29 383 Regelgeving Ruimtelijke Ordening en Milieu

Nr. 325 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 mei 2019

De vaste Kamercommissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft mij op 14 maart 2019 verzocht om een schriftelijke reactie inclusief toelichting op de berichtgeving dat de Nederlandse milieueffectbeoordelingswetgeving niet zou voldoen aan de Europese eisen hierover, alsmede de stukken van de Europese Commissie waarin zij haar bezwaren in dezen uit.

Bij brief van 24 april 2019 (Kamerstuk 29 383, nr. 320) heb ik u meegedeeld dat ik de procedure in gang heb gezet om de Europese Commissie te raadplegen over het toesturen van de ingebrekestelling aan de Tweede Kamer. Daarnaast heb ik uw Kamer op een vraag van het lid Bruins op 30 april 2019 (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 2394) geantwoord dat de Europese Commissie Nederland enkele vragen heeft gesteld over de toepassing van artikel 11 van de mer-richtlijn en dat ik de Europese Commissie ook zal raadplegen over het toesturen van deze correspondentie aan de Tweede Kamer.

De ingebrekestelling, het voorgenomen antwoord daarop en bovengenoemde correspondentie zijn vervolgens voor vertrouwelijke inzage aan uw Kamer aangeboden.

Het antwoord van de Europese Commissie op het verzoek om raadpleging heb ik 9 mei 2019 ontvangen. Met deze brief geef ik gevolg aan mijn toezegging in de brief van 24 april 2019 om u te informeren over het antwoord van de Europese Commissie.

Uit het antwoord blijkt dat de Europese Commissie er niet mee kan instemmen dat de stukken met betrekking tot de ingebrekestelling en bovengenoemde correspondentie openbaar worden gemaakt.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven