29 517 Veiligheidsregio’s

Nr. 136 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 december 2017

Met deze brief informeer ik uw Kamer over de stand van zaken van de in het AO Nationale veiligheid, crisisbeheersing en brandweerzorg van 29 juni 2017 gedane toezeggingen en van de motie van het lid Van Raak in het aansluitende VAO van 6 september 2017 (Handelingen II 2016/17, nr. 99, item 8).1 Tevens ga ik in op de onderwerpen Vitale infrastructuur en Nationale crisisbeheersing.

Keuring brandweerpersoneel

In het AO Nationale Veiligheid, crisisbeheersing en brandweerzorg van 29 juni 2017 informeerde het lid Van Raak naar de keuringspraktijk bij de brandweer en gaf daarbij aan dat de keuring niet op maat zou zijn. Ik heb daarop toegezegd uw Kamer informatie te zenden over de manier waarop invulling wordt gegeven aan de keuring van brandweervrijwilligers.

Tijdens dit AO heb ik al aangegeven dat de werkgever het, bij gevaarlijk en fysiek belastend werk als dat van de brandweer, tot zijn taak moet rekenen dat mensen periodiek gekeurd worden. Dit gebeurt: de werkgevers van het brandweerpersoneel – de besturen van de veiligheidsregio’s – keuren de vrijwilligers via het Periodiek Preventief Medisch Onderzoek (PPMO). Het doel van deze in 2010 geïntroduceerde test is om te borgen dat brandweermensen in staat zijn op verantwoorde wijze hun werk uit te voeren. Deze test vindt tenminste eenmaal in de vier jaar plaats en is ingericht op de functionele eisen die worden gesteld aan de functies manschap en bevelvoerder. Voor eenieder geldt hetzelfde basisniveau om de test te halen. Dus ongeacht leeftijd, sekse, beroeps of vrijwilliger. Inmiddels is dat ook bekrachtigd door een uitspraak van het College voor de Rechten van de Mens.2 Tot slot kan ik melden dat het Landelijk Overleg Brandweerspecifieke Arbeidsvoorwaarden (LOBA) opdracht heeft gegeven aan Brandweer Nederland voor een evaluatie van het PPMO. De resultaten hiervan komen naar verwachting in de eerste helft van 2018 beschikbaar.

Onderzoek Inspectie JenV naar inrichting repressieve brandweerzorg

In voornoemd AO heb ik gemeld het onderzoek van de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV) ten aanzien van de kwaliteit van de brandweerzorg naar uw Kamer te zenden. Dit onderzoek naar de inrichting van de repressieve brandweerzorg nadert zijn voltooiing. Het rapport zal ik begin 2018 aan uw Kamer aanbieden.

Onderzoek naar beleving brandweerpersoneel en brandweerstatistiek

Het Veiligheidsberaad heeft onderzoek laten doen naar de beleving van het vrijwillig en beroepsbrandweerpersoneel en brandweerstatistiek. In voornoemd AO heb ik gemeld dit onderzoek van het Veiligheidsberaad naar uw Kamer te zenden. Per brief van 27 juni 2017 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat het onderzoeksrapport naar verwachting dit najaar zou worden opgeleverd.3 Het Veiligheidsberaad heeft dit onderzoek echter nog niet vastgesteld. Naar verwachting zal ik dit rapport in de eerste helft van 2018 aan uw Kamer kunnen aanbieden.

Brandweerzorg in Nederland is in grote mate afhankelijk van vrijwilligers. Net als uw Kamer hecht ik grote waarde aan de inzet van vrijwilligers bij de brandweer. Het kabinet heeft in het regeerakkoord een meerjarenprogramma ter ondersteuning van deze inzet opgenomen. Dit programma wordt in samenspraak en in cofinanciering met de veiligheidsregio’s ontwikkeld. Het optimaal benutten van hun capaciteit en inzet vraagt in de komende jaren immers speciale aandacht. Vergrijzing en een afnemende bereidheid om als vrijwilliger actief te zijn, vragen om een actieve opstelling. Bezien wordt momenteel ook de positie van de brandweervrijwilliger tegen de achtergrond van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren. Ik kom daar nader op terug.

Betrokkenheid gemeenteraden bij de veiligheidsregio’s

In hetzelfde AO is uw Kamer toegezegd om samen met de besturen van de veiligheidsregio’s te kijken hoe de gemeenteraden beter kunnen worden betrokken bij de veiligheidsregio’s, zodat zij hun controlerende taak beter kunnen uitvoeren. In overleg met het Veiligheidsberaad is geconcludeerd dat dit onderwerp binnen de bredere context van initiatieven rond de versterking van de politieke legitimiteit van gemeenschappelijke regelingen moet worden bekeken.

Daartoe zal ik in overleg met de Minister van BZK een tweeledige aanpak hanteren. Enerzijds wordt bekeken of, en hoe, op lopende initiatieven van het Ministerie van BZK kan worden aangesloten om goede voorbeelden van hoe te komen tot goed functionerende gemeenschappelijke regelingen, te ontsluiten. Hierbij moet ook worden gedacht aan activiteiten rond de aanstaande gemeenteraadsverkiezingen, waarbij (nieuwe) gemeenteraadsleden zich nader kunnen informeren over zaken als regionale samenwerking. Anderzijds wordt bijgedragen aan het streven van de Minister van BZK om de komende tijd toe te werken naar een beleidsbrief, welke in het voorjaar van 2018 aan uw Kamer zal worden gezonden. Hierin worden de inhoudelijke kaders voor wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen benoemd. De Minister van BZK heeft op 15 november 2017 in reactie op vragen uit uw Kamer aangegeven met deze brief nader invulling te willen geven aan de afspraak uit het regeerakkoord om door aanpassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) de politieke legitimiteit van gemeenschappelijke regelingen te versterken.4

Vergoedingen bestuurders veiligheidsregio’s, motie Van Raak

In het VAO Nationale Veiligheid, crisisbeheersing en brandweerzorg van 6 september 2017 heeft het lid Van Raak een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht in kaart te brengen hoe hoog de vergoedingen van bestuurders van veiligheidsregio’s zijn en maatregelen te nemen op het moment dat de Wet Normalisering Topinkomens (WNT)-norm wordt overschreden. Uw Kamer heeft deze motie op 12 september 2017 aangenomen.5

In een overleg met het dagelijks bestuur van het Veiligheidsberaad heb ik verzocht mij een overzicht met de inkomens van de bestuurders en hoger personeel in dienst van de veiligheidsregio’s aan te leveren. Dezer dagen heeft de voorzitter van het Veiligheidsberaad laten weten er de voorkeur aan te geven dat deze informatie door mijn ministerie bij de afzonderlijke veiligheidsregio’s wordt opgevraagd. Dat is inmiddels in gang gezet.

Vitale infrastructuur

Per brief van 12 mei 2015 is uw Kamer geïnformeerd over de herijking vitale infrastructuur.6 Deze herijking had als doel om de bescherming van vitale infrastructuur op hoog niveau te blijven houden en om daarbij rekening te kunnen houden met veranderende dreigingen en de toegenomen afhankelijkheid van de samenleving van deze vitale infrastructuur. In deze herijking was de digitale overheid voor de eerste keer opgenomen als onderdeel van die vitale infrastructuur.

De in deze brief aangekondigde inventarisatie van processen en systemen van de digitale overheid die vitaal zijn, is inmiddels afgerond en besproken in het Nationaal Beraad Digitale Overheid van 21 november 2017. Binnen de volgende processen van de digitale overheid zijn producten en diensten aangewezen die vitaal zijn voor Nederland:

  • Basisregistraties over personen en organisaties;

  • Interconnectiviteit (de transactie-infrastructuur voor informatie uit basisregistraties);

  • Elektronisch berichtenverkeer en informatieverschaffing aan burgers;

  • Identificatie en authenticatie van burgers en bedrijven.

Het overzicht is niet statisch waardoor andere voorzieningen op een later moment hieraan kunnen worden toegevoegd. Bijvoorbeeld bij voorzieningen die momenteel nog in beperkte mate worden gebruikt, maar op een later moment een grootschaliger karakter krijgen. Dan zal een dergelijke voorziening ook vitaal kunnen worden. Zowel het aantal aansluitingen van overheidsorganisaties op de Gemeenschappelijke Digitale Infrastructuur als het gebruik van de voorzieningen neemt nog steeds toe.7

Daarnaast heeft afgelopen jaar een vitaliteitsbeoordeling plaatsgevonden van verschillende soorten satellieten. Aan de hand van de in de handreiking vitaliteitsbeoordeling gestelde criteria is vast komen te staan dat satellieten voor tijd- en plaatsbepaling, B-vitaal zijn. De signalen van deze Global Navigation Satellite System (GNSS) satellietsystemen zoals GPS en Galileo, kunnen op verschillende manieren en voor verschillende toepassingen, worden gebruikt voor positionering, navigatie, tracking en tracing en tijdsbepaling. Zoals uit het Nationaal Veiligheidsprofiel (NVP) naar voren is gekomen maken veel sectoren (waaronder de transport-, de financiële-, de energie- en de telecomsector) gebruik van deze tijd- en plaatsbepalingssatellieten voor hun processen.8 De telecomsector ondervindt bijvoorbeeld problemen met het verzenden van data als de tijdsklokken niet na twee à drie dagen geactualiseerd worden door de tijdcomponent in het GNSS-signaal. Voor andere soorten satellieten (communicatie-, observatie- en meteosatellieten) geldt dat zij op dit moment niet vitaal zijn beoordeeld. De ontwikkelingen in het gebruik kunnen leiden tot een herbeoordeling.

Nationale crisisbeheersing

Het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming is het beleidskader en richtsnoer voor de crisisplanvorming en voorbereiding van de rijksoverheid op specifieke situaties. Zoals ik u heb aangekondigd per brief van 15 september 2016 is in de afgelopen periode een aantal nationale crisisplannen herzien.9 De toenmalige Minister van Infrastructuur en Milieu heeft uw Kamer reeds geïnformeerd over het Nationaal Crisisplan Hoogwater en Overstromingen en het Nationaal Crisisplan Stralingsincidenten.10

Conform toezegging is het uw Kamer eerder toegezonden Nationaal Crisisplan Luchtvaartongevallen (NCP-L) voor de burgerluchtvaart aangevuld met een beschrijving op hoofdlijnen van de nationale uitgangspunten en (samenwerkings-) afspraken bij militaire luchtvaartongevallen.11 Daarnaast is dit plan waar nodig op enkele onderdelen verhelderd en geactualiseerd. Het NCP-L, dat als bijlage bij deze brief is gevoegd, is tot stand gekomen met inbreng van en bedoeld voor alle publieke en private organisaties die bij een luchtvaartongeval een rol spelen. Het plan schetst de samenhang tussen de taken van deze partijen in de verschillende situaties met als doel een betere gezamenlijke aanpak.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Kamerstuk 29 517, nr. 125 en Kamerstuk 29 517, nr. 129

X Noot
3

Kamerstuk 29 517, nr. 123

X Noot
4

Brief beantwoording Kamervragen d.d. 15 november 2017

X Noot
5

Kamerstuk 29 517, nr. 129, Handelingen II 2016/17, nr. 101, item 15.

X Noot
6

Kamerstuk 30 821, nr. 23

X Noot
7

Kamerstuk 26 643, nr. 495

X Noot
8

Kamerstuk 30 821, nr. 37

X Noot
9

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 30 821, nr. 32

X Noot
10

Tweede Kamer, vergaderjaar 2016–2017, 27 625, nr. 379 en Tweede Kamer, vergaderjaar 2016–2017, 25 422, nr. 187

X Noot
11

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 30 821, nr. 32

Naar boven