29 517 Veiligheidsregio’s

30 821 Nationale Veiligheid

Nr. 62 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juli 2012

Met deze brief informeer ik u over de wijze waarop ik gevolg heb gegeven aan een aantal toezeggingen dat ik heb gedaan op het terrein van nationale veiligheid, rampenbestrijding en crisisbeheersing.

Tevens bied ik u het rapport «Fatale Woningbranden 2011» aan1. Het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (NIFV) heeft, in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van mijn ministerie, voor dit onderzoek gekeken naar de oorzaken, de omstandigheden en het verloop van woningbranden met een dodelijke afloop, die plaatsvonden in Nederland in 2011. Tenslotte bied ik u het rapport «Fatale woningbranden 2003 en 2008 t/m 2011: een vergelijking» aan1. Het NIFV heeft hierin de onderzoeksresultaten van de fatale woningbranden in deze specifieke jaren met elkaar vergeleken.

Rapport Fatale Woningbranden 2011 en Rapport Fatale woningbranden 2003 en 2008 t/m 2011: een vergelijking» 2

Uit de bijgevoegde rapporten blijkt dat de aantallen fatale woningbranden en fatale slachtoffers in de laatste drie jaar (2009 t/m 2011) lager zijn dan in 2003 en 2008. Deze positieve ontwikkeling wil ik vasthouden en ik blijf mij inspannen om deze aantallen in de komende jaren nog verder terug te brengen. Voorlichtingscampagnes als de door de Nederlandse Brandwonden Stichting georganiseerde campagne Nationale Brandpreventieweken en projecten als (Brand)veilig leven uitgevoerd door de Nederlandse Vereniging van Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) zie ik als belangrijke instrumenten om het brandveiligheidbewustzijn verder te vergroten. Continu aandacht voor brandveiligheid door alle betrokken partijen is cruciaal. Daarom zal ik bij het Veiligheidsberaad en de Raad van Regionaal Commandanten expliciet aandacht vragen voor het belang van brandpreventie in relatie tot het verder uitwerken van de adviestaak van de brandweer richting burgers, zoals ook onderschreven wordt in de Strategische reis «de Brandweer over morgen» van de NVBR 3. Verder zal ik samen met de diverse betrokken partijen onderzoeken welke aanvullende mogelijkheden er nog zijn om het brandpreventiebeleid in ons land verder te versterken conform de motie Slob4. Ik wil daarbij benadrukken dat versterking van het brandpreventiebeleid niet een éénmalige actie kan of moet zijn. Goede gegevens zijn daarbij cruciaal om te weten waar de ruimte voor verdere versterking ligt en het project «Verbeteren Brandweerstatistiek» om de huidige informatievoorziening over branden en de brandweer te verbeteren5, zal hieraan bijdragen. In dit kader onderschrijf ik ook de aanbevelingen van het NIFV om de gegevens over fatale woningbranden tijdig, en op gestandaardiseerde en gestructureerde wijze te verzamelen en centraal te registeren. Gezamenlijk met de bij het project «Verbeteren Brandweerstatistiek» betrokken organisaties zullen deze aanbevelingen nader worden uitgewerkt en de gegevens over fatale woningbranden worden meegenomen.

1. Algemeen Overleg Nationale Veiligheid d.d. 9 december 20106

Ik heb toegezegd om, in afstemming met de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, na te gaan of het onderzoek van de Europese Commissie aanleiding geeft om het Nederlands standpunt op het terrein van vlamvertragers aan te passen.

De minister van VWS heeft bezien of op grond van de resultaten van het EU rapport: «Evaluation of data on flame retardants in consumerproducts», van 22 juli 2011, bijstelling van het beleid nodig is ten aanzien van het gebruik van vlamvertragers in zitmeubilair en matrassen. Dit rapport biedt een waardevol overzicht van beschikbare informatie over vlamvertragers gebruikt in consumentenproducten. De blootstellingschattingen in het rapport zijn slechts indicatief voor de meeste van de brandvertragers. Voor een daadwerkelijke risicobeoordeling van individuele stoffen zou meer informatie nodig zijn op basis waarvan de blootstelling op realistische wijze ingeschat kan worden. Het rapport is een goede eerste basis voor verdere risico beoordeling van deze stoffen.

Een analyse van het gebruik van vlamvertragers in EU landen en de effectiviteit daarvan op het aantal fatale woningbranden is niet meegenomen in het rapport. Wel staat in dit rapport dat brandveiligheid van meubels en textiel niet in specifieke Europese regelgeving is vastgelegd en dat een beperkt aantal EU landen elk afzonderlijk eigen voorschriften ten aanzien hiervan, hebben gesteld. De EU commissie heeft na publicatie van het rapport aangegeven geen geharmoniseerde regelgeving in te voeren ten aanzien van het gebruik van vlamvertragers in onder andere zitmeubilair en matrassen.

Zoals ik al eerder heb aangegeven7 heeft de door het ministerie van VWS en mijn ministerie georganiseerde informele rondetafelconferentie, op 16 december 2011 plaatsgevonden. Uitkomst hiervan is dat vrijwel alle stakeholders/betrokkenen van mening zijn dat op basis van het eerder vermelde EU rapport geen uitspraak gedaan kan worden over de veiligheid voor de gezondheid en het milieu met betrekking tot de in dit rapport genoemde vlamvertragende middelen.

De minister van VWS is van mening dat geharmoniseerde regelgeving voor het gebruik van vlamvertragers niet aan de orde is omdat de blootstelling van de gehele Nederlandse bevolking aan vlamvertragende middelen niet in verhouding staat tot het geringe aantal fatale woningbranden in Nederland. Er zijn andere maatregelen beschikbaar die een verdere daling van het aantal woningbranden mogelijk maken. Eén van deze maatregelen is de invoering van de Reduced ignition propensity cigarettes (RIP -sigaret). De geharmoniseerde invoering van deze «zelfdovende» sigaret heeft plaatsgevonden op 17 november 2011. Het NIFV rapport «Fatale woningbranden 2003 en 2008 t/m 2011: een vergelijking» laat ook zien dat in elk van de totaal vijf onderzochte jaren, roken steeds één van de drie belangrijkste oorzaken van fatale woningbranden was.

2. AO Brandweer d.d. 26 mei 20118

Ik heb toegezegd om de Tweede Kamer te informeren over de spreiding van brandweerspecialismen over de 25 veiligheidsregio’s.

Voor de spreiding van brandweerspecialismen verwijs ik naar het project Specialistisch Optreden op Maat (SOM) van de Nederlandse Vereniging Brandweer en Rampenbestrijding (NVBR). In dit project is voor de brandweer een aantal brandweerspecialismen9 gedefinieerd en in kaart gebracht waar welk specialisme is terug te vinden10. Voor enkele specialismen zijn momenteel op basis van eigen initiatieven van regio’s al specialistische teams actief. Voor anderen heeft de brandweer (vanuit de veiligheidsregio’s, vertegenwoordigd in de NVBR) bepaald dat het loont om in de nabije toekomst nader samen te werken. Het project SOM moet daartoe aanbevelingen en plannen genereren. In de tweede helft van 2012 zal het project SOM van de NVBR worden afgerond. Per specialisme zal dan een voorstel ontwikkeld zijn of en waar landelijk inzetbare specialistische teams opgericht kunnen worden.

3. AO Versterking professionele weerbaarheid d.d. 21 december 2011

Ik heb toegezegd om bij het Veiligheidsberaad de weerbaarheid van brandweerpersoneel aan te kaarten en de veiligheidsregio’s te enthousiasmeren om hier aandacht aan te geven.

Ik vind het van groot belang om de weerbaarheid van hulpverleners te bevorderen, zoals ook blijkt uit het actieprogramma «Weerbaarheidsbevordering Politie». Ik heb dit dan ook, conform de toezegging, onder de aandacht gebracht van het Veiligheidsberaad en dit onlangs per brief bevestigd.

4. Plenair Debat m.b.t. de wijziging Wet Veiligheidsregio’s t.b.v. de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid en de volledige regionalisering van de brandweer11

Ik heb toegezegd om, samen met het beoogd bestuur van het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV), de lokale bestuurders nogmaals over de constructie en de werkzaamheden van het IFV te informeren.

Ik kan u melden dat inmiddels aan deze toezegging is voldaan; in samenwerking met het beoogd bestuur van het IFV heb ik de lokale en regionale bestuurders tijdens het Bestuurlijk Congres van het Veiligheidsberaad op 9 mei jl. nogmaals geïnformeerd over de constructie van het IFV en de werkzaamheden van het Instituut. Daarnaast zal het toekomstige bestuur van het IFV de komende periode door middel van expertmeetings en nieuwsbrieven over het IFV de veiligheidsregio’s en gemeenten hierover nog verder informeren.

Ik heb toegezegd een aanjagende rol te spelen m.b.t. (wetenschappelijk) onderzoek bij het IFV en te monitoren dat dit niet versnipperd gebeurt.

Het (zonodig) verrichten van toegepast wetenschappelijk onderzoek wordt een wettelijke taak van het IFV. Dit betekent overigens niet dat het IFV een monopoliepositie krijgt ten aanzien van wetenschappelijk onderzoek op het veiligheidsdomein. Bij mijn jaarlijkse voortganggesprekken met het bestuur van het IFV over de uitvoering van de wettelijke taken, zal ik ook de voortgang ten aanzien van het toegepast wetenschappelijk onderzoek bespreken. Tevens zal ik hierbij monitoren dat het IFV samenwerking en afstemming zoekt met andere onderzoeksinstellingen, zodat versnippering wordt tegengegaan. Teneinde het wetenschappelijk onderzoek bij de brandweer verder te stimuleren heb ik de Raad van Regionaal Commandanten een eenmalige substantiële subsidie verleend voor het laten verrichten van wetenschappelijk onderzoek op het brandweerdomein. Hiermee is deze toezegging afgedaan.

5. Uitrol van NL-Alert

In mijn brief van 22 december 2011 29 668 nr. 36 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitrol van NL-Alert. In deze brief heb ik mijn voornemen geuit NL-Alert nog vóór de zomer van 2012 uit te rollen in de regio’s Haaglanden, Twente en Rotterdam-Rijnmond en medio november 2012 in alle overige veiligheidsregio’s. Inmiddels heb ik besloten niet nu al over te gaan tot de uitrol van NL-Alert, omdat ik meer tijd wil nemen om te onderzoeken of ik het aantal telefoons dat NL-Alert kan ontvangen, kan verhogen. Dit laat onverlet dat ik nog steeds het voornemen heb NL-Alert medio november 2012 landelijk in te voeren, zodat NL-Alert in elke regio ontvangen kan worden

Ik ga ervan uit u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Zie bijlage 1 en 2 bij deze brief.

X Noot
3

Handelingen Tweede Kamer 2011/2012, 51.

X Noot
4

Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 32 841 nr. 23.

X Noot
5

Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 26 956, nr. 113.

X Noot
6

Tweede Kamer, vergaderjaar 2010-2011, 29 517, nr. 45.

X Noot
7

Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 26 956 nr. 113.

X Noot
8

Tweede Kamer, 2010-2011, 29 517, nr. 50.

X Noot
9

De selectie van deze specialismen is gebaseerd op de Visie op Grootschalig Brandweer Optreden (december 2011) van de NVBR.

X Noot
10

Voor een uitgebreidere beschrijving verwijs ik graag naar het rapport van de NVBR uit het project SOM dat per september beschikbaar is.

X Noot
11

Handelingen Tweede Kamer 2011-2012, 51 (8 februari 2012).

Naar boven