidige missie? In hoeverre zal de Nederlandse bijdrage zich richten op de nieuwe taken en in welke mate op de taken die nog overblijven uit de lopende missie?

Is er, naast de toezegging van Spanje om ook bij te gaan dragen aan NTM-I, zicht op andere landen die mogelijk in de toekomst bij zullen dragen aan NTM-I? Is het een actief streven van de NAVO om het aantal deelnemende landen uit te breiden of volstaat voor de NAVO het huidige aantal deelnemende landen?

Aanvullend op de antwoorden van de regering in het schriftelijk overleg bij de vorige verlenging van de Nederlandse deelname aan NTM-I (29 521, nr. 115) over de gehanteerde procedure van informeren van de Kamer, zouden de leden van de PvdA-fractie graag alsnog een helder antwoord vernemen op de volgende vragen. Kan in een ondubbelzinnig en compleet set criteria aangegeven worden wanneer de Nederlandse militaire deelname aan een internationale missie, of de verlenging ervan, volgens het inzicht van de regering NIET en wanneer WEL volgens een art. 100GW-procedure aan de Kamer moet worden voorgelegd? Daar waar de regering meldt de Kamer te informeren «langs de lijnen van het Toetsingskader» kan zij daarbij de verzekering geven dat dit betekent dat zij aan alle richtlijnen uit het Toetsingskader daadwerkelijk invulling geeft? Zo nee, aan welke niet?

Inbreng van de fractie van de SP

Net als in juni 2009 maken de leden van de SP-fractie bezwaar tegen de beslissing van de regering om de bijdrage aan NTM-I niet via een artikel 100 procedure aan de Kamer voor te leggen. Daarbij doelen de leden vooral op de mogelijkheid tot parlementaire controle op deze beslissing. De leden van de fractie van de SP vragen zich af wat de praktische betekenis is van een beslissing die «zo volledig mogelijk langs de lijnen van het Toetsingskader» verloopt.

De leden van SP maken daarbij vooral bezwaar tegen de wijze waarop de missie in het afgelopen jaar is veranderd. In de brief van 26 juni jl., waarin de verlenging met een half jaar is aangemeld, wordt gesteld dat de regering besloten heeft de verlenging niet via de artikel-100 procedure uit te voeren, maar langs de lijnen van het Toetsingskader. De argumentatie daartoe volstaat met de volgende zin: «De reden hiervoor is dat Nederlandse bijdrage nog slechts op stafniveau wordt voorgezet en als voornaamste doel heeft bij te dragen aan de (voorbereiding op) de omvorming van de missie». Pas in het verslag van het schriftelijk overleg d.d. 10 augustus jl., dus na het van kracht worden van de verlenging, voegt de regering daaraan argumenten toe, namelijk dat de Nederlandse bijdrage aan de NTM-I niet langer een eenheid is, maar dat Nederland vijf staffunctionarissen bijdraagt. Bovendien wordt betoogd dat de missie vanaf nu «een sterk SSR-profiel krijgt.» In de brief van 17 december wordt niet langer gesproken van een «sterk» SSR-profiel, waarbij het woord «sterk» een relativerend karakter had, maar van een SSR-profiel. Voor deze veranderingen worden geen argumenten gegeven.

De leden van de SP-fractie maken bezwaar tegen deze geleidelijke verandering van de noemer van de missie en de onvoldoende gelegenheid die de Kamer geboden wordt om daarover te debatteren. Deze schriftelijke werkwijze is volstrekt onvoldoende. De dynamiek van een debat, en het mogelijk overtuigen van mede-Kamerleden, wordt hierdoor bemoeilijkt. Zeker omdat de verandering van de missie geheel sluipenderwijs tot stand is gekomen.

Bovendien wordt de missie nu met een jaar verlengd en is helemaal niet duidelijk in hoeverre de missie daadwerkelijk is omgevormd. Op blz. 2 van de brief van 16 december wordt gemeld dat de oorspronkelijke doelen «in zicht» komen. Onduidelijk is wat daarmee precies wordt bedoeld. Hoe lang duurt het voordat dat doel bereikt is? Eén jaar wellicht? Hoe kan de Kamer dat controleren nu geen artikel 100 procedure meer wordt gevoerd? De term «in zicht» lijkt een moedwillige vaagheid om te verbloemen dat de doelen niet gehaald zijn en dat niet te bepalen valt wanneer dat wel het geval zal zijn.

De leden van de SP-fractie willen weten wat de termijn van de Long Term Agreement (LTA) is. Biedt deze LTA de mogelijkheid de missie ook na 2010 te verlengen? Indien neen, waarom niet? Zo ja, hoe lang en hoe vaak?

De leden van de SP-fractie hebben dezelfde vragen en bezwaren over de politieke en veiligheidssituatie als in juni jl. Recente aanslagen in de Groene Zone in Bagdad en de aankomende verkiezingsstrijd houden de analyse over een gevaarlijk en onveilig land en een instabiele politieke situatie in stand.

Daarom blijft het voor hen noodzakelijk dat de Kamer via een artikel-100 procedure hierover zou moeten beslissen. Net als afgelopen zomer blijven de leden van de SP-fractie van mening dat deze beslissing van de regering een precedent schept, waarbij de Kamer zich stilzwijgend neerlegt bij het uitzonderen van stafmissies van de artikel 100 procedure. Het feit dat uitzending van individuele militairen niet op basis van een artikel 100 procedure geschiedt en is aangegeven in de regeringsreactie op het rapport Werkgroep «Nato Response Force» (zie blz. 7 van 29 521, nr. 115) komt over als een gelegenheidsargument. Een gelegenheidsargument dat bovendien tekort schiet, zeker in dit kader van een langlopende operatie als in Irak.

De leden van de SP-fractie zijn daarom teleurgesteld en ontstemd over de huidige werkwijze, temeer daar zij de regering eerder dit jaar expliciet vroegen bereid te zijn om een eventuele verlenging opnieuw in een artikel 100 procedure voor te leggen. Deze leden spraken toen de verwachting uit dat de regering zou melden dat dit een uitzonderlijke situatie is, waar verder geen gebruik meer van zal worden gemaakt.

De leden van de fractie van de SP zijn van mening dat op tal van vragen die in juni zijn gesteld, geen antwoord is verkregen in de brief van 16 december. Wat wordt precies bedoeld met «de oorspronkelijke doelen zijn nagenoeg bereikt»? Wat is nagenoeg? Gaat het om de resterende zes maanden om die doelen te realiseren, of wordt iets anders bedoeld?

De leden van de SP-fractie merken op dat in de brief van 25 juni jl. een financiële raming van 0,2 miljoen euro wordt gepland. Echter in de Wijziging begrotingsstaten van het ministerie van Defensie in verband met de Najaarsnota (32 222 X, nr. 2, p. 6) wordt in de tweede suppletoire begroting een bedrag van 400 duizend euro voorzien. In de stand van de 2e suppletoire begroting is dat 800 duizend euro. Het is de leden van de SP-fractie niet duidelijk hoe de voorziene 200 000 euro voor de tweede helft van 2009 overeen komen met de bedragen in genoemd overzicht. Gaarne een toelichting.

Eerder dit jaar stelden de leden van de SP-fractie het volgende. Nu de Amerikaanse bezettingstroepen zich uit de steden van Irak hebben teruggetrokken lijkt volgens deze leden een nieuwe situatie aan te breken. Het is volgens hen echter te vroeg om dat definitief te stellen. Dat kan beter eind 2010 worden beoordeeld als de Amerikanen inderdaad allemaal zijn teruggetrokken. De politieke spanningen in Irak zijn nog niet verminderd en Irak gaat een nieuwe spannende tijd tegemoet. Daarbij gaat het niet alleen om de zeggenschap over de grondstoffenvoorraden, maar ook over de onderlinge verhoudingen tussen bevolkingsgroepen. Deze leden beschouwen deze nieuwe situatie als een direct gevolg van de bezettingspolitiek en vragen u wat de plannen zijn bij een verslechterende situatie, bijvoorbeeld indien de burgeroorlog opnieuw zou oplaaien zoals in de jaren 2006 en 2007? Een scenario dat volgens hen niet voor onmogelijk wordt gehouden. Worden de Nederlandse militairen dan teruggetrokken? Indien neen, waarom niet, maar wat doen zij dan? Voorts vragen zij zich af wat de rol van de NAVO is in dat soort situaties.

Vanaf het begin van de missie NTM-I hebben de leden van de fractie van de SP erop gewezen dat deze missie een NAVO-middel was om de Amerikaans-Britse interventie van 2003 te ondersteunen. Dat was en blijft het belangrijkste probleem van deze leden met deze missie. Deze missie zien zij vooral als een ondersteuning van de Amerikaanse politiek; de bondgenoten doen ook een beetje mee, hoewel niet direct in actieve oorlogsvoerende zin. In het licht van het bovenstaande en het jarenlange voorgaande gaan de leden van de SP-fractie niet akkoord met de verlenging van de NTM-I missie.

Antwoorden van de ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie

Veiligheidssituatie NTM-I en Nederlandse militairen

Op de vragen van de fracties van het CDA en de SP over de veiligheidssituaties van de NAVO Trainingsmissie in Irak (NTM-I) kan het volgende worden geantwoord.

In het schriftelijk overleg met de Kamer van 10 augustus 2009 (Kamerstuk 29 521, nr 115 van 10 augustus 2009) is een toelichting gegeven op de veiligheidssituatie van de NTM-I in het algemeen en die van het uitgezonden Nederlandse personeel in het bijzonder. In dit schriftelijk overleg is vermeld dat de benodigde bescherming van de NTM-I-deelnemers wordt vastgesteld op basis van veiligheidsanalyses. Als deze analyses hiertoe aanleiding geven, wordt het niveau van de bescherming van de missieleden aangepast. Wanneer de risico’s voor de staf zodanig groot zijn dat adequate bescherming niet meer mogelijk is, of wanneer de trainingsactiviteiten door een verslechterende veiligheidssituatie ernstig worden verstoord, dan kan de NAVO besluiten het personeel (tijdelijk) terug te trekken. De huidige beschermingsvoorzieningen en maatregelen (zoals betonnen platen rondom de woon- en werklocaties, goed toegankelijke stevige bunkers, stringente toegangscontrole en colonnevervoer met gepantserde voertuigen) verschaffen een hoge mate van veiligheid. Vanwege de geleidelijke terugtrekking van de Amerikaanse troepen uit Irak heeft de NTM-I-leiding aangekondigd waar nodig extra veiligheidsmaatregelen te zullen treffen.

Sinds afgelopen zomer is het gemiddeld aantal aanslagen per dag in Irak iets afgenomen. Daar staat tegenover dat het aantal zwaardere aanslagen iets is toegenomen. Deze zwaardere aanslagen waren echter niet gericht tegen het internationale personeel dat in Irak werkzaam is. Het normbeeld is niet significant gewijzigd en de NAVO en de MIVD verwachten de komende periode op grond van hun veiligheidsbeoordelingen geen ingrijpende verandering van de veiligheidssituatie.

Doelstellingen en voltooiing van NTM-I

De fracties van het CDA, de PvdA en de SP hebben gevraagd naar de doelstellingen en voorziene voltooiing van de missie. NTM-I heeft zich aanvankelijk beziggehouden met de oprichting van de Iraqi Military Academy Ar Rustamiyah, het Joint Staff College en het Iraqi Training and Doctrine Command. Deze zijn inmiddels volledig operationeel inzetbaar. Afgelopen zomer is tevens de Command and Control training van de drie Nationale Operatiecentra voltooid. Deze zijn intussen volledig operationeel. Daarmee is fase 4 van NTM-I voltooid. De in oktober 2007 door NTM-I gestarte opleiding van twaalf brigades Iraqi National Police, zal tot eind februari 2010 lopen. Dat is de Kamer gemeld in Kamerstuk 29 521, nr. 111 van 26 juni 2009, respectievelijk in het schriftelijk overleg van 10 augustus 2009 (Kamerstuk 29 521, nr. 115).

In de Spring Review van 2009 zijn in overleg met de Irakese autoriteiten nieuwe taken voor de NTM-I geïdentificeerd. Het betrof:

  • De verdere inrichting van Ar Rustahmiyah als Centre of Excellence voor alle officiersopleidingen;

  • De uitvoering van Border Security Training voor de Iraqi Border Security-eenheden;

  • Het mentoren en monitoren van de drie Nationale Operatie Centra;

  • Het bewerkstelligen van een kwaliteits- en verdiepingsslag in alle officiersopleidingen van de Irakese krijgsmacht. Hierbij valt te denken aan de ontwikkeling van trainingsbeleid en trainingsmanagement, maar ook de uitvoering van opleidingen. Ook kan steun worden geboden bij doctrineontwikkeling, werving en selectie en instructieontwikkeling.

Dit is de Kamer gemeld in Kamerstuk 29 521, nr. 111 van 26 juni 2009. Met de goedkeuring van de Periodic Mission Review van de NTM-I op 30 november jongstleden heeft de NAVO besloten de missie te verlengen, waarmee deze nieuwe taken zijn vastgelegd.

Naast de eerder genoemde reguliere taken van de missie, is NTM-I goed gepositioneerd om een coördinerende rol te vervullen bij de opleidingen en trainingen van Irakese veiligheidsfunctionarissen op opleidings- en trainingsfaciliteiten van de NAVO buiten Irak en bij het Equipment Donation Program (EDP) van de NAVO. Deze coördinerende taken werden in het verleden al uitgevoerd naast de reguliere missietaken. Ze zullen worden voortgezet en zelfs geïntensiveerd zo lang de missie voortduurt. Deze coördinerende rol is eveneens gemeld in Kamerstuk 29 521, nr. 111.

Nederland levert een bijdrage aan de staf van de NTM-I. De betrokken militairen houden zich bezig met de bestendiging van de opleidingsstructuur en van de continuïteit van de diverse trainingsprogramma’s. Tevens vervullen zij uiteenlopende taken op het gebied van personeelsmanagement, trainingscoördinatie en begeleiding. Het karakter van deze staftaken wijzigt met het herziene takenpakket van de missie niet.

De regering heeft er voor gekozen de Nederlandse ondersteuning aan de NTM-I met een jaar te verlengen. Eind 2010 zal afhankelijk van de voortgang van de missie en de veiligheidssituatie in het gebied door de NAVO een besluit worden genomen over verdere voortzetting. De regering zal vervolgens een besluit nemen over de Nederlandse bijdrage.

Totstandkoming statusovereenkomst NTM-I

De fracties van de SP en het CDA hebben gevraagd naar de status van de Nederlandse militairen die deelnemen aan NTM-I. De statusregeling die is vastgesteld in de briefwisseling tussen de NAVO en de Irakese regering van december 2008 biedt dezelfde privileges en immuniteiten als de statusovereenkomst tussen de Verenigde Staten en Irak. Instemming van de Irakese Council of Representatives met de Long Term Agreement wordt niet verwacht voor de aanstaande parlementsverkiezingen in Irak. Wat betreft de termijn van de Long Term Agreement kan vermeld worden dat deze loopt tot 31 december 2011.

Deelname andere landen

De PvdA vroeg naar bijdrage van Spanje en mogelijke bijdragen van andere landen. Er is geen zicht op bijdragen van andere landen aan NTM-I. Overigens volstaat het huidige aantal missieleden dat heeft toegezegd aan de missie te zullen deelnemen. Naast het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten nemen dertien andere landen aan NTM-I deel, wat de brede internationale steun voor deze missie onderstreept.

Tijdigheid van informatieverstrekking aan de Kamer

De CDA-fractie heeft gevraagd naar het tijdbestek van het besluitvormingsproces en van de informatieverstrekking aan de Tweede Kamer. Eerst op 30 november jongstleden heeft de NAVO met de goedkeuring van de Periodic Mission Review van de NTM-I besloten de missie te verlengen en de taken daarvan vastgelegd, waarna de regering zich heeft beraden op een verlenging van de Nederlandse bijdrage. Deze periode heeft de regering benut om de verschillende aspecten van de missie te beoordelen. Op 16 december jongstleden is de Kamer geïnformeerd over het besluit van de regering om de Nederlandse bijdrage van vijf staffunctionarissen voor de periode van een jaar te verlengen. De regering zal zich blijven inspannen de Kamer zo snel mogelijk te informeren.

Grondslag en procedure voor informatieverstrekking aan de Kamer

In antwoord op de vragen van de PvdA en SP-fracties over de reikwijdte en toepassing van artikel 100 Grondwet kan het volgende worden geantwoord.

De artikel 100-procedure geldt specifiek voor de inzet van militaire eenheden ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde. In de uitoefening van hun taak kunnen deze eenheden het risico lopen aan wapengeweld te worden blootgesteld en bestaat de kans dat deze wellicht ook wapengeweld moeten toepassen. In deze gevallen voorziet de regering de Kamer van informatie op basis van het toetsingskader 2009.

De regering zal de Kamer zoveel mogelijk langs de lijnen van het toetsingskader informeren in geval van civiele missies en in geval van uitzendingen met overlappende doelstellingen (missies die zowel de bescherming van eigen/bondgenootschappelijk grondgebied als het handhaven of bevorderen internationale rechtsorde ten doel hebben). Hierbij zij overigens vermeld dat ook militairen deel uit kunnen maken van civiele missies en vaak onontbeerlijk zijn voor het succes daarvan, bijvoorbeeld waar het planning en logistiek betreft.

Voor de goede orde: artikel 100 van de Grondwet is niet van toepassing:

  • indien een verplichting bestaat in het kader van een bondgenootschappelijk verdrag (WEU/NAVO);

  • als militaire eenheden worden ingezet binnen het Koninkrijk, met inbegrip van de Nederlandse Antillen en Aruba;

  • bij uitzending naar internationale hoofdkwartieren of deelname aan missies waar Nederlandse militairen op individuele basis deel van uitmaken;

  • bij de stationering van Nederlandse militairen in vredestijd bij internationale staven;

  • bij uitzending van Nederlandse militairen in het kader van humanitaire hulpverlening of natuurrampen, waarbij geen sprake is van een gewapend conflict;

  • bij de uitzending van Nederlandse militairen voor civiele missies;

  • bij de uitzending van burgers in het kader van internationale crisisbeheersingsoperaties.

  • bij SSR-bijdragen, waarbij de werkzaamheden van en omstandigheden waaronder deze militairen hun werkzaamheden uitvoeren niet wezenlijk verschillen van inspanningen van burgers in die gebieden.

In deze gevallen zal de regering beoordelen in hoeverre informatieverstrekking langs lijnen van het toetsingkader opportuun is. Het gaat daarbij om vragen als:

  • gaat het om de uitzending van militaire eenheden of van individuele militairen?

  • Hoe groot is het risico dat de uitgezonden militairen worden blootgesteld aan geweld?

  • Is er sprake van een geweldsinstructie?

  • Betreft het een internationale crisisbeheersingsoperatie of een andersoortige missie?

  • Wat is de politieke relevantie van de missie?

Waar relevant wordt informatie verschaft over de gronden voor deelneming, de politieke aspecten, ontwikkelingssamenwerking, het mandaat, de deelnemende landen, de militaire aspecten, de risico’s, de geschiktheid en beschikbaarheid, de duur van de deelneming, gender, samenhang en financiën.

Naar goed gebruik zal de regering de Kamer op passende wijze informeren. Voor de goede orde zij vermeld dat de regering zich overigens niet gehouden acht de termijn van zes weken aan te houden die met de Kamer is overeengekomen in het geval van een artikel 100-procedure. Ook zal in gevallen waarin artikel 100 van de Grondwet niet van toepassing is geen kennisgevingsbrief aan het parlement worden verstuurd. Wel streeft de regering ernaar de Kamer waar mogelijk ruimte te laten om, indien zij dit wenst, een algemeen overleg te plannen voorafgaand aan die uitzending. De regering heeft in haar brief van 17 december jongstleden reeds te kennen gegeven het te betreuren dat dit in het onderhavige geval niet mogelijk is gebleken. De regering zegt dan ook toe dat de Kamer in de toekomst over dergelijke besluiten sneller geïnformeerd zal worden.

Financiering Nederlandse bijdrage aan de NTM-I

In antwoord op de vraag van de SP naar de financiering van de Nederlandse bijdrage kunnen we u als volgt informeren. De raming van 0,2 miljoen euro in de NTM-I verlengingsbrief van 26 juni 2009 betrof de periode medio augustus tot eind december 2009 (ruim vier maanden). In de defensiebegroting 2009 was voor de periode januari tot augustus 2009 0,4 miljoen euro geraamd. In totaal gaat het dus om 0,6 miljoen euro voor heel 2009. In de tweede suppletoire begroting is deze stand op basis van realisatiegegevens verhoogd naar 0,8 miljoen euro. In de verlengingsbrief van 16 december 2009 is de begroting voor geheel 2010 geraamd op 0,8 miljoen euro.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: van Bommel (SP), van der Staaij (SGP), Waalkens (PvdA), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), voorzitter, Ferrier (CDA), van Velzen (SP), Nicolaï (VVD), de Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Schippers (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), de Roon (PVV), Voordewind (CU), Pechtold (D66), ondervoorzitter, Ten Broeke (VVD), van Raak (SP), Gill'ard (PvdA), Thieme (PvdD) en Peters (GL).

Plv. leden: de Wit (SP), van der Vlies (SGP), Vermeij (PvdA), Omtzigt (CDA), Spies (CDA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), van Dijk (SP), van Miltenburg (VVD), ten Hoopen (CDA), Jonker (CDA), Boelhouwer (PvdA), Leerdam (PvdA), Arib (PvdA), Neppérus (VVD), Griffith (VVD), Lempens (SP), Schermers (CDA), Wilders (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Koşer Kaya (D66), van Beek (VVD), Gesthuizen (SP), Samsom (PvdA), Ouwehand (PvdD) en Vacature (GL).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: van Bommel (SP), van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Ferrier (CDA), van Velzen (SP), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), ondervoorzitter, Eijsink (PvdA), van Miltenburg (VVD), voorzitter, Van Dam (PvdA), Schippers (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Griffith (VVD), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Algra (CDA), Irrgang (SP), Knops (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Jacobi (PvdA), Brinkman (PVV), Voordewind (CU), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Thieme (PvdD) en Peters (GL).

Plv. leden: Lempens (SP), van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Ormel (CDA), de Wit (SP), Çörüz (CDA), Roefs (PvdA), Wolbert (PvdA), van Beek (VVD), Smeets (PvdA), Nicolaï (VVD), Arib (PvdA), Blok (VVD), Omtzigt (CDA), Uitslag (CDA), Roemer (SP), Jonker (CDA), de Nerée tot Babberich (CDA), Samsom (PvdA), Wilders (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), van der Ham (D66), Teeven (VVD), Ouwehand (PvdD) en Vendrik (GL).

Naar boven