29 325 Maatschappelijke Opvang

Nr. 126 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 december 2020

In tijden van crisis is goede ondersteuning van kwetsbare mensen belangrijker dan ooit. Professionals, vrijwilligers en mantelzorgers hebben de aflopen maanden alles uit de kast getrokken om de mensen te helpen die beschermd wonen of dak- of thuisloos zijn. Sommige maatregelen en verbeterinitiatieven zijn in een stroomversnelling gekomen, zoals het plaatsen van flexwoningen voor dak- en thuisloze mensen. Het is belangrijk dat wij de creativiteit vasthouden om daar waar nodig versneld tot oplossingen te komen. Op deze manier kunnen we kwetsbare mensen de ondersteuning bieden die zij juist nu zo hard nodig hebben.

Kernpunten van deze brief

In deze voortgangsrapportage ga ik nader in op de volgende punten:

  • De aanpak van dakloosheid

    • Het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren

    • Een (t)huis, een toekomst

    • Inzicht in de voortgang

    • (Re)migrantengezinnen met de Nederlandse nationaliteit

  • Voortgang implementatie advies commissie Dannenberg

    • Uitkomsten bestuurlijk overleg

    • Onderzoek naar het specialistisch beschermd wonen

  • Overig

    • Landelijke toegankelijkheid

De aanpak van dakloosheid

Volgens de laatste schatting van het CBS in 2019 telde ons land op 1 januari 2018 bijna 40.000 dak- en thuisloze mensen. Deze mensen hebben geen (t)huis waar zij zich kunnen terugtrekken en zich veilig kunnen voelen. In een welvarend land als Nederland is dat onacceptabel. Daarom heb ik verschillende trajecten in gang gezet om dakloosheid aan te pakken. Onderstaand ga ik in op de voortgang van deze trajecten.

Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren

Samen met 14 pilotgemeenten, andere ministeries en tal van maatschappelijke organisaties hebben we met het actieprogramma een gezamenlijke ambitie gesteld: eind 2021 een forse vermindering van het aantal dak- en thuisloze jongeren en een continu verbeterende uitvoeringspraktijk. Met de 14 pilotgemeenten hebben we de ambitie om het aantal dak- en thuisloze jongeren met 100% terug te dringen. Dat komt erop neer dat geen enkele jongere langer dan 3 maanden in de opvang verblijft. Het realiseren van meer regie, integraliteit en continuïteit in de hulp en ondersteuning van jongeren kan niet worden gerealiseerd zonder betrokkenheid vanuit andere beleidsdomeinen. Zowel binnen het Rijk, als binnen gemeenten dient daarom over de beleidsterreinen jeugd, veiligheid, werk en inkomen, wonen en onderwijs heen te worden samengewerkt. Alleen dan kunnen we de doelstelling van het Actieprogramma behalen. Ik constateer dat er ongelooflijk veel en goed werk wordt verricht om de integraliteit van de ondersteuning rondom de jongeren te realiseren, zodat zij weer perspectief hebben op een toekomst. Er is grote actiebereidheid en commitment bij gemeenten en samenwerkingspartners. Tegelijkertijd is er nog erg veel werk te verzetten. Zeker gezien de huidige coronacrisis is de urgentie van de doelstellingen van het actieprogramma actueler dan ooit.

Onderstaand ga ik nader in op de voortgang op de verschillende onderdelen van het actieprogramma. In de bijlage bij deze brief is de geactualiseerde actieagenda opgenomen met daarin de prioriteiten voor de eerste helft van 20211.

Verhalen in beeld

Dit actieprogramma kenmerkt zich door een benadering vanuit vertrouwen. Het perspectief van de jongeren is leidend bij de ondersteuning die zij ontvangen op de verschillende levensgebieden. Ik vind het belangrijk om in aanvulling op de kwantitatieve monitor verhalen over initiatieven en werkwijzen in het land in beeld te brengen. Achter ieder getal schuilt immers een verhaal. Dat kan een verhaal zijn vanuit het perspectief van de jongere, maar ook vanuit de professional, hulporganisatie of vanuit de gemeente. Door deze op te tekenen wordt enerzijds beter inzichtelijk wat zoal aan activiteiten en innovatie plaats vindt op de 5 actielijnen van het Actieprogramma: 1. Preventie, nazorg en regie; 2. Financiële bestaanszekerheid; 3. Persoonlijke ontwikkeling en scholing, 4. Opvang en wonen, 5. Helpende regels. Anderzijds dienen de verhalen en werkwijzen als inspiratie voor andere gemeenten en maatschappelijke organisaties die ook aan de slag zijn of willen gaan met de doelgroep jongvolwassenen. Alle verhalen die worden verzameld, zijn gebundeld in een online magazine, dat te vinden is via www.iedereenondereendak.nl/magazine. In volgende edities van dit online magazine zullen naast verhalen over jongeren ook verhalen vanuit het programma «Een (t)huis, een toekomst» in beeld worden gebracht.

Jongerenpanel

Een belangrijke pijler van het Actieprogramma is dat de ervaringen en ideeën van jongeren worden meegenomen in het realiseren van de ambities van het Actieprogramma. Het Jongerenpanel (bestaande uit acht ervaringsdeskundige jongeren) laat de stem van jongeren horen en geeft gevraagd en ongevraagd advies2. Zo denken de jongeren actief mee in de ontwikkeling van de functie van jongerenregisseur, goede informatievoorziening voor jongeren, de overgang van 18- naar 18+ en het verkrijgen van een briefadres. Ook denken zij mee over de lokale borging van participatie van jongeren in beleid, in organisaties en bij instellingen. Ik ervaar de inbreng van deze ervaringsdeskundige jongeren als zeer waardevol en streef ernaar de kennis en ervaring van deze jongeren ook in de toekomst te benutten.

Jongerenregisseur

Eén van de zaken die steevast door ervaringsdeskundige jongeren wordt genoemd als randvoorwaarde voor efficiëntere en betere ondersteuning, is het regelen van een vaste contactpersoon die de regie houdt op de ondersteuning. Vrijwel altijd hebben dak- en thuisloze jongeren te maken met meervoudige problematiek, die meerdere leefgebieden beslaat. In de 14 pilotgemeenten is de afgelopen periode hard gewerkt om het vraagstuk «regie» voor deze doelgroep beter te organiseren. Ik zie het als zeer positief resultaat van het Actieprogramma dat elk van de 14 pilotgemeenten aan de slag is met het beter organiseren en verbeteren van regie. Het Jongerenpanel heeft een praktijktoets gedaan bij alle pilotgemeenten en kwam met aanbevelingen waarmee deze gemeenten aan de slag kunnen.3 Door deze praktijktoetsen is inzicht verkregen in hoe de pilotgemeenten de regie rondom hulpverlening aan (dreigend) dak- en thuisloze jongeren invullen, alsook in de knelpunten en dilemma’s die gemeenten ervaren. De goede voorbeelden van de invulling van deze regie worden ingezet om ook andere gemeenten te inspireren.

Verbeterde overgang van 18- naar 18+ ter voorkoming van dakloosheid

Sinds 2018 zijn tal van landelijke initiatieven genomen die moeten bijdragen aan een soepele overgang voor jongeren die uitstromen uit jeugdzorg. Vanuit het programma Zorg voor de Jeugd richt een aparte actielijn zich op de doelgroep kwetsbare jongeren die 18 jaar worden. Het gaat voor deze jongeren niet alleen om zorg. Daarom is de aanpak 16–27 van het programma Zorg voor de Jeugd een integrale aanpak; toekomstgericht op werk, school, een woning, schulden, netwerk en eventueel zorg die nodig is. Ook zijn inmiddels financiële middelen beschikbaar gesteld om jongeren langer in pleegzorg en gezinshuizen te laten blijven. Niettemin komt nog altijd 60 à 70% van de dak- en thuisloze jongeren uit de jeugdzorg. Als het gaat om preventie van dakloosheid onder jongeren, is het investeren in goede voorbereiding op volwassenheid en een goed begeleide uitstroom uit jeugdzorg van essentieel belang. Het Halsemarapport over de sociale impact van de Coronacrisis heeft nog eens extra aanleiding gegeven voor een krachtige impuls aan een verbeterde doorlopende zorglijn voor jongeren die bij het 18e jaar de jeugdzorg verlaten. Het Actieprogramma is daarom in samenwerking met de aanpak 16–27 van het Programma Zorg voor de Jeugd, Instituut voor Publieke Waarden en het Nederlands Jeugdinstituut dit najaar met de gemeenten Dordrecht en Groningen aan de slag gegaan om een pilot persoonsgerichte aanpak op te zetten. Hierbij wordt iedere jongere die uitstroomt uit jeugdzorg met verblijf pas «losgelaten» als op alle leefgebieden voldoende stappen zijn gezet. De geleerde lessen uit deze pilots worden betrokken bij de lessen die opgehaald worden in de aanpak toekomstgericht werken. Hiermee wordt invulling gegeven aan de motie van de leden Westerveld en Renkema.4 De werkzame elementen worden vastgelegd en actief gedeeld met andere gemeenten en regio’s, zodat deze kunnen worden opgeschaald. Hiervoor benut ik o.a. de platforms www.iedereenondereendak.nl en www.16–27.nl.

Maatwerk in de Participatiewet

Eén van de actielijnen in het actieprogramma is «Helpende regels». Regels, of de uitvoering daarvan, mogen adequate ondersteuning aan jongeren niet belemmeren. Waar dit wel zo wordt ervaren, worden de 14 pilotgemeenten ondersteund, bijvoorbeeld bij het bieden van maatwerk binnen de Participatiewet. Het afgelopen half jaar is een handreiking tot stand gekomen die de mogelijkheden van maatwerk verheldert en onder de aandacht brengt van de mensen in de uitvoering die met jongeren werken.5 Uw Kamer is hier op 6 november jl. nader over geïnformeerd door de Staatssecretaris van SZW.6 In deze kabinetsreactie is aangegeven dat het tot de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van gemeenten behoort om maatwerk te bieden, zeker als het gaat om de meest kwetsbare mensen in onze samenleving. De handreiking gaat in op maatwerk met betrekking tot de vier weken zoektermijn voor jongeren tot 27 jaar, de jongerennorm tot 21 jaar en de kostendelersnorm. Daarnaast is communicatiemateriaal ontwikkeld voor jongeren en hun ouders over bijvoorbeeld de kostendelersnorm. Deze communicatie is verspreid via het netwerk van Divosa en te vinden op de website van Divosa. De afgelopen periode zijn mensen vanuit uitvoering en beleid van de 14 pilotgemeenten in bijeenkomsten voorzien van handvatten om maatwerk uit deze handreiking te gebruiken, zodat (dreigend) dak- en thuisloze jongeren merkbaar verschil ervaren. Het is de bedoeling ook gemeenten buiten het Actieprogramma toe te rusten op het aanbieden van maatwerk voor deze groep jongvolwassenen. De eerste bijeenkomst in dat kader vond op 17 december jl. plaats. Begin 2021 volgen meer bijeenkomsten.

LHBTI-jongeren

De afgelopen periode ben ik aan de slag gegaan met de uitkomsten van het onderzoek van Movisie dat zich richtte zich op behoeften van dak- en thuisloze jongeren met een LHBTI-achtergrond en professionals die deze jongeren begeleiden. Onderstaand licht ik de acties nader toe, waarmee ik tevens invulling geef aan de moties van de leden Regterschot en El Yassini, van de leden El Yassini en Regterschot en van de leden Van den Hul en Bergkamp die de regering oproepen tot een plan te komen voor de opvang van dak- en thuisloze LHBTI-jongeren en daarin specifieke elementen mee te nemen.7

  • LHBTI-jongeren hebben behoefte aan meer privacy en veiligheid in de opvang. Dit is mogelijk door in de opvang gebruik te maken van 1- en 2-persoonskamers. Dit is onderdeel van Een (t)huis, een toekomst, waar ik later in deze brief nader op zal ingaan.

  • Qpido heeft de training «LHBTIQ+ sensitief en inclusief werken voor jeugdhulpprofessionals» ontwikkeld voor medewerkers in de jeugdzorg, jeugdpsychiatrie, jeugdbescherming, jeugdreclassering en pleegzorg.

  • Er is een richtlijn «Seksuele Ontwikkeling» opgesteld voor professionals in het bredere jeugdveld, die verplicht is voor SKJ-geregistreerde jeugdprofessionals.8 Deze richtlijn bevat ook werkkaarten voor professionals om het thema seksuele ontwikkeling bespreekbaar te maken met jongeren en hun ouders.

  • De Alliantie Gezondheidszorg op Maat ontwikkelt samen met OCW online materiaal voor professionals die met jeugdigen werken (onderwijs, zorg en welzijn). De verwachting is dat begin 2021 dit materiaal voor jeugdprofessionals beschikbaar is.

  • Daarnaast werkt Movisie samen met maatschappelijke opvang organisaties aan het verder ontwikkelen en stimuleren van LHBTI-sensitieve begeleiding in de opvang en vindbaarheid van LHBTI-sensitieve ondersteuning. Hiertoe worden trainingen en factsheets voor professionals ontwikkeld.

  • Zoals uit bovenstaande opsomming blijkt, worden de verschillende maatregelen die nodig zijn om dak- en thuisloze LHBTI-jongeren goed te helpen, vanuit verschillende trajecten opgepakt. De elementen samen vormen het plan waarmee we beter in de behoeften van deze jongeren kunnen voorzien.

Wonen

Op het terrein van wonen zijn diverse goede voorbeelden zichtbaar. Ik noem er enkele. In Rotterdam is met corporaties afgesproken dat in 2021 en 2022 driekwart van de nieuwe woonvoorraad wordt toegekend aan jongeren. In Alkmaar heeft het zogenoemde team 16+, bestaande uit jongerenregisseurs, inmiddels 50 jongeren vanaf hun 16e jaar begeleid, om problemen op meerdere leefgebieden het hoofd te bieden. In Leiden krijgen 10 jongeren op twee kleinschalige locaties een tweejarige training om zelfstandig te kunnen wonen. Jongeren stromen in vanuit jeugdhulp, maatschappelijke opvang of de wachtlijst voor beschermd wonen.

In de paragraaf Een (t)huis, een toekomst ga ik nader in op de maatregelen die in gang zijn gezet om niet alleen voor jongeren, maar ook voor andere dak- en thuisloze mensen huisvesting te realiseren.

Een (t)huis, een toekomst

De ambitie van dit kabinet is om dak- en thuisloosheid zoveel mogelijk te voorkomen en ervoor te zorgen dat niemand op straat hoeft te slapen. Om dak- en thuisloosheid de komende jaren fors terug te dringen heeft het kabinet voor de jaren 2020 en 2021 een financiële impuls beschikbaar gesteld van 200 miljoen euro. In Een (t)huis, een toekomst staat het bieden van perspectief en een zo zelfstandig mogelijke passende woonplek met maatwerk-begeleiding aan (dreigend) dak- en thuisloze mensen centraal. Alleen als er echt geen andere mogelijkheid is, verblijven mensen in de maatschappelijke opvang, idealiter niet langer dan drie maanden. De opvang organiseren we kleinschaliger en kwalitatief beter, o.a. door – waar mogelijk – slaapzalen om te bouwen tot één of tweepersoonskamers en opvang in de wijk te realiseren. De aanpak van dakloosheid is vanwege de coronacrisis alleen maar urgenter geworden. Een (t)huis, een toekomst vormt een goede basis voor toekomstbestendig beleid.

Alle centrumgemeenten hebben regionale plannen opgesteld waarmee zij invulling geven aan de doelen van Een (t)huis, een toekomst, aansluitend op de regionale uitdagingen en behoeften. In de zomer van 2020 zijn 21 van de 43 centrumgemeenten van start gegaan met de uitvoering van deze plannen. In de tweede helft van 2020 heb ik ook de regionale plannen van de overige 22 centrumgemeenten ontvangen die in januari 2021 van start zullen gaan. De centrumgemeenten pakken in samenwerking met andere partijen hun verantwoordelijkheid op, waardoor mooie initiatieven ontstaan en resultaten worden behaald. Onderstaand ga ik nader in op de voortgang op de verschillende doelstellingen van de aanpak.

Thema 1: Preventie

  • Alle gemeenten hebben beleid geformuleerd op het gebied van de preventie en vroegsignalering van schulden om huisuitzettingen te voorkomen.

  • Alle gemeenten zetten in op preventie van dak- en thuisloosheid.

  • Alle gemeenten voorkomen dat dak- en thuisloosheid plaatsvindt na uitstroom uit een institutie.

Brede Schuldenaanpak

Van alle mensen die jaarlijks een beroep doen op de maatschappelijke opvang heeft 90% schulden. Dit is vanwege multiproblematiek vaak moeilijk op te lossen. Binnen de Brede Schuldenaanpak is aandacht voor hulpverlening aan mensen die niet vanzelfsprekend passen in het reguliere schuldhulpverleningsproces.9 In september informeerde de Staatssecretaris van SZW uw Kamer reeds over de noodzakelijke intensivering van de armoede- en schuldenaanpak om de toename van schulden en armoede als gevolg van de coronacrisis het hoofd te kunnen bieden.10

De Ministeries van VWS en SZW werken samen met diverse landelijke partijen aan specifieke acties voor deze doelgroep. Bijvoorbeeld het digitaliseren en uitbreiden van het cursusaanbod «Eerste Hulp Bij Administratie» voor Wmo-hulpverleners waarvoor veel animo is.

Ook in de samenwerking tussen publieke- en private partijen zie ik mooie ontwikkelingen. Een goed voorbeeld is SchuldenlabNL dat steeds meer gemeenten laat aansluiten op één of meerdere van de bewezen effectieve aanpakken, zoals het Jongerenperspectieffonds.11 Dit fonds helpt jongeren die zijn vastgelopen in de schuldenproblematiek, waaronder ook jonge dak- en thuislozen. Het Ministerie van VWS wil samen met gemeenten en onder andere SchuldenlabNL kijken naar nog meer effectieve aanpakken en potentiële «gamechangers» die we in beeld kunnen brengen, kunnen uitwerken en delen met gemeenten.

Voorkomen van huisuitzettingen

Mensen met problematische schulden zoeken lang niet altijd hulp of pas als de problemen heel groot zijn. In het ergste geval kan dit bijvoorbeeld tot gedwongen huisuitzettingen leiden. Dit wil het kabinet voorkomen. De wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening regelt dat schuldhulpverleners uit eigen beweging een intakegesprek aanbieden.12 Dat doen zij op basis van een signaal over betalingsachterstanden van verhuurders, leveranciers van energie en water en zorgverzekeraars. Deze schuldeisers geven een signaal als hun eigen inspanningen, zoals een betalingsregeling aanbieden en persoonlijk contact zoeken, de betalingsachterstanden niet oplossen. Op 10 november j.l. ondertekenden NVVK, de VNG en de koepels Energie Nederland, Zorgverzekeraars Nederland, Vewin en Aedes het Landelijk Convenant Vroegsignalering. Hierin staan praktische afspraken over de werkwijze rond vroegsignalering. Inmiddels hebben 130 gemeenten aangegeven zich bij het convenant aan te sluiten.13 De wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening treedt op 1 januari 2021 in werking.

In verband met corona heeft het kabinet daarnaast met verhuurderorganisaties een gezamenlijk statement opgesteld over het voorkomen van huisuitzettingen, dat partijen in het najaar samen met de VNG hebben hernieuwd. Hiermee wil het kabinet voorkomen dat huurders tijdens de corona-crisis op straat belanden.14

Preventie Alliantie

De Preventie Alliantie, bestaande uit een breed scala van experts op het terrein van dak- en thuisloosheid, is op 14 december jl. gelanceerd. De Preventie Alliantie gaat gemeenten ondersteunen bij het ontwikkelen en uitvoeren van hun gemeentelijk preventiebeleid rondom dak- en thuisloosheid. Dit doet zij door o.a. masterclasses te organiseren voor professionals, een zelfscan te ontwikkelen die gemeenten kunnen gebruiken om het preventiebeleid onder de loep te nemen en door een kennisbank aan te leggen met wetenschappelijke inzichten die gemeenten kunnen helpen om het beleid slimmer te organiseren. De Preventie Alliantie zal deze kennis toegankelijk maken door het ontwikkelen van handreikingen, infographics en ander materiaal. De Preventie Alliantie is dit najaar in Eindhoven, Breda en Den Bosch gestart met een pilot voor de zelfscan die zij vervolgens in overleg met de VNG aan alle gemeenten beschikbaar stelt.

Boegbeelden

Op 3 november jl. zijn de boegbeelden Leen van Dijke en Bert Frings officieel van start gegaan. Zij hebben aan de hand van o.a. de regioplannen met meerdere gemeenten en corporaties verkennende gesprekken gevoerd. De komende periode gaan zij met regiogemeenten in gesprek. Dat moet leiden tot een grotere betrokkenheid van regiogemeenten bij het voorkomen van dak- en thuisloosheid en het méér opvangen en huisvesten van dak- en thuisloze mensen in de regio. Ook voeren zij gesprekken met corporaties en andere betrokkenen over het realiseren of beschikbaar stellen van woonplekken voor dak- en thuisloze mensen. De boegbeelden ambiëren een cultuurverandering op lokaal niveau te bewerkstelligen om de transitie «van opvang naar wonen» te kunnen maken en zetten hun kennis, netwerk en ervaring in om voor de benodigde «doorbraak» te zorgen. De ondersteuning vanuit de boegbeelden aan de centrumgemeenten wordt de komende tijd verder vormgegeven.

Subsidie burgerinitiatieven

Diverse partijen dragen door acties en maatregelen bij aan het verminderen dan wel voorkomen van het aantal dak- en thuisloze mensen. In 2021 gaat de subsidieronde voor lokale initiatieven via ZonMW van start, gericht op acceptatie in de wijk en het tegengaan van stigmatisering van dak- en thuisloze mensen. De kortlopende projecten moeten bijdragen aan het verhogen van het persoonlijk, lichamelijk, psychisch en/of sociale welzijn van kwetsbare (dreigende) dak- en thuisloze mensen.

Uitstroom uit instituties

Ik zet in op het voorkomen van dak- en thuisloosheid na uitstroom uit instituties, zoals de jeugdzorg, ggz-instellingen en na detentie. Dit doe ik onder andere door aan te sluiten bij bestaande trajecten, zoals het bestuurlijk akkoord tussen DJI, reclassering en gemeenten met de titel «Kansen bieden voor re-integratie» dat tot doel heeft ex-gedetineerden succesvol te laten terugkeren in de samenleving en de «Werkwijzer medisch noodzakelijk verblijf ggz» dat uitvoering geeft aan de aanbevelingen van het Zorginstituut. Zoals eerder benoemd zet ik samen met het programma Zorg voor de Jeugd, het instituut voor Publieke Waarden en het Nederlands Jeugdinstituut in op het verbeteren van een verbeterde doorlopende zorglijn voor jongeren die op hun 18e de jeugdzorg verlaten door het starten van twee pilots in Dordrecht en Groningen. Tot slot zal de eerder genoemde Preventie Alliantie gemeenten ondersteunen in het ontwikkelen en uitvoeren van preventiebeleid gericht op de uitstroom van instituties. Producten en diensten van de Preventie Alliantie die gemeenten helpen bij de vorming van beleid worden in de loop van 2021 beschikbaar gesteld. Hiermee geef ik ook invulling aan de motie van het lid Peters c.s.15

Thema 2: Vernieuwing van de opvang

  • Alle centrumgemeenten realiseren succesvolle uitstroom naar een passende woonplek.

  • Alle regio’s zetten in op de kwaliteit en kleinschaligheid van de maatschappelijke (nacht)opvang.

Het is belangrijk dat dak- en thuisloze mensen zo snel mogelijk een eigen passende woonplek hebben, zodat zij aan hun herstel kunnen gaan werken. Daar waar opvang toch noodzakelijk is, moet deze kleinschalig zijn en van kwalitatief hoog niveau. In de plannen van gemeenten staan hiervoor diverse goede initiatieven, van opvang in de wijk tot het verminderen van slaapzalen en het investeren in één of tweepersoonskamers.

Om centrum- en regiogemeenten aan te moedigen en te ondersteunen bij de uitvoering van deze doelen is een projectgroep Vernieuwen Opvang opgericht, bestaande uit leden van Valente, VNG, Aedes, Stichting Werkplaats COMO, het Jongerenpanel en VWS.

Thema 3: Wonen met begeleiding

  • Gemeenten pakken dak- en thuisloosheid aan op basis van het principe «wonen eerst». De gezamenlijke ambitie is om eind 2021 10.000 extra tijdelijke of permanente woonplekken te realiseren met de benodigde (ambulante) begeleiding voor (dreigend) dak- en thuisloze mensen.

  • Alle gemeenten hebben eind 2021 (aangescherpte) prestatieafspraken gemaakt met woningcorporaties en huurdersorganisaties over het aantal extra te realiseren woonplekken voor (dreigend) dak- en thuisloze mensen.

In Een (t)huis, een toekomst is een huisvestingsstrategie opgenomen voor de realisatie van extra woonplekken. Deze woonplekken kunnen gemeenten realiseren door nieuwbouw, transformatie, woningdelen en woonruimten met voorrang toe te wijzen aan dak- en thuisloze mensen. Op 3 juni jl. meldde ik uw Kamer de ambitie om uiterlijk eind 2021 10.000 extra woonplekken voor dak- en thuisloze mensen te realiseren. De verwachting was dat:

  • gemeenten met hun plannen met aanvullende maatregelen 4.000 extra woonplekken realiseren;

  • VNG en Aedes 3.000 flexwoningen voor de doelgroep bouwen en aan hen toewijzen.

Om partijen in staat te stellen de resterende 3.000 extra woonplekken te realiseren, treft het Rijk verschillende maatregelen die de financiële haalbaarheid van huisvesting voor dak- en thuisloze mensen vergroten.

Inmiddels valt uit de regionale plannen van gemeenten op te maken dat zij voor dak- en thuisloze mensen in 2020 en 2021 ongeveer 4.500 extra woonplekken gaan realiseren. Dit zijn er 500 meer dan in juni 2020 beoogd. Uit de Monitor Dak- en Thuisloosheid blijkt dat 24 van de 43 centrumgemeenten ruim een kwart van de door hen geambieerde extra woonplekken hebben gerealiseerd, waarvan bijna 1.300 door prestatieafspraken met woningcorporaties.

In 2020 heeft de Minister van BZK 50 miljoen euro vrijgemaakt voor de bouw van (flexibele) huisvesting van kwetsbare groepen. Voor dak- en thuisloze mensen worden daarmee ca. 2.600 plekken gerealiseerd.16 Dit overlapt deels met de ambities zoals die zijn opgenomen in de regioplannen. Voor 2021 stelt de Minister van BZK opnieuw 50 miljoen euro beschikbaar voor versnelling van de huisvesting van kwetsbare groepen.17

Met Aedes en VNG zijn bestuurlijke afspraken gemaakt over de versnelling van de bouw van 150.000 sociale huurwoningen en binnen twee jaar een groei naar een bouwproductie van minimaal 25.000 woningen per jaar. Binnen twee jaar wil men kunnen starten met de bouw van deze woningen. Ook is met VNG en Aedes afgesproken om de komende twee jaar 10.000 flexwoningen te realiseren, waarvan er 3.000 voor de doelgroep dak- en thuisloze mensen zijn bestemd. Een gezamenlijke taskforce zal aan de slag gaan om dit aan te jagen. Via verschillende kanalen wordt ingezet op kennisdeling met betrekking tot wonen en zorg, het stimuleren van bepaalde woonvormen zoals flexwoningen of geclusterde woonvormen.18 Tot slot zullen VNG en Aedes de komende maanden extra inspanningen verrichten om het belang van huisvesting van dak- en thuisloze mensen nog vaker in prestatieafspraken op te nemen. Het nog op te richten expertteam wonen MO/BW/GGZ kan gemeenten ondersteunen bij het maken van prestatieafspraken (zie hiervoor ook de paragraaf «uitkomsten bestuurlijk overleg»).

Platform Woonplek i.o.

Om de samenwerking en bundeling van de krachten van overheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties te stimuleren is in opdracht van VWS een publiek privaat platform ingericht. Het Platform Woonplek – dat in het voorjaar van 2021 operationeel is – wordt door Deloitte Real Estate en Society Impact ingericht als een stichting waaraan landelijke publieke en private partners gelieerd zijn, die intrinsiek gemotiveerd zijn om vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid de daklozenproblematiek in Nederland aan te pakken.

Medio 2020 is het Platform Woonplek i.o. gestart met de voorbereidende werkzaamheden. Zo is een inventarisatie uitgevoerd bij de centrumgemeenten, heeft een bijeenkomst met potentiële investeerders plaatsgevonden en voeren zij momenteel gesprekken met private partijen en gemeenten om te verkennen of het realiseren van extra woonplekken mogelijk is. De Maatschappelijke Alliantie heeft zich als eerste founding partner aan het platform verbonden.

In januari 2021 start het Platform met de ondersteuning van twee initiatieven, waarbij de geleerde lessen worden gebundeld in een businesscase. Hierbij gaat het om het creëren van (tijdelijke) woonplekken door het beschikbaar stellen van leegstaand vastgoed in onder meer kantoren in Amstelveen en het plaatsen van tijdelijke woonunits op lege terreinen op bijvoorbeeld sportvelden in Den Haag. De uit te werken businesscases zijn gericht op het aantrekken van financiering voor deze initiatieven en zijn tevens ook in algemene zin bruikbaar voor vergelijkbare initiatieven voor dak- en thuisloze mensen.

Inzet Rijksvastgoedbedrijf (RVB)

In opdracht van het Ministerie van VWS heeft het RVB dit najaar samen met 17 centrumgemeenten en 31 regiogemeenten leegstaand (overtollig) publiek en maatschappelijk vastgoed in kaart gebracht dat beschikbaar is en mogelijk geschikt is (te maken) voor huisvesting van kwetsbare (dreigende) dak- en thuisloze mensen. Per deelnemende gemeente is een basislijst met gebouwen samengesteld. Het RVB zal samen met het Atelier Rijksbouwmeester gemeenten adviseren of deze leegstaande gebouwen geschikt (te maken) zijn voor huisvesting van (potentiële) dak- en thuislozen. Parallel aan dit onderzoek heeft het RVB het eigen beschikbare Rijksvastgoed geïnventariseerd en onderzoekt het op dit moment of het vastgoed ingezet kan worden. In het eerste kwartaal van 2021 verwacht het RVB de eerste resultaten bekend te kunnen maken. Ook volgen gesprekken van het RVB met de deelnemende gemeenten over het vervolg. Hiermee wordt invulling gegeven aan de motie van het lid Dik-Faber die de regering oproept in kaart te brengen welke bijdrage het RVB en gemeenten kunnen leveren aan maatschappelijke opgaven, zoals het verminderen van dakloosheid.19

In de tweede helft van volgend jaar stelt het RVB twee voorbeeld-businesscases op voor het transformeren van leegstaand (overtollig) publiek- en maatschappelijk vastgoed naar huisvesting voor dak- en thuisloze mensen. Deze businesscases stellen zij aan alle betrokken gemeenten ter beschikking. Het programma van het RVB loopt tot eind 2021.

Inzicht in de voortgang

Monitoring

Het kabinet monitort samen met gemeenten de voortgang en effecten van het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren en Een (t)huis, een toekomst via de Monitor Dak- en Thuisloosheid, die als bijlage aan deze brief is toegevoegd20.

In juni 2020 heb ik de nulmeting van het actieprogramma met uw Kamer gedeeld. Daarin is aan de hand van vier indicatoren de uitgangspositie van de doelgroep in de veertien deelnemende gemeenten bepaald (leeftijd 18–27, periode 2019).21 Met deze monitor is dat beeld uitgebreid naar alle 43 centrumgemeenten. De monitor bevat naast een 1-meting van het actieprogramma ook een landelijke nulmeting op een groter aantal indicatoren. De monitor bevat indicatoren op persoonsniveau (waaronder aantallen, wachttijden voor opvang en begeleiding, en oorzaken van dakloosheid) en indicatoren op geaggregeerd niveau (waaronder aantal en grootte van (nacht)opvangplekken, realisatie van de extra woonplekken, prestatieafspraken met woningcorporaties en inzet van ervaringsdeskundigheid).

Hoewel de monitor al veel informatie bevat, blijkt ook dat verbetering noodzakelijk is. Voor deze monitor hebben 35 van de 43 centrumgemeenten informatie aangeleverd. De resterende gegevens vraag ik alsnog uit om het beeld compleet te maken. De recente uitvraag laat zien dat bepaalde gegevens niet, niet eenduidig of niet consequent worden geregistreerd. Ook zijn gegevens vaak niet eenvoudig te ontsluiten, waardoor het verzamelen en aanleveren veel tijd kost. Nadrukkelijk onderdeel van dit monitoringstraject is daarom een intensief verbeterproces, gericht op het beter registreren en eenvoudiger ontsluiten van relevante data. Beter inzicht verkrijgen in de doelgroep dak- en thuisloze mensen is immers essentieel voor het organiseren van passende ondersteuning en woonaanbod. Deze verbeterslag maken we in overleg met gemeenten, die de gegevens moeten aanleveren.

Er volgen nog twee rapportages, medio 2021 (over het tweede halfjaar van 2020) en eind 2021 (over het eerste half jaar van 2021). Door de monitor periodiek te herhalen, ontstaat inzicht in de ontwikkelingen. Het streven is om een compacte set sleutelindicatoren uiteindelijk te borgen in de gemeentelijke monitor sociaal domein (GMSD).

Maatschappelijke Kosten en Baten Analyse

Bureau Cebeon is in opdracht van VWS medio 2020 gestart met de maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA), die de maatschappelijke kosten en baten van de in praktijk gebrachte «nieuwe werkwijze» (conform de doelen van de brede aanpak) helder in kaart brengt, ten behoeve van het maken van keuzes over de inzet van middelen (capaciteit, geld, prioritering). Het doel is om eind 2021 voor acht onderwerpen binnen de brede aanpak van dakloosheid de belangrijkste maatschappelijke kosten en baten in beeld te brengen. De eerste drie onderwerpen die Cebeon uitwerkt, zijn ervaringsdeskundige ondersteuning van dak- en thuisloze mensen, kleinschalige opvang en wonen bij burgers.

(Re)migranten gezinnen met de Nederlandse nationaliteit

In het voorjaar van 2019 hebben de wethouders van vier grote steden het kabinet een brief gestuurd over het toenemend aantal zelfredzame remigrantengezinnen dat een beroep doet op ondersteuning van gemeenten rondom huisvesting, waaronder de maatschappelijke opvang.

In het najaar van 2019 is dit onderwerp nogmaals geagendeerd door de VNG met de oproep samen tot een oplossing te komen.

De afgelopen periode heb ik in gezamenlijk opdrachtgeverschap met de VNG en BZK onderzoek laten doen naar oplossingsrichtingen voor zelfredzame remigranten gezinnen met minderjarige kinderen die dakloos zijn. Dit rapport is bijgevoegd bij deze brief22. Dit rapport geeft onder andere een indicatie van het aantal zelfredzame remigranten gezinnen met een huisvestingsvraag dat daarbij een beroep op ondersteuning van gemeenten heeft gedaan. Het is onduidelijk in hoeverre zij daadwerkelijk gebruik hebben gemaakt van de maatschappelijke opvang. Ik beschouw de motie van de leden Regterschot en El Yassini hiermee als afgedaan.23

In de komende periode ga ik verder met BZK en de VNG in gesprek over de uitkomsten van dit onderzoek met het streven in het voorjaar 2021 te komen tot een concrete oplossing.

Voortgang implementatie advies commissie Dannenberg

Beschermd wonen is sinds 2015 een taak voor gemeenten. Op verzoek van de VNG bracht de commissie Dannenberg eind 2015 een advies uit over hoe gemeenten deze taak zouden moeten invullen. In het rapport «Van beschermd wonen naar een beschermd thuis» adviseert zij gemeenten toe te werken naar sociale inclusie, wat betekent dat inwoners met een psychische kwetsbaarheid volwaardig kunnen deelnemen aan de maatschappij. De toekomstvisie is opgezet vanuit een herstelbenadering en houdt in dat zoveel mogelijk mensen in hun eigen wijk en bij voorkeur ambulant geholpen kunnen worden. De commissie Dannenberg beschrijft wat volgens haar nodig is om in vijftien jaar tijd te komen tot deze «sociale inclusie». Een belangrijke stap daarin is de «doordecentralisatie» van beschermd wonen, wat inhoudt dat niet alleen de centrumgemeenten maar alle gemeenten deze taak moeten gaan uitvoeren. De commissie Dannenberg geeft aan dat dit zal leiden tot meer inzet op preventie en meer gevarieerde lokale voorzieningen (zoals ambulante ondersteuning) voor inwoners. Dit advies is door gemeenten en andere partijen omarmd. Sinds 2016 werken partijen aan de implementatie van dit advies.

Het betreft een belangrijke verandering die partijen in staat stelt cliënten beter te helpen en nog meer aan te sluiten bij hun behoeften. De onlangs uitgevoerde praktijktoets «Gevolgen doordecentralisatie en woonplaatsbeginsel voor cliënten» bevestigt dit.24 Uiteraard is van belang deze wijziging met de grootst mogelijke zorgvuldigheid door te voeren. In juli 2019 heeft het door de VNG ingestelde expertiseteam MO-BW-BG tien bouwstenen geformuleerd.25 VNG, BZK en VWS hebben ingestemd met deze bouwstenen (met inachtneming van diverse aandachtspunten) en afgesproken dat op deze bouwstenen voldoende stappen moeten zijn gezet om per 1 januari 2022 te kunnen starten met de doordecentralisatie van beschermd wonen en de implementatie van het nieuwe objectieve verdeelmodel voor beschermd wonen.

De afgelopen anderhalf jaar is gewerkt aan de invulling van deze bouwstenen. Tijdens een bestuurlijk overleg op 7 december jl. hebben de VNG, BZK en VWS de balans opgemaakt ten aanzien van de voortgang.

Uitkomsten bestuurlijk overleg

Tijdens het bestuurlijk overleg hebben VNG, BZK en VWS de conclusie getrokken dat de ontwikkeling en de implementatie van de bouwstenen zich in een dusdanig stadium bevinden, dat kan worden gesteld dat voldoende invulling is gegeven aan de bouwstenen uit het advies van het expertiseteam. Een uitzondering hierop vormt bouwsteen 1. Hoewel het nieuwe verdeelmodel voor beschermd wonen (inclusief het bijbehorende ingroeipad) is ontwikkeld, is dit nog niet in consultatie gegaan.26 Tijdens het bestuurlijk overleg is geconcludeerd dat gemeenten hierdoor onvoldoende tijd hebben zich goed voor te bereiden op de implementatie van het nieuwe verdeelmodel per 1 januari 2022. Om deze reden is besloten de implementatie van het nieuwe verdeelmodel uit te stellen naar 1 januari 2023.27 Dit betekent dat ook de voorgenomen invoering van het woonplaatsbeginsel tot dat moment zal worden uitgesteld.28

Daarmee is invulling gegeven aan de motie van het lid Kerstens, die de regering in januari opriep vooralsnog geen definitief besluit te nemen over de doordecentralisatie van beschermd wonen en eerst eind dit jaar te evalueren of dan aan de bedoelde randvoorwaarden is voldaan.29

We hebben afgesproken met volle kracht door te gaan op de ingeslagen weg en per 1 januari 2022 te starten met de (inhoudelijke) doordecentralisatie van beschermd wonen. Binnen de huidige wettelijke en financiële kaders is er voldoende beleidsvrijheid voor gemeenten om dit op basis van het breed onderschreven advies van de commissie Dannenberg te doen. De Norm voor Opdrachtgeverschap (NvO) die gemeenten met elkaar hebben afgesproken vormt hiervoor het kader. Concreet betekent dit dat elke regio voor 1 januari 2022 regionale samenwerkingsafspraken conform de NvO heeft vastgesteld en de governance op een goede manier heeft georganiseerd. Vanaf 1 januari 2022 zullen de gemeenten in een regio beslissingen rond de in de NvO genoemde onderwerpen inzake beschermd wonen samen nemen, voor zover dat nog niet het geval was. De eerste stap met betrekking tot de financiële doordecentralisatie zetten regio’s per 1 januari 2023. De tijd tot invoering van het nieuwe objectieve verdeelmodel benutten we optimaal om de nieuwe situatie voor te bereiden.

Tijdens het bestuurlijk overleg is geconcludeerd dat het nodig is over diverse belangrijke onderdelen aanvullende afspraken te maken. Dit blijkt onder andere uit de diverse onderzoeken die de afgelopen periode beschikbaar zijn gekomen en de diverse gesprekken (waaronder met uw Kamer tijdens het notaoverleg op 19 november jl.) die hierover zijn gevoerd. Onderstaand ga ik nader in op de belangrijkste afspraken die in dit kader zijn gemaakt en die gelden voor zowel centrumgemeenten als regiogemeenten.

Stevig implementatietraject d.m.v. instelling transitieteam

Er komt een stevig implementatietraject, gericht op de doordecentralisatie van beschermd wonen en de implementatie van het woonplaatsbeginsel vooruitlopend op de uitkomst van de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede en Eerste Kamer. Het transitieteam ondersteunt individuele regio’s op verzoek, bijvoorbeeld met het maken en vastleggen van concrete samenwerkings- en uitvoeringsafspraken inzake een niet vrijblijvende governance conform de NvO. Ook worden in aanvulling op dit transitieteam een routekaart en handreikingen opgesteld voor de implementatie van de NvO en het woonplaatsbeginsel. Daarbij is speciale aandacht voor het snel kunnen vaststellen van de voor de cliënt verantwoordelijke gemeente en het onderzoek naar de beste plek voor herstel van de cliënt. Het transitieteam zorgt ervoor dat toegangsmedewerkers over voldoende kennis over het woonplaatsbeginsel beschikken. Het transitieteam komt in de plaats van de Taskforce (bouwsteen 8). In 2025 voert een onafhankelijk bureau de evaluatie uit.

Verplichte regionale samenwerking

Een van de bouwstenen uit het advies van het expertiseteam MO-BW-BG betreft de verplichte regionale samenwerking. Om hieraan invulling te geven, hebben gemeenten zelf een NvO ontwikkeld die zowel betrekking heeft op jeugd als op beschermd wonen en de maatschappelijke opvang. In de NvO zijn niet vrijblijvende afspraken opgenomen tussen zowel gemeenten binnen een regio als tussen regio’s onderling. Op 26 juni jl. hebben de leden van de VNG ingestemd met deze NvO. Als onderdeel van dit traject is een nieuw ambtelijk en bestuurlijk netwerk ingericht inzake beschermd wonen en maatschappelijke opvang. Daarnaast zijn vanaf 7 oktober vier bestuurlijke ambassadeurs beschikbaar die zich in de regio’s die daar behoefte aan hebben, gaan inzetten om te begeleiden en ondersteunen bij verschillende bestuurlijke vraagstukken en opgaven die de implementatie van de NvO met zich meebrengt.30

Tijdens het bestuurlijk overleg op 7 december jl. is afgesproken de voortgang van de implementatie van het advies van de commissie Dannenberg in de verschillende regio’s goed te volgen en bij te sturen bij regio’s waar de gemaakte afspraken niet worden nagekomen en cliënten niet op een goede manier worden geholpen. VWS, BZK en VNG gaan de komende periode verkennen welke instrumenten hiervoor ingezet kunnen worden. Het wegen van voor- en nadelen van het opleggen van een wettelijk verplichte regionale samenwerking in een dergelijke regio (conform artikel 2.6.1 Wmo 2015) maakt deel uit van deze verkenning.31 Daarmee geef ik invulling aan de motie van het lid Kerstens die de regering verzoekt te bezien of het zinvol is regionale samenwerking te verplichten en beschouw ik deze motie als afgedaan.32

Volgen van budgetten

Gezien de belangrijke financiële wijzigingen in de komende periode is afgesproken de budgetten voor beschermd wonen tenminste nog tot het moment van evaluatie in 2025 apart zichtbaar te houden, opdat de wijzigingen transparant zijn. Daarom zal de reeds bestaande integratie-uitkering in het gemeentefonds tot in ieder geval 2025 als instrument gehanteerd worden. Op deze manier is voor iedereen duidelijk welk budget per regio voor beschermd wonen beschikbaar is. Aan de hand van de uitkomst van de evaluatie bepalen BZK, VWS en VNG wat nodig is voor de jaren 2026 en verder.

Inrichting van een landelijk expertteam wonen MO/BW/GGZ

De afgelopen periode zijn diverse trajecten in gang gezet om extra woonplekken te realiseren voor kwetsbare doelgroepen. In mijn brief van 3 juni jl. over de aanpak van dak- en thuisloosheid ben ik hier uitgebreid op ingegaan.33 Gezien het belang van het realiseren van voldoende woonplekken – niet alleen voor de groep dak- en thuisloze mensen, maar ook voor de mensen die uit willen stromen vanuit beschermd wonen of een ggz-instelling – is besloten tot de tijdelijke inrichting van een landelijk expertteam wonen MO/BW/GGZ. Dit team ondersteunt gemeenten vraaggericht bij het maken van en uitvoering geven aan prestatieafspraken, (meerjarige) samenwerking en monitoring van de lokale woonzorgopgave voor bovengenoemde doelgroepen.34 Op deze manier geef ik invulling aan de motie van het lid Dik-Faber die de regering oproept ervoor zorg te dragen dat alle gemeenten eind 2021 kwantitatieve en kwalitatieve prestatieafspraken hebben gemaakt met woningcorporaties en zorgaanbieders voor passende huisvesting inclusief begeleiding.35 Hetzelfde geldt voor de motie van het lid Kerstens die de regering oproept met gemeenten af te spreken dat zij binnen afzienbare termijn (met betrokkenheid van aanbieders) kwantitatieve prestatieafspraken maken over de huisvesting en begeleiding van cliënten.36

Conclusie

Tijdens het bestuurlijk overleg hebben VNG, BZK en VWS besloten de bestuurlijke fase af te ronden, behalve ten aanzien van het verdeelmodel. Op 1 januari 2021 start de implementatiefase, waarin we alle bovenstaande punten meenemen.

De komende periode werken partijen met volle kracht en overtuiging verder aan de implementatie van het advies van de commissie Dannenberg. Dat doen we op een zorgvuldige manier waarbij we het belang van (continuïteit van zorg en ondersteuning voor) cliënten te allen tijde vooropstellen. Met bovengenoemde aanvullende maatregelen zijn extra waarborgen ingebouwd voor een beheerste en zorgvuldige doordecentralisatie van beschermd wonen. Ik heb er vertrouwen in dat we de mensen die beschermd wonen op deze manier steeds beter kunnen ondersteunen, aansluitend bij hun behoeften.

Onderzoek naar het specialistisch beschermd wonen

Tijdens bestuurlijk overleg 3 december 2019 hebben VNG, BZK en VWS afgesproken onderzoek te laten uitvoeren naar het specialistisch beschermd wonen. Centrale vraag was of bepaalde vormen van beschermd wonen op bovenregionaal niveau georganiseerd moeten worden. Dit in aanvulling op de landelijke inkoop van het zeer specialistisch beschermd wonen dat op één plek in het land wordt geboden (bouwsteen 6).

Adviesbureau AEF heeft dit onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek treft u als bijlage bij deze voortgangsrapportage aan37. AEF concludeert dat op dit moment geen aanleiding is om (extra) bovenregionale afspraken te maken over de inkoop van specialistisch beschermd wonen. Uit het onderzoek blijkt dat voor veel cliëntgroepen geen mismatch bestaat tussen de vraag en het aanbod bij beschermd wonen. Bij sommige cliëntgroepen is dat wel het geval. Het betreft:

  • 1. Cliënten met een combinatie van psychische problematiek, middelengebruik en een licht verstandelijke beperking;

  • 2. Cliënten met psychische problematiek en een GHB-verslaving;

  • 3. Cliënten met psychische problematiek en een veiligheidsrisico;

  • 4. (Jonge) ouders/gezinnen met psychische problematiek.

Deze mismatch wordt echter niet altijd veroorzaakt door te lage aantallen voor het organiseren van beschermd wonen op regionaal niveau. Vaker is sprake van een verschil in visie over de vraag hoe deze vorm van beschermd wonen het beste georganiseerd kan worden. Dat heeft een mismatch tussen vraag en aanbod tot gevolg. Voor dit soort vraagstukken biedt bovenregionale samenwerking dan ook geen oplossing. AEF adviseert structureel te monitoren of het aanbod van regio’s goed past bij de vraag en indien dit niet het geval is, na te gaan op welk niveau knelpunten het beste kunnen worden opgelost. Samen met de VNG bekijk ik wat nodig is om regio’s goed de ondersteunen om te komen tot een meer passend regionaal aanbod.

Overig

Landelijke toegankelijkheid

Uitgangspunt van de Wmo 2015 is dat ingezetenen van Nederland die maatschappelijke opvang nodig hebben, altijd opgevangen moeten worden. Deze «landelijke toegankelijkheid» is voorgeschreven in artikel 1.2.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).

Adviesbureau KPMG heeft dit jaar actieonderzoek gedaan naar de landelijke toegankelijkheid van de maatschappelijke opvang. Het rapport treft u als bijlage aan38. Het doel van het onderzoek was tweeledig. Enerzijds ging het om inzichtelijk maken of de inspanningen van gemeenten ten aanzien van de landelijke toegankelijkheid – mede naar aanleiding van de eerdere mystery guest onderzoeken – ook daadwerkelijk hebben geleid tot een verbetering. Anderzijds was het doel om gemeenten actief te ondersteunen bij het verbeteren van de landelijke toegankelijkheid door van elkaar te leren.

Het actieonderzoek laat zien dat het merendeel van de gemeenten het afgelopen jaar aan de slag is gegaan met verbeteringen t.a.v. de landelijke toegankelijkheid. De meeste gemeenten hebben hun beleidsregels aangepast ten aanzien van het criterium «regiobinding», wat volgens de wet geen geldig criterium is. Daarnaast hebben diverse gemeenten hun werkwijze ten aanzien van de toegang in de praktijk aangepast, o.a. naar aanleiding van de gesprekken die ik met hen in het kader van het interbestuurlijk toezicht heb gehouden. Tegelijkertijd blijkt uit dit onderzoek ook dat de gemeente Amsterdam nog wel werkt met het criterium regiobinding. Daarom ben en blijf ik in het kader van het interbestuurlijk toezicht hierover met de gemeente Amsterdam in gesprek. Ondertussen is Amsterdam – met behulp van de middelen die zij krijgen in het kader van de brede aanpak dakloosheid – hard aan de slag om dakloze mensen sneller te begeleiden naar een passende woonplek met begeleiding, binnen of buiten Amsterdam.

KPMG heeft met behulp van ervaringsdeskundigen «cliëntreizen» en best practices in beeld gebracht, die gemeenten helpen om hun toegangsproces beter vorm te geven. Daarnaast heeft KPMG een aantal kennissessies met meer dan 100 beleidsmedewerkers en medewerkers van de toegang georganiseerd, waarin gemeenten kennis en ervaring konden uitwisselen onder begeleiding van KPMG. Deze sessies zijn zeer positief beoordeeld. Een mooi voorbeeld is gemeente Groningen, die n.a.v. de kennissessies de werkwijze bij de toegang direct heeft aangepast. Samen met de VNG bekijk ik hoe we deze kennissessies op regelmatige basis kunnen voortzetten.

Tot slot

We zijn het aan onze stand verplicht om kwetsbare mensen op een goede manier te helpen. Dat geldt zeker ook voor de mensen die dak- of thuisloos zijn en/of beschermd wonen. Partijen werken hier hard aan en er zijn in het land mooie ontwikkelingen zichtbaar. Tegelijkertijd realiseert iedereen zich dat het beter kan en beter moet. Het gaat om optimale ondersteuning aan mensen, dus het moet in één keer goed. Daarom voeren we de veranderingen met de grootst mogelijke zorgvuldigheid en met vereende krachten door. Dit alles met als doel om mensen beter te kunnen helpen, aansluitend bij hun behoeften.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Vanaf januari 2021 bestaat het Jongerenpanel uit tien ervaringsdeskundige jongeren.

X Noot
4

Kamerstuk 29 325, nr. 111

X Noot
6

Kamerstuk 34 352, nr. 199

X Noot
7

Kamerstuk 29 325, nr. 114, Kamerstuk 30 420, nr. 342 en Kamerstuk 30 420, nr. 351.

X Noot
9

Zie voor de voortgang de brief van de Staatssecretaris van SZW van juni 2020: Kamerstuk 24 515, nr. 533

X Noot
10

Kamerstuk 24 515, nr. 569

X Noot
12

De Wet tot wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening ten behoeve van de uitwisseling van persoonsgegevens (Stb. 2020, nr. 239) en het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening (Stb. 2020, nr. 240).

X Noot
14

Brief van 16 oktober 2020.

X Noot
15

Kamerstuk 35 570 XV, nr. 46

X Noot
17

Kamerstuk 32 847, nr. 694

X Noot
18

Zie bijv. recent verschenen publicaties:

X Noot
19

Kamerstuk 32 847, nr. 632.

X Noot
20

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
21

Het betreft 1) het aantal dak- en thuisloze mensen, 2) de herhaalde dakloosheid (terugval), 3) de wachttijd op een plek in passende opvang en 4) de duur van de opvang.

X Noot
22

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
23

Kamerstuk 29 325, nr. 114

X Noot
24

Kamerstuk 29 325, nr. 124

X Noot
26

De Minister van BZK heeft uw Kamer op 7 december geïnformeerd over de bredere herijking van de verdeelmodellen in het gemeentefonds, waarin de ontwikkeling van een verdeelmodel voor beschermd wonen is meegenomen (Kamerstuk, 35 570 B, nr. 13).

X Noot
27

De voorlopige uitkomsten van het nieuwe verdeelmodel beschermd wonen voor gemeenten worden in januari gepubliceerd.

X Noot
28

In het wetsvoorstel dat de invoering van het woonplaatsbeginsel regelt, zal ik nader ingaan op de uitkomsten van de (positieve) uitvoeringstoets van de VNG en de reacties van diverse partijen in het kader van de internetconsultatie van het ambtelijk concept wetsvoorstel. De uitvoeringstoets heb ik op 13 november jl. met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 29 325, nr. 124).

X Noot
29

Kamerstuk 29 325, nr. 106.

X Noot
30

De ambassadeurs zijn oud-wethouders Corrie Noom, Eric van der Burg, Bert Otten en Ed Wallinga.

X Noot
31

Hierbij zal ook worden betrokken de Kamerbrief van de Minister van BZK over de Toekomst van het Openbaar Bestuur (Kamerstuk 35 300 VII, nr. 7), waarin wordt gereflecteerd op het geheel aan samenwerkingsverbanden voor gemeenten.

X Noot
32

Kamerstuk 25 424, nr. 567

X Noot
33

Kamerstuk 29 325, nr. 122

X Noot
34

De inzet van het expertteam past bij de beweging die de Taskforce Wonen en Zorg in gang zet om gemeenten samen met woningcorporaties en zorgorganisaties ertoe aan te zetten de woonzorgopgave voor ouderen en andere doelgroepen met een woonzorgbehoefte in kaart te brengen, deze analyse te vertalen naar een woonzorgvisie en concrete prestatieafspraken om zodoende tot realisatie van passende woonzorgvormen te komen.

X Noot
35

Kamerstuk 25 424, nr. 569

X Noot
36

Kamerstuk 25 424, nr. 567

X Noot
37

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
38

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven