BIJLAGE BIJ ARTIKEL 2 VAN DE REGELING VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
VAN 6 NOVEMBER 2020, NR. 2020-0000602571, HOUDENDE VASTSTELLING VAN REGELS VOOR HET
VERSTREKKEN VAN EEN EENMALIGE SPECIFIEKE UITKERING AAN GEMEENTEN TEN BEHOEVE VAN DE
HUISVESTING VAN KWETSBARE DOELGROEPEN
De specifiek uitkering bedraagt voor de gemeente:
Aalsmeer: € 450.450, voor:
Almelo: € 68.250, voor:
Altena: € 1.251.250, voor:
Amersfoort: € 154.700, voor:
Amsterdam: € 2.320.500, voor:
-
– het project ‘Westpoort/Generatorweg’;
-
– het project ‘Atlantisplein’; en
-
– het project ‘Hotel HVO Querido’
Apeldoorn: € 891.800, voor:
Arnhem: € 1.820.000, voor:
Assen: € 360.815, voor:
-
– het project ‘Housing first’;
-
– het project ‘Noordermaat’; en
-
– het project ‘Uitstroom GGZ/12 eenheden’;
Bloemendaal: € 273.000, voor:
Bodegraven: € 91.000, voor:
Breda: € 1.071.525, voor:
De Fryske Marren: € 94.640, voor:
Delft: € 295.750, voor:
Den Haag: € 4.090.450, voor:
-
– het project ‘Van Ostadestraat’;
-
– het project ‘Rederijkerstraat’;
-
– het project ‘Jaap Edenweg’;
-
– het project ‘Cornelis van Zantenstraat’;
-
– het project ‘Steenwijklaan’;
-
– het project ‘Ketelstraat’;
-
– het project ‘HWW panden’;
-
– het project ‘Glenn Willerhof’;
-
– het project ‘Zichtenburglaan’;
-
– het project ‘Parnassia Landgoed Rosenburg’; en
-
– het project ‘Waldorp Four’.
Den Helder: € 54.600, voor:
Doetinchem: € 154.700, voor:
Dordrecht: € 1.365.000, voor:
Ede: € 1.001.000, voor:
Enschede: € 500.500, voor:
Etten-Leur: € 91.000, voor:
Goes: € 54.600, voor:
Gouda: € 910.000, voor:
Groningen: € 509.600, voor:
Haarlem: € 300.300, voor:
-
– het project ‘Kampersingel’;
-
– het project ‘Skaeve Huse’;
-
– het project ‘Athenestraat’; en
-
– het project ‘Domusplus’;
Haarlemmermeer: € 455.000, voor:
Harderwijk: € 432.250, voor:
-
– het project ‘Tiny houses’;
-
– het project ‘De Harder’;
-
– het project ‘Drielandendreef’;
-
– het project ‘Woonpark Hierden’; en
-
– het project ‘Tijdelijk wonen Noord-Veluwe’;
Hardinxveld-Giessendam: € 409.500, voor:
Heerlen: € 1.175.265, voor:
-
– het project ‘Huisvesting kwetsbare groepen Heerlen Noord, waaronder Eikenderveld,
Saffierflat/Saffiertjes en Hoensbroek-Hoofdstraat West’; en
-
– het project ‘Skaeve Husen’;
Hilversum: € 182.000, voor:
Hoeksche Waard: € 882.700, voor:
IJsselstijn: € 455.000, voor:
Leeuwarden: € 1.593.638, voor:
Lelystad: € 2.002.000, voor:
Maastricht: € 1.164.800, voor:
-
– het project ‘Complex Wauwhuis’;
-
– het project ‘Skills in de stad’;
-
– het project ‘Zeer moeilijk plaatsbare personen’; en
-
– het project ‘Hoeve Rome’;
Meierijstad: € 1.013.285, voor:
Nieuwegein: € 682.500, voor:
Nijmegen: € 2.793.700, voor:
-
– het project ‘flexibele woonplekken’;
-
– het project ‘Skaeve huses’; en
-
– het project ‘tijdelijke woningen Winkelsteeg’;
Oldebroek: € 68.250, voor:
Oosterhout: € 427.700, voor:
-
– het project ‘Overlastgevers’;
-
– het project ‘Eekhoorn’; en
-
– het project ‘Lievenshove’;
Purmerend: € 682.500, voor:
Rotterdam: € 2.679.950, voor:
-
– het project ‘Hoogvliet’;
-
– het project ‘Vreewijk’;
-
– het project ‘Feijenoord’; en
-
– het project ‘Tussenvoorziening’, op de locaties Hartelborgh Kralingen, Veenweg (KR),
Bosland, Abraham van Stolkweg (Overschie), Walenburgerweg, Vijvervofstraat’;
Schiedam: € 182.000, voor:
‘s-Hertogenbosch: € 941.850, voor:
-
– het project ‘Voorziening Langdurig Verblijf/tijdelijke woningen’;
-
– het project ‘De Fuik Tweede fase’;
-
– het project ‘Tijdelijke woningen Meerendonk’; en
-
– het project ‘De Vliert’.
Sittard Geleen: € 45.500, voor:
Terneuzen: € 150.150, voor:
Teylingen: € 273.000, voor:
Tilburg: € 233.444, voor:
Uden: € 282.100, voor:
Utrecht: € 507.780, voor:
Venlo: € 63.700, voor:
Venray: € 104.650, voor:
Vlaardingen: € 982.800, voor:
-
– het project ‘De Elementen’;
-
– het project ‘Hydro Agri’;
-
– het project ‘De vergulde hand’; en
-
– het project ‘Unilever-terrein’;
Voorschoten: € 9.100, voor:
Waalwijk: € 182.000, voor:
Weert: € 624.260, voor:
-
– het project ‘Beschermd wonen plus’;
-
– het project ‘Hofjeswoningen Beekpoort, Laarveld, Groenewoud en molenakker, Beemdenstraat
38’; en
-
– het project ‘huisvesting arbeidsmigranten op twee locaties’;
Westland: € 2.070.250, voor:
-
– het project ‘Oostduinlaan, ’s Gravenzande’;
-
– het project ‘Honderdland’;
-
– het project ‘De Lier, Woonpark Tradiro’;
-
– het project ‘Horti Hotel, Naaldwijk’;
-
– het project ‘Haagweg, Monster’; en
-
– het project ‘Zuidgeestlaan, Naaldwijk’;
Woerden: € 182.000, voor:
Zaanstad: € 2.957.500, voor:
-
– het project ‘Sportpark Poelenburg’;
-
– het project ‘Hembrugterrein’; en
-
– het project ‘Broedplaats de Hoop’;
Zwolle: € 191.100, voor:
-
– het project ‘Geert Grootestraat’;
-
– het project ‘Mannenhuis’; en
-
– het project ‘Talentenplein’.
NOTA VAN TOELICHTING
I. Algemeen
1. Inleiding
De aanpak van het woningtekort is een belangrijk speerpunt van dit kabinet. Ondanks
een zichtbaar stijgende lijn in de afgelopen jaren, loopt de woningbouwproductie echter
nog steeds niet in de pas met de behoefte. Door belemmeringen als de stikstofproblematiek
en de gevolgen van de coronacrisis wordt bovendien verwacht dat de woningbouwproductie
de komende jaren lager zal liggen dan in de afgelopen twee jaar. Het kabinet heeft
om die reden extra maatregelen getroffen om de bouw tijdens de coronacrisis en in
de komende jaren ook op niveau te houden.
Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar de huisvesting van kwetsbare groepen als
arbeidsmigranten, dak- en thuislozen en overige spoedzoekers. Deze groepen hebben
nu al veel moeite met het vinden van betaalbare woonruimte of leven in niet wenselijke
omstandigheden. Daarbij komt dat voldoende goede huisvesting nog noodzakelijker is
geworden in verband met contactbeperkingen en besmettingsrisico’s, maar ook met het
oog op de sociale en economische gevolgen van de coronacrisis.
Tegelijkertijd is de bouw van woningen voor deze doelgroepen ook onder normale omstandigheden
geen vanzelfsprekendheid vanwege vraagstukken rondom draagvlak, zorg/begeleiding,
financiële haalbaarheid en sociaal beheer. Naast de bestaande inzet op bijvoorbeeld
het bestrijden van dak- en thuisloosheid of het verbeteren van de positie van arbeidsmigranten,
heeft het kabinet daarom 50 miljoen vrijgemaakt voor het versneld realiseren van huisvesting
voor kwetsbare doelgroepen.
2. Inhoud regeling
Kwetsbare doelgroepen
De coronacrisis heeft het belang van goede woon- en leefomstandigheden extra benadrukt.
Dit geldt voor iedereen, maar zeker ook voor groepen in een kwetsbare positie. In
deze regeling zijn deze groepen gedefinieerd als arbeidsmigranten, dak- en thuislozen
en overige spoedzoekers.
In de afgelopen periode is al een aantal keer zichtbaar geworden hoe schrijnend de
huisvesting van arbeidsmigranten soms is1. Het voorzien in voldoende en goede huisvesting voor deze groep is niet alleen vanuit
gezondheidsperspectief erg urgent, maar ook voor het op gang houden van de economie.
Onder spoedzoekers worden woningzoekenden verstaan die snel huisvesting nodig hebben
en daar niet lang op kunnen wachten. Daarbij kan het gaan om personen die uitstromen
uit intramurale settingen als beschermd wonen, ggz en de maatschappelijke opvang (dak-
en thuislozen in het bijzonder), maar ook om statushouders, studenten, mensen in scheiding
of personen die bijvoorbeeld door schulden of ontslag niet in hun woning kunnen blijven.
Het niet tijdig voorzien in de woonvraag van spoedzoekers kan zowel op persoonlijk
niveau als voor de samenleving grote gevolgen hebben. Exemplarisch hiervoor is de
verdubbeling van het aantal dak- en thuislozen in de afgelopen 10 jaar. Hoewel er
al verschillende maatregelen worden getroffen om dak- en thuisloosheid te bestrijden,
zijn de risico’s groot dat door de sociale en economische gevolgen van de coronacrisis
het aantal spoedzoekers de komende tijd toeneemt.
Gerichte uitvraag bij beperkt aantal gemeenten
Om de snelheid die beoogd is met deze maatregel te waarborgen en ervoor te zorgen
dat de middelen ook ingezet worden waar de druk het hoogst is, zijn betrokken gemeenten
via een aantal lopende programma’s2 benaderd hun voorgenomen plannen voor de huisvesting van kwetsbare doelgroepen aan
te leveren waarbij de financiering een knelpunt is.
Beoordeling projecten
Deze plannen zijn vervolgens beoordeeld op doeltreffendheid (worden de in deze regeling
bedoelde kwetsbare doelgroepen gehuisvest en zo ja, hoeveel huisvesting is voor deze
groepen voorzien in het project) en op de haalbaarheid van het project op korte termijn
(start 2020 of 2021).
De projecten
Deze beoordeling heeft geleid tot de selectie van 123 projecten van de in de artikel
2 genoemde 59 gemeenten die ondersteund worden met een totale bijdrage van € 45.258.652,–.
Met deze projecten wordt in de toevoeging van ruim 12.400 woningen/woonplekken voorzien,
indicatief als volgt verdeeld over de genoemde doelgroepen:
-
• 4.700 woningen/woonplekken voor arbeidsmigranten.
-
• 5.100 woningen/woonplekken voor spoedzoekers.
-
• 2.600 woningen/woonplekken voor dak- en thuislozen.
In het geval een bepaald project bijvoorbeeld niet door kan gaan of als een project
goedkoper uitvalt dan verwacht, dan kan dat deel van de uitkering door een gemeente
ook aan een ander project dat is opgenomen in de bijlage bij deze regeling worden
besteed. Ook is het door onvoorziene omstandigheden mogelijk dat de gemeente de uitkering
wenst te besteden aan andere projecten dan de projecten die zijn opgenomen in de bijlage
bij deze regeling. Op grond van artikel 2, zesde lid, is dat mogelijk zo lang er eerst
toestemming wordt gevraagd aan de minister. De minister zal voorafgaand aan het verlenen
van die toestemming toetsen of het project het doel van deze regeling, te weten het
versneld realiseren van huisvesting van kwetsbare groepen, op een vergelijkbaar niveau
dient als de overige projecten.
De selectie van de projecten die ten grondslag ligt aan deze uitkering is van belang
om zeker te stellen dat de gemeenten concrete projecten financieren, zodat er daadwerkelijk
op korte termijn in extra huisvesting voor de kwetsbare doelgroepen kan worden voorzien.
Hoogte van de uitkering
De hoogte van de uitkering per gemeente hangt samen met de geraamde kosten en benodigde
bijdrage van deze beoogde projecten. De hoogte van de uitkering is in overleg met
de betreffende gemeente vastgesteld en verschilt van project tot project. Als ijkpunt
is een bijdrage gehanteerd van € 5.000,– per woning/woonplek die met behulp van de
uitkering versneld kan worden gerealiseerd. Afwijkingen naar boven zijn in overleg
met de gemeenten beoordeeld, waarbij de vraag of het project op korte termijn mogelijk
wordt gemaakt, leidend is geweest.
De totale hoogte van de uitkeringen is bij elkaar opgeteld € 45.258.652,–.
Verplichtingen
De gemeente dient de specifieke uitkering volledig uiterlijk op 31 december 2022 te
hebben besteed. Het doel is om te voorzien in huisvesting voor kwetsbare groepen op
zo kort mogelijke termijn. Indien de volledige besteding van de specifieke uitkering
voor 31 december 2022 niet mogelijk is, dan kan er een schriftelijk en gemotiveerd
verzoek door de gemeente worden gedaan bij de minister om die termijn eenmaal met
ten hoogste een jaar te verlengen.
3. Verantwoording, vaststelling en terugvordering
Ten minste één keer per jaar rapporteren de gemeenten conform de Financiële-verhoudingswet
over de rechtmatigheid van bestedingen waarvoor een specifieke uitkering is verstrekt
(via de SiSa-verantwoording) in de jaarrekening, conform de vereisten in de Financiële-verhoudingswet.
De eindverantwoording vindt plaats in het jaar volgend op het jaar dat de uitkering
door de gemeente volledig is besteed. Als de gemeente de uitkering volledig heeft
besteed in 2021, dan dient de eindverantwoording bij het CBS te zijn ingediend uiterlijk
op 15 juli 2022. Als de gemeente de uitkering in 2022 volledig heeft besteed dan dient
de eindverantwoording uiterlijk op 15 juli 2023 bij het CBS te zijn ingediend over
het jaar 2022, maar als de minister op verzoek van de gemeente de bestedingstermijn
heeft verlengd op grond van artikel 3, tweede lid, dan beslaat de bestedingstermijn
ook nog een gedeelte in 2023, waardoor de verantwoording over het jaar 2023 (uiterlijk
in te dienen op 15 juli 2024) de laatste verantwoording betreft.
Nadat de eindverantwoording is ingediend neemt de minister een besluit tot vaststelling
van de uitkering.
Indien uit de verantwoordingsinformatie blijkt dat de uitkering niet volledig is besteed
aan de activiteiten waarvoor deze is verstrekt, dan kan de minister (dat deel van)
de toegekende specifieke uitkering terugvorderen. Onrechtmatig bestede middelen worden
altijd teruggevorderd.
De minister doet binnen een jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie mededeling
van de terugvordering aan de ontvanger van de specifieke uitkering.
4. BTW
De activiteiten waarvoor de uitkering wordt verstrekt kunnen activiteiten zijn waarover
de gemeenten BTW verschuldigd zijn. De specifieke uitkering wordt niet verstrekt voor
de over de activiteiten verschuldigde BTW. Het BTW component wordt gestort in het
BTW Compensatiefonds van het ministerie van Financiën. Gemeenten kunnen op grond van
de relevante wet- en regelgeving een beroep doen op terugontvangst van de betaalde
BTW componenten. In totaal wordt er € 4.476.130 gestort in het BTW Compensatiefonds.
Daarnaast is denkbaar dat een gemeente in het kader van de betreffende projecten activiteiten
verricht waarbij de kosten aftrekbaar zijn op grond van de Wet op de omzetbelasting
1968. De specifieke uitkering wordt niet verstrekt voor deze kosten. Het geldende
uitgangspunt is: kosten die op een andere wijze gecompenseerd kunnen worden, worden
niet uit de specifieke uitkering betaald.
5. Staatssteun en aanbesteding
Omdat de specifieke uitkering onder meer besteed kan worden aan door derden verleende
diensten, is het van belang dat de gemeenten bij de besteding alert zijn op de – Europese
– regels inzake staatssteun. Overigens hebben de gemeenten een zelfstandige verantwoordelijkheid
om te waarborgen dat geen verboden staatssteun wordt verstrekt. Ook wordt opgemerkt
dat bij aanbestedingen ten behoeve van de projecten de regels uit de Aanbestedingswet
2012 van toepassing kunnen zijn.
Ten aanzien van staatssteun is met name van belang de vraag of er sprake is van bevoordeling
van een onderneming in Europeesrechtelijke zin (als bedoeld in artikel 107, eerste
lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie), welke door de subsidie
bepaalde kosten, die ze normaal zelf moeten betalen, niet hoeven te dragen. Aangezien
de projecten waarvoor de specifieke uitkering wordt toegekend nog niet precies zijn
ingevuld (zoals welke partijen worden ingehuurd), kan op rijksniveau geen staatssteuntoets
worden uitgevoerd. Conform de interdepartementale afspraken over staatssteun3 moeten de gemeenten daarom zelfstandig een staatssteuntoets uitvoeren.
Het ministerie van BZK coördineert provinciale staatssteunprocedures via het Coördinatiepunt
Staatssteun Decentrale Overheden (hierna: CSDO BZK) en heeft in dat kader periodiek
overleg met de provincies en VNG.
6. Administratieve lasten
Er is geen sprake van administratieve lasten voor burgers of bedrijven.
Het Adviescollege Toetsing Regeldruk deelt de verwachting dat er geen regeldrukgevolgen
aan de orde zijn en heeft daarom besloten geen formeel advies uit te brengen.
7. Geconsulteerde partijen
Deze regeling is niet in internetconsultatie gebracht, omdat de uitkering specifiek
is afgestemd met de betrokken gemeenten.
8. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van de vaste
verandermomenten en is er geen invoeringstermijn. Hiervoor is gekozen omdat het van
belang is dat gemeenten zo snel mogelijk de uitkering ontvangen zodat er op zo kort
mogelijke termijn huisvesting voor de kwetsbare doelgroepen wordt gerealiseerd.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren