29 383 Regelgeving Ruimtelijke Ordening en Milieu

Nr. 342 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 februari 2020

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft mij bij brief van 22 januari jl. verzocht schriftelijk te reageren op de brief van Schoemaker Advocaten van 8 januari jl., namens Stichting HoogOverijssel en SATL. Deze brief is inmiddels beantwoord.

Van deze gelegenheid maak ik eveneens gebruik om u over het volgende te informeren. Naar aanleiding van vragen van het lid Bruins (ChristenUnie) over het bericht «Actiegroepen tegen laagvliegen willen wel, maar kunnen niet naar de rechter» heb ik u geïnformeerd dat de Europese Commissie (verder: Commissie) enkele vragen had gesteld over de toepassing van de mer-richtlijn. Ik heb u die correspondentie vertrouwelijk ter inzage aangeboden alsmede toen de Commissie geraadpleegd over openbaarmaking ervan (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 2394). Op 29 mei 2019 heb ik u laten weten dat de Commissie niet kon instemmen met het openbaar maken van de correspondentie in deze toen nog lopende procedure (Kamerstuk 29 383, nr. 325). Inmiddels is op 26 november 2019 bekend geworden dat de Commissie het antwoord van de Nederlandse regering op die vragen op basis van de beschikbare informatie heeft aanvaard. De Commissie heeft daarom deze zogeheten EU Pilot procedure gesloten. De Commissie was deze procedure gestart naar aanleiding van een klacht over de kosten van een procedure bij een civiele rechtbank.

Bij de sluiting van de EU Pilot plaatste de Commissie ook enkele opmerkingen. De Commissie merkt op dat deze sluiting niet er aan in de weg staat dat de Commissiediensten hun standpunt wijzigen indien zich nieuwe ontwikkelingen of elementen voordoen. Ook geeft de Commissie aan dat de kosten van deskundigen die door de burgerlijke rechter worden aangewezen, buitensporig hoog kunnen worden indien, in de praktijk, die kosten daadwerkelijk gedragen worden door de burger of ngo die de rechtszaak heeft opgestart. De Commissie verwacht daarom dat de Nederlandse autoriteiten oplettend blijven en ervoor zullen zorgen dat de kosten van een civiele procedure niet buitensporig hoog worden en ervoor zullen zorgen dat voldaan wordt aan de mer-richtlijn.

Omdat het lid Bruins eerder verzocht om het delen van deze correspondentie, heb ik de Commissie na kennisneming van deze sluiting opnieuw geraadpleegd over openbaarmaking. De Commissie heeft laten weten geen bezwaar te hebben tegen openbaarmaking van de stukken in deze specifieke afgeronde procedure. In de bijlage treft u deze stukken aan1.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven