29 517 Veiligheidsregio’s

Nr. 123 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 juni 2017

Mede gelet op het aanstaande Algemeen Overleg Nationale veiligheid, crisisbeheersing en brandweerzorg op 29 juni 2017 ga ik in deze brief nader in op eerder aan uw Kamer gedane toezeggingen op het gebied van veiligheidsregio’s.1

Gezamenlijke doelstellingen met het Veiligheidsberaad

Per brief van 26 juni 2015 is uw Kamer geïnformeerd over de start van een drietal gezamenlijke trajecten van mijn ministerie en het Veiligheidsberaad.2 Deze zogenoemde gezamenlijke doelstellingen met een doorlooptijd van twee jaar betreffen «water en evacuatie», «stralingsincidenten» en «continuïteit van de samenleving». Vorig jaar is uw Kamer hierover tussentijds bericht.3 Hieronder ga ik in op de afronding van dit traject.

Een ramp of crisis vergt, niet in het minst op deze terreinen, een adequate aanpak van zowel de publieke als de private partners. Door de inzet en betrokkenheid van alle partners hebben we de afgelopen twee jaar een flinke stap gezet; de drie gezamenlijke doelstellingen voldoen aan hetgeen bij aanvang is uitgedragen als eindresultaat. Dit levert voor elk van de partners in deze trajecten winst op. Het gaat daarbij niet louter om de drie afzonderlijke thema’s, maar ook om de impuls die de trajecten gezamenlijk hebben gegeven aan de samenwerking. Dat betreft de veiligheidsregio’s, diverse ministeries, maar ook crisispartners zoals de waterschappen, en de nucleaire-, telecom-, drinkwater-, en energiesector. De trajecten hebben geleid tot een versterking van bestaande maar ook nieuwe netwerken. De rollen, taken en verantwoordelijkheden zijn langsgelopen en de onderlinge afhankelijkheden daarbij besproken. De notie van het belang van samenwerking tussen betrokkenen staat partijen helder voor ogen. Het zo bijeenbrengen van kennis en ervaring heeft onmiskenbaar een verrijkend effect op de samenwerking. De opgedane kennis kan nu door de veiligheidsregio’s, de ministeries en de crisispartners verder worden geïmplementeerd, worden beoefend en daar waar nodig weer bijgesteld. Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) borgt passend bij haar taak als kennisinstituut van en voor de veiligheidsregio´s opgedane kennis van de verschillende trajecten.

Samen met het Veiligheidsberaad sta ik op 3 juli 2017 met andere vertegenwoordigers van het Rijk, publieke en private crisispartners op een afsluitende bestuurlijke conferentie stil bij de verbeteringen die tot stand zijn gebracht. Door een meer op elkaar afgestemde en gezamenlijke aanpak bij overstromingen, stralingsincidenten en uitval van vitale onderdelen van de maatschappij is een effectievere aanpak ontwikkeld. De conferentie is gericht op het vasthouden van deze beweging. Ik zet in op het blijvend investeren op de samenwerking.

De aanpak van de gezamenlijke doelstellingen zie ik als goed voorbeeld voor andere thema´s op het terrein van de risico- en crisisbeheersing. Samenwerking, effectiviteit en efficiency komen daar tot uiting.

Project Kwaliteit en Vergelijkbaarheid

In het algemeen overleg van 25 september 2014 (Kamerstuk 29 517, nr. 88) heeft mijn ambtsvoorganger toegezegd u eind 2016 te informeren over de benchmark van het Veiligheidsberaad. In overleg met het Veiligheidsberaad zou worden bezien of de verhouding overhead en uitvoering kon worden meegenomen in die benchmark.

Het project «Kwaliteit en Vergelijkbaarheid» van het Veiligheidsberaad heeft tot doel het inzicht in de kwaliteit van de veiligheidsregio’s te vergroten, het lerend vermogen te verbeteren en de multidisciplinaire samenwerking tussen regio’s te bevorderen. Daarbij zijn drie resultaten geformuleerd: het komen tot een gemeenschappelijke taal, het werken met eenzelfde referentiemodel en het organiseren van vergelijkbaarheid. Gedurende het traject is op basis van de behoefte van de veiligheidsregio’s besloten het project te verbreden door het ontwikkelen van een model voor Leren en Presteren. Dit model omvat belangrijke elementen in het kader van een uniform kwaliteitszorgsysteem voor veiligheidsregio’s en de bijbehorende prestaties. Onderdeel hiervan is de ontwikkeling van prestatie- afspraken, onder meer voor de operationele gereedheid van de verschillende diensten binnen de veiligheidsregio. De wens is om de tweede opbrengst van het project op te nemen in een meerjarig uitvoeringsprogramma, waardoor de veiligheidsregio’s het lerend vermogen borgen na afronding van dit project.

Voor de operationalisering worden thans diverse pilots uitgevoerd. Het is een ambitieus project waarbij het Veiligheidsberaad beoogt het inzicht in de kwaliteit van de prestaties, het lerend vermogen van en de samenwerking tussen de veiligheidsregio’s te vergroten. Het is belangrijk dat de resultaten van dit project voldoende uitgewerkt en bestuurlijk gedragen zijn. De bestuurlijke besluitvorming in het Veiligheidsberaad vindt dit najaar plaats. Ik wacht de uitkomst van dit project af en zal aan de hand daarvan bezien of, en zo ja, in hoeverre een eigen voorstel noodzakelijk is om breder en beter inzicht te krijgen in de prestaties van de veiligheidsregio’s.

