29 389 Vergrijzing en het integrale ouderenbeleid

Nr. 100 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 28 januari 2020

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het rapport van 13 november 2019 inzake het rapport Ouderdomsregelingen ontleed (Kamerstuk 29 398, nr. 97).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 21 januari 2020. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Rog

Adjunct-griffier van de commissie, Freriks

1.

Hoeveel Surinaamse Nederlanders die in Nederland wonen hebben geen AOW opgebouwd tussen 1957 en 1975?

Er zijn in december 2019 ruim 31.000 (ruim 28.000 huishoudens) in Nederland wonende AOW-gerechtigden van Surinaamse afkomst met een onvolledige AOW-opbouw. Het grootste deel van deze groep heeft in de periode tussen 1957 en 1975 hoogstwaarschijnlijk een aantal jaren geen AOW opgebouwd.

Uitzondering is een onbekend, maar waarschijnlijk beperkt aantal AOW-gerechtigden dat voor 1975 met het 15e levensjaar naar Nederland is gekomen en na 1975 een periode buiten Nederland heeft gewoond en/of gewerkt. Die groep heeft ook een onvolledige AOW, maar wel AOW opgebouwd in de periode tussen 1957 en 1975.

Daarnaast zijn er in december 2019 ruim 21.000 Nederlands ingezetenen van Surinaamse afkomst, die de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt en die in de laatste jaren van de hierboven genoemde periode één of meerdere jaren geen AOW hebben opgebouwd, aangezien de AOW over een periode van 50 jaar voorafgaand aan de AOW-gerechtigde leeftijd wordt opgebouwd (in 2020 gaat het om de periode van 1970 tot 1975).

2.

Hoeveel van de Surinaamse Nederlanders, die in Nederland wonen en geen AOW opgebouwd hebben tussen 1957 en 1975, hebben tweede pijlerpensioen opgebouwd of ontvangt pensioen uit het buitenland? En welk aandeel heeft recht op een AIO-uitkering?

Van de ruim 28.000 in Nederland wonende huishoudens met AOW-gerechtigden van Surinaamse afkomst hebben circa 7.300 huishoudens een AIO-uitkering en is er volgens schattingen van de Algemene Rekenkamer een niet-gebruik van ruim 2.500 huishoudens (zie pagina 33 van het rapport). Wie geen recht op AIO heeft, heeft voldoende andere middelen in de vorm van tweede pijlerpensioen, pensioen uit het buitenland of andere inkomsten- of vermogensbronnen om in de noodzakelijke kosten van bestaan te kunnen voorzien. De samenstelling van die middelen is echter niet bekend.

3.

Hoeveel van de Antilliaanse Nederlanders in Nederland hebben ook recht op de AOV voor de jaren dat zij op de Nederlandse Antillen hebben gewoond? Hoe hoog is het gemiddelde opgebouwde AOV-recht van deze groep? Welk deel van deze groep zou alsnog in aanmerking komen voor de AIO?

Er zijn in december 2019 9.500 (9.000 huishoudens) in Nederland wonende AOW-gerechtigden van Antilliaanse afkomst met een onvolledige AOW-opbouw. Het is aannemelijk dat deze personen in de periode waarin geen AOW is opgebouwd wel AOV is opgebouwd, voor zover zij in de periode op de Antillen hebben gewoond en/of gewerkt. Of deze personen in aanmerking komen voor AIO hangt af van hun totale inkomen (AOW, evt. AOV en andere inkomstenbronnen) en vermogen. In totaal ontvangen circa 2.200 huishoudens met een Antilliaanse afkomst AIO. De Algemene Rekenkamer schat het niet-gebruik van de AIO onder AOW-gerechtigden van Antilliaanse afkomst op iets meer dan 1.000 huishoudens (zie pagina 33 van het rapport). Er is op dit moment geen totaaloverzicht van hoeveel Antillianen in Nederland recht op AOV vanuit de Antillen hebben en hoe hoog dat is.

4.

Hoeveel mensen komen er niet in aanmerking voor de AIO, omdat zij vermogen hebben in het buitenland dat zij niet kunnen liquideren?

Het is niet te achterhalen hoeveel mensen niet in aanmerking zouden komen voor de AIO omdat zij vermogen hebben in het buitenland dat zij niet kunnen liquideren. Dit zijn geen kenmerken die geregistreerd worden.

5.

Bestaat er nu gegevensuitwisseling tussen de Belastingdienst en de SVB die als proportioneel beschreven zou worden?

In het kader van de uitvoering van de AIO beschikt de SVB over inkomens- en vermogensgegevens om de aanvraag AIO te kunnen beoordelen en de hoogte van de AIO-uitkering juist vast te stellen. Voor het tegengaan van het niet-gebruik is dit een voorbeeld van gegevensuitwisseling, waarvan het nuttig kan zijn om deze uit te breiden naar groepen AOW’ers die (nog) geen AIO-aanvraag hebben ingediend, maar die daar wel potentieel recht op zouden kunnen hebben. Samen met de SVB bekijken wij of en op welke manier een dergelijke uitbreiding van gegevensuitwisseling op een proportionele manier binnen het kader van het privacy recht vorm kan worden gegeven.

6.

Op welke wijze toetsen gemeentes of ouderen met lage inkomens die gebruik willen maken van gemeentelijke regelingen, (kunnen) behoren tot de groep niet-gebruikers van ouderdomsregelingen?

Er is geen centrale registratie van de wijze waarop gemeenten toetsen of ouderen die gebruik willen maken van gemeentelijke regelingen (kunnen) behoren tot de groep niet-gebruikers van ouderdomsregelingen. Voor zover zij voor de toepassing van de regelingen inkomensgegevens mogen verwerken, kunnen gemeenten in principe aan bijvoorbeeld de hoogte van het inkomen zien of deze ouderen (kunnen) behoren tot de groep niet-gebruikers van de AIO. Zij kunnen in die gevallen ouderen wijzen op de mogelijkheden van de AIO en doorverwijzen naar de SVB. De SVB werkt op dit punt al samen met verschillende gemeenten om niet-gebruik tegen te gaan.

De SVB voert samen met een aantal gemeentes een pilot uit, waarin de gemeenten 2 maanden vóór het bereiken van de AOW-pensioengerechtigde leeftijd een exitgesprek voeren met de klant die een bijstandsuitkering ontvangt. De klant neemt de AOW-beschikking mee naar dit gesprek. Als er sprake is van een gekort AOW-pensioen of geen recht op AOW-toeslag vult de medewerker van de gemeente samen met de klant de AIO-check van de SVB in. Indien er (mogelijk) recht is op AIO ontvangt de SVB vanuit de AIO-check automatisch een signaal en bevordert een aanvraag AIO naar de klant. Bij de gemeente Amsterdam loopt een pilot waarbij de SVB en gemeente gezamenlijk voorlichtingsbijeenkomsten AIO organiseren voor klanten die uit de Participatiewet uitstromen. Tevens voeren SVB en gemeente Amsterdam tezamen met de potentiële AIO-gerechtigde een gesprek waarin de SVB-medewerker het aanvraagproces AIO tezamen met de klant in gang zet. Afhankelijk van de resultaten kan dit worden uitgerold naar andere gemeenten.

7.

In hoeverre krijgen ouderen met lage inkomens die (kunnen) behoren tot de groep niet-gebruikers van de ouderdomsregelingen, nu inkomenstegemoetkomingen uit gemeentelijke regelingen?

Ouderen met lage inkomens die (kunnen) behoren tot de niet-gebruikers van de ouderdomsregelingen kunnen een beroep doen op gemeentelijke regelingen (en nog steeds potentieel recht op AIO hebben), maar het is niet bekend hoeveel dat voorkomt. Er bestaat geen centrale registratie van het beroep op gemeentelijke regelingen. Voor wat betreft de bijzondere bijstand wordt nu onderzocht of daarover gegevens over de verstrekking aan ouderen ontsloten kunnen worden en of dit mee kan lopen in het onderzoek naar de achtergronden van het niet-gebruik van de AIO, dat het CBS in opdracht van SZW in samenwerking met de SVB is gestart. De resultaten daarvan worden halverwege 2020 verwacht.

Naar boven