Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 februari 2020
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft mij bij brief van 22 januari
jl. verzocht schriftelijk te reageren op de brief van Schoemaker Advocaten van 8 januari
jl., namens Stichting HoogOverijssel en SATL. Deze brief is inmiddels beantwoord.
Van deze gelegenheid maak ik eveneens gebruik om u over het volgende te informeren.
Naar aanleiding van vragen van het lid Bruins (ChristenUnie) over het bericht «Actiegroepen
tegen laagvliegen willen wel, maar kunnen niet naar de rechter» heb ik u geïnformeerd
dat de Europese Commissie (verder: Commissie) enkele vragen had gesteld over de toepassing
van de mer-richtlijn. Ik heb u die correspondentie vertrouwelijk ter inzage aangeboden
alsmede toen de Commissie geraadpleegd over openbaarmaking ervan (Aanhangsel Handelingen
II 2018/19, nr. 2394). Op 29 mei 2019 heb ik u laten weten dat de Commissie niet kon instemmen met het
openbaar maken van de correspondentie in deze toen nog lopende procedure (Kamerstuk
29 383, nr. 325). Inmiddels is op 26 november 2019 bekend geworden dat de Commissie het antwoord
van de Nederlandse regering op die vragen op basis van de beschikbare informatie heeft
aanvaard. De Commissie heeft daarom deze zogeheten EU Pilot procedure gesloten. De
Commissie was deze procedure gestart naar aanleiding van een klacht over de kosten
van een procedure bij een civiele rechtbank.
Bij de sluiting van de EU Pilot plaatste de Commissie ook enkele opmerkingen. De Commissie
merkt op dat deze sluiting niet er aan in de weg staat dat de Commissiediensten hun
standpunt wijzigen indien zich nieuwe ontwikkelingen of elementen voordoen. Ook geeft
de Commissie aan dat de kosten van deskundigen die door de burgerlijke rechter worden
aangewezen, buitensporig hoog kunnen worden indien, in de praktijk, die kosten daadwerkelijk
gedragen worden door de burger of ngo die de rechtszaak heeft opgestart. De Commissie
verwacht daarom dat de Nederlandse autoriteiten oplettend blijven en ervoor zullen
zorgen dat de kosten van een civiele procedure niet buitensporig hoog worden en ervoor
zullen zorgen dat voldaan wordt aan de mer-richtlijn.
Omdat het lid Bruins eerder verzocht om het delen van deze correspondentie, heb ik
de Commissie na kennisneming van deze sluiting opnieuw geraadpleegd over openbaarmaking.
De Commissie heeft laten weten geen bezwaar te hebben tegen openbaarmaking van de
stukken in deze specifieke afgeronde procedure. In de bijlage treft u deze stukken
aan1.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga