nr. 5
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1
heeft naar aanleiding van een op 21 april 2004 gehouden hoorzitting over
het goedkeuringsverdrag inzake luchthaven Niederrhein een aantal vragen voorgelegd
aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 18 mei 2004.
Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Atsma
De griffier van de commissie,
Roovers
Hierbij doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen die mij door de vaste
commissie voor Verkeer en Waterstaat bij brief dd. 22 april 2004 zijn
gesteld.
1
Bent u op de hoogte van het feit dat er geen rampbestrijdingsplan
is voor het vliegveld Niederrhein?
Ja.
In Nederland is op grond van het Besluit rampbestrijdingsplannen luchtvaartterreinen
(Stb. 2001, 402) een rampbestrijdingsplan verplicht voor vliegtuigongevallen
op luchtvaartterreinen en de onmiddelijke omgeving daarvan. Het vliegveld
Niederrhein is, zoals bekend, in Duitsland gelegen.
Voor wat betreft de bepaling van de «onmiddelijke omgeving»
van het vliegveld kan worden opgemerkt dat, bij toepassing van de Leidraad
vliegtuigongevallenbestrijding op luchtvaartterreinen (Leidraad van december
1997 opgesteld door de ministeries van BZK, V&W, VWS en Defensie), kan
worden vastgesteld dat de Nederlandse gemeenten buiten de risicozonering (zone
1) liggen. Dit betekent dat de Nederlandse gemeenten in de buurt van dit vliegveld
maar buiten de zone geen rampbestrijdingsplan hoeft op te stellen.
2
Op welke wijze kunt u een bijdrage leveren aan de bevordering
van de samenwerking tussen de betrokken Nederlandse en Duitse overheden om
zo snel mogelijk te komen tot een (euregionaal) rampbestrijdingsplan?
Samenwerking tussen betrokken Nederlandse en Duitse overheden vindt al
langer plaats. Met name tussen het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(directie Rampenbeheersing en Brandweer), de Provincie Limburg, de Bezirksregierung
Düsseldorf en het Land Nordrhein-Westfalen vindt regelmatig overleg plaats
over grensoverschrijdende aangelegenheden.
Momenteel bestaat er al een euregionaal rampenplan voor dit gebied. Dit
plan is in feite een knelpuntenanalyse met daarbij aangegeven oplossingsrichtingen
en actiepunten.
De Kreis Kleve, waaronder het vliegveld Niederrhein valt, heeft als verantwoordelijke
voor de Katastrophenschutz een algemeen Katastrophenschutzplan (een soort
regionaal rampenplan) vastgesteld.
In Duitsland is het mogelijk voor specifieke objecten een Sonderschutzplan
(te vergelijken met het Nederlandse rampbestrijdingsplan) op te stellen. Het
opstellen van een Sonderschutzplan Flughafen Niederrhein is echter volgens
Duitse wetgeving niet verplicht. De Kreis Kleve is wel bereid om samen met
de betrokken Limburgse gemeenten en regio een rampbestrijdingsplan voor dit
vliegveld op te stellen. Hier wordt momenteel ook aan gewerkt. Ik zal de voortgang
volgen en indien nodig bij de Duitse autoriteiten aandacht hiervoor vragen.
3
Binnen welke termijn kan het rampbestrijdingsplan vastgesteld
zijn, inclusief de toetsing door de provincie?
Ingevolge artikel 7, eerste lid Wet rampen en zware ongevallen (WRZO)
stelt de burgemeester voor elke ramp of elk zwaar ongeval, waarvan de plaats,
de aard en de gevolgen voorzienbaar zijn, een rampbestrijdingsplan vast, waarin
het geheel van bij die ramp of dat zware ongeval te nemen maatregelen is opgenomen.
Een burgemeester dient hier dus zelf actie te ondernemen, het
ministerie van BZK heeft hier geen rol in. Ingevolge het tweede lid van artikel
7 WRZO wordt dit plan afgestemd op de plannen die voor het gebied van aangrenzende
gemeenten in het buurland gelden.
Indien de burgemeester van een van de betrokken Limburgse gemeenten besluit
om een rampbestrijdingsplan op te stellen zal het een bepaalde tijd duren
eer dit plan door de gemeenteraad vastgesteld is. Dit is afhankelijk van de
tijd en middelen die hier in worden gestoken. Nadat het plan is vastgesteld
wordt het binnen zes maanden door de provincie getoetst.
Ik zal de regio hierop attenderen door het sturen van een afschrift van
deze brief.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. W. Remkes
XNoot
1Samenstelling:
Leden: Duivesteijn (PvdA), Dijksma (PvdA), Hofstra (VVD), Ondervoorzitter,
Atsma (CDA), Voorzitter, Van Gent (GL), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP),
Van der Staaij (SGP), Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Depla
(PvdA), Van As (LPF), Mastwijk (CDA), Duyvendak (GL), Koopmans (CDA), Gerkens
(SP), Bruls (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Boelhouwer
(PvdA), Dubbelboer (PvdA), De Krom (VVD), Hermans (LPF), Dezentjé Hamming
(VVD) en Van Hijum (CDA).
Plv. leden: Heemskerk (PvdA), Samsom (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD),
Hessels (CDA), Vos (GL), Smeets (PvdA), De Ruiter (SP), Slob (CU), Aptroot
(VVD), Szabó (VVD), Van Dijken (PvdA), Waalkens (PvdA), Herben (LPF),
Van Winsen (CDA), Halsema (GL), Jager (CDA), Vergeer (SP), Ten Hoopen (CDA),
Van Haersma Buma (CDA), Giskes (D66), De Pater-van der Meer (CDA), Van Dam
(PvdA), Verdaas (PvdA), Van Beek (VVD), Van den Brink (LPF), Luchtenveld (VVD)
en Buijs (CDA).