Waterhulpverlening bij rampen en crises

Op 25 oktober 2016 is uw Kamer per brief geïnformeerd over de nadere vormgeving door de veiligheidsregio’s van hun verantwoordelijkheid voor de waterhulpverlening bij rampen en crises.4 Uw Kamer heeft eerder over deze thematiek een motie aangenomen van de leden Tellegen en Kooiman over Reddingsbrigade Nederland (RN).

In het algemeen overleg met uw Kamer van 10 november 2016 (Kamerstuk 29 517, nr. 118) heeft mijn ambtsvoorganger toegezegd om u uiterlijk in het voorjaar van 2017 nader te informeren over de uitvoering van de motie Tellegen/Kooiman over de inzet van de calamiteitenvloot van de Reddingsbrigade Nederland.

Het onderzoek naar de wijze waarop de waterhulpverlening binnen de veiligheidsregio’s is georganiseerd, of de regio’s hierin een aanvullende behoefte hebben (ten aanzien van bijstand van waterhulpverleners), en zo ja welke, is later afgerond dan werd voorzien.

Besluitvorming over de uitkomst in het Veiligheidsberaad van 2 juni 2017 heeft ertoe geleid dat per 1 januari 2018 een regionale – nationaal opschaalbare – reddingsvloot wordt gevormd. Deze voldoet aan door de veiligheidsregio’s overeengekomen prestatie-eisen en opkomsttijden. De reddingsvloot bestaat uit 4 vaartuigen per regio voor de 22 regio’s met een overstromingsrisicoprofiel. Deze is samengesteld uit eigen capaciteit van de regio, uit capaciteit van RN, dan wel uit een combinatie van beide. In deze samenstelling worden niet alle, maar wel een belangrijk deel van de vaartuigen van RN ingezet.

Daarnaast wordt de organisatie van de landelijke regie en coördinatie, om adequaat voorbereid te zijn op de bovenregionale inzet van de reddingsvloot bij grootschalige overstromingen, door de veiligheidsregio’s als gemeenschappelijke taak belegd bij het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV). Nadere afspraken worden nu door het IFV en veiligheidsregio’s gemaakt over de kwaliteit en financiële vergoeding van de door RN in opdracht te leveren diensten in het kader van deze taak van de veiligheidsregio’s. Alle betrokken partijen kunnen zich vinden in deze oplossing.

Onderzoek Inspectie VenJ naar kwaliteit repressieve brandweerzorg

In hetzelfde algemeen overleg van 10 november 2016 heeft mijn ambtsvoorganger toegezegd om in het onderzoek, dat de Inspectie Veiligheid en Justitie doet naar de kwaliteit van de inrichting van de repressieve brandweerzorg in alle veiligheidsregio’s, ook mee te nemen op welke zaken wordt getoetst om vast te stellen of is voldaan aan de operationele ondergrens.

Voordien, op 25 oktober 2016 is uw Kamer met bovengenoemde brief5 gemeld, dat de Inspectie Veiligheid en Justitie (Inspectie VenJ) onderzoek verricht naar de kwaliteit van de inrichting van de repressieve brandweerzorg in Nederland.6 De Inspectie VenJ heeft aangegeven dat zij hecht aan zorgvuldigheid, kwaliteit en afstemming met verschillende gremia. Dit vergt meer tijd dan was voorzien. De Inspectie VenJ heeft aangegeven dat het rapport naar verwachting na de zomer van dit jaar gereed zal zijn.

Onderzoek naar beleving brandweerpersoneel en brandweerstatistiek

In voornoemde brief van 25 oktober 2016 aan uw Kamer schreef mijn ambtsvoorganger dat het Veiligheidsberaad opdracht heeft gegeven om onderzoek te doen naar de beleving van het brandweerpersoneel en brandweerstatistiek. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door het onafhankelijke bureau AEF. De portefeuillehouder brandweer van het Veiligheidsberaad is voorzitter van de stuurgroep van het onderzoek. De stuurgroep bestaat daarnaast onder andere uit vertegenwoordigers van de vakbonden en de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV). In de eerste fase van het onderzoek zijn diverse uitvragen gedaan en werden waardevolle open gesprekken gevoerd over wat alle partijen echt bezighoudt. Daarmee was het mogelijk de informatiebehoefte van de partijen nog scherper op tafel te krijgen. Inmiddels is de fase van het hoofdonderzoek gestart. De vragenlijsten zijn uitgezet onder het repressieve brandweerpersoneel, beroeps en vrijwillig.

In diezelfde brief is uw Kamer gemeld dat het Veiligheidsberaad had aangegeven dat de voorziene oplevering van het eindrapport voor de zomer van 2017 werd verwacht. Inmiddels heb ik begrepen dat de zorgvuldigheid en de bereidheid van de partijen om een transparante dialoog te houden over relevante inzichten en keuzes, er toe heeft geleid dat de planning is opgeschoven. De verwachting is dat het onderzoeksrapport dit najaar wordt opgeleverd.

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok


X Noot
1

Kamerstuk 29 517, nr. 88 en Kamerstuk 29 517, nr. 118

X Noot
2

Kamerstuk 29 517, nr. 101

X Noot
3

Kamerstuk 30 821, nr. 32

X Noot
4

Kamerstuk 29 517, nr. 117

X Noot
5

Idem.

X Noot
6

Kamerstuk 29 517, nr. 117

Naar boven